inaie
Eduardo Mendoza
strooit wonderen
over Barcelona
NIEUWE SPAANSE SUCCESSCHRIJVER NU OOK IN HET NEDERLANDS
'CeidócScvuACLnt
WATER
gen. Ik heb op een televisie-journaal
eens een moord gezien. Iemand trekt
een pistool, schiet, wil weglopen, doet de
verkeerde deur naar buiten open, zegt
„pardon, excuseert u mij", laat z'n pis
tool vallen, gaat terug om het op te ra
pen. Ridicuul. Maar tegelijkertijd wordt
er historie gepleegd".
Olympische spelen
Die specifieke historie-aanpak was al,
èerder te vinden in Mendoza's eerste
èoek, „La verdad sobre el caso Savolta"
(De waarheid over de zaak Savolta).
Zijn twee andere boeken zijn „mystery
novels". Mendoza: „Althans, ze hebben
de vorm van dat genre, maar als je de
titel bekijkt zie je dat ik er ook een
speels ironisch gebruik van maak. „Het
mysterie van de betoverde crypt" ('79)
en „Het labyrinth van de olijven" ('82).
Ze spelen allebei in hedendaags Barcelo
na. Dat laatste is in feite een boek over
de veranderingen in de periode na Fran
co". „De stad der wonderen" komt uit
op een moment dat Barcelona opnieuw
een gooi doet naar de wereldattentie.
Mendoza: „Het hele verhaal van die we
reldtentoonstellingen lijkt zó op wat er
nu aan het gebeuren is met die komende
Olympische Spelen. Ik weet absoluut
niet wat ik er van vinden moet. Iedereen
loopt over van enthousiasme. Alle hoop,
alle energie is op die grote gebeurtenis
gericht. Alles zal veranderen, alles wordt
prachtig. Maar wat zou er gebeurd zijn
als we al dat geld, al die energie in iets
anders geïnvesteerd hadden? Toch kun
je niet zeggen dat die Olympische Spelen
onzin zijn. Waarom hebben anders al
die steden, Amsterdam ook, zoveel geld
gespendeerd om in de race mee te doen?
Er zit iets noodzakelijks in. Een drang
van de mens om ergens in te geloven, er
gens op te hopen. Misschien is 't ver
spild geld. In m'n boek kun je lezen dat
Barcelona nog jaren krom heeft moeten
liggen om de miljoenenschuld van die
eerste Wereldtentoonstelling van 1888 af
te betalen. Maar die tentoonstellingen
werden georganiseerd door steden (be
halve dan Parijs en Londen) die altijd in
de schaduw van andere steden gestaan
hebben: Philadelphia, Liverpool, Ant
werpen, Barcelona. Barcelona was ooit
een centrum voor het Middellandse-Zee-
gebied geweest, eind Middeleeuwen, be
gin Renaissance. In de negentiende eeuw
was het een provinciaal stadje geworden.
Via industrialisatie was er groei geko
men. Het cosmopolitische dat Barcelona
nu heeft, dateert van na die wereldten
toonstelling".
Al zullen historici de romancier Mendo
za voortdurend verbolgen op de vingers
tikken, zijn boek is doordrenkt van lief
de voor historie. „Ik heb rechten gestu
deerd", bekent Mendoza bijna veront
schuldigend. „In die dagen ging je in
Spanje rechten studeren als je niet wist
wat je anders moest. En dat wist ik dus
niet. Ik wilde geen dokter worden, geen
ingenieur. Dus werd ik meester in de
rechten. Om maar niet als advocaat te
hoeven gaan werken, probeerde ik beur
zen te krijgen. Ik kon toen een jaar naar
Londen. Daar heeft mijn liefde voor ge
schiedenis vorm gekregen. Ik ben er his
torie gaan doen, maar was er eigenlijk te
oud voor. Ik had de methodologie en de
systematiek van de echte historici niet.
