De mythe van mei 1968
finale"
Verzetsgolf
Vrije
Rustige tijden
Bollen planten
voor de zomer
CeidócSomcmt1
ZATERDAG 30 APRIL 1988 PAGINA 27
Precies twintig jaar geleden ontplofte
in Parijs de fragmentatiebom van het
studentenoproer die ook Nederland
tot een lappendeken van protest-,
pressie- en actiegroepen zou
versnipperen. Een titanische
krachtmeting tussen het
prestatiebeginsel en het
welzijnsbeginsel zou het worden.
Overal klonk de roep om een
creatieve denkpauze, een lente waarin
de mensheid zou kunnen
experimenteren met nieuwe
samenlevingsvormen. Althans: zo
leek het. Twee jonge wetenschappers
echter die er hun onderzoeksterrein
van hebben gemaakt, ontzenuwen in
bijgaand vraaggesprek menige mythe.
„En nooit meer", voorspellen ze,
„zullen er honderdduizenden de
straat op gaan".
LEIDEN - „Sommige oude instel
lingen blijken vermolmde stukken
te zijn van een vloer waarop een le
vende maatschappij met haar nieu
we generatie niet meer kan staan
en bewegen. Sommige oude instel
lingen verliezen hun zin en ver
brokkelen onnodig de ondergrond
van ons bestaan. Er worden dingen
nog voor levend aangezien die spo
ken uit het verleden zijn gewor
den". Een vermaning die de toen
malige koningin Juliana uitsprak in
1963 - en let op het jaartal, want
het zal terugkeren. Deze vrouw be
greep in de eenvoud van haar wijs
heid toen al wat verkrampte rege
ringsleiders, gezagsdragers, regen
ten en opinievormers in heel de
westerse wereld tot lang daarna
blindelings zouden weigeren als de
werkelijkheid te zien.
Menigeen zal het vergeten zijn, maar
was het niet de grote Charles de Gaulle
die op 30 mei 1968 in het geniep met
zijn legerleider Massu vergaderde over
de vraag hoe het verzet gewapenderhand
kon worden gebroken?
Parijs in de nacht van 10 op 11 mei van
datzelfde jaar. De nacht der barricaden.
Scholieren, studenten en leden van de
Franse docentenvakbond bestormden
het Quartier Latin en meer in het bij
zonder zijn eerbiedwaardige middelpunt,
de Sorbonne, Frankrijks academische
bolwerk. Bij het ochtendgloren kon de
balans worden opgemaakt: 400 gewon
den, 460 arrestanten, 188 vernielde per
sonenauto's. De grote vakbonden, voor
al de communistische CGT, kondigden
voor 13 mei een massademonstratie aan,
gepaard met een algehele staking van 24
uur. Bijna een miljoen opstandelingen
marcheerden die maandag door de Parij-
se straten. De staatsschouwburg Odéon
werd gebombardeerd tot revolutionair
podium, wilde stakingen en fabrieksbe-
zettingen waaierden als een lopende
brand uit over het land totdat er negen
miljoen arbeiders bij betrokken waren,
en in Nantes nam een centraal stakings
comité zelfs het hele stadsbestuur over.
Zelfbestuur („autogestion") luidde in die
dagen het toverwoord dat de revolte
vleugels gaf.
Precies twintig jaar geleden is het alle
maal. Wat begonnen leek als een studen-
tenrel her en der, in Amerika aan de
universiteit van Berkeley, in Duitsland
aan de Vrije Universiteit van Berlijn, in
Frankrijk op de faculteit voor geesteswe
tenschappen te Nanterre, in Nederland
met de door Provo geïnfiltreerde 'Uni
versiteit van Amsterdam, br$k door alle
dijken en mondde uit in een algehele
verzetsgolf van de nieuwe generatie, be
doeld om de oude instellingen waarover
koningin Juliana had gerept, voor eens
en voor altijd uit het maatschappelijke
landschap weg te vagen. Hoe kon het
plotsklaps komen tot zo'n springtij van
protest? Wat leverde het op? Wat zou er
van beklijven? En is iets soortgelijks in
de toekomst mogelijk?
