Het zware kruis van Jozef Geldhof Willem I kweekt nu Dank zij Graaf Boskoop bomen fceidóaQowicunt' lovige naar zoiets op zoek is. Dat moet toch te denken geven". Wat bitter stelt Geldhof vast dat „er na tuurlijk altijd zuurpruimen en azijnpis sers zijn" die dit afkeuren, maar hijzelf vaart wel bij zijn wat minder conformis tische aanpak. „Het belangrijkste", zegt hij, „is met te veel bagage te willen mee geven. Als je een zware preek van een uur houdt, en je zegt op het eind: vol gende week doe ik de tweede helft, dan is dat de beste manier om de mensen uit de kerk te houden. Ik zeg altijd: mensen, we zijn hier niet voor ons plezier, laten we het kort en vrolijk houden. Dan ko men de mensen terug, en ik vertel ze toch wat ik ze wil vertellen. Ik doe ook veel huwelijken, want de kerk hier ligt heel mooi, middenin de polders en vlak bij een beek. En soms komen ze ook van een andere parochie, omdat het meisje al in verwachting is, of de jongen bene den zijn stand trouwt. Ik zeg dan altijd tegen de jonggehuwden: dit is een vrolij ke dag, en ge moogt hier lachen. Soms help ik ook bij de geburen, in een andere parochie, en dan somt zo'n pastoor alle maal op wat ge niet moogt doen als ge getrouwd zjjt. Wel, als ge dat omdraait hebt ge de beste handleiding om meteen^ weer te scheiden". zottekot Het celibataire leven valt hem zwaarder dan hij openlijk wil toegeven. Indirect geeft hij dat ook weer aan als hij vertelt over vrienden die hem soms bezoeken, en die hem vertellen dat hij toch wel heel gelukkig moet zijn: een mooie en ruime woning in een landelijke omge ving, nooit een vrouw die hem, als hij 's avonds laat nog even „op café" gaat, verwijtend naroept: „En op tijd thuis, hè? Gisteren was het ook al over drieën!". Geldhof: „Soms zou je willen dat die vrouw er wèl is, om je dat na te roepen". De parochieherder van Meetkerke en Houtave beëindigt met zachte drang het onderhoud. De pastoorskring wacht, en hij is, vindt hij zelf, al openhartig genoeg geweest. Misschien al wel té openhartig voor zijn kerkelijke meerderen, en zeker voor hen die nog steeds naar de ban vloek in plaats van naar de humor grij pen om de weldaad van Gods oneindige liefde er bij de% gelovigen in te rammen. Geldhof: „De deken heeft mij al een keer bij zich geroepen, om te zeggen dat" hij zo wel eens wat hoorde, en dat ik er geen al te folkloristische bedoening van' mocht maken. Ik heb hem gezegd dat ik de humor nodig heb, en dat ik er echt geen zottekot van maak, ook al ga ik dan af en toe weieens op café. Maar dat" doe ik ook maar net als de deftige men-" sen. Altijd na het werk". FRANS BOOGAARD- Onze Lieve Heer heeft vreemde kostgangers, maar Jozef Geldhof (62) is wel een heel bijzondere. Behalve ezels fokken en „op" café gaan doet deze pastoor van het Westvlaamse Meetkerke (vlakbij Brugge) niks liever dan moppen tappen, tot onder de preek toe. De kerk is daar niet altijd even gelukkig mee, maar Geldhof zelf is zich van geen kwaad bewust: „Wij brengen de Blijde Boodschap. Mag er dan af en toe ook even gelachen worden?". MEETKERKE - Een uitgesproken landelijke omgeving, met maar hier en daar zo'n typisch Westvlaamse boerderij. Aan het eind van het steeds smallere weggetje een piete peuterig klein kerkje, omgeven door een ringvormige begraaf plaats. Kerk, kerkhof en de door een forse tuin omringde pastoorswoning zijn het do mein van Jozef Geldhof (62). Tweeën twintig jaar al is hij parochieherder van het vijfhonderd inwoners tellende Meet kerke; sinds vier jaar