De mythe van mei 1968 finale" Verzetsgolf Vrije Rustige tijden Bollen planten voor de zomer CeidócSomcmt1 ZATERDAG 30 APRIL 1988 PAGINA 27 Precies twintig jaar geleden ontplofte in Parijs de fragmentatiebom van het studentenoproer die ook Nederland tot een lappendeken van protest-, pressie- en actiegroepen zou versnipperen. Een titanische krachtmeting tussen het prestatiebeginsel en het welzijnsbeginsel zou het worden. Overal klonk de roep om een creatieve denkpauze, een lente waarin de mensheid zou kunnen experimenteren met nieuwe samenlevingsvormen. Althans: zo leek het. Twee jonge wetenschappers echter die er hun onderzoeksterrein van hebben gemaakt, ontzenuwen in bijgaand vraaggesprek menige mythe. „En nooit meer", voorspellen ze, „zullen er honderdduizenden de straat op gaan". LEIDEN - „Sommige oude instel lingen blijken vermolmde stukken te zijn van een vloer waarop een le vende maatschappij met haar nieu we generatie niet meer kan staan en bewegen. Sommige oude instel lingen verliezen hun zin en ver brokkelen onnodig de ondergrond van ons bestaan. Er worden dingen nog voor levend aangezien die spo ken uit het verleden zijn gewor den". Een vermaning die de toen malige koningin Juliana uitsprak in 1963 - en let op het jaartal, want het zal terugkeren. Deze vrouw be greep in de eenvoud van haar wijs heid toen al wat verkrampte rege ringsleiders, gezagsdragers, regen ten en opinievormers in heel de westerse wereld tot lang daarna blindelings zouden weigeren als de werkelijkheid te zien. Menigeen zal het vergeten zijn, maar was het niet de grote Charles de Gaulle die op 30 mei 1968 in het geniep met zijn legerleider Massu vergaderde over de vraag hoe het verzet gewapenderhand kon worden gebroken? Parijs in de nacht van 10 op 11 mei van datzelfde jaar. De nacht der barricaden. Scholieren, studenten en leden van de Franse docentenvakbond bestormden het Quartier Latin en meer in het bij zonder zijn eerbiedwaardige middelpunt, de Sorbonne, Frankrijks academische bolwerk. Bij het ochtendgloren kon de balans worden opgemaakt: 400 gewon den, 460 arrestanten, 188 vernielde per sonenauto's. De grote vakbonden, voor al de communistische CGT, kondigden voor 13 mei een massademonstratie aan, gepaard met een algehele staking van 24 uur. Bijna een miljoen opstandelingen marcheerden die maandag door de Parij- se straten. De staatsschouwburg Odéon werd gebombardeerd tot revolutionair podium, wilde stakingen en fabrieksbe- zettingen waaierden als een lopende brand uit over het land totdat er negen miljoen arbeiders bij betrokken waren, en in Nantes nam een centraal stakings comité zelfs het hele stadsbestuur over. Zelfbestuur („autogestion") luidde in die dagen het toverwoord dat de revolte vleugels gaf. Precies twintig jaar geleden is het alle maal. Wat begonnen leek als een studen- tenrel her en der, in Amerika aan de universiteit van Berkeley, in Duitsland aan de Vrije Universiteit van Berlijn, in Frankrijk op de faculteit voor geesteswe tenschappen te Nanterre, in Nederland met de door Provo geïnfiltreerde 'Uni versiteit van Amsterdam, br$k door alle dijken en mondde uit in een algehele verzetsgolf van de nieuwe generatie, be doeld om de oude instellingen waarover koningin Juliana had gerept, voor eens en voor altijd uit het maatschappelijke landschap weg te vagen. Hoe kon het plotsklaps komen tot zo'n springtij van protest? Wat leverde het op? Wat zou er van beklijven? En is iets soortgelijks in de toekomst mogelijk? Een gesprek daarover met de politico loog dr. Leo Huberts en de socioloog drs. Wim van Noort, beiden geschoold door de Leidse universiteit met zijn lan ge onderzoekstraditie op dit gebied. De eerste is zojuist gepromoveerd op een studie naar de invloed van protest en pressie, de tweede promoveert eind ok tober op een proefschrift over de ont wikkelingen