„Een kruiwagenrijder is nog geen bouwvakker" .Schitterend om mensen bewust te maken van hun mogelijkheden" Eeidóc&xi/umt' DE STALKNECHT jEls Schim van der Loeff (24), werkt bij de Haagse manege Riouw uit „puur hob byisme". Ze vertelt: „Het begon al als gén soort verslaving. Manegeverslaving kun je rustig zeggen. Ik was zeven toen ik mijn eerste lessen nam bij Bonanza, Makbij Duindigt en al snel daarna ging ik naar Riouw. Binnen de kortste keren zat ik er de hele week door. Eerst kwam ik alleen op zaterdag, later op de woens dagmiddag en tenslotte ook op zonda- ben. Al mijn vrije tijd ging er in zitten. Waarom? Het trok gewoon. Er was altijd iwel wat te doen. Het is ook de band met tie paarden die telt; vooral de band met je lievelingspaard". LPaardengek ben ik altijd geweest. In de jdierentuin, toen ik voor het eerst paar den zag, was het liefde op het eerste ge zicht. Wat ik het mooiste vond was dat Ze eigenlijk best groot waren en je er jtoch niet bang voor hoefde te zijn. Bij [een hond moet je toch voorzichtig zijn, baar paarden zijn altijd vriendelijk. Al Els Schim van der Loeff: „Paarden, een verslaving". FOTO: CEES VERKERK hebben ze allemaal wèl hun eigen karak ter. Buien. Dat ga je pas goed zien als je wat vaker met paarden omgaat". „Er zijn hier paarden in de manage, die hebben echt een gebruiksaanwijzing. Kunnen er ab-so-luut niet tegen als je ze in de stal op de achterhand tikt. De één is bijvoorbeeld met voeren hartstikke braaf en de ander begint te schoppen als jAAN DE SLAG IN DE BOUW MET EEN VAKOPLEIDING MAATSCHAPPELIJK WERKER FRANS VAN ROOSMALEN: Het maatschappelijk werk heeft twee forse klappen gekregen. De overheid bezuinigde fors in deze sector en tegelijk zijn de jaren tachtig in het teken komen te staan van de produktieve beroepen; iedereen wil resultaat zien. Waarom zou je dan nog maatschappelijk werker worden? DEN HAAG - „In onze maat schappij is het steeds moeilijker de weg naar de juiste instelling te vin den. Vaak komen mensen nog meer in de problemen omdat zij niet op de juiste wijze met bijvoor beeld de sociale dienst of een huis vestingsbureau weten om te gaan. Het maatschappelijk werk leert mensen hoe ze hun zaken het best kunnen regelen". Aan het woord is maatschappelijk werker Frans van Roosmalen van het Algemeen Maatschappelijk Werk in Den Frans van Roosmalen is met zijn 27 jaar een van de jongere maatschappelijk wer kers in Den Haag. Naast zijn werk in een aantal hulpverlenende beroepen, volgde hij aan de sociale academie een opleiding maatschappelijk werk. „Een goede combinatie want door je met ver schillende activiteiten tegelijk bezig te houden, doe je levenservaring op", vindt Frans. „Ik heb wat later voor dit beroep gekozen, maar heb voor mezelf het ge voel dat ik de juiste keuze heb ge maakt". „Het is wel een zwaar beroep. Vooral ie mand bijbrengen dat het zinnig is om zijn gedrag te veranderen vind ik een van de zwaarste kanten van het maat schappelijk werk. Wij worden vaak ge confronteerd met mensen die door hun moeilijkheden apathisch zijn geworden. Een ander probleem zijn de snelle ont wikkelingen in maatschappij. Je ziet dat allerlei regels en instellingen die voor de mensen van belang zijn, veranderen. Het is voor ons noodzakelijk op de, hoogte te blijven van de meest wezenlij ke informatie". Bij zijn hulpverlening gaat Frans altijd uit van de vaardigheden waarover de mensen zelf beschikken. „Het komt voor dat ik van iemand die schulden gemaakt heeft een plastic zak met rekeningen krijg", weet Frans te vertellen. „Ik vraag hem dan waarom hij die rekeningen aan mij geeft. Hij kan toch lezen en schrij ven en zelf zijn schulden berekenen. Al leen als hij daar echt niet toe in staat is, wil ik hem helpen". „Vaak zijn de problemen van mensen ook niet materieel