Een gesprek daarover met de politico
loog dr. Leo Huberts en de socioloog
drs. Wim van Noort, beiden geschoold
door de Leidse universiteit met zijn lan
ge onderzoekstraditie op dit gebied. De
eerste is zojuist gepromoveerd op een
studie naar de invloed van protest en
pressie, de tweede promoveert eind ok
tober op een proefschrift over de ont
wikkelingen van sociale bewegingen, met
name de kraakbeweging, de milieubewe
ging en de anti-kernwapenbeweging. Sa
men hebben ze meegewerkt aan het vo
rig jaar verschenen boek „Protest en
pressie". Samen werken ze aan een
nieuw boek, een vooruitblik ditmaal, de
vraag: hoe zal het in de jaren negentig
gaan met het protest? Een gesprek met
verrassingen, men zij gewaarschuwd.
Menig gevestigd oordeel zal door de
twee wetenschappers onderuit worden
gehaald. De diep gewortelde visie bij
voorbeeld dat de studentenrevolte van
1968 verwekt zou zijn door geestelijke
vader Herbert Marcuse, een in 1979
overleden Amerikaanse filosoof en so
cioloog van Duitse afkomst, de kwade
genius van de nieuwe generatie.
Een geheugensteuntje. Herbert Marcuse
was de uitvinder van „de één-dimensio-
tVat begon als een studentenrel her en der, brak door alle dijken en mondde uit in een algehele verzetsgolf van de nieuwe generatie.
nale mens", van „de gelukkige slaaf'.
Hij leerde dat het burgerlijke, kapitalisti
sche systeem van na de oorlog op een
nieuwe, verkapte manier totalitair was.
Het probeerde de onderdrukking en ge
lijkschakeling van burgers niet langer te
bereiken met bruut geweld, nee, de re
pressie, de gedwongen aanpassing werd
veeleer bewerkstelligd via subtiele mid
delen. Terwijl de heersende klasse zich
voor het oog van democratische metho
den bediende en tot op zekere hoogte
verdraagzaamheid predikte, wist ze
daarmee juist de werkelijke machtsstruc
turen aan het gezicht te onttrekken. Er
heerste een systeem dat de zin van het
menselijk bestaan dreigde uit te hollen
tot louter consumeren. Tussen droom en
werkelijkheid gaapte in de westerse
maatschappij een diepe kloof. De werke
lijkheid, dat was de consumptieterreur.
„Zet vraagtekens bij het bestaansrecht
van een gezag dat zich op deze manier
handhaaft", maande Marcuse zijn ge
hoor.
Een oproep die als een zweep het stu
dentendom uit zijn schamele huurka-
mertjes en muffe campussen joeg, zo
valt in nagenoeg elke historische be-
Politocoloog Leo Huberts, gevraagd naar
de rol van Marcuse in de
studentenopstand van 1968: „Zijn invloed
is nul komma nul
schouwing over die periode te lezen. De
lont in het kruitvat. Dr. Leo Huberts
echter, gevraagd naar de rol van Marcu
se: „Zijn invloed is nul komma nul ge
weest". En drs. Wim van Noort valt
hem aldus bij: „Een onderzoek heeft aan
het licht gebracht dat de uitgever van
Marcuse rond de periode van de mei-re
volutie in Parijs precies veertig boeken
van zijn hand had uitgezet. Veertig boe
ken voor heel Parijs. Alleen dit gegeven
bewijst al dat de rol van Marcuse op een
mythe berust. De man was trouwens
veel te saai om te lezen. Het is dus niet
zo dat iedereen in 1968 met de werken
van Marcuse liep te zwaaien zoals later
met het Rode Boekje van Mao. Veeleer
hebben sommige radicale studentenlei
ders achteraf bepaalde ideeën uit het ge-
dachtengoed van Marcuse gelicht die
hen goed uitkwamen. Het idee van de
voorhoede. Ze hebben Marcuse geno
men om hun beweging te legitimeren,
om er een filosofie op te plakken, toen
een en ander niet meer te stuiten viel".
