Twee kanonnen en enorme wilskracht hielden jonge staat op de been Yitzhak Shamir vecht al veertig jaar voor bijbelse Israel 'ÊelcUc^ou^ont' ZATERDAG 23 APRIL 1988 PAGINA 30 TEL AVIV - „Ondanks alle moei lijkheden, belemmeringen en geva ren zijn de overlevenden van het nazi-bloedbad in Europa, tezamen met joden uit andere landen, het land Israel binnengestroomd om zich daar een waardig, vrij leven van eerlijke arbeid in het eigen land van hun volk te verzekeren". Citaat uit de Israëlische onafhankelijk heidsverklaring, die op vrijdag 14 mei in het museum voor moderne kunsten in Tel Aviv werd voorgelezen door David Ben Gurion. De stichting van de joodse staat was een feit. Het lijkt op het eerste gezicht alsof ie mand een enorme vergissing heeft be gaan. Eergisteren heeft Israel met de tra ditionele herdenking van de onafhanke lijkheidsdag een begin gemaakt met de viering van zijn veertigste verjaardag: ruim drie weken voor de datum van onze tijdrekening waarop in 1948 die onafhankelijkheid werd uitgeroepen. Toch is de datum van 21 april geen fout. De dag van 14 mei 1948 was de vijfde dag van de maand Iyar in het jaar 5708 op de Hebreeuwse kalender. Dit jaar valt die datum op 21 april. Misverstand Het is een bijna onuitwisbaar misver stand dat de geboorte van de staat Israel het antwoord was van de „beschaafde" wereld op de uitroeiing van meer dan zes miljoen joden door nazi-Duitsland. Het verlangen onder de joden in de dias pora naar een thuisland in Palestina (het zionisme) bestond al lang daarvoor. Eeu wenlang was het vooral een godsdienstig zionisme. In de negentiende eeuw werd het ook een politiek gemotiveerd zionis me. De Britten, die vanaf de Eerste Wereld oorlog de dienst uitmaakten in wat toen nog Transjordanië heette, moesten niets van het zionisme hebben. Vooral toen de dreiging van oorlog in Europa steeds duidelijker voelbaar werd, richtte de re gering in Londen zich meer en meer op de Arabische wereld. Niet geheel onver klaarbaar, gelet op de Britse belangen in zowel de regio zelf als in het dichtbij ge legen Voor-Indië. Er was alleen 'n probleem. In 1922 had Groot-Brittannië Transjordanië als man daatgebied toegewezen gekregen van de Volkenbond, onder de voorwaarde dat uitvoering zou worden gegeven aan de Balfour-verklaring. In een brief uit 1917 had de toenmalige Britse minister van buitenlandse zaken Balfour het idee ge opperd van de vestiging van een natio naal tehuis voor het joodse volk in Pa lestina. Daarbij werd wel opgemerkt dat geen inbreuk zou mogen worden ge maakt op de bestaansrechten van niet- joodse groepen in Palestina. Ofschoon een Britse commissie nog in 1937 had voorgesteld Palestina te verde len in een joods deel, een Palestijns deel en Jeruzalem een internationale status te geven, was de Britse regering dat idee in 1939 snel vergeten. De oorlogsdreiging maakte een andere politieke koers „noodzakelijk". Er kwam een einde aan de betrekkelijke soepelheid over de ves tiging van joodse immigranten. Op een tijdstip dat tienduizenden joden in Euro pa in de val van de nazi's liepen, beslo ten de Britten over een periode van vijf jaar maximaal 75.000 joden toe te laten. Daarmee werd de aanzet gegeven tot de later zo massale illegale immigratife van joden in Palestina. Het feit dat verscheidene joodse groepen aan de kant van de Britten hadden mee gevochten, was voor de regering in Lon den geen reden om na de oojlog niet op nieuw de Arabische troef uit te spelen. De joodse verdedigingsgroepen zoals de Haganah en de Irgoen, die aanvankelijk waren opgericht om joodse nederzettin gen te verdedigen tegen aanvallen van Arabieren, begonnen nu openlijk gewa pend verzet te plegen tegen de Britten. Intussen maakten vele duizenden joden jerd lalei ls s lem (est ient )pel De restanten van een trein waarin Britse troepen werden verplaatst. Opgeblazen door joodse verzetsgroepen. die de vernietigingskampen van de na zi's hadden overleefd zich op om naar Palestina te emigreren, in de hoop een plaats te vinden in het beloofde joodse land. Daardoor kwamen de Britten in feite tussen twee vuren te zitten. Als zij zouden toegeven aan de eisen van de jo den, zou hun positie in de Arabische we reld in gevaar kunnen komen. Ander zijds lag er nog steeds de mandaat-ver plichting en oefenden de Verenigde Sta ten, waarvan Groot-Brittannië in hoge mate afhankelijk was, grote druk uit om de joodse vluchtelingen wèl toe te laten. Toch besloten de Britten de grenzen van Palestina dicht te houden. Illegale joodse immigranten werden het land uit gezet. Schepen met duizenden overlevenden uit de vernietigingskampen werden op volle zee geënterd en naar Europa terug gesleept. Een deel van de vluchtelingen belandde in kampen op Cyprus. Ande ren werden helemaal naar het door de Britten bezette Hamburg gebracht. In ge traliede wagons werden zij met treinen afgevoerd naar zwaar bewaakte opvang kampen. Een daarvan was Dachau. Het waren uiteindelijk de 302 joodse kinderen aan boord van het schip Exo dus die, na een hongerstaking van 81 da gen op de rede van de Cyprische haven Kyrenia, de poort naar Israel open kre- Deling Voor de Britse regering was er nu weinig reden meer om nog langer in Transjor danië te blijven. In februari 1947 werd het mandaat over het gebied teruggege ven aan de Verenigde Naties, de opvol ger van de Volkenbond. Negen maanden later werd in de VN overeenstemming' bereikt over de deling van Palestina. Groot-Brittannië, dat er niets voor voel de die deling te moeten opleggen aan de Arabische „vrienden", besloot dat de laatste Britse troepen op 15 mei 1948 het gebied zouden hebben verlaten. Het is verbazingwekkend dat de Arabi sche landen geen luider protest hebben laten horen tegen de delingsresolutie. Misschien dachten zij dat de Britten nóóit daadwerkelijk de aftocht zouden blazen. Dat bleek een verkeerde inschat ting. Naarmate de datum van 15 mei 1948 dichterbij kwam, laaide de strijd in Palestina op: joden tegen Britten en jo den tegen Arabieren. Die werden door de Britten ruimschoots voorzien van wa pens, terwijl de joodse immigratie en de joodse invoer van wapens tot op het laatste moment werd tegengegaan. Ove rigens zonder al te veel succes. Een tweede overweging van de Arabi sche landen was waarschijnlijk het va cuum dat de Britten in de joodse gebie den hadden gecreëerd door de infra structuur volledig te verlammen. Was het vreemd dat velen verwachtten, dat op het moment dat de Britten daadwer kelijk zouden vertrekken de joodse kolo nies onverdedigbaar zouden zijn? De Arabische landen gingen er kennelijk van uit dat de joden daarna vanzelf zou den verdwijnen. Op 21 april 1948 bleken die joodse ver zetsgroepen, ondanks hun veel mindere bewapening, veel sterker dan gedacht. Die dag besloot de Engelse commandant van Haifa zijn troepen uit de havenstad terug te trekken. Hoewel de Arabische legers veel groter waren, slaagde de Ha ganah er in de stad in handen te krijgen. De verovering van Haifa deed duizen den Palestijnen vluchten. In de periode tussen november 1947 en april 1948 wa ren al honderdduizenden Palestijnen weggetrokken naar de bij Jordanië beho- Een van de schepen die, afgeladen met joodse vluchtelingen, de haven van Haifa wist te bereiken (1946). Op het spandoek de tekst: „Houd de poorten open, we zijn niet de laat sten". rende westelijke Jordaanoever, naar de door Egypte bestuurde strook van Gaza en naar de Arabische buurlanden. Een deel van hen nam eenvoudigweg het ze kere voor het onzekere. Honderdduizen den anderen