van aard. Het kan zijn dat iemand in de problemen komt doordat hij niet onder woorden kan brengen waar hij recht op heeft. Sommi ge mensen zijn niet in staat zich op een normale manier aan te melden bij de so ciale dienst of hun mate van urgentie bij het bureau huisvesting duidelijk te ma ken". „In feite zijn deze mensen bang voor of ficiële instanties. Ze zijn niet op de hoogte van de rol die ze moeten spelen en beseffen niet dat je bij het opnemen van geld bij de spaarbank niet met pri- véverhalen moet aankomen. Kortom, de maatschappelijk werker moet de cliènt inzicht geven in zijn eigen gedrag", vat Frans van Roosmalen de kern van het probleem samen. Gelukkig is het niet dagelijks ellende in het maatschappelijk werk. Frans van Roosmalen ondervindt ook geregeld hoe dankbaar zijn werk kan zijn. „Het leukst", zegt hij, „is het als je problemen tussen ouders en kinderen kunt oplos sen. Ouders zijn voor kinderen belang rijker dan welke hulpverlener dan ook, omdat zij dagelijk met hun vader en moeder te maken hebben. Als het con tact tussen hen weer op gang komt, heb je veel bereikt". De situatie in het maatschappelijk werk wordt er door de bezuinigingen van de regering niet eenvoudiger op. Volgens Frans van Roosmalen hebben sommige groepen in de samenleving zoals bij standsvrouwen en wao'ers het behoorlijk slecht. Aan de andere kant moet er bin nen het maatschappelijk werk met min der mensen meer werk gedaan worden. Voor Van Roosmalen is dit echter geen jaanleiding.jongeren af te raden voor het imaatschappelijk werk te kiezen. „Inte gendeel. Ik vind het schitterend mensen bewust te maken van de mogelijkheden die zij in zich hebben, en ik twijfel nooit aan de zin van mijn werk. Maatschappe lijk werk vervult een gewetensfunctie in onze samenleving". FRANK DE KLERK je zomaar de stal binnenloopt. Brutus is daarentegen eigenlijk de goedheid zelve. Vindt alles wel prima. Maar er zijn ook dagen dat de braafste paarden hun buien hebben. Dat zie je aan hun ogen. Dan denk ik: is het weer zo ver?". „Toen ik klaar was met de havo moest ik kiezen: de verpleging in öf met paar den werken. Het is het laatste geworden en daar heb ik nooit spijt van gehad. Het is hier echt een recreatiemanege en dat vind ik heel prettig. Je hebt hier niet zo dat competitie-element, mensen ko men vooral voor hun plezier. Dat geldt eigenlijk ook voor mij. Hoewel ik van acht uur 's ochtends tot tien uur 's a- vonds in de weer ben, zie ik het toch echt niet allemaal als werk". „Mijn dag begint dus 's ochtends vroeg met het voeren van de paarden en daar na het opstrooien en uitmesten van de stal. Meestal ben je daar wel tot een uur of elf, half twaalf mee bezig. In de lunch pauze maken we het schema voor de les sen 's avonds: welke leerling op welk paard? Dat is vaak een heel gepuzz^l, om de ideale combinaties te vinden. Bo vendien zijn er paarden die elkaar moei lijk verdragen, dus die kun je beter niet achter elkaar aan laten lopen. Na de middagpauze moeten de paarden ge poetst worden, zadels en hoofdstellen schoongemaakt. Rond half vier begin ik meestal aan de binnenbak: het weg scheppen van de hoefslag, aanharken en soms natspuiten. Dan is er meestal een kinderles, en 's avonds rijd ik voorop bij de beginnerslessen. Na tien uur 's a- vonds zit de dag er wel op". „Het paard Benno waar ik vrijwel altijd op rijd heb ik indertijd zelf afgericht. Met pijn en moeite en heel veel geduld. Pas na een half jaar gaf hij zich gewon nen, maar dat gaf wel enorm veel vol doening. De dag dat je voor het eerst al les met zo'n paard kunt doen, die ver- ZATERDAG 7 MEI 1988 PAGINA 37 geet je nooit meer. Die avonduren dat ik met de beginnerslessen meerijd, zie ik ^overigens niet als werk hoor. Als je zo igaat denken dan gaat het gewoon niet. Je kunt je