van sociale bewegingen, met name de kraakbeweging, de milieubewe ging en de anti-kernwapenbeweging. Sa men hebben ze meegewerkt aan het vo rig jaar verschenen boek „Protest en pressie". Samen werken ze aan een nieuw boek, een vooruitblik ditmaal, de vraag: hoe zal het in de jaren negentig gaan met het protest? Een gesprek met verrassingen, men zij gewaarschuwd. Menig gevestigd oordeel zal door de twee wetenschappers onderuit worden gehaald. De diep gewortelde visie bij voorbeeld dat de studentenrevolte van 1968 verwekt zou zijn door geestelijke vader Herbert Marcuse, een in 1979 overleden Amerikaanse filosoof en so cioloog van Duitse afkomst, de kwade genius van de nieuwe generatie. Een geheugensteuntje. Herbert Marcuse was de uitvinder van „de één-dimensio- tVat begon als een studentenrel her en der, brak door alle dijken en mondde uit in een algehele verzetsgolf van de nieuwe generatie. nale mens", van „de gelukkige slaaf'. Hij leerde dat het burgerlijke, kapitalisti sche systeem van na de oorlog op een nieuwe, verkapte manier totalitair was. Het probeerde de onderdrukking en ge lijkschakeling van burgers niet langer te bereiken met bruut geweld, nee, de re pressie, de gedwongen aanpassing werd veeleer bewerkstelligd via subtiele mid delen. Terwijl de heersende klasse zich voor het oog van democratische metho den bediende en tot op zekere hoogte verdraagzaamheid predikte, wist ze daarmee juist de werkelijke machtsstruc turen aan het gezicht te onttrekken. Er heerste een systeem dat de zin van het menselijk bestaan dreigde uit te hollen tot louter consumeren. Tussen droom en werkelijkheid gaapte in de westerse maatschappij een diepe kloof. De werke lijkheid, dat was de consumptieterreur. „Zet vraagtekens bij het bestaansrecht van een gezag dat zich op deze manier handhaaft", maande Marcuse zijn ge hoor. Een oproep die als een zweep het stu dentendom uit zijn schamele huurka- mertjes en muffe campussen joeg, zo valt in nagenoeg elke historische be- Politocoloog Leo Huberts, gevraagd naar de rol van Marcuse in de studentenopstand van 1968: „Zijn invloed is nul komma nul schouwing over die periode te lezen. De lont in het kruitvat. Dr. Leo Huberts echter, gevraagd naar de rol van Marcu se: „Zijn invloed is nul komma nul ge weest". En drs. Wim van Noort valt hem aldus bij: „Een onderzoek heeft aan het licht gebracht dat de uitgever van Marcuse rond de periode van de mei-re volutie in Parijs precies veertig boeken van zijn hand had uitgezet. Veertig boe ken voor heel Parijs. Alleen dit gegeven bewijst al dat de rol van Marcuse op een mythe berust. De man was trouwens veel te saai om te lezen. Het is dus niet zo dat iedereen in 1968 met de werken van Marcuse liep te zwaaien zoals later met het Rode Boekje van Mao. Veeleer hebben sommige radicale studentenlei ders achteraf bepaalde ideeën uit het ge- dachtengoed van Marcuse gelicht die hen goed uitkwamen. Het idee van de voorhoede. Ze hebben Marcuse geno men om hun beweging te legitimeren, om er een filosofie op te plakken, toen een en ander niet meer te stuiten viel". Bovendien vormde mei 1968 volgens beide onderzoekers misschien wel het hoogtepunt van het protest, maar zeker niet het beginpunt. Dat zoeken ze voor wat Nederland betreft in 1963, het jaar tal van Juliana. Op 15 februari 1963, om precies te zijn, publiceerde de studenten leider Ton Regtien in het Nijmeegse Universiteitsblad het eerste artikel van een reeks die „Studentenvakbeweging" was getiteld. Dit pleidooi voor verre gaande vernieuwingen in de academi sche wereld wekte zoveel weerklank dat eind juni te Utrecht een studentencon gres plaatsvond waar de Stüdentenvak- beweging werd gesticht en een „Demo cratisch Manifest" het licht zag dat een grote verspreiding kreeg. Deze SVB leg de de nadruk op de maatschappelijke verantwoordelijkheid