Bovendien vormde mei 1968 volgens
beide onderzoekers misschien wel het
hoogtepunt van het protest, maar zeker
niet het beginpunt. Dat zoeken ze voor
wat Nederland betreft in 1963, het jaar
tal van Juliana. Op 15 februari 1963, om
precies te zijn, publiceerde de studenten
leider Ton Regtien in het Nijmeegse
Universiteitsblad het eerste artikel van
een reeks die „Studentenvakbeweging"
was getiteld. Dit pleidooi voor verre
gaande vernieuwingen in de academi
sche wereld wekte zoveel weerklank dat
eind juni te Utrecht een studentencon
gres plaatsvond waar de Stüdentenvak-
beweging werd gesticht en een „Demo
cratisch Manifest" het licht zag dat een
grote verspreiding kreeg. Deze SVB leg
de de nadruk op de maatschappelijke
verantwoordelijkheid van studenten, eis
te betere materiële voorzieningen en riep
om een meer democratische inrichting
van het universitaire onderwijs. Er
meldden zich onmiddellijk tweeduizend
leden aan.
tijd
De revolte van mei 1968 hing dus al
lang in de lucht, willen Van Noort en
Huberts hiermee zeggen. Maar als hij
niet vanwege Marcuse in de lucht hing,
vanwege wat dan? Bij wijze van ant
woord ontzenuwen de twee wetenschap
pers nog een mythe. „Iedereen denkt al
tijd dat de mensen eerder in actie komen
naarmate ze het slechter hebben. Een
misvatting waar wij ons vanaf het begin
tegen hebben gekant. Want het blijkt
niet waar te zijn. De actiebereidheid
hangt integendeel erg nauw samen met
de mate waarin mensen over vrije tijd
beschikken, over geld, over de kennis en
de vaardigheden die je nodig hebt om
actie te kunnen voeren. Welnu: in de ja
ren zestig ging het juist prima met de
kansen tot ontplooiing, met de toeganke
lijkheid van allerlei studierichtingen,
met het geld dat de studenten te beste
den hadden. Dit maakt begrijpelijk
waarom eerst studenten en vervolgens
de nieuwe vrijgestelden voorop gingen
in het maatschappelijk protest. Zij wa
ren het die er bij uitstek de middelen
voor hadden, de vrije tijd namelijk, de
kennis, de vaardigheid en het geld".
Veel van het verzet was ook helemaal
niet zo ideologisch geïnspireerd als later
werd aangenomen, gaan Van Noort en
Huberts door met ontzenuwen. „Die be
vlogenheid gold misschien voor een klei
ne spraakmakende gemeente, maar de
overgrote meerderheid had lak aan de
Wim van Noort, socioloog uit Leiden:
„Nooit meer zullen er honderdduizenden
actievoerders de straat op gaan".
FOTO: WIM VAN NOORT
ideologische bombarie van studentenlei
ders als Daniel Cohn-Bendit in Frank
rijk, Rudi Dutschke in Duitsland of Ton
Regtien bij ons. Wel was men het na
tuurlijk met de gestelde eisen eens, wie
zou dat niet zijn? En in die sfeer werd
het leuk gevonden om met vrienden of
vriendinnen de straat op te gaan. Samen
naar de demonstratie, ja, gezellig. U
moet bedenken dat de studentenpopula
tie van de jaren zestig een heel ander
beeld toonde dan vroeger. In 1958 volg
de slechts 29 procent van de jongens van
17 jaar en ouder voltijds onderwijs en
18 procent van de meisjes. Sindsdien
zijn deze getallen gestegen tot liefst 80
procent bij de jongens en 73 procent bij
de meisjes. Vroeger was studeren voor
behouden aan de kinderen van een be
trekkelijke elite. Ze vonden gezag een
normale zaak. Hun bedje voor de toe
komst leek gespreid zodat ze niet zo'n
behoefte hadden aan verzet. En wat er
aan agressie leefde, konden ze kwijt via
de ontgroening of via keet schoppen op
de sociëteit".