ook van het onge veer even grote Houtave. „Normaal gaat een mens met 58 op pré-pensioen, maar een priester krijgt er op die leeftijd werk bij. Wij hebben geen vakbond nodig die zich over de werkloosheid beklaagt", grijnst Geldhof. Een twee meter hoge muur scheidt het kerkhof van zijn woning. Vooraf heeft hij gewaarschuwd: „Ge kunt over de be graafplaats komen. Maar als ge daar schrik van hebt, neemt ge beter de gara gepoort. Daar staat wel een ezel, maar die is goedaardig". Bespotting Geldhof is, zoals ze in Vlaanderen zeg gen, een „plezante". Een goede grap op zijn tijd vindt hij al even belangrijk als zijn dagelijkse pint, en die geneugten des levens gunt hij ook andere zondaars. Af gelopen week verscheen bij de Brugse uitgeverij Marc van de Wiele zijn eerste verzameling religieuze moppen. De titel van het boekje, „Humor in de kerk", is wat neutraler dan wat de auteur zich aanvankelijk had voorgesteld, maar „Honderd kosters, 99 gekken" schoot een lid van deze beroepsgroep uit Gent dermate in het verkeerde keelgat, dat Geldhof een brief ontving die van min der christelijke naastenliefde getuigde dan voor een kerkelijk dienaar gebruike lijk is. „Hij schreef dat ik er net zo goed „Honderd pastoors, 99 homofielen" bo ven had kunnen zetten, en daar zit na tuurlijk wel wat in", geeft Geldhof ach teraf ruimhartig toe. „Ik heb dan maar voor een wat minder straffe titel geko zen. Dat kon makkelijk, omdat Lannoo, de uitgever die mijn boekje eerst op de markt zou brengen, op de laatste dag weigerde". Een woordvoerder van Lannoo geeft als reden dat „het huis" de grappen van Geldhof bij nader inzien te flauw vond, maar de auteur zelf ziet er de hand van de kerk in. „Bij Lannoo is ook het ge loofsboek over het pausbezoek uitgege ven. Zij hebben dus contacten met de geestelijkheid. Ik vermoed dat daar de pijn zat". Geldhof geeft toe dat zijn grappen niet van het type zijn dat lachkrampen ver oorzaakt, maar daarbij moet wel worden bedacht dat humor in de kerk nog steeds even gangbaar is als een non in een seks club. „Bij de hogere autoriteiten in de kerke lijke hiërarchie is de bekoring groot om alles heel ernstig te nemen", kritiseert Geldhof voorzichtig. „Grappen over het ambt worden daar al snel als een bespot ting gezien. Ik ben daarmee niet ak koord. Grappen over de kerk, als die niet te hard zijn, moeten worden gezien als een feitelijke attentie aan haar be staan". Onschuldig Terwijl de fotokopieermachine in het studeervertrek van de Meetkerkse pas toor grappen uitbraakt in een tempo dat Wim Kan in zijn beste dagen niet heeft gehaald, legt Geldhof op zijn gemakje uit hoe zijn roeping tot kerkelijk mop pentapper tot stand is gekomen. „Ik gaf vroeger een jaarboekje uit over de pas toors die hier in de regio overleden wa ren. „Ne Pereant", heetten die, „Opdat hun nagedachtenis niet verloren ga"; een soort necrologisch jaarboek der geeste- ZATERDAG 9 APRIL 19 Het kerkje en de begraafplaats van het VU toor Geldhof. lijkheid uit het bisdom Brugge dus. Ik heb daar veel stof in gevonden, want er zaten soms plezante kerels bij. Maar in die boekjes kon ik daar niks mee, en zo doende ben ik dan de plezantere dingen gaan gebruiken in voordrachten bij vere nigingen en aan diners. Ik had daar veel succes mee, en dat heeft mij ertoe aange zet die grappige gebeurtenissen systema tisch uit te werken. Ge moet bedenken dat wanneer mensen bijeenkomen ze er niet meer van houden om zwaarwegende onderwerpen te bespreken. Dat is de jacht van het