Het foutieve beeld van
'n Volendam aan het IJ
Bolwerk
Overvloed
■ÊcidócSouAkMit'
SATAN
PAGIS ZATERDAG 28 MEI 1988 PAGINA 25
Als een geluk bij een
ongeluk kreeg
Amsterdam dank 'zij de
omstreden aanleg van
zijn metro een eigen
archeologische dienst.
Die heeft inmiddels
honderdduizenden
historisch
belangwekkende
vondsten boven het
maaiveld gewroet. Zo
rijk is de oogst dat
steeds luider de roep
weerklinkt om de
geschiedenis van de
hoofdstad maar te gaan
herschrijven. Van
stadsarcheoloog Jan
Baart hoeft dat niet
meteen. In één adem
echter: de eerste
Amsterdammers waren
geen Friezen en een
soort Volendam
bewoonden ze ook al
niet. Het verhaal,van
het lakenloodje én de
biertol.
v
De Amsterdamse stadsarcheoloog Baart
met een van de talloze oudheidkundige
vondsten die uit de hoofdstedelijk bodem
zijn gewroet.
FOTO: GER DIJKSTRA
jaar i
AMSTERDAM - Wat is er toch
an de hand met de oudste geschie-
enis van 's lands hoofdstad, Am-
adembuterdam? Waarom weerklinkt
e reis (tteeds frequenter en dringender de
tannemjQep dat deze vroege kroniek, aan-
destenanHent^e bij de verwoesting in
verschij(204 van het kasteel der Heren van
projecteXemstel door muitende Kenne-
i meer mers, herschreven moet worden?
reusachjen vraag die op het bord hoort
zaaunaa'an stadsarcheoloog Jan M. Baart,
vend opstoker immers van alle on-
en vejust. Als een vraatzuchtige mol
kringlwoet hij zich een weg tussen de
heelal,jalen waarop Amsterdam gebouwd
me"sieet te zijn (vaker waren het koeie-
,smoS Ruiden) en al doende woelt hij de
,0orstelfne vondst na de andere boven-
ileidoscgronds. Hoezo, aan de hand van
de koezijn molshopen een geschiedenis
;geling herschrijven die ooit door de emi-
de dieinenje historicus prof. dr. H. Brug-
mans in zes kloeke boekdelen voor
sens en altijd leek vastgelegd?
R
~)t archeoloog ontpopt zich als de min
orden gelijkheid zelve. Nauwelijks het type
i. De tfan de agressieve nieuwlichter die met
>t eind «en moker aan de weg timmert. Zonder
ld van fforeuk te doen aan het belang van zijn
elsel (Ontdekkingen, wil hij de gerezen opwin-
teschepjhnë daarover bovenal relativeren. Het
planef^ndaardwerk van Brugmans herschrij-
len te zfen? Ach nee. Nou ja, op een paar klei-
;n EuroPe onderdelen misschien. „Laat ik het
ïldprimf0 stellen. Dank zij de resultaten van
de komPnze opgravingen wordt het karakter
de f0[Van de vroege stad meer zichtbaar. Brug-
:verkenPans constateert weliswaar dat de der-
gezondf'en^e eeuw voor Amsterdam het tijd-
meer zPer^ van de opkomst is geweest én als
de Ru^orPsgemeenschap én als handelsplaats,
3pgebo(fnaar dat we er veel meer niet over kun-
)dellenPen zeggen. Volgens hem ontsnapt het
maan?311 onze waarneming welke elementen
schaaliFet mogdijk hebben gemaakt dat zich
Russisduist hier, op een niet al te gunstig gele-
cende n8en P^k, een handelscentrum kon ont-
ilobots plooien dat zou uitgroeien tot verreweg
ïhtaanM voornaamste in de lage landen, een
iliet Ulfioofdstad tenslotte. Welnu, dit kale, lege
lar de J>laatje wordt door ons ingevuld en
int en ovoora' ingekleurd",
ij oen kiPaandeweg het gesprek echter zal blij-
zal beifcco dat er iets meer gebeurt dan dat. Zo
De groi&mg Pr°f- Brugmans er in zijn onaange-
)ij Jupifaste autoriteit van uit dat de eerste be-
De [woners van de huidige metropool Frie-
iur noi?en waren. Letterlijk: „De Friezen zijn
het aloude schippersvolk der noordelijke
r een moederlanden; schippers zullen ook de
a DresB°ude bewoners van Amstelland die Frie-
ïet Plai£en waren, zijn geweest. En behalve
leumac0oor de binnenwateren van Holland zul-
eestach?en Friese Amstellanders, Amsterdam-
toenanmef5 welhaast, de oude zeewegen hun-
her voorouders hebben bevaren, over de
STRLT^uiderzee, langs de Wadden en kusten
van Friesland tot aan Jutland toe; wel-
^^^licht heeft zich een enkele zelfs gewaagd
in de Oostzee",
ten het i
alde'onJWestelijke oever
:t wooi|.
