Stadswandeling door Utrecht
Utrecht, stad vol middeleeuwse kerken
Reukelaars en kwispedoren
final
ZATERDAG 11 JUNI 1988 PAGINA 27
Ook zonder alle extra's
die horen bij het
gereedkomen van de
restauratie van de Dom is
een bezoek aan Utrecht
zeer de moeite waard. Dat
blijkt al uit een
stadswandeling volgens
een door de VVV
uitgezette route. Die is
natuurlijk niet compleet,
want om de Utrechtse
binnenstad goed te leren
kennen is meer tijd nodig
dan de twee uur die voor
de wandeling is
uitgetrokken. De route is
aan de hand van een
kaartje goed te volgen,
maar het had nóg beter
gekund als het centrum
wat groter was afgebeeld.
Nu blijft het toch een
getuur naar stipjes en
straatnamen. Vraag bij de
VW in elk geval de gratis
folders „Kerken in
Utrecht", „De Dom" en
de uitgebreidere
Utrechtgids aan één van
de VW balies, hetzij op
Hoog Catharijne, hetzij in
het hoofdkantoor aan het
Vredenburg. Bij het
stadskasteel Oudaen
(Oude Gracht) is het
startpunt van
wandelingen met een gids.
Elke zondag om 10.30
uur, kosten 7 gulden voor
volwassenen, 4,50 voor
kinderen tot 11 jaar.
Duur: anderhalf uur.
UTRECHT - Licht in een middeleeuw
se binnenstad kan soms zo mooi vallen.
Lichtblauw door een gebrandschilderd
raam, in een scala van kleuren door een
eeuwenoud huisvenster of het fonkelt
zilverachtig als het wordt weerkaatst
door het kabbelende water in de stads
gracht. Utrecht is zo'n stad die een deel
van haar schoonheid ontleent aan de
gratie van het licht; zon of grauwsluier.
Wandelaars kunnen dat allemaal zien,
aan de hand van een WY-route.
De wandelaar wordt allereerst door de
drukste winkelstraten van het centrum
geleid, maar wie de ogen tot boven de
etalages laat dwalen zal opmerken dat de
oude straten rijk zijn aan fraai bewaarde
gevels van rond de eeuwisseling.
De wandeling voert via de Mariastraat
over de Mariaplaats, dat rond het oude
gebouw van de academie voor Kunst en
Wetenschappen ligt. Altijd een lelijk ge
bouw geweest en schandelijk verwaar
loosd, maar sinds het drie maanden ge
leden bijna tot de grond toe afbrandde,
is het eindelijk een trekpleister gewor
den. Als een dinosaurus die krampachtig
vasthoudt aan het leven, zo staat het er
Schuilkerk
Overigens kan de wandelaar beter één
pleintje verder lopen - het heet daar
Mariahoek - en een mooi Utrechts hof
je bewonderen. Er staat een schitterend
bewaarde schuilkerk. Gewoon even het
smalle paadje tussen de ijzeren tuinhek
ken inlopen en opeens staat hij daar: de
voormalige Sint Gertrudiskerk. Ooit een
woonhuis, maar in de zeventiende eeuw
omgebouwd tot kerkje door de vloeren
op de eerste en tweede verdieping weg te
breken.
De route voert na de Mariaplaats door
de Donkerstraat waar de voorkant van
huis Zoudenbalch staat, ooit een toe
vluchtsoord voor Everard Zoudenbalch,
kanunnik en schatbewaarder van de
Dom.
De Buurkerk er vlakbij zal ooit wel een
heel mooi gebouw zijn geweest, maar
sinds het door stadsverdichting op een
onooglijk pleintje terecht is gekomen, is
het mooie er grotendeels aiT Binnen is
het kerkinterieur ten onder gegaan aan
het museum Van Speelklok tot Piere
ment. Eén ding echter: dat middeleeuw
se licht. Het valt nog steeds ongebroken
door de kerkramen. In de kerk hangen
nog wel de oude houten tableaus die de
namen dragen van eerbare Utrechters.