nieuwe generatie
De jaren zestig echter brachten een on
gekende toestroom uit de middengroe
pen op gang. Een nieuwe generatie, weg
uit het ouderlijk huis, alleen op kamers
en geconfronteerd met een totaal andere
manier van leven. „Nou, dan ga je je an
ders gedragen", zegt Huberts. Het ge-
dachtengoed van die generatie was ook
iets progressiever. „En er was wat meer
ruimte om afwijkende ideeën te spuien",
zegt Van Noort. „De wederopbouw van
na de oorlog had zijn beslag gekregen.
Welvaart gold als een vanzelfsprekend
heid. Een mens hoefde niet langer zo eng
bezig te zijn. Plus het feit dat de koude
oorlog voorbij was. Je mocht opeens
marxist of trotskist of maoïst of wat dan
ook zijn". Vrijheid blijheid. „En deze
nieuwe generatie", maakt Huberts de
schets af, „deze vloedgolf van studenten
met een andere mentaliteit, stuitte op
het feit dat ze geen fluit te vertellen had
den. Want de structuur van het hoger
onderwijs was nog helemaal afgestemd
op die oude, beperkte, gezagsgetrouwe
elite".
Zo lag anno 1968 de werkelijkheid van
de lont en het kruitvat. Maar de explo
sie, dat dient ook gezegd, was er niet
minder om. Heel de samenleving, leek
het wel, moest en zou op de schop. Geen
maatschappelijke geleding die niet zijn
eigen protest-, pressie- of actiegroep
baarde. Hoe reageerde de gevestigde
orde op een fragmentatiebom van dit
kaliber? Van Noort en Huberts zijn er
kort over. „Aanvankelijk was er een pa
niekreactie op alle denkbare niveaus.
Het gezag van hoog tot laag in opperste
verwarring. Men had tijd nodig om zijn
houding te bepalen en probeerde die te
winnen door concessies te doen aan het
actiewezen. Maar op den duur raakte
men gewend aan de nieuwe situatie en
wist men ermee om te gaan. Het aantal
keren dat men zwichtte voor protest of
pressie nam zienderogen af, want de er
varing leerde: een harde aanpak werpt
soms ook vruchten af'. Het huidige kli
maat wordt door beide onderzoekers
omschreven als „vriendelijke onverschil
ligheid" en „milde geamuseerdheid".
Van Noort: „Bij het gros van politici en
gezagsdragers heeft zich de houding
vastgezet dat protestbewegingen er nu
eenmaal bij horen. Dat ze tamelijk nor
maal zijn. Maar de heel kleine, harde
kernen, die worden natuurlijk gepakt".
Huberts: „Wel slim, vind ik. Enerzijds is
men niet al te scheutig met concessies,
terwijl men anderzijds een te rigoureuze
aanpak schuwt, want daarmee jaag je de
publieke opinie tegen je in het harnas.
Gut, interessant, komt u eens praten -
dat is tegenwoordig zo'n beetje de op
stelling van de autoriteiten in geval van
protest of actie".
De toekomst. Voor het vooruitblikken
daarop achten de twee wetenschappers
hun stelling belangrijk dat „mensen pas
in actie komen wanneer ze denken dat
ze met hun actie iets zullen bereiken".