iteedt Archeoloog Baart ziet dit, op grond van
chieden"et door hem blootgewoelde bodemma-
kan mïeriaal' een s'ag hnders. Met een licht op-
lijk o(falen van de schouders: „Friezen? Ach,
caar, hf^e mensen benoorden de Rijn werden
met efvroeêer Friezen genoemd. Volgens mij
kmeestjm°et het veeleer als volgt gegaan zijn.
;k en er^aarmate ze de veengronden en moeras-
werel|sen meer de baas werden, rukten de be-
t geheiwo.ners van de droge streken langs de
tiuisschi^u'nen vei"der het land binnen. Ik zie de
innen l°udste Amsterdammers dus uit Kenne-
irt ophimer'and komen, langzaam voortgang
k echtdmakend in oostelijke richting totdat ze
een twPP de Amstel stuitten. Daar vestigden ze
t ruimtlzkh op de westelijke oever en pas later
reldkari°P de oostelijke, nadat ze de dam in de
n? Dij|Amstel hadden aangelegd die graaf Flo-
ïwe ail("s V noemt in het beroemde, op 27 ok-
d op dl°her 1275 te Leiden opgestelde stuk
il hij ndwaarmee hij tolvrijheid voor hun koop-
at er ejjmansgoederen verleent aan de lieden,
]wonende aan de Amsteldam".
Het is een historisch beeld dat Baart be-
iValt, want het sluit aan bij een veel bre
it 1, ylrtdere ontwikkeling in de mist van die tij-
Central^en- »>U moet Amsterdam zien als een
ig tot (ivan de vele steden die als het ware in de
ToÉgaijtweede linie ontstonden. Ik bedoel dit.
De oudste steden liggen hoog en droog
op de gronden achter de duinen. Alk
maar, Haarlem, Leiden. En de residentie
van de landsheren natuurlijk, Den Haag.
Maar wanneer eind twaalfde eeuw het
hele Hollandse veenlandschap ontgon
nen is, zie je wel om de twintig, dertig
kilometer nieuw stedelijk leven ontlui
ken. Dat maakt Nederland zo uniek in
de wereld. Daardoor konden we in de
zestiende eeuw uitgroeien tot een natie
van mondiale betekenis. Die zeer inten
sieve bewoning. De daaruit voortvloei
ende organisatiegraad. Het fijnmazige
netwerk van handel en nijverheid. De
steden in de tweede linie waartoe Am
sterdam behoort, dat is de beslissende
factor geweest".
Met deze visie neemt Baart definitief af
scheid van de wijd verbreide opvatting
als zou Amsterdam van oorsprong een
vissersdorpje zijn geweest. „Dat beeld
van een veredeld soort Volendam of
Marken moeten we vergeten, ja. Zo is
het niet gegaan en onze meest recente
vondst bewijst het". Die jongste ontdek
king, slechts enkele weken geleden ge
daan en nog goeddeels ongepubliceerd,
blijkt een bolwerk met een kade voor
zeeschepen uit de vroege jaren 1300 te
behelzen op een plaats aan het open ha
venfront van het IJ waarvan niemand
wist dat de Amsterdammers er toen al
zo druk in de weer waren. De archeo
loog wordt bijna lyrisch als hij beschrijft:
„Meters dikke met kleizoden opgehoog
de grond. Degelijk beschoeid met een
palissade van zware, vierkant gehakte ei
ken palen. Daarop heeft een houten ge
bouw gestaan met een stenen dak - een
dak van uit klei gebakken platen. Behal
ve veel van die platen hebben we ook
onderdelen .van kruisbogen gevonden,
hetgeen erop wijst dat het hier een ver
dedigingswerk moet betreffen, gericht te
gen vijandelijke schepen die het IJ op
wilden varen".
Zijn jongste vondst verraste Baart totaal.