Inmiddels was ik gaan schrijven en ik
besloot mijn geschiedenis-amateurisme
met mijn schrijven te combineren. His
torie was in die tijd alleen in handen
van wetenschappers die vooral geïnteres
seerd waren in de economische aspecten
van de geschiedenis. In de verhouding
tussen de gulden en de Duitse mark. Ik
was meer geïnteresseerd in hoe dingen
waren. Hoe mensen leefden in een be
paald land in een bepaalde tijd. Hoe ze
de koude bestreden. Wat ze aten. Hoe
veel en hoe vaak per dag. Dat werd mijn
specialisatie. Ik ben gek op het lezen van
persoonlijke dagboeken, oude handels-
brievenfZe zijn onthullend. Er is zo veel
veranderd in de ruim dertig jaar die ik
in „De stad der wonderen" beschrijf.
Dat besef je niet en dat kun je ook nau
welijks beseffen. Hoe donker het op
straat was zonder enige verlichting bij
voorbeeld. Dat mensen die 's avonds de
deur uitgingen - als ze al uitgingen -
een bediende met zich mee moesten ne
men met een lantaarn. En dan nog was
het levensgevaarlijk".
Humor
„Sólo un Catalan" schreef de Spaanse
pers, „had dit boek kunnen schrijven".
Mendoza beaamt het. „Ik denk dat het
klopt. Ik schrijf weliswaar Spaans. Dat
was de voertaal thuis. Maar ik ben in
Barcelona geboren en getogen en spreek
ook Catalaans. Het boek is typerend
voor de situatie van Catalonië. Een land
in een land. Met een hoofdstad elders.
En zelf met een grote stad die zo graag
hoofdstad wil zijn. En door de buiten
wacht zeer serieus genomen wil worden.
Als Catalaan kijk je daar anders tegen
aan. Je kent het allemaal zo goed. Het is
als een oud familieverhaal, je weet wat
waar is en wat niet. Je weet wat zelfbe
klag is. Je kunt er óm lachen. Dat gevoel
„De stad der wonderen" heet Barcelona. En de
schrijver van dit satirische liefdeslied voor de
stad die het van Amsterdam won in de strijd
om de Olympische Spelen van 1992, Eduardo
Mendoza. Een van de opvallende nieuwe schrij
vers in het hedendaagse Spanje. Zijn roman
werd in eigen land toegejuicht. Door een aantal
critici bij verschijnen meteen tot het beste boek
van het jaar uitgeroepen. En in vele talen ver
taald. Nu ook in het Nederlands. Vorige week
kreeg de Spaanse ambassadeur in Den Haag het
eerste exemplaar van die vertaling uitgereikt.
Vandaag een gesprek met de auteur. Een 44-ja-
rige Catalaan, die het vertellen in Spanje op
nieuw uitgevonden lijkt te hebben.
Links: Eduardo
Mendoza:
„Nooit gedacht
dat mijn boek
zo'n succes zou
worden". Geen
wonder, want
overdreven veel
respect voor
mensen of
omstandig
heden toont hij
niet.
FOTO:
LEOPOLDO
POMÈS
Onder:
Barcelona, de
stad waar ooit
de olifanten
van Hannibal
halt hielden,
was in de
periode
waarover
Mendoza
schrijft
vervallen tot
een provinciaal
gat.
FOTO: SP
voor humor is Catalaans. Toch had ik
niet gedacht dat mijn boek zo'n succes
zou worden. Ik was bang dat in Catalo
nië niemand er aan zou willen, omdat ik
niet met erg veel respect met de historie
van Catalonië omspring. En ik dacht dat
iedereen buiten Catalonië het wel te
plaatselijk zou vinden. Bovendien ben ik
ook niet bijster respectvol tegen autori
teiten in m'n boek. Er is ergens een zin
netje over de burgemeester van Barcelo
na: „Het enige waarvan hij hield was
drinken, vrouwen en geld van anderen
uitgeven, en dat hebben sindsdien alle
burgemeesters gedaan". Vorig jaar kreeg
ik de romanprijs van de stad Barcelona
voor m'n boek. Uitgereikt door de bur
gemeester. „We moeten toch eens over
dat zinnetje praten", zei hij. „Maar het
is toch waar", zei ik. Hij: „Maar dat
hoef je toch niet in een boek te zetten!".