werden letterlijk met ge weld uit het land gejaagd. In de laatste weken voor het vertrek van de Britse militairen was in Transjorda nië sprake van een grote, gewelddadige chaos. Toch zette de joodse leider Ben Gurion door. Op 14 mei 1948 onderte kende hij de Israëlische onafhankelijk heidsverklaring, waarna hij de joodse staat uitriep. Zestien minuten later werd het nieuwe land erkend door de Verenig de Staten. Enkele dagen later volgde de Sovjetunie. Op dat moment was de jonge staat Israel echter al in zijn eerste oorlog verwik keld. Direct nadat de laatste Britten ver trokken, waren de legers van de - on derling overigens sterk verdeelde - Ara bische landen binnengevallen. Het leek een ongelijke strijd. Maar met alleen wat lichte wapens, twee kanonnen, acht vliegtuigen, een marinecommandant zonder vloot en veel, heel veel moed, vastberadenheid en wilskracht hielden de Israeli's stand. Er volgde een jaar waarin de bestanden en gevechten elkaar opvolgden. Met de ondertekening van aparte wapenstil standsovereenkomsten met de omrin gende Arabische landen kwam op 10 maart 1949 een voorlopig einde aan de strijd. De burgeroorlog in Palestina was over gegaan in de Israëlische onafhankelijk heidsoorlog, die op zijn beurt weer leid de tot een staat van oorlog tussen Israel en de Arabische wereld. Zo is de situa tie, afgezien van de vrede met Egypte, veertig jaar later nog steeds. JOS TIMMERS JERUZALEM - „We vechten en daarom bestaan we". Deze uit spraak is van de voormalige Israëli sche premier Menachem Begin. Maar hij geeft precies de stemming weer die nog steeds heerst in de Herut-partij onder zijn opvolger, Yitzhak Shamir. De nu 72-jarige Israëlische premier is al bijna zijn hele leven aan het vechten voor de vorming van een Gröot-Israel, het bijbelse Israel, dat zich uitstrekt van de Jordaan tot aan de Middel landse Zee. Yitzhak Shamir is een kort, breed man netje en heeft de borstelige snor én wui vende kuif van een sergeant-majoor. Wat zijn fysieke conditie betreft doet hij niet onder voor een man die half zo oud is als hij. Zijn stem lijkt op het geblaf van een astmatische waakhond en op zijn gezicht staat een constante, voor elke gelegenheid geschikte grijns, waar een pokeraar jaloers op zou zijn. Trou wens, net als een geroutineerde kaartspe ler laat hij nooit méér zien dan hij kwijt wil. Shamir werd in 1915 geboren als Yitz hak Jazernicki in Ruzinoy, in het Poolse deel van het Russische imperium. Tij dens zijn rechtenstudie in Warschau werd hij lid van de zionistische bewe ging. In 1935 brak hij zijn studie af om dat hij vond dat hij ten uitvoer moest brengen waar hij in geloofde. Hij sloot zich aan bij de massale emigratie vanuit Oost-Europa naar Palestina. Hij wilde zijn studie voltooien aan de Hebreeuwse universiteit in Jeruzalem. Shamir was echter nog maar nauwelijks gearriveerd in het Britse mandaatgebied Palestina toen de Britten, onder invloed van de Arabische opstand van 1936, de uit 1917 stammende belofte introkken voor de vorming van een joods thuisland. Minderheid De jonge rechtenstudent realiseerde zich dat de Britten Palestina niet opnieuw zouden openstellen voor joodse vluchte lingen uit Europa. De joden in het Britse mandaatgebied liepen zelfs het gevaar een kwetsbare minderheid te worden, omdat de immigratie aan banden werd gelegd. Ondanks het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, waarin Groot- Brittannië tegen de nazi's streed, bereid de de Haganah (het joodse illegale leger) zich voor om van de Britten de onafhan kelijkheid van een joodse staat af te dwingen. Sommigen, onder wie de beide toekom stige premiers Begin en Shamir, vonden de Haganah niet actief genoeg. Zij ge loofden dat alleen als de Britten zich ge steld zouden zien