„We dachten dat Amsterdam pas in de
vijftiende eeuw op die plaats bebouwd
was geraakt. We hadden er geen benul
van dat de bedrijvigheid al rond 1300 zo
ver noordelijk was opgeschoven. Com
pleet met een belangrijk bolwerk, goed
getimmerd van zwaar eikehout uit
Duitsland en Belgié. Kijk, zeg ik dan,
wie hier aan het werk zijn geweest, dat
waren geen boerenpummels. Zonder een
bepaald niveau van ontwikkeling en or
ganisatie zouden ze dit nooit voor elkaar
gekregen hebben. Zo draag ik met mijn
onderzoek argumenten aan op basis
waarvan geschiedkundigen weer verder
kunnen. Materiële bronnen. Concrete ge
gevens, vastgehouden door de bodem.
Dat is het belangwekkende van de arche
ologie. Historici werkten tot dusver veel
al aan de hand van geschreven docu
menten. Nou, die zijn zo langzamerhand
allemaal wel bekend; daar komt geen
nieuws meer uit. Maar het bodemonder
zoek levert telkens weer verrassingen op
die hetzij met concrete feiten staven wat
tot dusver in het stadium van de hypo
these of de discussie moest blijven ste
ken, hetzij een totaal andere invalshoek
bieden van waaruit met een frisse blik
naar het verleden gekeken kan worden".
Een geluk bij een ongeluk, zo kwam het
archeologisch onderzoek in Amsterdam,
waarvan met de dag rijkere vruchten ge
plukt worden, indertijd op gang. 1972.
De rellen rond de aanleg van de metro
waarvoor oude, vertrouwde volksbuur
ten tegen de grond moesten. Meteen bij
het plaatsen van het eerste caisson al
stootten de bouwers onder het Waterloo-
plein op een stuk oude beschoeiing en
op twee scheepswrakken, rond 1600 ge
bruikt als zinkstukken voor het aan
plempen van de stadsuitbreiding. De
omstreden wethouder Han Lammers
rook zijn kans. Hier viel het negatieve
imago van de metro in positieve zin om
te buigen. Tot dan toe was de stadsar
cheologie behartigd geworden door het
Instituut voor Prae- en Protohistorie
van de Universiteit van Amsterdam. Nu
stampte Lammers er een speciale ge
meentelijke dienst voor uit de grond.
Het resultaat na zestien jaar wroeten:
letterlijk honderdduizenden gebruiks
voorwerpen of onderdelen daarvan. Ve-
netiaans glas van een dusdanige kwali
teit dat Baart in Italié wordt uitgenodigd
om er lezingen over te houden. Pel
grimsmedaillons waarvoor antiquairs
met plezier een vermogen neer zouden
tellen. Een echt topstuk? De stadsarche
oloog weet er geen enkel te noemen, zo
veel topstukken heeft hij naar boven ge
bracht. Hij verdrinkt in zijn overvloed,
kan er boeken mee vullen en doet dit
ook. Als de legendarische koning Midas
troont hij aan de Nieuwe Prinsengracht
waar hij kantoor houdt, temidden van
de door hem opgegraven schat aan zin
nenstrelend antiek; de bezoeker weet
amper waar hij kijken moet. Maar het
liefst zijn Baart de onooglijke lakenlood-
jes die hij bij honderden gevonden heeft
- de keurmerkjes met het stadswapen
die lakenhandelaren aan hun waar kre
gen gehecht wanneer deze deugdelijk
was bevonden. Lakenloodjes, te dateren
op begin veertiende eeuw, uit Leiden na
tuurlijk, het textielcentrum bij uitstek
van die dagen, maar ook uit Naarden,
textielcentrum nummer twee, en uit
Amsterdam zelf. Waarom heeft Baart de
grauwe loodjes zo lief?
„Omdat ze echt een volstrekt nieuwe
historische bron vormen. Tot nu toe was
de oudst bekende afbeelding van het
Amsterdamse stadswapen die op een
lakzegel aan een archiefstuk uit 1416.
Maar de afbeelding ervan op mijn laken
loodjes is op zijn minst een eeuw ouder.
Dat noem ik niet niks. Het bewijst dat
het gedoodverfde vissersdorp Amster
dam al kort na 1300 een eigen textielnij
verheid had, compleet met een organisa
tie die de kwaliteit bewaakte. Alweer:
dat kon niet het werk van een paar uit
de klei getrokken pummels zijn. Plus de
lakenloodjes uit Leiden en Naarden die
we in grote hoeveelheden aangetroffen
hebben. Ze bewijzen dat Amsterdam al
heel vroeg in zijn historie een doorvoer
haven van belang moet zijn geweest".