van studenten, eis te betere materiële voorzieningen en riep om een meer democratische inrichting van het universitaire onderwijs. Er meldden zich onmiddellijk tweeduizend leden aan. tijd De revolte van mei 1968 hing dus al lang in de lucht, willen Van Noort en Huberts hiermee zeggen. Maar als hij niet vanwege Marcuse in de lucht hing, vanwege wat dan? Bij wijze van ant woord ontzenuwen de twee wetenschap pers nog een mythe. „Iedereen denkt al tijd dat de mensen eerder in actie komen naarmate ze het slechter hebben. Een misvatting waar wij ons vanaf het begin tegen hebben gekant. Want het blijkt niet waar te zijn. De actiebereidheid hangt integendeel erg nauw samen met de mate waarin mensen over vrije tijd beschikken, over geld, over de kennis en de vaardigheden die je nodig hebt om actie te kunnen voeren. Welnu: in de ja ren zestig ging het juist prima met de kansen tot ontplooiing, met de toeganke lijkheid van allerlei studierichtingen, met het geld dat de studenten te beste den hadden. Dit maakt begrijpelijk waarom eerst studenten en vervolgens de nieuwe vrijgestelden voorop gingen in het maatschappelijk protest. Zij wa ren het die er bij uitstek de middelen voor hadden, de vrije tijd namelijk, de kennis, de vaardigheid en het geld". Veel van het verzet was ook helemaal niet zo ideologisch geïnspireerd als later werd aangenomen, gaan Van Noort en Huberts door met ontzenuwen. „Die be vlogenheid gold misschien voor een klei ne spraakmakende gemeente, maar de overgrote meerderheid had lak aan de Wim van Noort, socioloog uit Leiden: „Nooit meer zullen er honderdduizenden actievoerders de straat op gaan". FOTO: WIM VAN NOORT ideologische bombarie van studentenlei ders als Daniel Cohn-Bendit in Frank rijk, Rudi Dutschke in Duitsland of Ton Regtien bij ons. Wel was men het na tuurlijk met de gestelde eisen eens, wie zou dat niet zijn? En in die sfeer werd het leuk gevonden om met vrienden of vriendinnen de straat op te gaan. Samen naar de demonstratie, ja, gezellig. U moet bedenken dat de studentenpopula tie van de jaren zestig een heel ander beeld toonde dan vroeger. In 1958 volg de slechts 29 procent van de jongens van 17 jaar en ouder voltijds onderwijs en 18 procent van de meisjes. Sindsdien zijn deze getallen gestegen tot liefst 80 procent bij de jongens en 73 procent bij de meisjes. Vroeger was studeren voor behouden aan de kinderen van een be trekkelijke elite. Ze vonden gezag een normale zaak. Hun bedje voor de toe komst leek gespreid zodat ze niet zo'n behoefte hadden aan verzet. En wat er aan agressie leefde, konden ze kwijt via de ontgroening of via keet schoppen op de sociëteit". nieuwe generatie De jaren zestig echter brachten een on gekende toestroom uit de middengroe pen op gang. Een nieuwe generatie, weg uit het ouderlijk huis, alleen op kamers en geconfronteerd met een totaal andere manier van leven. „Nou, dan ga je je an ders gedragen", zegt Huberts. Het ge- dachtengoed van die generatie was ook iets progressiever. „En er was wat meer ruimte om afwijkende ideeën te spuien", zegt Van Noort. „De wederopbouw van na de oorlog had zijn beslag gekregen. Welvaart gold als een vanzelfsprekend heid. Een mens hoefde niet langer zo eng bezig te zijn. Plus het feit dat de koude oorlog voorbij was. Je mocht opeens marxist of trotskist of maoïst of wat dan ook zijn". Vrijheid blijheid. „En deze nieuwe generatie", maakt Huberts de schets af, „deze vloedgolf van studenten met een andere mentaliteit, stuitte op het feit dat ze geen fluit te vertellen had den. Want de structuur van het hoger onderwijs was nog helemaal afgestemd op die oude, beperkte, gezagsgetrouwe elite". Zo lag anno 1968 de werkelijkheid van de lont en het kruitvat. Maar de explo sie, dat dient ook gezegd, was er niet minder om. Heel de samenleving, leek het wel, moest en zou op de