Plus de stelling dat er voor het voeren
van actie middelen nodig zijn - de reeds
genoemde vrije tijd, kennis, vaardigheid
en niet in de laatste plaats geld. Zet men
dit alles af tegen de hedendaagse of de te
verwachten werkelijkheid, dan gaat de
samenleving rustige tijden tegemoet.
Van Noort: „Actievoerders krijgen min
der gedaan, dus hebben acties weinig zin
en wordt het onaantrekkelijk om actie te
voeren. Je moet iets bereiken; anders
houd je het niet lang vol". Huberts: „En
gezien de economische situatie zijn de
middelen die het voeren van actie vergt,
schaars geworden. Tijd, energie, je hebt
ze hard nodig om je studie binnen de ge
stelde termijn af te maken of om je te
handhaven op de arbeidsmarkt. En zie
van een huidige beurs of uitkering maar
eens rond te komen. Aanpoten en zo
snel mogelijk een baan, luidt het parool.
Daarbinnen is geen plaats voor actie".
Het zijn tendensen die blijven, denken
Huberts en Van Noort bovendien. Aan
de ene kant zal het gezag volharden in
zijn strategie om zich zo weinig mogelijk
over de brug te laten trekken. Aan de
andere kant belooft de economische toe
stand in termen van een grote werkloos
heid weinig goeds. Voor een nieuwe op
bloei van het actiewezen zal een nieuwe
welvaart noc
ook klinkt,
mingsgezindheid links van het centrum
in plaats van het pragmatisme dat de
huidige PvdA belijdt. „Maar dan nog",
sluit Van Noort af. „Dan nog zal het een
heel ander type actiewezen zijn. Een ac
tiewezen dat veel meer naar audiovisue
le middelen grijpt. Actiegroepen van het
type Greenpeace. Een paar mensen in
een rubberbootje die honderdduizenden
donateurs winnen omdat Veronica er
met de camera bij is, en die met de al
dus geworven fondsen een uiterst profes
sionele organisatie op de been kunnen
houden. Dit voorbeeld zal gevolgd
worden door de vredesbeweging, door
de Derde-Wereldbeweging, de milieube
weging, denk ik". Huberts valt de visie
van zijn wetenschapsbroeder by „Ik
noem het de veramerikanisering van het
actiewezen. We krijgen een soort stafor
ganisaties die op professionele leest ge
schoeid zijn en die de weg naar de me
dia kennen. Zie hoe het Wereldnatuur-
fonds in de weer is met de TROS. En
Natuurmomumenten Nederland dat is
doet met de VARA".
Het zal allemaal minder maatschappij-
hervormend zijn, voorspellen beide on
derzoekers. A-politiek. Een geringere be
vlogenheid. Doelstellingen waarin de
grote massa zich makkelijk kan herken
nen. Acties die de oppervlakkige pu-
blieksmedia aanspreken. Van Noort
noemt zo'n rationele aanpak een verbe
tering. „Ik hoef niet steeds die praatjes
van Roel van Duyn te horen". Huberts
echter vreest ontaarding in zielloos prag
matisme. „Voor acties heb je toch wat
begeestering nodig. Ik acht het Ameri
kaanse model een verarming. Nederland
zal er minder kleurrijk door worden".
Want daarover zijn beide heren het
eens: mei 1968 heeft kleur in de samen
leving gebracht. „Nederland is er voor
alle categorieën van de bevolking en bin
nen al zijn instellingen democratischer
op geworden. Afwisselender. Spannen
der. De verbeelding is niet aan de macht
gekomen, nee. Maar wel een beetje meer
verbeelding".