De geschiedenis van Amsterdam zou op onderdelen herschreven moeten worden, want de
opgravingen die de laatste jaren zijn gedaan maken bijvoorbeeld korte metten met de
veronderstelling dat Amsterdam van oorsprong een visserdorp zou zijn geweest.
Nog maar eens Brugmans. In het jaar
1300 gaf bisschop Gwijde van Utrecht
stadsrechten aan Amsterdam. „Maar
hoe groot de stad was op het ogenblik
van haar stadwording, is volkomen on
bekend", schrijft de eminente historicus.
Archeoloog Baart kent inmiddels de om
vang wel. De gegevens die de bodem
heeft prijsgegeen, brengen hem op een
aantal van ruim tweehonderd haardste
den zoals dat in de middeleeuwen heet
te. Geschiedkundigen hanteren als vui
stregel 4,8 bewoners per haardstede. Dit
brengt het inwonertal van Amsterdam
anno 1300 op tussen de elf- en twaalf
honderd. Met een explosieve groei van
wel honderd procent in de paar decennia
die volgden. Prof. Brugmans dacht dat
Amsterdam zich pas voorspoedig kon
ontwikkelen nadat in 1323 de tol van
alle uit Duitsland binnengevaren bier
- de algemene volksdrank toentertijd -
op de dam in de Amstel gevestigd was.
Aan dit door de landsheer graaf Willem
III verleende monopolie (waarvan Den
Haag een aardige accijns in de zak stak)
zou de stad zijn plotsklapse bloei dan
ken. Baart echter draait de zaak om.
„Er moet", aldus zijn redenering, „daar
aan de boorden van de Amstel een zeke
re voedingsbodem zijn geweest waarin
zo'n grafelijke tol kon gedijen. Een be
paald peil van bedrijvigheid. Ik bedoel:
het kan niet anders of de oude Amster
dammers hebben over een soort econo
misch potentieel beschikt dat hen in
staat stelde met de landsheer over die
biertol te onderhandelen. Dat proces zie
je aan de hand van het archeologisch
materiaal kort na 1300 ineens van start
gaan. Ik noem allerlei scheepshout dat
we gevonden hebben, pas nog drie
prachtige roeren. Het bewijst dat de jon
ge stad meteen al een druk handelscen
trum geweest moet zijn. Maar ook de
vele huizen uit de dertiende en veertien
de eeuw die we opgegraven hebben en
waaraan we kunnen aflezen hoe de men
sen woonden, welk ambacht er per
haardstede uitgeoefend werd. Bijvoor
beeld de woning van een smid, compleet
met gereedschappen en halffabrikaten.
De woningen van leerlooiers, wevers, ja,
zelfs van een paternostermaker die uit
barnsteen, een Scandinavische grond
stof, rozenkransen vervaardigde. Alle
maal heel belangrijke, prachtige bronnen
die duidelijk maken hoe Amsterdam
kon ontluiken en opbloeien. Hoe het in
korte tijd kon uitgroeien van een agrari
sche, naar binnen gerichte gemeenschap
tot een regionaal centrum en al gauw
- gezien de havenwerken over grote af
standen die we hebben blootgelegd - tot
een internationaal knooppunt. De con
crete feiten zijn boven het maaiveld ge
komen, sinds wij in 1972 begonnen met
graven. Het is aan de historici om te
gaan oogsten".
PIET SNOEREN
Of er oorzakelijk verband bestaat, zal
nader moeten worden uitgezocht, maar
Andorra, de hoogst gesitueerde
onafhankelijke staat van Europa, heeft
de laagste verkeersmoraal. Zo morsdood
als de toppen van de Pyreneeën erbij
liggen die het aan alle kanten insluiten,
zo n heksenketel is het vestzakrepubliekje
zelf. Alles en iedereen lijkt er slechts op
uit te zijn zichzelf en anderen langs
motorische weg te vermorzelen. Wie niet
achter wil blijven bij de groeiende rage
van het moment, de doe-vakantie, begeve
zich derhalve naar Andorra. Een
kwartier tussen de wielen op de Gran
Valira aldaar jaagt meer adrenaline de
bloedbaan rond dan een dag wildwater-
kanoên in de schuimkragen van Ariège,
Adour of Pau.
Temidden van die suicidale chaos wierp
zich niet, maar schreed met bedachtzame
tred een grijs heerschap voor de auto.