uren niet gaan tellen". „Het omgaan met mensen vind ik trou wens ook erg leuk. Je kunt je niet altijd achter de paarden verschuilen, de leer lingen zijn net zo belangrijk. En dat is juist zo opvallend: elke les die je mee maakt is weer anders. Er zijn dagen dat er gewoon geen fut in zit, maar een an dere les loopt alles weer op rolletjes. In de zomer als we buiten gaan rijden, moetje echt wel stressbestendig zijn. Als er een paard vandoor gaat, dan moet je rustig blijven; doodkalm. Improviseren. Je moet ook altijd klaar staan voor de leerlingen. Hier en daar een handje toe steken, kleine probleempjes oplossen. Die afwisseling en het feit dat er altijd wel wat te doen is, vind ik heel prettig". „Als je nou vraagt: heb je nog verlan gens, wensen, een carrièreplanning, dan moet ik hard lachen. Carrière maak je niet bij een recreatiemanege en dat vind ik prima. Je werkt en lest hier voor je plezier, het gaat allemaal wat gemoede lijker. Natuurlijk heb ik wel eens een baaidag. Dan beklaag ik me over het feit dat ik zo weinig vrije tijd heb. Maar vol gens mij heb je dat in elke baan". „Het echte idolaat zijn van paarden, wat ik vroeger had, is wel een beetje gesleten. Tijdens vakanties zal ik echt geen paard gaan rijden in de Ardeche of zoiets der gelijks. Maar ik zal mezelf ook niet belo ven dat ik per se geen paarden wil zien. Zo is het niet. Komt er een groepje paar den aanrijden en ik heb een vrije dag, dan ga ik automatisch toch kijken. Hoe staan ze d'r bij? Ken ik er één, waar ko men ze vandaan? Die nieuwsgierigheid blijf je denk ik wel houden, al werk je jarenlang in een manege. Daar ben je nu eenmaal een paardenliefhebber voor". DELFT - „Wij garanderen een jaan aan iedereen die bij ons een opleiding volgt". Dat is een belofte die maar weinig opleidingen in Ne derland kunnen waarmaken. Toch durft Th. J. Bommelé deze stelling tonder blikken of blozen te pone ren. Bommelé is leermeester tim- neren bij de Stichting Samenwer- ingsverband Praktijkopleiding louw (SSPB) in Delft. Iedereen die fiavo of lts heeft en de handen uit le mouwen wil steken, kan bij de iSPB terecht voor een vervolgop leiding voor een beroep in de bouw. De vakopleiding is ingericht volgens het leerlingwezen, dat wil ;en werken en leren tegelijk. De ijk is de beste leerschool, laar dat leerlingen vier dagen per week praktische ervaring op doen op een bouwplaats en één dag per week terug moeten naar de ichoolbanken voor de theoretische jasiskennis. ,Er is een enorme behoefte aan mensen net een gedegen vakopleiding. De werk- oosheid in de bouw wordt voornamelijk veroorzaakt doordat iedere ongeschool de kruiwagenrijder zich jaren geleden liet inschrijven als bouwvakker. Tien, twintig jaar geleden werd er zo veel ge bouwd dat iedereen aangenomen werd. Nu liggen de kaarten anders. Alleen nensen met vakkennis komen aan de iak. Daar is nog steeds een tekort aan", ildus Bommelé. Gedegen Jat tekort bleek zo nijpend dat vijf jaar jeleden door de werkgeversorganisaties lesloten werd er wat aan te doen. Aan- ïemers staken de koppen bij elkaar om de voorwaarden te creéren voor een ge degen vakopleiding waarin vooral de na druk zou moeten liggen op praktijkken nis. Omdat geen aannemer in z'n eentje een tweejarige opleiding kon betalen, werd besloten tot een samenwerkingsverband. In Delft, waar het samenwerkingsver band inmiddels drie jaar succesvol func tioneert, zijn er al meer dan honderd aannemers bij de groep aangesloten. In Delft kun je kiezen tussen timmeren en metselen. De opleiding duurt twee jaar. De leerlingen komen de eerste twee maanden in de werkplaats van de SSPB te werken. Daar worden al timmerop- drachten voor aannemers uitgevoerd. Na die basis gaan de aankomende tim merlieden of metselaars naar een bouw plaats. In overleg met