leven. Enfin, vorig jaar heb ik een hartinfarct gehad, en sindsdien ga ik er zelf ook niet meer zoveel op uit. Ik heb dan gedacht er een boekje van te maken, om de mensen hier en elders er toch mee te plezieren". nse dorp Meetkerke. Het domein van pas- FOTO'S: PERS UNIE De humor in het al driftig gekuiste werk je van Geldhof is onschuldig, want veel meer dan lichte spot over kerkelijke ge bruiken, geloofsbeleving en de strakke leer die vooral de kerk van vroeger ken merkte, is er niet in terug te vinden. De grap over het jonge paartje dat onderweg naar de huwelijksmis verongelukt is er een voorbeeld van. Het verloofde stel klopt aan de hemelpoort aan, en wil daar alsnog trouwen omdat „hokken" in de hemel niet kan. „Is er hier geen pastoor die ons kan trouwen?", vragen ze. „Nee", zegt Sint Pieter na lang zoeken, „in de hemel is geen enkele pastoor te vinden". Dat soort milde zelfspot gaat soms de kerk, maar ging ook de door en door ka tholieke uitgeverij Lannoo al te ver. Pastoor Jozef Geldhof, een heel bijzonde re onder de vreemde kostgangers van Onze Lieve Heer. „Het is", zegt Geldhof met iets van spijt, „een goede illustratie dat men humor niet vanzelfsprekend vindt. En dat is jammer, want het is een onderdeel van Jiet leven". Misvormd Geldhof, in zijn jongere jaren een niet onverdienstelijk auteur van kerkgeschie denis - hij schreef eerder een standaard werk over het Brugse Sint Lodewijkscol- lege waar hij zestien jaar studiemeester was. en stelde ook de avonturen van „Pelgrims, dulle lieden en vondelingen in Brugge" te boek - gaat er nu even voor zitten. „Het verdriet van de geestelijkheid", zegt hij, „is altijd de overdreven gezags- situatie geweest waarmee wij als lagere geestelijken te maken hadden. Sommi gen, hoger in de kerkelijke hiërarchie, zijn het noorden verloren door hoog moed, door zelfingenomenheid. Dat is niet alleen hun schuld, maar ook die van hun slippendragers. Er zijn er steeds meer die de belachelijkheid van al die waardigheid inzien, maar sommigen le ven nog steeds in een droomwereld. Zij missen de contacten met het gewone volk en staan daardoor een beetje buiten de realiteit. Voor een gewone pastoor in een gewone parochie zoals ik er een ben, is dat nooit een punt geweest, want wij staan tussen het volk. Maar wij pastoors hebben daardoor onze eigen problemen. Wij zijn door onze opleiding misvormd. Pastoors gaan in tegenstelling tot andere mensen niet uit, ze zitten niet in een vrolijk' gezelschap. Ze komen veel affec tie tekort. De belangrijkste oorzaak daar van is de overdreven vergeestelijking van het lichaam die de kerk altijd heeft opgelegd. De geest telt, het lichaam niet. Dat werd altijd zo vormeloos mogelijk onder de toog gestopt. Ik ben daar niet mee akkoord, want het lichaam biedt ook vreugde. Het is van belang dat het in goede conditie is, al was het maar om uw werk beter te doen. En daarbij: God heeft ons geschapen, al die dingen zitten er toch niet voor niks aan? Wij missen al de vrouwen, laten we'dan op zijn minst van andere dingen genieten. Van goed eten en drinken, maar ook van hu mor, want humor is eigenlijk liefde". In het Duits is daar een spreekwoord voor: „Was sich liebt, dass neckt sich". Mensen die van mekaar houden, plagen mekaar. En pastoors doen dat onderling, als reactie op de overdreven onderdruk king van het lichaam. Onder pastoors wórdt ook veel gelachen, maar bij het publiek mag dat liefst niet te veel be kend zijn. Dat is een beetje hypocriet. want op die manier komt het publiek