PIET SNOEREN
binnen de perken
\itiUthhéèiitMtk\ik(»ÈÊédËtéÈ*é*LiÉhilU*4
Door het aanhoudend wisselvallige weer
hebben we er nog niet bij stilgestaan dat
het de hoogste tijd wordt zomerbloeiers
te poten. De vooijaarsbloeiers doen op
het ogenblik hun best en geven veel tui
nen een kleurrijk aanzien. Willen we dat
over een paar maanden nog zo hebben
dan dienen er nu nieuwe bollen gepoot
te worden. In tegenstelling tot de Voor-
jaarsbloeiers als narcissen en tulpen,
hebben de zomerbloeiers erg veel con
currentie te duchten van allerlei andere
gewassen. Dat is de belangrijkste reden
waarom de belangstelling voor de zo
merbloeiers onder de knol- en bolgewas
sen wat minder groot is dan voor de
vooijaarsbloeiers. Overigens zeer ten on
rechte want ook in de zomerperiode kan
de goed beplante tuin niet buiten ze. En
de keuze is aanmerkelijk groter dan de
meeste tuinliefhebbers veronderstellen.
Een van de meest op de voorgrond tre
dende zomerbloeiers is. de gladiool. Uit
stekend te gebruiken als snijbloem waar
voor een afgelegen stukje van de tuin be
nut kan worden. Maar ook in de border
kan de gladiool veel bijdragen aan een
vrolijk gezicht van de tuin. Vooral in
een border die beplant is met eenjarigen
doet de gladiool het uitstekend.
De bloem heeft een geheel eigen bloei-
wijze; de grote bloemen staan in lange
dichte trossen onder elkaar. Daardoor
heeft de gladiool een sterke verticale
werking. En dat past goed bij eenjarige
bloeiertjes omdat die het meestal juist in
horizontale richting zoeken. Door in
zo'n eenjarigen-border gladiolen te poten
wordt het geheel aanmerkelijk levendi
ger.
Wie de gladiool alleen als snijbloem wil
opkweken moet ervoor zorgen dat ze óp
een beschut plekje komen te staan, in
elk geval uit de wind. Ze hebben steun
nodig en daarvoor kan heel goed chry
santengaas gebruikt worden. Ook in de
border mogen ze wel een steuntje heb
ben. De Geto-plantensteun is daar ideaal
voor. Die is te koop in elk tuincentrum.
Als de bollen op een diepte van tien cen
timeter (of nog iets meer) gepoot
worden, draagt dat ertoe bij dat de gla
diolen wat steviger op hun benen staan
als ze in de bloeiperiode hun enorme
bloementrossen dragen.
Anemoontjes, de soort die ook veel als
snijbloem wordt aangeboden, kunnen
ook heel goed in de tuin gepoot worden.
De kleine, eigenaardig gevormde knolle
tjes kunnen in deze tijd nog, op een
diepte van zes centimeter, worden ge
plant. Zes tot acht centimeter tussen
ruimte geeft de bloemen straks de gele
genheid zich ten volle te ontplooien.
Anemonen hebben een voedzame en
foed vochthoudende grond nodig,
leestal worden ze in gemengde kleuren
aangeboden. Als u de kans hebt ze op
kleur gesorteerd te bemachtigen is dat
aardiger. Dan kunnen verschillende ane-
monenveldjes van één kleur worden
aangelegd. Ze zijn er in rood, blauw, wit,
paars en violet. Naast de enkelbloemige
soort die de naam Anemone de Caen
draagt is er ook een vorm met halfgevul-
de bloemen die St. Brigid wordt ge
noemd.
Er zijn meer zomerbloeiende knolgewas
sen dan menigeen denkt. Twee daarvan
noemen we hier nog als voorbeelden. De
liatris is er zo een. Daarvan wordt vaak
gedacht dat het een vaste plant is. Toch
is het een knolgewas waarvan we de
wortelstokken enkele centimeters onder
het aardoppervlak planten. Er ontwikke
len zich lange aren met paarsachtige, lila
bloemetjes. Bijen en vlinders zijn gek op
die bloemen en u lokt deze dieren ermee
in uw tuin. Dat kan voor andere planten
een groot voordeel zijn.