Mendozas succes is behalve aan hemzelf
te danken aan de omstandigheid dat
Barcelona „in the picture" is, dat er een
nieuwe aandacht voor de Spaanse litera
tuur en nieuw publiek voor de roman is.
Mendoza: „De roman was een aantal ja
ren geleden steeds in zichzelf gekeerder,
geslotener geworden. Met als eindresul
taat dat romans alleen nog maar gingen
over het schrijven van romans. Nu kun
je weer dingen van buiten inbrengen.
Historie. Of theologie, zoals Eco. Of filo
sofie als Kundera. De grote romans uit
het verleden waren ook vaak historisch:
„Oorlog en Vrede", „Anna Karenina",
„La Chartreuse de Parme". Waterloo,
Napoleon. Je mag weer plezier beleven
aan het lezen. Ik heb inderdaad het ge
luk dat alles op het ogenblik tegelijker
tijd gebeurt. Er fs die aandacht voor
Spanje. Nadat we de democratie terug
hebben gekregen, mogen we met de vlag
van de vrijheid in de hand de vermoeide
literaturen van landen als Frankrijk en
Engeland te hulp snellen. En de nieuwe
Spaanse schrijvers hebben iets anders te
vertellen. Niet meer over het „Eeuwige
Spanje" met z'n stierenvechters en z'n
messentrekkers. Maar vanuit een mo
dern Spanje, welbewust van z'n wortels.
Toch ben ik verbaasd dat de Spaanse
ambassadeur hier in Den Haag de moei
te nam om mijn boek in ontvangst te
nemen. Spaanse cultuur is blijkbaar een
goed exportartikel, ook al is-ie kritisch.
We zijn blijkbaar weer met elkaar ver
bonden, ondanks de verschillen. Want
tenslotte citeer ik in mijn boek als eerste
regel van de Spaanse Constitutie: „Iede
re Spanjaard zou, om het pure feit dat
hij dat is, ernstig gestraft dienen te
worden".
BERT JANSMA
ing)J AMSTERDAM - Eduardo Men-
een doza steekt in bijna Engels aan-
slui-' doende semi-klassieke kledij: be-
'rea schaafd geruit colbert, donkere
broek, effen pullover, stropdas en
t Je-i licht-sportieve bruine schoenen.
Pe- Voor zover de kleren inderdaad de
a de man maken: hij ziet eruit als ie
mand die in het midden wil laten
waar hij thuis hoort. Een individu
alist. Internationaal georiënteerd.
Een cosmopoliet met een zachte
twinkeling van humor in zijn brui
ne ogen.
Hij werkt al jaren als simultaan-vertaler
voor de Verenigde Naties, heeft een tijd
in New York gewoond en trekt nog in
sessies van weken of een maand langs
conferentie-steden als Wenen en Genè-
ve. Geboren in Barcelona in '43. „Alleen
een Catalaan had dit boek kunnen
schrijven", zegt het Spaanse blad Qui-
mera. „Sólo un Catalan". Wie nu mocht
denken dat „La ciudad de los prodigios"
utl (De stad der wonderen) de hoofdstad
'e&Ug'l van Catalonië op een voetstuk zet, komt
bedrogen uit. Wie denkt dat het Dé His
torie is van Barcelona, idem dito. Men-
j doza schildert Barcelona tussen twee we-
I reldtentoonstellingen in. Tussen 1888 en
\929. De stad waar ooit de olifanten van
Hannibal halt hielden was vervallen tot
een provinciaal gat. De eerste wereldten-
loonstelling moest het wonder der voor
uitgang brengen. Mendoza's boek brengt
nog veel meer wonderen. Een held, On-
ofre Bouvila, een arme dorpeling die
zijn geluk komt zoeken in de stad en'
- door de omstandigheden geholpen en
door z'n geweten met rust gelaten - tot
de machtigste man van Spanje wordt.