niet aan zijn trekken. In de kerk mag nog steeds niet gelachen worden, en dat terwijl wij dan nog wel over de Blijde Boodschap praten. Het gaat allemaal nog te stroef, te cerebraal, en dat is niet goed. Ook niet voor de geloofsbeleving van de parochianen". Geldhof zelf heeft afgerekend met die „hypocrisie", en zeker met die van vroe ger, die er nog wat dikker bovenop lag dan in de tegenwoordige kerk het geval is. Hij komt nog even terug op de zorg voor het lichaam, die in het leven van de geestelijke, of dat nu een man of vrouw was, altijd sterk onderbelicht was, zodanig dat zelfs een regelmatig bad al als lichtzinnig werd bestempeld. „Hygië ne", zegt hij, „was een onbekend begrip. Men ging pas m bad als laatste mogelijk heid om een huidziekte te voorkomen, en dan nog niet naakt, maar met een overgooier aan. Geen wonder dat de geur van heiligheid die in veel kloosters en rond veel godgewijde maagden zweef de eigenlijk alleen maar stank was". Volkstribuun Er is, geeft ook Geldhof toe, in de kerk al heel wat veranderd, maar een beetje meer tempo zou wat hem betreft geen kwaad kunnen. Met instemming Ver wijst hij naar de diensten in het Rijn land, waar de tijd wat minder heeft stil gestaan dan in het bisdom Brugge. Enthousiast: „Men hanteert daar de spreektaal èn men stopt humor in de preek. Dat is precies wat ik ook doe. Het maakt nou eenmaal een groot verschil of ge als voorganger enkel maar uit de zak klapt, zoals ze hier zeggen, of dat men de gevoelige snaar weet te raken. De vo rige bisschop hier in Brugge, De Smedt, was daar een meester in, een ware volk stribuun. Wij denken te veel dat de mensen die naar de kerk komen ver plicht zijn om te luisteren naar al die in teressante praat. Dat is een misvatting. Om het klaar te zeggen: u moet de aan dacht verdienen, want u krijgt ze niet. En voor mij houdt dat in dat ik oratori sche kunstgrepen mag toepassen. Als de aandacht verslapt, als ik er op zeker mo ment twee zie indommelen of met el kaar zie babbelen, dan vertel ik een mop. En gegarandeerd dat ze daarna weer tien minuten luisteren. Ge moet dat natuurlijk opbouwen, met ook weer een dieptepunt erin, want anders komt zo'n mop niet tot zijn recht. Het kan te ver gaan, want nu al bellen mensen mij op. en zeggen: Meneer pastoor, gaat u ook aanstaande zondag weer moppen vertellen? Ik waarschuw ze dan altijd dat ik dat niet vooraf weet. Pas op, hè, ik ben precies geen clown, en we gaan er in de kerk geen circus van maken. Maar het moet toch al erg zijn dat men als ge i Boomkwekerijmuseum, Reijers- koop 54, Boskoop. Geopend: elke werkdag van 13.00 tot 17.00 uur, za terdag van 13.00 tot 16.00 uur, zon dag gesloten. Entreeprijs: volwasse nen 2 gulden, kinderen tot 15 jaar 1 gulden 50. Voor groepen op af spraak ook 's morgens geopend (tel.: 01727 7756). Vandaag tot 16.00 uur gratis open huis in het kader van het museum-weekend. In het kader van „Nederland Museum(and" belichten we in deze rubriek elke week een minder bekend museum. In de maand april staat Zuid- Holland centraal. Vandaag aandacht voor hei Boomkwekerijmuseum in i Boskoop. BOSKOOP - Dank zij Graaf Willem I kweekt Boskoop nu bomen. De graaf schonk in 1222 Boskoop aan de Abdij van Rijnsburg en de nonnen voorkwa men dat er, in tegenstelling tot de pol ders in de omgeving, rond het stadje veengrond werd afgegraven. Op de vruchtbare grond begonnen de boeren toen heel wat „bomen op te zetten". De den deze boeren dat nog als bijverdien ste, alras zou de boomkwekerij in Bos