Stadswandeling door Utrecht Utrecht, stad vol middeleeuwse kerken Reukelaars en kwispedoren final ZATERDAG 11 JUNI 1988 PAGINA 27 Ook zonder alle extra's die horen bij het gereedkomen van de restauratie van de Dom is een bezoek aan Utrecht zeer de moeite waard. Dat blijkt al uit een stadswandeling volgens een door de VVV uitgezette route. Die is natuurlijk niet compleet, want om de Utrechtse binnenstad goed te leren kennen is meer tijd nodig dan de twee uur die voor de wandeling is uitgetrokken. De route is aan de hand van een kaartje goed te volgen, maar het had nóg beter gekund als het centrum wat groter was afgebeeld. Nu blijft het toch een getuur naar stipjes en straatnamen. Vraag bij de VW in elk geval de gratis folders „Kerken in Utrecht", „De Dom" en de uitgebreidere Utrechtgids aan één van de VW balies, hetzij op Hoog Catharijne, hetzij in het hoofdkantoor aan het Vredenburg. Bij het stadskasteel Oudaen (Oude Gracht) is het startpunt van wandelingen met een gids. Elke zondag om 10.30 uur, kosten 7 gulden voor volwassenen, 4,50 voor kinderen tot 11 jaar. Duur: anderhalf uur. UTRECHT - Licht in een middeleeuw se binnenstad kan soms zo mooi vallen. Lichtblauw door een gebrandschilderd raam, in een scala van kleuren door een eeuwenoud huisvenster of het fonkelt zilverachtig als het wordt weerkaatst door het kabbelende water in de stads gracht. Utrecht is zo'n stad die een deel van haar schoonheid ontleent aan de gratie van het licht; zon of grauwsluier. Wandelaars kunnen dat allemaal zien, aan de hand van een WY-route. De wandelaar wordt allereerst door de drukste winkelstraten van het centrum geleid, maar wie de ogen tot boven de etalages laat dwalen zal opmerken dat de oude straten rijk zijn aan fraai bewaarde gevels van rond de eeuwisseling. De wandeling voert via de Mariastraat over de Mariaplaats, dat rond het oude gebouw van de academie voor Kunst en Wetenschappen ligt. Altijd een lelijk ge bouw geweest en schandelijk verwaar loosd, maar sinds het drie maanden ge leden bijna tot de grond toe afbrandde, is het eindelijk een trekpleister gewor den. Als een dinosaurus die krampachtig vasthoudt aan het leven, zo staat het er Schuilkerk Overigens kan de wandelaar beter één pleintje verder lopen - het heet daar Mariahoek - en een mooi Utrechts hof je bewonderen. Er staat een schitterend bewaarde schuilkerk. Gewoon even het smalle paadje tussen de ijzeren tuinhek ken inlopen en opeens staat hij daar: de voormalige Sint Gertrudiskerk. Ooit een woonhuis, maar in de zeventiende eeuw omgebouwd tot kerkje door de vloeren op de eerste en tweede verdieping weg te breken. De route voert na de Mariaplaats door de Donkerstraat waar de voorkant van huis Zoudenbalch staat, ooit een toe vluchtsoord voor Everard Zoudenbalch, kanunnik en schatbewaarder van de Dom. De Buurkerk er vlakbij zal ooit wel een heel mooi gebouw zijn geweest, maar sinds het door stadsverdichting op een onooglijk pleintje terecht is gekomen, is het mooie er grotendeels aiT Binnen is het kerkinterieur ten onder gegaan aan het museum Van Speelklok tot Piere ment. Eén ding echter: dat middeleeuw se licht. Het valt nog steeds ongebroken door de kerkramen. In de kerk hangen nog wel de oude houten tableaus die de namen dragen van eerbare Utrechters. Het leukst is een soort verkeersbord te gen de noordkant van het interieur van de kerk. Omwonenden van het middel eeuwse Utrecht hadden de gewoonte om de route van de Choorstraat naar het voormalige Buurkerkhof te bekorten door via de kerk te lopen. Het gebruik nam zulke ontstellende vormen aan dat de Raad van Utrecht in 1612 verbood: „Geduyrende de predicatie des Godelyc- ke woordts off andere Christelycke oeffe- ninge binnen deser kercke met wagens door te cruyen off eenige