Mendoza situeert een gangsteroorlog in
Barcelona die van de stad een Chicago-
avant-la-lettre maakt. Hij laat een lange
periode van vrieskou over de stad neer
dalen waarvan je verrast opkijkt. Is dat
waar? Hij laat Mata Hari, Raspoetin en
keizerin Sissi vermakelijk de revue pas
seren en wéér vraag je je af: Hoe zit dat
nou? Waar of niet?
Overdrijving
kla-
Eduardo Mendoza glimlacht bij die con
statering: „Dat is wat ik wilde, een ver
warrende mengvorm van fantasie en
werkelijkheid. Dat is historie eigenlijk
voor een grote gemeenschap. Mensen
kennen wat feiten, verzinnen er nieuwe
bij, blazen ze op, idealiseren ze. Historie
is geen wetenschap voor ze, maar een ge
voel ten opzichte van een gemeenschap
pelijk verleden. Een mengsel van fanta
sie, wensdromen, hoop en realiteit. Zo'n
wereld wilde ik in mijn boek bouwen.
Met stukken uit kranten, met absolute
overdrijving, met groteske gebeurtenis
sen. Dus weet de lezer op een gegeven
ogenblik niet meer wat waar is en wat
niet. Vraagt hij zich voortdurend af of
hij niet beentje gelicht wordt. Mijn
hoofdpersoon, Onofre Bouvila, is Barce
lona. Zijn opkomst is de spiegel van de
ontwikkeling van de stad. Hij is niet al-
n de! leen een instrument om m'n verhaal te
niet vertellen, hij is een compleet'mens ge-
;eko-: worden. Wreed, meedogenloos. Maar te-
hop- gelijkertijd teder en eenzaam. Net als de.
slot stad. Je haat hem en je houdt van hem.
p del Hetzelfde heb ik met Barcelona. Je weet
noet dat een stad groot wordt over de ruggen
n de van heel wat mensen heen. Toen ik aan
u op dit boek begon, kwam ik net terug uit
igen: New York. Daar is voor iedereen te zien
i na hoe wreed een maatschappij kan zijn.
hop- Terug in Barcelona besefte ik dat het
tafel! makkelijk is een vreemd land te kritise-
us te ren, maar dat zich in mijn stad precies
ping- hetzelfde had afgespeeld. Minder zicht-
boer baar, over een langere periode. Ook een
na,j stad met grote misdaden, criminelen,
/ordt' meedogenloze mensen. Maar of dat ver
laat- leden prachtig is of crimineel, maakt
niet uit. Het is toch het enige dat we
;rde-
leton
west
:e te-
dan
kla-
ef of
hebben".
Fouten
„Ik heb wel degelijk onderzoek gedaan
voor m'n boek. Ik hèb fiches aangelegd,
maar ook aantekeningen op papiertjes
itcas-j gekrabbeld die ik gewoon in m'n jaszak
i ge* frommelde. Of feitjes op de rand ge-
tapje! schreven van kranten, die ik daarna
itop- prompt ergens vergat. Geen probleem,
van Dan vertelde ik ze gewoon na, zoals ik
iulp' ze onthouden had. Correct of niet cor-
on-| reet. In de krant El Pais heeft een uitge
breide ingezonden brief gestaan van een
meneer die mij op een hele lijst fouten
betrapt heeft". Mendoza lacht: „Hij had
helemaal gelijk, maar ik kan er weinig
op zeggen. Zo staat het citaat uit het bij
belboek Lucas, vooraan in het boek,
verkeerd genoteerd. Het is niet Lucas
11-23, maar Lucas 11-24. Ik heb m'n ei
gen handschrift waarschijnlijk niet goed
gelezen". In de Spaanse tweede druk is
het verbeterd, in de Nederlandse uitgave
nog niet. Mendoza denkt dat hij het
heeft vergeten door te geven aan de ver
talers. Hij zal er niet van wakker liggen.
„Ik kom uit een traditionele familie. Al
tijd grote familie-diners met Kerstmis.