tegenover een militan te zionistische kracht, er enige hoop was op een eigen joodse staat. Begin leidde de ondergrondse militaire beweging Ir- gun, terwijl Shamir - zoals hij overigens pas later genoemd werd - tweede bevel hebber werd van het kleine en meer ex tremistische Lehy, beter bekend als de Stern-groep. Terwijl de wereldoorlog voortduurde, smokkelden de militante groeperingen vluchtelingen uit Europa naar Palestina. Door middel van bankovervallen en diefstallen kwamen de joodse onder grondse bewegingen aan de benodigde fi nanciële middelen en Yitzhak Yesternit- sky werd één van de meest gezochte mannen op de lijst van de Britse man- daat-politie. Hij werd opgepakt, maar wist na enige tijd te ontsnappen. Nadat de Tweede Wereldoorlog was af gelopen, keerde de Stern-groep zich re gelrecht tegen het Britse bestuur. In juli 1946 bliezen ze het Koning-Davidhotel in Jeruzalem op, waar de Britten hun hoofdkwartier hadden gevestigd. Acht entachtig mensen kwamen hierbij om, onder wie vijftien joden. Shamir werd aangehouden en gevangen gezet in Eri trea (Etiopiè). Opnieuw wist hij te ont snappen en hij vluchtte ditmaal naar Frankrijk, waar hem asiel werd verleend. Bij het uitroepen van de staat Israel in mei 1948 keerde Shamir terug om met' de Stern-groep te strijden tegen de Ara bische legers en voor volledige onafhan kelijkheid. Codenaam De Zweedse diplomaat graaf Folke Ber- nadotte arriveerde in 1948 als VN-be- middelaar, in de veronderstelling vrede te kunnen bewerkstelligen tussen de nieuwe staat Israel en de omringende landen, met het terugbrengen van de Arabische vluchtelingen. Op 16 septem ber schoot een lid van de Stern-groep een machinegeweer op de graaf leeg. De dood van graaf Bernadotte om Palestina in tweeën te delen en Jeruzalem als in ternationale stad te handhaven leden daarmee definitief schipbreuk. De Stern-groep, in die tijd hartgrondig gehaat door de meeste joden vanwege hun gewelddadige methoden, had een beslissende rol gespeeld in het tot stand brengen van de Israëlische staat. De lei der van de groep veranderde zijn Poolse naam in „Shamir" - dille in het He breeuws en een veel gebruikte geheime codenaam. Na enige jaren bedrijfsleven werd hij in 1955 aangesteld als agent in Europa voor de Mossad, de Israëlische geheime dienst. Hij vervulde deze functie tien jaar en reisde vervolgens terug naar Je ruzalem. Inmiddels was hij vijftig jaar oud. Pas in 1970 sloot hij zich aan bij de He rut-partij van Menachim Begin. In 1973 werd Shamir gekozen tot lid van de Knesset (het Israëlische parlement) en na de overwinning van het Likud-blok (waarbij de Herut-partij is aangesloten) in 1977 werd hij voorzitter van de Knes set. In 1980 werd hij minister van bui tenlandse zaken en toen Begin in 1983 aftrad, volgde hij hem op als premier en voorzitter van het Likud-blok. Nadat de verkiezingen van 1984 noch voor de Li kud noch voor de Arbeiderspartij een werkzame meerderheid hadden opgele verd, koos Shamir voor een pragmati sche oplossing. Hij stemde in met de vorming van een regering van nationale eenheid. Shamir en zijn aartsrivaal Shi mon Peres van de Arbeiderspartij beslo ten de rollen van minister van buiten landse zaken en premier af te wisselen Peres was het eerste aan de beurt voo het premierschap; Shamir nam de func tie in 1986 van Peres over. Tegelijk met die rolwisseling ging d< campagne voor de volgende verkiezin gen - gepland voor november van dit jaar - van start. Slechts één onderwerp staat hierbij centraal: vrede, iets dat Is rael al veertig jaar lang moet ontberen. Peres is bereid een gedeelte van de door Israel bezette gebieden prijs te geven in ruil voor vrede. Shamir is dat absoluut niet en steunt de joodse kolonisten die zich willen vestigen in de in 