peerden, scha-, pen, verkens of andere beesten door te jagen off dryven". Het curieuze bord hangt er nog steeds en de verordening is nog steeds van kracht. De route voert na de kerk vanzelfspre kend linea recta naar de Domtoren. Een beklimming is de moeite waard. En ver geet het hofje vlak naast de toren niet. Ingemetseld in een muur staat als een middeleeuws stripverhaal het leven van Sint Maarten. De vakman die de stenen tableaus in de jaren vijftig moest inmet selen had echter geen benul van het le ven van de heilige. Als gevolg is nu een wat vreemde nummering ontstaan waar in de tableaus moeten worden gelezen. Daarna naar de fabelachtig mooie straat jes achter de Domkerk en langs het pro vinciehuis, het schitterende paushuis. Dit herbergt een curieus overblijfsel uit lang vervlogen tijden. Wie even de toe gangspoort binnenloopt en achterom omhoog kijkt, ziet boven de poort een duivelachtig stenen beeld. De latijnse woorden „Non omnequod minatur fe- rit" staan voor: „niet alles wat dreigt, treft". De stenen man dreigt een kanons kogel op de bezoekers te gooien. Het was ooit een uitdaging van Daniel d'Ablaing aan de Utrechtse overheid. Tien jaar na dat hij zijn sarcasme op deze vreemde manier had geuit, werd hij uit de stad verdreven. De route voert verder over de Oude Gracht langs een enorme kei aan een ketting. Die werd volgens de overleve ring aan de ketting gelegd omdat de dui vel het tonnen zware brok steen van de ene brug naar de andere wierp. Anderen beweerden dat er bloed uit vloeide. Waarschijnlijker echter is dat de kei opit diende als grens en dientengevolge stie kem 's nachts werd verplaatst in een po ging tot gebiedsuitbreiding. De geschie denis staat ook afgebeeld op een van de gebeeldhouwde consoles van de lan taarnpalen langs de gracht. Die zijn van af de kade te bewonderen. Er vlakbij, bij het huisnummer 290 is nog zo'n mooie console te zien met de afbeelding van een karretje met een min nekozend paar. Eronder saat „heul heul". Het slaat op een gewoonte die in Utrecht zeer in trek was: op zondagmor gen met een karretje door de stad rijden. Bij elke brug - en dat _zijn er nogal wat - werd onder het geroep van voor bijgangers („heul heul") duchtig ge zoend. Loop daarvandaan even naar de Geerte- kerk, in de richting van de Catharijne- singel. Weliswaar niet in de route opge nomen, maar evengoed een stukje Utrecht dat niet gemist mag worden. Niet alleen vanwege het perfect bewaar de brinkje, maar ook omdat om de kerk heen nog de smalle straatjes van de ar-, moe liggen. Hier woonden de Utrechters die het aanzienlijk minder breed hadden dan de patriciërs in hun koopmanshui zen. Na een lange wandeling rond de bolwer ken komt de wandelaar als vanzelf terug in de stad, door de Nobelstraat, over het Janskerkhof en langs het beeld van de oogarts F.C. Donders. Wie weet nog dat Donders tien jaar vóór Darwin de evolu tieleer verkondigde? Utrecht, dat is een stad om eindeloos te wandelen. Om architectuur op z'n mooist te zien. En om méér te zien dan de prestigieuze Domtoren alléén. Het licht, de stad en het kleine onbekende maken Utrecht tot een groot kleinood in Midden-Nederland. DIRK-JAN STIP it vajUTRECHT - Bisschop Bemold, ten pok wel bekend als Bemulphus, had een droom. Een reusachtig 1 "'"'Jeruis van kerkgebouwen wilde hij het grondplan van Utrecht meege- ,,iKr ven, daarmee de stad voor eeuwig opdragend aan God. Een afspiege- «roojing van het hemelse Jeruzalem r\ Eimoest Utrecht worden, de hemel :'J" cop aarde, niets meer of niets min der. De Domkerk zou het hart van nadahet kruis vormen dat verder be- ?r stond uit de Janskerk in het noor- 'g den, de Pieterskerk in het oosten, et wiijg paulusabdij in het zuiden en de 'r ""Mariakerk in het westen. Het be ruchte jaar 1000 