Het leukst is een soort verkeersbord te
gen de noordkant van het interieur van
de kerk. Omwonenden van het middel
eeuwse Utrecht hadden de gewoonte om
de route van de Choorstraat naar het
voormalige Buurkerkhof te bekorten
door via de kerk te lopen. Het gebruik
nam zulke ontstellende vormen aan dat
de Raad van Utrecht in 1612 verbood:
„Geduyrende de predicatie des Godelyc-
ke woordts off andere Christelycke oeffe-
ninge binnen deser kercke met wagens
door te cruyen off eenige peerden, scha-,
pen, verkens of andere beesten door te
jagen off dryven". Het curieuze bord
hangt er nog steeds en de verordening is
nog steeds van kracht.
De route voert na de kerk vanzelfspre
kend linea recta naar de Domtoren. Een
beklimming is de moeite waard. En ver
geet het hofje vlak naast de toren niet.
Ingemetseld in een muur staat als een
middeleeuws stripverhaal het leven van
Sint Maarten. De vakman die de stenen
tableaus in de jaren vijftig moest inmet
selen had echter geen benul van het le
ven van de heilige. Als gevolg is nu een
wat vreemde nummering ontstaan waar
in de tableaus moeten worden gelezen.
Daarna naar de fabelachtig mooie straat
jes achter de Domkerk en langs het pro
vinciehuis, het schitterende paushuis.
Dit herbergt een curieus overblijfsel uit
lang vervlogen tijden. Wie even de toe
gangspoort binnenloopt en achterom
omhoog kijkt, ziet boven de poort een
duivelachtig stenen beeld. De latijnse
woorden „Non omnequod minatur fe-
rit" staan voor: „niet alles wat dreigt,
treft". De stenen man dreigt een kanons
kogel op de bezoekers te gooien. Het was
ooit een uitdaging van Daniel d'Ablaing
aan de Utrechtse overheid. Tien jaar na
dat hij zijn sarcasme op deze vreemde
manier had geuit, werd hij uit de stad
verdreven.
De route voert verder over de Oude
Gracht langs een enorme kei aan een
ketting. Die werd volgens de overleve
ring aan de ketting gelegd omdat de dui
vel het tonnen zware brok steen van de
ene brug naar de andere wierp. Anderen
beweerden dat er bloed uit vloeide.
Waarschijnlijker echter is dat de kei opit
diende als grens en dientengevolge stie
kem 's nachts werd verplaatst in een po
ging tot gebiedsuitbreiding. De geschie
denis staat ook afgebeeld op een van de
gebeeldhouwde consoles van de lan
taarnpalen langs de gracht. Die zijn van
af de kade te bewonderen.
Er vlakbij, bij het huisnummer 290 is
nog zo'n mooie console te zien met de
afbeelding van een karretje met een min
nekozend paar. Eronder saat „heul
heul". Het slaat op een gewoonte die in
Utrecht zeer in trek was: op zondagmor
gen met een karretje door de stad rijden.
Bij elke brug - en dat _zijn er nogal
wat - werd onder het geroep van voor
bijgangers („heul heul") duchtig ge
zoend.
Loop daarvandaan even naar de Geerte-
kerk, in de richting van de Catharijne-
singel. Weliswaar niet in de route opge
nomen, maar evengoed een stukje
Utrecht dat niet gemist mag worden.
Niet alleen vanwege het perfect bewaar
de brinkje, maar ook omdat om de kerk
heen nog de smalle straatjes van de ar-,
moe liggen. Hier woonden de Utrechters
die het aanzienlijk minder breed hadden
dan de patriciërs in hun koopmanshui
zen.
Na een lange wandeling rond de bolwer
ken komt de wandelaar als vanzelf terug
in de stad, door de Nobelstraat, over het
Janskerkhof en langs het beeld van de
oogarts F.C. Donders. Wie weet nog dat
Donders tien jaar vóór Darwin de evolu
tieleer verkondigde?