de aannemers wordt er een passende plaats gezocht. Die werkplaats moet in overeenstem ming .zijn met het onderdeel van de cur sus waaraan op dat moment aandacht wordt besteed. Gedurende die twee jaar krijgen de leerlingen twaalf praktykten- tamens die met een voldoende afgeslo ten moeten worden. Na de opleiding worden de leerlingen aspirant-gezel en kunnen ze doorleren voor gezel, uitvoer der of technisch tekenaar. Tevreden Bommelé is tevreden, en wat belangrij ker is, de aannemers zijn dat ook. De vraag naar arbeidskrachten van de vak opleiding is zo groot dat de SSPB er in eerste instantie niet aan kan voldoen. „We krijgen vijftig a zestig aanvragen binnen terwijl we maar vijfendertig leer lingen in de aanbieding hebben". De aannemers, aangesloten bij het Ne derlands Verbond van Ondernemers in de Bouwnijverheid (NVOB), vragen jaarlijks 3500 vakmensen die een oplei ding hebben gehad bij de SSPB. Dat ge tal is tevens streefgetal voor de oplei ding, maar het blijft nu nog een vraag waar de samenwerkingsverbanden bij lange na niet aan kunnen voldoen. Volgens minister De Koning van sociale zaken zijn er meer kapers op de kust als het gaat om het aantrekken van school verlaters. Bij de opening van een nieuwe werkplaats van een samenwerkingsver band in Hoogezand-Sappemeer sprak hij zelfs van een concurrentieslag. „De zor gen over een voldoende vakbekwame in stroom zijn serieus. Ook de bouw wordt geconfronteerd met het feit dat het totaal aantal lbo- en mavo-schoolverlaters zal halveren. Voor de bouw zal het in dit perspectief een enorme opgave worden om een voldoende instroom van jonge ren en vooral ook van nieuwe, goed op geleide arbeidskrachten te verwezenlij ken. Een actief beleid om daartoe elke mogelijkheid te benutten is daarom ge boden. De bouw zal moeten proberen in de concurrentieslag zijn aantrekkelijk heid te vergroten". Eigen initiatief De heer Joosten is directeur van Van Oosten en De Vette, een van de bouwbe drijven die werken met leerlingen van de SVB. Hij is vooral tevreden over de leerlingen die ook de vervolgopleiding volgen. „Die jongens zijn al wat ouder en rustiger dan de leerlingen die zo van dé lts komen. Het nadeel van de begin ners is dat je ervoor een klus twintig moet meenemen om het werk van tien ervaren mensen te doen. Je hebt dan wel de gelegenheid om de beste eruit te pik ken. Dat de leerlingen gemotiveerd zijn blijkt ook uit het percentage van voortij dige afbrekers, dat is maar vijf a zes pro cent. Bommelé legt uit waarom die men sen weggaan. „Die ene dag naar school, dat is vaak het breekpunt. De meeste leerlingen komen van een school met een zeer schools systeem waar ze precies verteld werd wat ze moesten doen. Wij laten veel over aan het eigen initiatief. De leerlingen beslissen zelf welkë cursus sen ze nemen en hoeveel bijscholing ze nodig hebben. Dat is een vrijheid waar Metselen, een van de twee richtingen waarin „Delft" een baan garandeert. niet iedereen mee overweg kan". Om te kijken of dat lukt hebben dè leerling- werknemers een proeftijd van zes maan den; net als in het bedrijfsleven moeten ze laten zien wat ze waard zijn. Gedurende de opleiding verdienen de leerlingen het minimumloon voor een vierdaagse werkweek. In Delft wordt ook de vijfde dag beloond. Die lesdag wordt betaald uit een pot met geld van de aannemers en subsidie van de over heid. Er bestaan in Nederland inmiddels vijftig van dit soort samenwerkingsver banden. Ook op het gebied van schilde- FOTO: GER DIJKSTRA ren en wegenbouw kan men opgeleid, worden in een samenwerkingsverband praktijkopleiding. JAN PI ETER SCHAAP „Maatschappelijk werk vervult een gewetensfunctie in onze sa- FOTO: CEES VERKERK Frans van "Roosmalen: menleving"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1988 | | pagina 37