koop een volwaardige volwaardige be drijfstak worden toen boomkwekers uit het ommelanden van Gouda en Leiden, verdreven door de oprukkende stadsbe- bouwing, uitweken naar Boskoop. Aanvankelijk beperkten zij zich tot fruit- dragend geboomte. Pas later kwamen er de laanbomen, zoals linden, eisen en ie pen, bij. Nu wordt in Boskoop voorna melijk voor de sierteelt gewerkt: hees ters, azalea's en coniferen. Vorig jaar be droeg de omzet van de negenhonderd Boskoopse kwekers 480 miljoen gulden, waarvan 400 miljoen voor rekening kwam van de export. Het vermeerderen van bomen, bijvoor beeld via enten of oculeren, gebeurt nog steeds met de hand. Alleen de grond wordt tegenwoordig machinaal omge spit. Dat wil dus zeggen dat de gereed schappen door de eeuwen heen niet veel zijn veranderd. Natuurlijk, het eerste knipmes dat voor het enten werd ge bruikt, had geen veer en moest met een vinger worden uitgeklapt. En het ent mesje werd vroeger gemaakt van scheer messen die voor de barbier niet meer te gebruiken waren. De smid maakte er entmessen van, die nu dus worden ge maakt in een fabriek. „Maar de vorm is nog steeds hetzelfde", zo zal de heer J. van der Willik, beheerder, tijdens een rondleiding door het museum geregeld zeggen als hij het oudste en nieuwste voorwerp uit de vitrine haalt. Naast het museum staat een oud boom kwekershuisje, dat dateert uit 1870. Ach ter een bureau zit een pop in authentieke kleding die de kweker voorstelt. Aan ta fel wacht de klant, 's Zomers zitten zij buiten. Achter het huis is de historische tuin aangelegd. Daarin staat het speel huis waar boomkweker en klant 's zo mers altijd zaken deden, waar twee stoe len op de poppen lijken te wachten. De tuin achter het museum is prachtig. Dit jaar is er voor het eerst een kruiden tuin aangelegd. Er staan leibomen (peer en perzik), er ligt nog een grote magno- lia-moerplant en er staan rozensoorten waarvan sommige dateren uit 1556. Opvallend is ook de collectie buxus die in de tuin staat: heggen waarvan figuren worden gemaakt. „In 1700 deed men dit al". De heer Van Willik wijst op een oude prijslijst. Pauwen, vazen, eier- mandjes, scheepsankers, spelende, lig gende of zittende kinderen. De klant hoefde het maar te zeggen. Nu houden de beheerders de buxus-tra- ditie in ere. In de tuin staan eekhoorn tjes, pauwen, piramiden en spiralen. „De spiralen worden van de piramiden ge Buxushagen in de vorm van fraaie figuren voor het Boomkwekerijmuseum in Boskoop. De buxus moet minimaal twintig jaar oud zijn, voordat de vorm er in kan worden ge knipt. FOTO: CEES VERKERK maakt. In een piramide maken we dan de wendingen. Er moeten in elke meter drie wendingen zijn gemaakt. En hier staan weerhanen. Die hebben we al ge knipt. De kerktoren moet er nu nog on der groeien", aldus de heer Willink. Op dat groeien m^et hij nog wel even wachten. De figuren achterin de tuin, sommige nog geen meter hoog, zijn ge maakt van heggen die twintig jaar heb ben gegroeid. De tuin is in trek. De VVV van Boskoop organiseert dit seizoen voor het eerst rondvaarttochten langs het museum, waarbij de boot bij het museum aanlegt en de toeristen in de tuin kunnen verpo zen. En vorig jaar kwamen tachtig bruidsparen uit het gehele land om zich in de tuin van het museum te laten foto graferen. In het mooiste hoekje van de tuin zijn speciaal vier grote stenen neer gelegd, zodat bruid en bruidegom niet in de modder hoeven te staan. NANDA TROOST

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1988 | | pagina 24