schop. Geen maatschappelijke geleding die niet zijn eigen protest-, pressie- of actiegroep baarde. Hoe reageerde de gevestigde orde op een fragmentatiebom van dit kaliber? Van Noort en Huberts zijn er kort over. „Aanvankelijk was er een pa niekreactie op alle denkbare niveaus. Het gezag van hoog tot laag in opperste verwarring. Men had tijd nodig om zijn houding te bepalen en probeerde die te winnen door concessies te doen aan het actiewezen. Maar op den duur raakte men gewend aan de nieuwe situatie en wist men ermee om te gaan. Het aantal keren dat men zwichtte voor protest of pressie nam zienderogen af, want de er varing leerde: een harde aanpak werpt soms ook vruchten af'. Het huidige kli maat wordt door beide onderzoekers omschreven als „vriendelijke onverschil ligheid" en „milde geamuseerdheid". Van Noort: „Bij het gros van politici en gezagsdragers heeft zich de houding vastgezet dat protestbewegingen er nu eenmaal bij horen. Dat ze tamelijk nor maal zijn. Maar de heel kleine, harde kernen, die worden natuurlijk gepakt". Huberts: „Wel slim, vind ik. Enerzijds is men niet al te scheutig met concessies, terwijl men anderzijds een te rigoureuze aanpak schuwt, want daarmee jaag je de publieke opinie tegen je in het harnas. Gut, interessant, komt u eens praten - dat is tegenwoordig zo'n beetje de op stelling van de autoriteiten in geval van protest of actie". De toekomst. Voor het vooruitblikken daarop achten de twee wetenschappers hun stelling belangrijk dat „mensen pas in actie komen wanneer ze denken dat ze met hun actie iets zullen bereiken". Plus de stelling dat er voor het voeren van actie middelen nodig zijn - de reeds genoemde vrije tijd, kennis, vaardigheid en niet in de laatste plaats geld. Zet men dit alles af tegen de hedendaagse of de te verwachten werkelijkheid, dan gaat de samenleving rustige tijden tegemoet. Van Noort: „Actievoerders krijgen min der gedaan, dus hebben acties weinig zin en wordt het onaantrekkelijk om actie te voeren. Je moet iets bereiken; anders houd je het niet lang vol". Huberts: „En gezien de economische situatie zijn de middelen die het voeren van actie vergt, schaars geworden. Tijd, energie, je hebt ze hard nodig om je studie binnen de ge stelde termijn af te maken of om je te handhaven op de arbeidsmarkt. En zie van een huidige beurs of uitkering maar eens rond te komen. Aanpoten en zo snel mogelijk een baan, luidt het parool. Daarbinnen is geen plaats voor actie". Het zijn tendensen die blijven, denken Huberts en Van Noort bovendien. Aan de ene kant zal het gezag volharden in zijn strategie om zich zo weinig mogelijk over de brug te laten trekken. Aan de andere kant belooft de economische toe stand in termen van een grote werkloos heid weinig goeds. Voor een nieuwe op bloei van het actiewezen zal een nieuwe welvaart noc ook klinkt, mingsgezindheid links van het centrum in plaats van het pragmatisme dat de huidige PvdA belijdt. „Maar dan nog", sluit Van Noort af. „Dan nog zal het een heel ander type actiewezen zijn. Een ac tiewezen dat veel meer naar audiovisue le middelen grijpt. Actiegroepen van het type Greenpeace. Een paar mensen in een rubberbootje die honderdduizenden donateurs winnen omdat Veronica er met de camera bij is, en die met de al dus geworven fondsen een uiterst profes sionele organisatie op de been kunnen houden. Dit voorbeeld zal gevolgd worden door de vredesbeweging, door de Derde-Wereldbeweging, de milieube weging, denk ik". Huberts valt de visie van zijn wetenschapsbroeder by „Ik noem het de veramerikanisering van het actiewezen. We krijgen een soort stafor ganisaties die op professionele leest ge schoeid zijn en die de weg naar de me dia kennen. Zie hoe het Wereldnatuur- fonds in de weer is met de TROS. En Natuurmomumenten Nederland dat is doet met de VARA". Het zal allemaal minder