Utrecht, dat is een stad om eindeloos te
wandelen. Om architectuur op z'n
mooist te zien. En om méér te zien dan
de prestigieuze Domtoren alléén. Het
licht, de stad en het kleine onbekende
maken Utrecht tot een groot kleinood in
Midden-Nederland.
DIRK-JAN STIP
it vajUTRECHT - Bisschop Bemold,
ten pok wel bekend als Bemulphus,
had een droom. Een reusachtig
1 "'"'Jeruis van kerkgebouwen wilde hij
het grondplan van Utrecht meege-
,,iKr ven, daarmee de stad voor eeuwig
opdragend aan God. Een afspiege-
«roojing van het hemelse Jeruzalem
r\ Eimoest Utrecht worden, de hemel
:'J" cop aarde, niets meer of niets min
der. De Domkerk zou het hart van
nadahet kruis vormen dat verder be-
?r stond uit de Janskerk in het noor-
'g den, de Pieterskerk in het oosten,
et wiijg paulusabdij in het zuiden en de
'r ""Mariakerk in het westen. Het be
ruchte jaar 1000 was zojuist ver-
mp streken zonder dat het - de vrees
ikkeyan talloze gelovigen uit die da-
en, dgen - de ondergang van de wereld
had gebracht. Een nieuwe hoop
ng ^zinderde door de zielen; vol opti
me misme was de vooruitblik.
(In die sfeer kon de droom van bisschop
Bernold niet alleen werkelijkheid
'worden, maar meer dan dat. Toen de
middeleeuwen teneinde spoedden, ging
7 (Utrecht, zijnde het middelpunt van
christelijk Noord-Nederland, prat op het
bezit van liefst vijfendertig kerken en
j ikerkjes: vijf kapittelkerken, vier paro-
j jchiekerken, zestien vrouwenkloosters
(met bijbehorende bedelhuizen en tien
;dito mannenkloosters. Aan het slot van
'van torens, omkransend die ene geweldi-
reus waai"door al het andere in de
wer2 schaduw werd gesteld: de toren van de
n hè^om' honderdtwaalf meter hoog - veel
i hoger dan enig bouwheer ooit had dur-
architect ir. T. van Hoogevest deze
.^Domtoren (jaai"hjks 100.000 beklim-
dan meTS) overdragen aan de Nederlands
alve Hervormde Gemeente te Utrecht, de
rechtmatige eigenares, ter officiële mar-
jn ^kering van het feit dat de restauratie vol
tooid is. Maar niet de restauratie van de
Dom alleen; ook die van de Jacobikerk,
de Nicolaikerk, de Janskerk en de Buur
kerk. Nooit eerder is in Nederland zo'n
omvangrijk restauratieplan ten uitvoer
gebracht, liefst vijf middeleeuwse bin-
nenstadskerken in één klap, twintig ja
ren van monnikenwerk, meer dan 80
miljoen gulden verslindend.
Feest
Feest daarom in Utrecht, de hele zomer
en nazomer door. „Komt dit zien",
wenkt de aloude bisschopsstad alle Ne
derlanders. Want de religieuze praal
waarmee het stedelijk silhouet tot in de
zestiende eeuw tegen de hemel afstak,
moge dan als gevolg van branden, beel
denstormen en nieuwbouwdrift goed
deels teloor zijn gegaan, er blijft nog ge
noeg te genieten over. „O gelukkige
beurs die zo matig gevuld was dat niet
iedere gewenste vernieuwing daadwerke
lijk werd uitgevoerd", klaroenen de
vlugschriften waarin de komende festivi
teiten staan aangekondigd. „Daardoor
kon Ufrecht middeleeuwser blijven dan
enige andere Nederlandse stad".