was zojuist ver- mp streken zonder dat het - de vrees ikkeyan talloze gelovigen uit die da- en, dgen - de ondergang van de wereld had gebracht. Een nieuwe hoop ng ^zinderde door de zielen; vol opti me misme was de vooruitblik. (In die sfeer kon de droom van bisschop Bernold niet alleen werkelijkheid 'worden, maar meer dan dat. Toen de middeleeuwen teneinde spoedden, ging 7 (Utrecht, zijnde het middelpunt van christelijk Noord-Nederland, prat op het bezit van liefst vijfendertig kerken en j ikerkjes: vijf kapittelkerken, vier paro- j jchiekerken, zestien vrouwenkloosters (met bijbehorende bedelhuizen en tien ;dito mannenkloosters. Aan het slot van 'van torens, omkransend die ene geweldi- reus waai"door al het andere in de wer2 schaduw werd gesteld: de toren van de n hè^om' honderdtwaalf meter hoog - veel i hoger dan enig bouwheer ooit had dur- architect ir. T. van Hoogevest deze .^Domtoren (jaai"hjks 100.000 beklim- dan meTS) overdragen aan de Nederlands alve Hervormde Gemeente te Utrecht, de rechtmatige eigenares, ter officiële mar- jn ^kering van het feit dat de restauratie vol tooid is. Maar niet de restauratie van de Dom alleen; ook die van de Jacobikerk, de Nicolaikerk, de Janskerk en de Buur kerk. Nooit eerder is in Nederland zo'n omvangrijk restauratieplan ten uitvoer gebracht, liefst vijf middeleeuwse bin- nenstadskerken in één klap, twintig ja ren van monnikenwerk, meer dan 80 miljoen gulden verslindend. Feest Feest daarom in Utrecht, de hele zomer en nazomer door. „Komt dit zien", wenkt de aloude bisschopsstad alle Ne derlanders. Want de religieuze praal waarmee het stedelijk silhouet tot in de zestiende eeuw tegen de hemel afstak, moge dan als gevolg van branden, beel denstormen en nieuwbouwdrift goed deels teloor zijn gegaan, er blijft nog ge noeg te genieten over. „O gelukkige beurs die zo matig gevuld was dat niet iedere gewenste vernieuwing daadwerke lijk werd uitgevoerd", klaroenen de vlugschriften waarin de komende festivi teiten staan aangekondigd. „Daardoor kon Ufrecht middeleeuwser blijven dan enige andere Nederlandse stad". In het oude centrum dat voor meer dan driekwart nog omringd is door zijn grachten en dat zijn oude structuur gro tendeels heeft behouden, liggen ze op amper tien minuten gaans bij elkaar, de bedehuizen uit de droom van Bemul phus waarvan nu ook de laatste vijf in hun vroegere glorie zijn hersteld. Rond om de Dom zijn twee van de vier kapit telkerken bewaard gebleven. In het oos ten verheft zich de eerbiedwaardige Pie terskerk, gebouwd tussen 1039 en 1048. In het noorden ligt de Janskerk uit de zelfde periode, gedeeltelijk romaans, ge deeltelijk gotisch. Vier parochiekerken waren er ten behoeve van de zielzorg onder de burgerij: de Buurkerk, toege wijd aan de Moeder Gods Maria, de Ja cobikerk, de Nicolai- of Klaaskerk en de Geertekerk. Ze zijn alle gebouwd in de 12e en 13e eeuw en later telkens ver groot. Plus wat er van de kloosterkerken bewaard is gebleven: de Catharijnekerk uit de 15e eeuw, de Agnietenkapel en de Lutherse kerk die eertijds in gebruik was bij nonnen. Tien middeleeuwse kerken op een oppervlakte van 140 hectare, in drie kwartier te belopen. Zuster Bertken Een kolfje naar de hand van NCRV's ra zend populaire tv-programma „Kerke- pad" uiteraard. Op 30 augustus vindt de uitzending plaats (Nederland 1 om 16.00 uur en nog eens om 18.20 uur) waarna op 3 en 10 september de bezoekdagen volgen. Per keer worden 15.000 kerke- padgangers verwacht. En van een recen te ontdekking zullen ze kennis kunnen nemen, want dat is een bijkomend voor deel van restauraties: de bouwvakkers vinden nog wel eens wat. Van Berta Ja cobs alias zuster Bertken zal menigeen gehoord hebben. Deze kluizenares, in de Nederlandse letterkunde bekend