Stoppen", maande zijn armgebaar. Een
noodstop dus. Portierraampje uit zijn
verband gedraaid. Wat hem in
's hemelsnaam bezielde? „Een zeer
foede middag", groette hij op het
ekakte toontje dat uitsluitend in
Bloemendaalgesproken wordt. „Ik zie
aan het nummerbord dat u ook
Nederlander bent. En ik dacht: misschien
kan ik u ergens mee van dienst zijn. Ik
woon hier namelijk al weer wat jaartjes.
Ik spreek de taal en ik weet de weg, al
zeg ik het zelf Menige landgenoot kan
getuigen dat 'hij door mij uit de nood
geholpen is".
Een gepensioneerde arts. Van oorsprong
uit Bloemendaal, inderdaad, maar voor
het slijten van de levensavond in Andorra
neergestreken. Wat een gebazel, de
vorige keer op deze plaats, over het
medisch waagstuk aat een zwerftocht
dwars door de Pyreneeën zou zijn
vanwege het feit dat Spaanse medici uit
etnische overwegeingen breken,
openrijten of afsnijden wat Franse
medici hebben gezet, gehecht of
aangenaaid en omgekeerd. Lariekoek,
die geneeskundige grensgeschillen in de
bergketen waar Europees vasteland en
Iberisch schiereiland torenhoog op elkaar
botsen. Torenhoog immers ligt daar
Androrra, niet Spaans, niet Frans, maar
al sinds Karei de Grote op eigen benen,
een onafhankelijke vluchtplaats met
Nederlandse artsen in ruste die uit pure
hulpvaardigheid hun levensavond veil
hebben teneinde auto's met Nederlandse
nummerborden tot staan te brengen.
Geen plek zo veilig als de Pyreneeën,
mits men er zorg voor draagt steeds
voldoende benzine te hebben om Andorra
te kunnen bereiken.
De rustende arts in kwestie had besloten
zijn levensavond niet in de schaduw van
het Kopje van Bloemendaal, maar in die
van de Pic des Pessons te slijten om de
navolgende reden. Lezing van de
historische bestseller „Montaillou",
geschreven door de Franse
geschiedkundige Le Roy Ladurie en
handelend over een ketters dorp in de
Pyreneeën gedurende de periode 1294-
1324 (goedkope Nederlandse vertaling;
uitgeverij Bert Bakker; f 29,90) - lezing
van dit meesterwerk had hem ertoe
geïnspireerd om de rest van zijn tijd
nuttig te maken met een studie van de
hoogst merkwaardige sekte der
Katharen. Deze fanaten wier spoor tot op
heden in Frankrijks diepste zuiden van
de ene stad naar het andere gat te
traceren valt, geloofden dat ae wereld,
gezien de verdorvenheid ervan, niet
anders dan door Satan geschapen kon
zijn. Derhalve moesten zij van de paus te
vuur en te zwaard worden verdelgd,
hetgeen leidde tot taferelen die zelfs een
door de wol geverfde medicus niet
onberoerd laten.
Bij de verovering van het Kathaarse
bolwerk Béziers in het jaar 1209", aldus
de rustende arts toen de kennismaking
onder het genot van een door hem
geoffreerde, meer dan voortreffelijke
mare werd voortgezet, „vielen liefst
60.000 doden. Volgens de kronieken
bedekten hompen vlees, bloed, hersenen,
rompen, losse ledematen, opengereten en
doormidden gesneden lichamen, in
stukken gehakte organen, harten en
levers alle straten en pleinen alsof ze
neergeregend waren. De wereld aoor
Satan geschapen, soms heeft het er de
schijn van dat de Katharen gelijk
hadden
Wijs geworden door dit gruwzame
voorbeeld gaf Carcasonne, het volgende
ketterse bolwerk, zich zonder slag of stoot
aan de pauselijke troepen over. Dit was
des te opmerkelijker omdat deze stad -
de best bewaarde middeleeuwse vesting
van heel Frankrijk - eerder in zijn
geschiedenis een belegering van vijf
uitputtende jaren door Karei de Grote
had weerstaan. De keizer droop met het
zwaard tussen de benen af toen de
uitgehongerd gewaande Carcassonners
hem over de omwalling heen een
vetgemest varken naar het hoofd
slingerden - vetgemest met de
allerlaatste graankorrels binnen de veste,
de meest satanische bluf uit de
wereldhistorie, maar dat kon de stichter
van het Heilige Roomse Rijk niet weten.
Dus verleende hij - zie Andorra - in die
contreien onafhankelijkheid aan wie het
maar wilde, „en daarom", besloot de
rustende arts, „zitten er hier louter
Satans achter het stuur".