In het oude centrum dat voor meer dan
driekwart nog omringd is door zijn
grachten en dat zijn oude structuur gro
tendeels heeft behouden, liggen ze op
amper tien minuten gaans bij elkaar, de
bedehuizen uit de droom van Bemul
phus waarvan nu ook de laatste vijf in
hun vroegere glorie zijn hersteld. Rond
om de Dom zijn twee van de vier kapit
telkerken bewaard gebleven. In het oos
ten verheft zich de eerbiedwaardige Pie
terskerk, gebouwd tussen 1039 en 1048.
In het noorden ligt de Janskerk uit de
zelfde periode, gedeeltelijk romaans, ge
deeltelijk gotisch. Vier parochiekerken
waren er ten behoeve van de zielzorg
onder de burgerij: de Buurkerk, toege
wijd aan de Moeder Gods Maria, de Ja
cobikerk, de Nicolai- of Klaaskerk en de
Geertekerk. Ze zijn alle gebouwd in de
12e en 13e eeuw en later telkens ver
groot. Plus wat er van de kloosterkerken
bewaard is gebleven: de Catharijnekerk
uit de 15e eeuw, de Agnietenkapel en de
Lutherse kerk die eertijds in gebruik was
bij nonnen. Tien middeleeuwse kerken
op een oppervlakte van 140 hectare, in
drie kwartier te belopen.
Zuster Bertken
Een kolfje naar de hand van NCRV's ra
zend populaire tv-programma „Kerke-
pad" uiteraard. Op 30 augustus vindt de
uitzending plaats (Nederland 1 om 16.00
uur en nog eens om 18.20 uur) waarna
op 3 en 10 september de bezoekdagen
volgen. Per keer worden 15.000 kerke-
padgangers verwacht. En van een recen
te ontdekking zullen ze kennis kunnen
nemen, want dat is een bijkomend voor
deel van restauraties: de bouwvakkers
vinden nog wel eens wat. Van Berta Ja
cobs alias zuster Bertken zal menigeen
gehoord hebben. Deze kluizenares, in de
Nederlandse letterkunde bekend geble-
Utrecht, middeleeuwser gebleven dan wel
ke Nederlandse stad ook.
FOTO: SP
ven door haar poëzie en proza vol inge
keerdheid en zuivere eenvoud, liet zich
op dertigjarige leeftijd inmetselen in de
Buurkerk en zou daar tot haar dood op
25 juni 1514 blijven, zevenenvijftig lan
ge jaren zomer en winter blootsvoets
tussen vochtig uitslaande bakstenen,
slechts gehuld in een „grof haeren cleet",
het gezicht door een gordijntje onttrok
ken aan de blik van de vromen die haar
via het etensluikje om advies kwamen
.vragen. Tegenwoordig huisvest de Buur
kerk het museum „Van Speelklok tot
Pierement", maar temidden van al dat
gerucht blijft de herinnering aan de stille
zuster Bertken voortleven.
Welnu, de thans afgeronde restauratie
heeft aan het licht gebracht dat ook de
Jacobikerk, nog wel als bedehuis in ge
bruik, zo'n ingemetselde kluizenares
heeft gehad, een zekere Alyt Ponciaens
die omstreeks 1490 geleefd moet heb
ben. In tegenstelling tot die van zuster
Bertken is haar kluis wel bewaard geble
ven en dus te zien. De Jacobikerk staat
dan ook de hele zomer door in het teken
van aandacht voor de Utrechtse kluize-
naressen. Bovendien wordt hier, op het
Jacobikerkhof, de eerste van de histori
sche markten gehouden waarmee de stad
de voltooiing van zijn ambitieuze res
tauratieproject luister bijzet. De datum
is 25 juni en het betreft een veemarkt,
dusdanig van opzet en aankleding dat
het straatbeeld van weleer natuurge
trouw herleeft. Volgende data: 2 juli
kaasmarkt op het Domplein, 16 juli
paarden- en ponymarkt op het Jacobi
kerkhof, 30 juli vismarkt op de Vis
markt, 13 augustus pluimveemarkt op
de Mariaplaats en 24 augustus middel
eeuws feest op het Domplein.