geble- Utrecht, middeleeuwser gebleven dan wel ke Nederlandse stad ook. FOTO: SP ven door haar poëzie en proza vol inge keerdheid en zuivere eenvoud, liet zich op dertigjarige leeftijd inmetselen in de Buurkerk en zou daar tot haar dood op 25 juni 1514 blijven, zevenenvijftig lan ge jaren zomer en winter blootsvoets tussen vochtig uitslaande bakstenen, slechts gehuld in een „grof haeren cleet", het gezicht door een gordijntje onttrok ken aan de blik van de vromen die haar via het etensluikje om advies kwamen .vragen. Tegenwoordig huisvest de Buur kerk het museum „Van Speelklok tot Pierement", maar temidden van al dat gerucht blijft de herinnering aan de stille zuster Bertken voortleven. Welnu, de thans afgeronde restauratie heeft aan het licht gebracht dat ook de Jacobikerk, nog wel als bedehuis in ge bruik, zo'n ingemetselde kluizenares heeft gehad, een zekere Alyt Ponciaens die omstreeks 1490 geleefd moet heb ben. In tegenstelling tot die van zuster Bertken is haar kluis wel bewaard geble ven en dus te zien. De Jacobikerk staat dan ook de hele zomer door in het teken van aandacht voor de Utrechtse kluize- naressen. Bovendien wordt hier, op het Jacobikerkhof, de eerste van de histori sche markten gehouden waarmee de stad de voltooiing van zijn ambitieuze res tauratieproject luister bijzet. De datum is 25 juni en het betreft een veemarkt, dusdanig van opzet en aankleding dat het straatbeeld van weleer natuurge trouw herleeft. Volgende data: 2 juli kaasmarkt op het Domplein, 16 juli paarden- en ponymarkt op het Jacobi kerkhof, 30 juli vismarkt op de Vis markt, 13 augustus pluimveemarkt op de Mariaplaats en 24 augustus middel eeuws feest op het Domplein. Voorts vallen binnen het kader van de festiviteiten te noemen de tentoonstel ling „Utrecht, een hemel op aarde" (8 juli-18 september in het Rijksmuseum Het Catharijneconvent), de opvoering van het middeleeuwse, nog nooit in Ne derland vertoonde mysteriespel „Le jeu d'Adam" (16 juni-16 juli in de Janskerk) en de foto-expositie „Domkerk in ge bruik" (18 juni-20 september in de Domkerk). De oude bisschopsstad, kort om, pakt uit. „Met recht en reden", zegt mevrouw B. Kortenhoff, voorzitter van de Stichting Utrecht Middeleeuwse Ker- kenstad 1988. „Want twintig jaar gele den zag het er echt somber uit. Een toe stand van zorgwekkend verval met de Dom voorop. Verwaarlozing als gevolg van geldgebrek. Die Dom mag dan wel een nationaal monument zijn, voor Het onderhoud draait louter de Nederlands Hervormde Gemeente op. Men was ge dwongen te werken met lapmiddelen, maar van de ene scheur kwam de andere en dan houdt het op". Cultuurgoed Wanneer restauratie zou zijn uitgeble ven, was een verantwoord gebruik van de middeleeuwse kerken in Utrecht op het ogenblik volgens mevrouw Korten hoff niet meer mogelijk geweest. Instor tingsgevaar. Gelukkig echter werd in de jaren zestig de knoop doorgehakt. Net op tijd - juist voordat de bezuinigings drift om zich heen begon te grijpen - kwamen de nationale, provinciale en ge meentelijke overheden tot het besef dat dit cultuurgoed behouden moest worden, niet alleen voor Utrecht, maar voor heel Nederland. En zo zal het blij ven, belooft de stichtingsvoorzitter. „Wat er in Maastricht gebeurd is, name lijk dat de bisschop een muziekuitvoe ring in de Sint Servaes verbiedt, dat wil len wij hier niet. Hoewel in veel van de kerken nog elke zondag erediensten worden gehouden, achten wij een louter religieus gebruik uit den boze. In de res tauratie is zoveel gemeenschapsgeld ge stoken dat wij zeggen: laat de kerken dus ook ten nutte van heel de Nederlandse gemeenschap komen". De feestelijkheden rond Utrecht Middel eeuwse Kerkenstad 1988 zijn zo veelom vattend dat een volledige opsomming onbegonnen werk is. Inlichtingen te ver