Daarna kwamen de sigaren en de grote
verhalen. Misschien waren ze waar, mis
schien niet. Ze waren al vele malen ver
teld en waarschijnlijk waren ze elke keer
langer en mooier geworden. Maar die
verhalen maakten deel uit van je leven.
Verhalen die weer andere verhalen op
riepen. Die onderbroken werden voor
een nieuwe- anekdote. Die sfeer wilde ik
in mijn boek hebben. Neem bijvoor
beeld een moord die in mijn boek
plaatsvindt. Dat verhaal onderbreek ik
met een ander verhaal over van wie dat
moordwapen geweest is en wat dïe er
mee gedaan heeft".
Dode duif
Die vreselijke vrieskou van maanden is
uiteraard ook wezensvreemd aan het kli
maat van Barcelona. Mendoza schreef
die passage in zijn vrije uren tijdens een
internationaal congres in winters We
nen. De ijzige Weense werkelijkheid
kwam op de pagina's van Barcelona te
recht. Mooi beeld uit die passage: de
hoofdpersoon pakt een bevroren duif op.
Die valt uit elkaar als een klompje ijs
kristallen. Kan natuurlijk niet. Mendoza
lacht: „En dan worden er ook nog onbe
kende eieren gevonden. Van pinguïns
die door de kou verdwaald zijn". Sterke
verhalen en historie. Even een prachtzin
uit Mendoza's boek: „De mens geeft zel
den een verklaring voor zijn daden en
wanneer hij dat doet, doet hij het
slecht". Mendoza: „Ik herinner me die
zin. De Spaanse eerste minister Canovas
is dan vermoord door een anarchist. Dat
heb ik precies beschreven zoals het ge
beurd is. De vrouw van de premier deed
het enige dat ze op dat moment kón
doen. Ze begon met de waaier die ze in
haar hand had op het hoofd van de
moordenaar te slaan. Die kon alleen
maar uitbrengen: „Mevrouw, met u heb
ik niets te maken". Absurd natuurlijk.
Een belangrijk historisch feit wordt door
die details doodgewoon huiselijk en dra
matisch tegelijkertijd. Zo gebéuren din-
ZATERDAG 16 APRIL 1988
door Piet Snoeren
Toen Henry Ford I, de man die de
wereld wielen gaf, in de jaren twintig
Nederland aandeed, moest hij
watertanden bij het zien van zoveel
water. Al die kanalen en vaarten,
kaarsrecht van einder tot einder.
Wanneer hij die eens vol mocht storten
met beton. Welk eqn wegennet zou hij in
één klap hebben en hoeveel automobielen
zou hij vervolgens niet verkopen? Van
vaarweg naar rijweg, dat is maar een
stap", schijnt de voortvarende
rij machinebouwer te hebben uitgeroepen.
„Nederland is geschapen voor mijn
schepping". Hij had gelijk, om een
andere reden echter dan hij dacht. Niet
de mogelijkheid om water in asfalt te
veranderen predestineerde Nederland tot
de heersende autogekte, maar de
aanwezigheid van water in zijn
oorspronkelijke hoedanigheid van water.
Weinigen realiseren zich hoe
hemeltergend onbegaanbaar Nederland
tot diep in de moderne tijd vanwege al
dat water gebleven is. Neem ter
vergelijking de Fransen en hun Route
Napoleon. Helemaal van Cannes naar
Grenoble voert hij, scherend langs de
meest ijzingwekkende bergkammen en
bloedstollende ravijnen. Meer
haarspeldbochten telt hij dan Joséphine
de Beauharnais, 's keizers eerste gade,
haarspelden nodig had om de toeter van
haar kapsel overeind te houden, en meer
gevaar voor vallend gesteente loert er dan
Nederland kans heeft dat het met de
hondsdagen pijpestelen zal regenen. Het
was deze route, dwars door de Hautes-
Alpes, die Napoleon in maart 1815 koos
om zijn vijanden te slim af te zijn toen
hij zijn ballingsoord Elba was ontvlucht
teneinde zich bij Waterloo definitief te
laten verpletteren. Een woest en ledig
traject van wel 250 kilometer. Toch
kostte het hem slechts zeven dagen om
zich bij zijn getrouwen in Grenoble te
voegen.