Voorts vallen binnen het kader van de
festiviteiten te noemen de tentoonstel
ling „Utrecht, een hemel op aarde" (8
juli-18 september in het Rijksmuseum
Het Catharijneconvent), de opvoering
van het middeleeuwse, nog nooit in Ne
derland vertoonde mysteriespel „Le jeu
d'Adam" (16 juni-16 juli in de Janskerk)
en de foto-expositie „Domkerk in ge
bruik" (18 juni-20 september in de
Domkerk). De oude bisschopsstad, kort
om, pakt uit. „Met recht en reden", zegt
mevrouw B. Kortenhoff, voorzitter van
de Stichting Utrecht Middeleeuwse Ker-
kenstad 1988. „Want twintig jaar gele
den zag het er echt somber uit. Een toe
stand van zorgwekkend verval met de
Dom voorop. Verwaarlozing als gevolg
van geldgebrek. Die Dom mag dan wel
een nationaal monument zijn, voor Het
onderhoud draait louter de Nederlands
Hervormde Gemeente op. Men was ge
dwongen te werken met lapmiddelen,
maar van de ene scheur kwam de andere
en dan houdt het op".
Cultuurgoed
Wanneer restauratie zou zijn uitgeble
ven, was een verantwoord gebruik van
de middeleeuwse kerken in Utrecht op
het ogenblik volgens mevrouw Korten
hoff niet meer mogelijk geweest. Instor
tingsgevaar. Gelukkig echter werd in de
jaren zestig de knoop doorgehakt. Net
op tijd - juist voordat de bezuinigings
drift om zich heen begon te grijpen -
kwamen de nationale, provinciale en ge
meentelijke overheden tot het besef dat
dit cultuurgoed behouden moest
worden, niet alleen voor Utrecht, maar
voor heel Nederland. En zo zal het blij
ven, belooft de stichtingsvoorzitter.
„Wat er in Maastricht gebeurd is, name
lijk dat de bisschop een muziekuitvoe
ring in de Sint Servaes verbiedt, dat wil
len wij hier niet. Hoewel in veel van de
kerken nog elke zondag erediensten
worden gehouden, achten wij een louter
religieus gebruik uit den boze. In de res
tauratie is zoveel gemeenschapsgeld ge
stoken dat wij zeggen: laat de kerken dus
ook ten nutte van heel de Nederlandse
gemeenschap komen".
De feestelijkheden rond Utrecht Middel
eeuwse Kerkenstad 1988 zijn zo veelom
vattend dat een volledige opsomming
onbegonnen werk is. Inlichtingen te ver
krijgen bij de VVV, telefoon 030-
314132, en bij het Stedelijk Informatie
Centrum, telefoon 030-315415. Beide te
vinden op het adres Vredenburg 90, bei
de gul met gratis foldermateriaal, met
name betreffende de kerkenwandeling,
maar beide op zondag gesloten. Tijdens
de hele periode van Utrecht Middel
eeuwse Kerkenstad draait in het infor
matiecentrum op werkdagen de diapre
sentatie „Middeleeuwse Kerken". Aan
geraden wordt daarmee een verkenning
van de oude stad te beginnen. Aangera
den wordt ook vooral per openbaar ver
voer te komen. Parkeren kan men dan
eventueel bij het stadion Galgewaard
(goed aangegeven) of bij het station
Overvecht (moeilijker te vinden; borden
Hilversum volgen) vanwaar bussen cen-
trumwaarts rijden. Voor wie iets tast
baars wil overhouden aan Utrecht Mid
deleeuwse Kerkenstad is een „souvenir-
boek" verschenen met veel uitleg, ach
tergrondinformatie en foto's. Voor 8,50
gulden te koop in de kerken, de deelne
mende musea en het informatiecentrum.