krijgen bij de VVV, telefoon 030- 314132, en bij het Stedelijk Informatie Centrum, telefoon 030-315415. Beide te vinden op het adres Vredenburg 90, bei de gul met gratis foldermateriaal, met name betreffende de kerkenwandeling, maar beide op zondag gesloten. Tijdens de hele periode van Utrecht Middel eeuwse Kerkenstad draait in het infor matiecentrum op werkdagen de diapre sentatie „Middeleeuwse Kerken". Aan geraden wordt daarmee een verkenning van de oude stad te beginnen. Aangera den wordt ook vooral per openbaar ver voer te komen. Parkeren kan men dan eventueel bij het stadion Galgewaard (goed aangegeven) of bij het station Overvecht (moeilijker te vinden; borden Hilversum volgen) vanwaar bussen cen- trumwaarts rijden. Voor wie iets tast baars wil overhouden aan Utrecht Mid deleeuwse Kerkenstad is een „souvenir- boek" verschenen met veel uitleg, ach tergrondinformatie en foto's. Voor 8,50 gulden te koop in de kerken, de deelne mende musea en het informatiecentrum. PIET SNOEREN i zij'f ookjt schelf het U etajn het kader van „Nederland Museumland" belichten we in deze rubriek elke week een twee: minder bekend museum! In wijzj juni staat de provincie °°in e' Groningen centraal. Vandaag leiooi aandacht voor het 'lathl Tabaksmuseum. zelfl ora Duidelijke zaak: hier zweeft de geest van de fabrikant. De bordjes op de diverse etages maken er ook geen geheim van. „Coll. van de Kon. Theodorus Niemeyer bv, fabrikant van Het Tabaksmu seum in Groningen dus, want de term „tabacologisch" is door directeur T. Hel- peri Kimm afgeschaft. Het museum, sinds 1978 achter de oud ste gevel van de stad aan de Brugstraat (het „gotisch huis" werd door Niemeyer aan Groningen geschonken), vormt één geheel met het Scheepvaartmuseum, maar daar gaat het hier niet over. Het neemt wel een veel groter deel van de ruimte in beslag trouwens, en de bezoe ker die eigenlijk alleen voor de pijpen, reukelaars en kwispedoren komt moet eerst een forse aanlooproute langs de zei len en ankers afleggen voor de eerste Virginia in zicht komt. Het idee dat een aparte ingang voor het tabaksgedeelte misschien iets zou zijn, verwerpt Helperi Kimm onmiddellijk. Dat zou veel te duur zijn, omdat er dan dubbel zoveel personeel nodig is. Gehandicapten kun nen een kijkje blijven vergeten: het ge bouw leent zich totaal niet voor rolstoel- bezoek. Vijfentwintigduizend belangstel lenden per iaar, desondanks, waarbij dus de vraag oi die vooral in zee- of meer in meerschuim geïnteresseerd zijn onbeant woord blijft. Wat vindt men in dat museum? „Alles" wat met het gebruik van het genotmid del tabak van doen heeft, van tondel doos tot asbak tot rookstoel, waarop men, na de uitnodiging daartoe op een bordje, absoluut verkeerd gaat zitten, wat de andere kant van het bordje dui delijk maakt. Daar in de buurt is ook een tabakswinkel ingericht zoals die er uit zou kunnen hebben gezien in de ja ren veertig en vijftig van de vorige eeuw. Neo-gotische invloeden in de stijl. Pijpen zijn er, veel pijpen. Van week endformaat, kleine, besneden, onbesne den, beschilderd, onbeschilderd, van klei, van porselein, van kalk, van hout, ga maar door. Diverse soorten hout, want het duurde wel eventjes (tot onge veer 1850) voor de makers er achter kwamen dat bruyère het best te gebrui ken is. Boomheide is dat, Erica arborea, en het gaat om de wortelknol daarvan. Het al genoemde meerschuim, eveneens bekend spul in pijprokersland, is voor de wetenschapper magnesiumhydrosili- caat. Behalve diverse materialen zijn er ook een groot aantal uitvoeringen. Koningin Elizabeth I als pijpekop bijvoorbeeld: daar moet je van houden. Óf van een Manneke Pis, een vrouwenborst (Oos tenrijk, tweede helft 19e eeuw, ja, ja), een tomahawk (meer dan 40 centimeter lang), een havik, een