maatschappij- hervormend zijn, voorspellen beide on derzoekers. A-politiek. Een geringere be vlogenheid. Doelstellingen waarin de grote massa zich makkelijk kan herken nen. Acties die de oppervlakkige pu- blieksmedia aanspreken. Van Noort noemt zo'n rationele aanpak een verbe tering. „Ik hoef niet steeds die praatjes van Roel van Duyn te horen". Huberts echter vreest ontaarding in zielloos prag matisme. „Voor acties heb je toch wat begeestering nodig. Ik acht het Ameri kaanse model een verarming. Nederland zal er minder kleurrijk door worden". Want daarover zijn beide heren het eens: mei 1968 heeft kleur in de samen leving gebracht. „Nederland is er voor alle categorieën van de bevolking en bin nen al zijn instellingen democratischer op geworden. Afwisselender. Spannen der. De verbeelding is niet aan de macht gekomen, nee. Maar wel een beetje meer verbeelding". PIET SNOEREN binnen de perken \itiUthhéèiitMtk\ik(»ÈÊédËtéÈ*é*LiÉhilU*4 Door het aanhoudend wisselvallige weer hebben we er nog niet bij stilgestaan dat het de hoogste tijd wordt zomerbloeiers te poten. De vooijaarsbloeiers doen op het ogenblik hun best en geven veel tui nen een kleurrijk aanzien. Willen we dat over een paar maanden nog zo hebben dan dienen er nu nieuwe bollen gepoot te worden. In tegenstelling tot de Voor- jaarsbloeiers als narcissen en tulpen, hebben de zomerbloeiers erg veel con currentie te duchten van allerlei andere gewassen. Dat is de belangrijkste reden waarom de belangstelling voor de zo merbloeiers onder de knol- en bolgewas sen wat minder groot is dan voor de vooijaarsbloeiers. Overigens zeer ten on rechte want ook in de zomerperiode kan de goed beplante tuin niet buiten ze. En de keuze is aanmerkelijk groter dan de meeste tuinliefhebbers veronderstellen. Een van de meest op de voorgrond tre dende zomerbloeiers is. de gladiool. Uit stekend te gebruiken als snijbloem waar voor een afgelegen stukje van de tuin be nut kan worden. Maar ook in de border kan de gladiool veel bijdragen aan een vrolijk gezicht van de tuin. Vooral in een border die beplant is met eenjarigen doet de gladiool het uitstekend. De bloem heeft een geheel eigen bloei- wijze; de grote bloemen staan in lange dichte trossen onder elkaar. Daardoor heeft de gladiool een sterke verticale werking. En dat past goed bij eenjarige bloeiertjes omdat die het meestal juist in horizontale richting zoeken. Door in zo'n eenjarigen-border gladiolen te poten wordt het geheel aanmerkelijk levendi ger. Wie de gladiool alleen als snijbloem wil opkweken moet ervoor zorgen dat ze óp een beschut plekje komen te staan, in elk geval uit de wind. Ze hebben steun nodig en daarvoor kan heel goed chry santengaas gebruikt worden. Ook in de border mogen ze wel een steuntje heb ben. De Geto-plantensteun is daar ideaal voor. Die is te koop in elk tuincentrum. Als de bollen op een diepte van tien cen timeter (of nog iets meer) gepoot worden, draagt dat ertoe bij dat de gla diolen wat steviger op hun benen staan als ze in de bloeiperiode hun enorme bloementrossen dragen. Anemoontjes, de soort die ook veel als snijbloem wordt aangeboden, kunnen ook heel goed in de tuin gepoot worden. De kleine, eigenaardig gevormde knolle tjes kunnen in deze tijd nog, op een diepte van zes centimeter, worden ge plant. Zes tot acht centimeter tussen ruimte geeft de bloemen straks de gele genheid zich ten volle te ontplooien. Anemonen hebben een voedzame en foed vochthoudende grond nodig, leestal worden ze in gemengde kleuren aangeboden. Als u de kans hebt ze op kleur gesorteerd te bemachtigen is dat aardiger. Dan kunnen verschillende ane- monenveldjes van één kleur worden aangelegd. Ze zijn er in rood, blauw, wit, paars en violet. Naast de enkelbloemige soort die de naam Anemone de Caen draagt is er ook een vorm met halfgevul- de bloemen die St. Brigid wordt ge