PIET SNOEREN
i zij'f
ookjt
schelf
het
U
etajn het kader van „Nederland
Museumland" belichten we
in deze rubriek elke week een
twee: minder bekend museum! In
wijzj juni staat de provincie
°°in e' Groningen centraal. Vandaag
leiooi aandacht voor het
'lathl Tabaksmuseum.
zelfl
ora
Duidelijke zaak: hier zweeft de geest van
de fabrikant. De bordjes op de diverse
etages maken er ook geen geheim van.
„Coll. van de Kon. Theodorus Niemeyer
bv, fabrikant van Het Tabaksmu
seum in Groningen dus, want de term
„tabacologisch" is door directeur T. Hel-
peri Kimm afgeschaft.
Het museum, sinds 1978 achter de oud
ste gevel van de stad aan de Brugstraat
(het „gotisch huis" werd door Niemeyer
aan Groningen geschonken), vormt één
geheel met het Scheepvaartmuseum,
maar daar gaat het hier niet over. Het
neemt wel een veel groter deel van de
ruimte in beslag trouwens, en de bezoe
ker die eigenlijk alleen voor de pijpen,
reukelaars en kwispedoren komt moet
eerst een forse aanlooproute langs de zei
len en ankers afleggen voor de eerste
Virginia in zicht komt. Het idee dat een
aparte ingang voor het tabaksgedeelte
misschien iets zou zijn, verwerpt Helperi
Kimm onmiddellijk. Dat zou veel te
duur zijn, omdat er dan dubbel zoveel
personeel nodig is. Gehandicapten kun
nen een kijkje blijven vergeten: het ge
bouw leent zich totaal niet voor rolstoel-
bezoek. Vijfentwintigduizend belangstel
lenden per iaar, desondanks, waarbij dus
de vraag oi die vooral in zee- of meer in
meerschuim geïnteresseerd zijn onbeant
woord blijft.
Wat vindt men in dat museum? „Alles"
wat met het gebruik van het genotmid
del tabak van doen heeft, van tondel
doos tot asbak tot rookstoel, waarop
men, na de uitnodiging daartoe op een
bordje, absoluut verkeerd gaat zitten,
wat de andere kant van het bordje dui
delijk maakt. Daar in de buurt is ook
een tabakswinkel ingericht zoals die er
uit zou kunnen hebben gezien in de ja
ren veertig en vijftig van de vorige eeuw.
Neo-gotische invloeden in de stijl.
Pijpen zijn er, veel pijpen. Van week
endformaat, kleine, besneden, onbesne
den, beschilderd, onbeschilderd, van
klei, van porselein, van kalk, van hout,
ga maar door. Diverse soorten hout,
want het duurde wel eventjes (tot onge
veer 1850) voor de makers er achter
kwamen dat bruyère het best te gebrui
ken is. Boomheide is dat, Erica arborea,
en het gaat om de wortelknol daarvan.
Het al genoemde meerschuim, eveneens
bekend spul in pijprokersland, is voor
de wetenschapper magnesiumhydrosili-
caat.
Behalve diverse materialen zijn er ook
een groot aantal uitvoeringen. Koningin
Elizabeth I als pijpekop bijvoorbeeld:
daar moet je van houden. Óf van een
Manneke Pis, een vrouwenborst (Oos
tenrijk, tweede helft 19e eeuw, ja, ja),
een tomahawk (meer dan 40 centimeter
lang), een havik, een Turk met tulband
en baard. Tegenwoordig houdt men het
wat eenvoudiger, maar in de jaren dertig
was er nog wel uit een indianenhoofd te
roken. Als heel bijzondere in dit rijtje
moet de bruidegomspijp worden ge
noemd, veelal een uitbundig versierd ge
val, dat in geval van huwelijk door de
mannelijke partij werd gebruikt en ver
volgens nooit meer. Vaak werd het ach
ter glas in een kistje aan de muur gehan
gen.