Turk met tulband en baard. Tegenwoordig houdt men het wat eenvoudiger, maar in de jaren dertig was er nog wel uit een indianenhoofd te roken. Als heel bijzondere in dit rijtje moet de bruidegomspijp worden ge noemd, veelal een uitbundig versierd ge val, dat in geval van huwelijk door de mannelijke partij werd gebruikt en ver volgens nooit meer. Vaak werd het ach ter glas in een kistje aan de muur gehan gen. Vanuit historisch oogpunt bekeken zijn de Europeanen late rokers. Gezien de pijp met ratelslangkop - gebakken klei - uit Tlappacoya, Mexico, werd daar al eeuwen vóór onze jaartelling ge lurkt. We maakten de achterstand overi gens meer dan goed, vooral vanaf begin vorige eeuw, toen de sigaret zijn intrede deed. Of de kwaliteit zo goed was is de vraag. Zeker is dat de tabak van de acht tiende eeuw veel zwaarder en scherper was dan die welke de rokers van nu ge wend zijn. Gevolg was dat er veel speek sel werd verwekt en dus was de kwispe door - er zijn verschillende gebruikte te bewonderen - een noodzakelijkheid, niet alleen voor de pruimers. In de tijd van Napoleon moet het hele maal een puinhoop zijn geweest. Die voerde het banderolsysteem in om met de accijns zijn legers te kunnen financie ren. Hij concentreerde de tabaksproduk- tie in twee fabrieken: de Keizerlijke fa briek in Amsterdam en een broertje in Rotterdam. De tabak die er vandaan kwam - er ligt een pakje „zuivere Vari- nas, eerste soort, een hectograme" in een vitrine - was zó slecht, dat in elk geval de rokers een zucht van verlichting sloe gen toen het Franse verhaal in 1813 uit was. Het betekende in Nederland ook het eind van het staatsmonopolie, dat de Fransen zelf steeds gehandhaafd hebben - dat zorgt dan ook voor enige EG-pro- blemen. Sigaren blijken het eerst te zijn gerookt door jongelui die misschien een beetje met de provo's van de jaren zestig te vergelijken zijn. Het museum heeft de eerste ets waarop een sigaarroker te zien is, van Jacob Ernst Marcus (1774-1826). Toen kwam dus ook al snel de sigaret, en de - althans sommige - vrouwen rookten dapper mee. Rond 1840 bij voorbeeld was het voor de dames in de Parijse bordelen al een ingeburgerde ge woonte geworden. Het waren de Oriënt-tabakken die de si- garettenproduktie tot ver in de huidige eeuw beheersten. Er was bijvoorbeeld de „Ermak, la meilleure Cigarette Egyptien- ne, Teonygros Frères - Le Caire" (Er- mak, de beste Egyptische sigaret, Ge broeders Teonygros - Cairo). Let op de naam „Teonygros". Dat is: Theodorus Tabakswinkeltje, waarin ornamenten en beeldjes getuigden van de oorden waar de tabak vandaan kwam FOTO: HARRY TIELMAN Niemeyer Groningen, alleen paste de „n" op het eind kennelijk niet zo goed. Het onderwerp reclame is in het mu seum niet vergeten. De hedendaagse hebben we al gehad; historische is er ook: „Malaise? Wat praat jij van malai se. Voor 9 centen een beste pruim! Nie- meyer's Zware Ster pruimtabak. Pittig - sappig - lang standhoudend". En een hoekje waarin het sombere hoofd van dokter Meinsma, zo lang anti-rookcam- pagne voerend, de bezoeker aankijkt, met uitleg daarbij. Plus nog de „midden weg" die de tabaksverschaffers dachten te hebben gevonden. Zoiets van: „Als je beslist moet, doe het dan voorzichtig". Er mag in het museum niet gerookt worden. JAAP KWAK Tabaksmuseum, Brugstraat 24-26 in Groningen, tel.: 050-122202, tien minu ten-gaans van het station. Geopend van dinsdag tot en met zaterdag tussen 10.00 en 17.00 uur, op zon- en feestdagen van 13.00 tot 17.00 uur; entree 2,50 gulden, kinderen 5 t/m 14 jaar en 65+: 1,25 gul den. Het Niemeyer Tabaksmuseum is ge vestigd in het Noordelijk Scheepsvaart museum; toegangsprijs geldt voor beide musea. ccidócsouacmlt'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1988 | | pagina 27