noemd. Er zijn meer zomerbloeiende knolgewas sen dan menigeen denkt. Twee daarvan noemen we hier nog als voorbeelden. De liatris is er zo een. Daarvan wordt vaak gedacht dat het een vaste plant is. Toch is het een knolgewas waarvan we de wortelstokken enkele centimeters onder het aardoppervlak planten. Er ontwikke len zich lange aren met paarsachtige, lila bloemetjes. Bijen en vlinders zijn gek op die bloemen en u lokt deze dieren ermee in uw tuin. Dat kan voor andere planten een groot voordeel zijn. Merkwaardig bij de liatris is dat de aar van boven naar beneden bloeit. Zo ver is het in juli-augustus. De plant wordt tot een meter hoog en is volkomen win terhard. De knollen kunnen dus rustig het hele jaar in de grond blijven. Daar door is het verschil met een vaste plant ook wel aardig klein geVvorden. Een ander onbekend knolgewasje is het klavertje vier. Het plantje dat officieel Oxalis deppei heet, staat bij ons ook wel bekend onder de namen geluksklavertje of klaverzuring. De plant bloeit rose- rood en die bloei is zeer langdurig. Daar naast is het decoratieve blad natuurlijk ook een bijdrage aan de schoonheid van de tuin. Het plantje blijft laag bij de grond en de knolletjes kunnen gewoon in de tuin maar ook heel decoratief in potten of plantenbakken gepoot worden. Zo'n vijf centimeter diep. Ze houden van veel zon. Behalve de rose-rode zijn er ook nog een witte en een karmijnrose soort. De laatste draagt de naam Iron Cross. Een van de bekendste en zeer geliefde bolgewassen is zonder twijfel de amaryl lis. De bol laat zich heel gemakkelijk in bloei brengen en de bloeivorm is opval lend groot en fraai. De bloemvorm kun je trechtervormig noemen maar ook de omschrijving trompetvorm voldoet goed. Kenmerkend is dat de bloem blaadjes aan de uiteinden duidelijk te ruggebogen zijn. De zes meeldraden ste ken tamelijk ver uit de bloem. Deze ei genschappen bij elkaar brengen ons bij de familie Amaryllidaceae. Daar horen verder onder meer bij het sneeuwklokje en de narcis, de clivia en de poeder kwast. En de amaryllis. Een beetje inge wikkeld maar de echte amaryllis (offi cieel Amai7llis belladonna geheten) en de plant die wij amaiyJlis noemen (offi cieel Hippeastrum) zijn twee geheel ver schillende planten. Amaryllis belladonna (mooie vrouw dus), is een bolgewas af komstig uit Zuidafrika. De Hippea- strumsoorten komen uit Zuid-Amerika. De bloemstengels van de echte amaryllis zijn gevuld en die van de Hippeastrum zijn hol. De zaden van de echte zijn groen en van de Hippeastrum bruin zwart. Amaryllis belladonna is een uiterst moeilijk te kweken ras, de namaak-ama- ryllis daarentegen is eenvoudig in bloei te trekken. De naam Hippeastrum is sa mengesteld uit de Griekse woorden hip- peus (ridder) en astron (ster). In Duits sprekende landen heet de bloem dan ook wel Ritterstern. Een betere benaming omdat daardoor de verwarring met de echte amaryllis voorkomen wordt. De bloem wordt de laatste jaren ook als snijbloem op de markt gebracht. Daar voor worden zeer grootbloemige rassen geteeld. Als u ze koopt moeten de bloe men nog in knop zijn en ze bloeien dan met behulp van water met snijbloemcn- voedsel in enkele dagen tot overweldi gende pracht uit. Omdat de bloemen erg zwaar zijn hebben de holle stengels soms moeite ze te dragen. Een stuk ijzerdraad in die stengel kan hulp bieden. De bloe men blijven dan zeven tot tien dagen hun schoonheid uitstralen. Opkweken uit een bol is eenvoudig. Er zijn diverse maten bollen te koop en het spreekt voor zich dat uit de grootste bol len de meeste bloemstengels met de grootste bloemen komen. Een tamelijk nieuwe soort is kleinbloemig. Naast klei nere bloemen hebben ze ook kortere ste len en dat kan voor potcultuur als een voordeel worden beschouwd. JAN VAN K.OOTEN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1988 | | pagina 27