Vanuit historisch oogpunt bekeken zijn
de Europeanen late rokers. Gezien de
pijp met ratelslangkop - gebakken
klei - uit Tlappacoya, Mexico, werd
daar al eeuwen vóór onze jaartelling ge
lurkt. We maakten de achterstand overi
gens meer dan goed, vooral vanaf begin
vorige eeuw, toen de sigaret zijn intrede
deed. Of de kwaliteit zo goed was is de
vraag. Zeker is dat de tabak van de acht
tiende eeuw veel zwaarder en scherper
was dan die welke de rokers van nu ge
wend zijn. Gevolg was dat er veel speek
sel werd verwekt en dus was de kwispe
door - er zijn verschillende gebruikte te
bewonderen - een noodzakelijkheid,
niet alleen voor de pruimers.
In de tijd van Napoleon moet het hele
maal een puinhoop zijn geweest. Die
voerde het banderolsysteem in om met
de accijns zijn legers te kunnen financie
ren. Hij concentreerde de tabaksproduk-
tie in twee fabrieken: de Keizerlijke fa
briek in Amsterdam en een broertje in
Rotterdam. De tabak die er vandaan
kwam - er ligt een pakje „zuivere Vari-
nas, eerste soort, een hectograme" in een
vitrine - was zó slecht, dat in elk geval
de rokers een zucht van verlichting sloe
gen toen het Franse verhaal in 1813 uit
was. Het betekende in Nederland ook
het eind van het staatsmonopolie, dat de
Fransen zelf steeds gehandhaafd hebben
- dat zorgt dan ook voor enige EG-pro-
blemen.
Sigaren blijken het eerst te zijn gerookt
door jongelui die misschien een beetje
met de provo's van de jaren zestig te
vergelijken zijn. Het museum heeft de
eerste ets waarop een sigaarroker te zien
is, van Jacob Ernst Marcus (1774-1826).
Toen kwam dus ook al snel de sigaret,
en de - althans sommige - vrouwen
rookten dapper mee. Rond 1840 bij
voorbeeld was het voor de dames in de
Parijse bordelen al een ingeburgerde ge
woonte geworden.
Het waren de Oriënt-tabakken die de si-
garettenproduktie tot ver in de huidige
eeuw beheersten. Er was bijvoorbeeld de
„Ermak, la meilleure Cigarette Egyptien-
ne, Teonygros Frères - Le Caire" (Er-
mak, de beste Egyptische sigaret, Ge
broeders Teonygros - Cairo). Let op de
naam „Teonygros". Dat is: Theodorus
Tabakswinkeltje, waarin ornamenten en beeldjes getuigden van de oorden waar de tabak
vandaan kwam
FOTO: HARRY TIELMAN
Niemeyer Groningen, alleen paste de
„n" op het eind kennelijk niet zo goed.
Het onderwerp reclame is in het mu
seum niet vergeten. De hedendaagse
hebben we al gehad; historische is er
ook: „Malaise? Wat praat jij van malai
se. Voor 9 centen een beste pruim! Nie-
meyer's Zware Ster pruimtabak. Pittig -
sappig - lang standhoudend". En een
hoekje waarin het sombere hoofd van
dokter Meinsma, zo lang anti-rookcam-
pagne voerend, de bezoeker aankijkt,
met uitleg daarbij. Plus nog de „midden
weg" die de tabaksverschaffers dachten
te hebben gevonden. Zoiets van: „Als je
beslist moet, doe het dan voorzichtig".
Er mag in het museum niet gerookt
worden.
JAAP KWAK
Tabaksmuseum, Brugstraat 24-26 in
Groningen, tel.: 050-122202, tien minu
ten-gaans van het station. Geopend van
dinsdag tot en met zaterdag tussen 10.00
en 17.00 uur, op zon- en feestdagen van
13.00 tot 17.00 uur; entree 2,50 gulden,
kinderen 5 t/m 14 jaar en 65+: 1,25 gul
den. Het Niemeyer Tabaksmuseum is ge
vestigd in het Noordelijk Scheepsvaart
museum; toegangsprijs geldt voor beide
musea.
ccidócsouacmlt'