1967 door Israel veroverde gebieden. Shamir voert aan dat de Arabieren heel Israel als „be zet gebied" beschouwen. Als Israel Na blus of Gaza uit handen geeft zal de vol gende stap van de Arabieren het be machtigen van Tel Aviv of Haifa zijn, zo meent Shamir. Ook al is hij persoonlijk niet bijzonder gelovig, Shamir neemt het rabbijnse ad vies ter harte: „Volgens de thora is het verboden aan alle joden, en dat geldt ook voor de Israëlische regering, om ooit ook maar een centimeter van het gebied v^n het bijbelse Israel terug te geven". Shamir zegt dat Israel al land heeft afge staan voor de vrede met Egypte - land overigens dat eerst op Egypte was vero verd. En hij zegt geen enkele reden te zien waarom de Palestijnse Arabieren zich niet ergens in de tweeëntwintig Ara bische landen kunnen vestigen. De jo den uit de Arabische landen moesten immers ook hun huizen verlaten om in Israel te komen wonen. Hij is vastbeslo ten dat er nooit een Palestijnse staat zal komen, ook al wordt het de Arabieren in „Judea, Samaria en de Gazastrook" (de bezette gebieden) toegestaan hun eigen beleid te voeren. Shamir wil graag vrede, maar hij schrikt niet terug voor oorlog. Hij heeft immers met eigen ogen kunnen vaststellen dat de oorlog de afgelopen veertig jaar be slist bepaalde voordelen heeft gehad voor Israel. Zo heeft de gedwongen mas sale verhuizing van de joden vanuit Ara bische landen voor de bevolkingsaanwas gezorgd die Israel zo nodig had: de vele' joden buiten Palestina werden verenigd in één natie en verbonden door één ge meenschappelijk doel; precies zoals dè vroege zionisten zich hadden voorge steld. Zwakte De vrede zal zeker niet gewaarborgd worden als Israel land terug gaat geven, meent Shamir. Naar zijn opvatting zou den de Arabieren het opgeven van de bezette gebieden uitleggen als een teken van Israëlische zwakte. Het zou hen sti muleren om te proberen door te stoten naar de Middellandse Zee. Shamir tracht een internationale vredes conferentie te vermijden, omdat hij ge looft dat daarbij als eerste voorwaarde zal worden gesteld dat Israel land zal moeten inleveren. Hij zal Israel graag verdedigen op elke willekeurige confe rentie ter wereld, maar hij is geenszins bereid een onderhandelingssessie bij te wonen die bedoeld is om Israel te ver plichten ook maar een centimeter van zijn grondgebied af te staan. En hij is ook niet bereid concessies te doen met betrekking tot de huidige Palestijnse op stand in de bezette gebieden. Onlangs vatte Shamir zijn filosofie bon dig samen in twee antwoorden op vra gen van journalisten. „Wat zou u de ko lonisten willen adviseren?", luidde de eerste vraag. „Wees weerbaar", zei Sha mir. „En wat adviseert u de Palestij nen?". „Blijf rustig", waarschuwde hij. Juist om deze keiharde aanpak wordt hij zo bewonderd in Israel, zelfs door zijn vele vijanden. En zijn rotsvaste geloof in een Groot-Israel dwingt alom respect af, evenals zijn vastberadenheid om daar voor te vechten, wat zijn kansen ook zijn. Velen zijn het niet met Shamir eens, maar niemand twijfelt aan zijn nationa listische gevoel of zijn moed. Hij mist de subtiliteit van een groot staatsman, evenals het charisma om bemind te zijn. Maar in het land dat mede door hem tot stand is gekomen, is Shamir de verper soonlijking van de strijdgeest van het moderne Israel. IAN MURRAY (c) The Times, Londen Yitzhak Shamir met achter hem zijn aartsrivaal Shimon PeresFOTO: UPI (ADVERTENTIE) Gedenkpenning 40-jaar Israel Rijks Munt een gedenkpenning geslagen naar ontwerp ng van één der onderstaande bedragen op AMRO-bank, k nr 49 01.97 086 (giro bank 2391) onder vermelding ronzen penning (kwaliteit Tombak, 2'/? gram, gehalte 9250/00)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1988 | | pagina 30