Vergelijk hiermee de reis waartoe ing.
J.G. van Niftrik meer dan veertig jaar
later - de fuchtballon was lang en breed
uitgevonden, het rijwiel, de trein -
gedwongen werd toen hij van Zuid-
Beveland naar Nijmegen probeerde te
komen om zijn moeder bij te staan op
haar sterfbed. Met de veerboot naar
Terneuzen. Daar om vier uur 's ochtends
de postkoets genomen richting het
Belgische St.-Niklaas dat een
spoorwegstationnetje had. Via Antwerpen
naar de Moerdijk waar de
stoombootdienst op Rotterdam wegens
ijsgang gestaakt bleek. Met een gehuurde
roeiboot het Hollands Diep over en per
open boerenkar dwars door de
sneeuwwoestijn van de Zuidhollandse
eilanden naar Rotterdam. Op het
nippertje de laatste trein met
bestemming Arnhem gehaald. Bij gebrek
aan verbinding te voet van Arnhem naar
Nijmegen. Waar hij de Waal op zijn weg
vond. Hoe hij ook de veerbel luidde, geen
mens die hem over kwam zetten. Ten
einde raad stal hij een roeiboot waarin
hij na een titanische worsteling met
ijsschotsen en tegenstromen de overkant
wist te bereiken. Twee dagen en drie
nachten had het de liefhebbende zoon
fekost om van Zeeland naar Nijmegen te
omen waar hij nog slechts een dode
moeder in de armen kon sluiten.
Deze en soortgelijke lotgevallen staan
opgetekend in het boek „Het lege land"
van dr. Auke van der Woud die er vorig
jaar op promoveerde. Verplichte lectuur
voor iedere kamer deskundige die de
waan koestert als zou de verkeersellende
in Nederland het hoofd geboden kunnen
worden door het openbaar vervoer
aantrekkelijker te maken. De trein? Daar
stappen automobilisten nog niet in als ze
zijn bevrouwd met topless conductrices.
Nederland is, anders dan een land als
Frankrijk waar Napoleon desgewenst
even van Cannes naar Grenoble kon
overwippen, onwijs lang een archipel van
geïsoleerde gebiedjes gebleven. De
woonkernen, zo leert „Het lege land"
gingen er vaak nog deze eeuw verloren in
een onafzienbare, roerloze ruimte van
plas en dras die slechts het meest
spaarzame verkeer toestond. Het
evenbeeld van een ontwikkelingsland
voor wie zich van zijn woonerf waagde.
Bijgevolg heeft de Nederlander qua
mobiliteit een knagende, historisch
bepaalde honger te stillen. Er valt op het
stuk van de bewegingsvrijheid het een en
ander te bunkeren. Dit verklaart de
blijmoedigheid in de file. Vorig jaar een
nationaal oponthoud van 8500 uur. „In
die tijd kun je aardig wat cursussen
Italiaans doen", schetste
verkeersinformant Rob van Rees te
Driebergen de ernst van de situatie op
een wijze die alleen steek houdt voor
Teleac. 8500 uur? Dat is 0,0006 uur per
hoofd van de bevolking. Nog geen halve
seconde. 8500 uur lekker onderuit in heV
eigen autootje met de radio op Anne van
Egmond in plaats van bij ing. Van
Niftrik in de roeiboot tussen de
ijsschotsen. En nu weer dat geêmmer
over de maximum snelheid. Journalisten
die bij ontstentenis van een Haagse
Watergate of Gary Hart uit verveling
achter Pieter van Vollenhoven aan
jakkeren. Zou hij? Zou hij niet? Ach pit.
Zo'n Pieter, in zijn opgevoerde BMW
kenteken AA-27 met honderveertig
kilometer langs de afslag Barneveld-Ede
sjezend, dat is gewoon een gezonde
Hollandse jongen die zijn ingeboren
■mobiliteitsfrustratie afreageert op een
manier waar psychotherapeuten bravo
tegen zeggen.