Merkwaardig bij de liatris is dat de aar
van boven naar beneden bloeit. Zo ver
is het in juli-augustus. De plant wordt
tot een meter hoog en is volkomen win
terhard. De knollen kunnen dus rustig
het hele jaar in de grond blijven. Daar
door is het verschil met een vaste plant
ook wel aardig klein geVvorden.
Een ander onbekend knolgewasje is het
klavertje vier. Het plantje dat officieel
Oxalis deppei heet, staat bij ons ook wel
bekend onder de namen geluksklavertje
of klaverzuring. De plant bloeit rose-
rood en die bloei is zeer langdurig. Daar
naast is het decoratieve blad natuurlijk
ook een bijdrage aan de schoonheid van
de tuin. Het plantje blijft laag bij de
grond en de knolletjes kunnen gewoon
in de tuin maar ook heel decoratief in
potten of plantenbakken gepoot worden.
Zo'n vijf centimeter diep. Ze houden
van veel zon. Behalve de rose-rode zijn
er ook nog een witte en een karmijnrose
soort. De laatste draagt de naam Iron
Cross.
Een van de bekendste en zeer geliefde
bolgewassen is zonder twijfel de amaryl
lis. De bol laat zich heel gemakkelijk in
bloei brengen en de bloeivorm is opval
lend groot en fraai. De bloemvorm kun
je trechtervormig noemen maar ook de
omschrijving trompetvorm voldoet
goed. Kenmerkend is dat de bloem
blaadjes aan de uiteinden duidelijk te
ruggebogen zijn. De zes meeldraden ste
ken tamelijk ver uit de bloem. Deze ei
genschappen bij elkaar brengen ons bij
de familie Amaryllidaceae. Daar horen
verder onder meer bij het sneeuwklokje
en de narcis, de clivia en de poeder
kwast. En de amaryllis. Een beetje inge
wikkeld maar de echte amaryllis (offi
cieel Amai7llis belladonna geheten) en
de plant die wij amaiyJlis noemen (offi
cieel Hippeastrum) zijn twee geheel ver
schillende planten. Amaryllis belladonna
(mooie vrouw dus), is een bolgewas af
komstig uit Zuidafrika. De Hippea-
strumsoorten komen uit Zuid-Amerika.
De bloemstengels van de echte amaryllis
zijn gevuld en die van de Hippeastrum
zijn hol. De zaden van de echte zijn
groen en van de Hippeastrum bruin
zwart.
Amaryllis belladonna is een uiterst
moeilijk te kweken ras, de namaak-ama-
ryllis daarentegen is eenvoudig in bloei
te trekken. De naam Hippeastrum is sa
mengesteld uit de Griekse woorden hip-
peus (ridder) en astron (ster). In Duits
sprekende landen heet de bloem dan ook
wel Ritterstern. Een betere benaming
omdat daardoor de verwarring met de
echte amaryllis voorkomen wordt.
De bloem wordt de laatste jaren ook als
snijbloem op de markt gebracht. Daar
voor worden zeer grootbloemige rassen
geteeld. Als u ze koopt moeten de bloe
men nog in knop zijn en ze bloeien dan
met behulp van water met snijbloemcn-
voedsel in enkele dagen tot overweldi
gende pracht uit. Omdat de bloemen erg
zwaar zijn hebben de holle stengels soms
moeite ze te dragen. Een stuk ijzerdraad
in die stengel kan hulp bieden. De bloe
men blijven dan zeven tot tien dagen
hun schoonheid uitstralen.
Opkweken uit een bol is eenvoudig. Er
zijn diverse maten bollen te koop en het
spreekt voor zich dat uit de grootste bol
len de meeste bloemstengels met de
grootste bloemen komen. Een tamelijk
nieuwe soort is kleinbloemig. Naast klei
nere bloemen hebben ze ook kortere ste
len en dat kan voor potcultuur als een
voordeel worden beschouwd.
JAN VAN K.OOTEN