HANS CROISET finale Het gaat leuk worden in Den Haag Lentebodes voor binnen ZATERDAG 9 APRIL 1988 Precies over een week van nu is het zover: Dan kan Den Haag zich persoonlijk vergewissen van de uitkomst van de bloedtransfusie die het theater er zal ondergaan. Op 16 april a.s. laat het nieuwe Haagse gezelschap, Het Nationale Toneel, voor het eerst z'n gezicht zien. Via een „open dag" in de Koninklijke Schouwburg waar iedereen gratis een blik achter de schermen kan werpen, kennis kan maken met acteurs, met regisseurs, met repetitie- procesen, met het repertoire. Artistiek leider Hans Croiset zal - zo formuleert hij het zelf - als een soort „spreekstalmeester" fungeren bij de vijf presentaties die in een soort „Cineac- frekwentie achter elkaar plaats vinden. Om 13.,30, 15.00, 16.30, 19,30 en 21.00 uur. Reden om het brok in de keel om het verscheiden van de Haagse Comedie weg te slikken en de ruimte te geven aan de nieuwe man in Den Haag: Hans Croiset. DEN HAAG - Eerste vraag van een argwanende Hagenaar: wat maakt Het Nationale Toneel an ders dan de Haagse Comedie? Croiset zucht even - hij heeft de film voor zichzelf al honderden ke ren afgedraaid - maar gaat even la ter geoüed van start: „De Haagse Comedie was een gezelschap ge worden waarvoor het publiek zo was terugggelopen dat de overhe den vonden dat er iets moest ge beuren. Toen de Haagse Kunst stichting mij vroeg mogelijkheden voor een nieuw gezelschap te on derzoeken, heb ik de tijd genomen. Het stond helemaal niet vast dat wat ik zou willen, ook zou door gaan. Mijn formatie mocht misluk ken. Dat was al een novum voor Nederland. Een deel van het pu bliek hier heeft zich jarenlang heer lijk gevoeld bij een ,,1'art pour art"- theater. Vriendelijk, voorzichtig, meestal briljant gespeeld theater met een hoge amusementswaarde. Voor een bevolking die - toen het nog vol was in de schouwburg - be stond uit, zeg maar, de „haute bourgeosie". Die had natuurlijk het volste recht op haar theatergenoe- fens. Maar met dat soort theater an je je alleen bezig houden zo lang je er de middelen voor hebt. Middelen zijn net zo goed talenten als repertoire. Die talenten waren er niet meer en ook het moderne repertoire gaf geen aanleiding voor zulk theater". „De tijden zijn inmiddels totaal veran derd. Maar in Den Haag is die nostalgie verankerd. Dat zie je in het stadsbeeld, dat zie je in een soort landelijke, dorps- achtige sfeer die gehandhaafd kon blij ven. Ik ken 't, want ik heb m'n jeugd in Den Haag doorgebracht. Via de Haagse Comedie heb ik het toneel leren kennen. Maar ik heb ook driejaar in Schevenin- gen bij De Appel rondgelopen, waar ik drie stukken heb geregisseerd. Waar het bruist van het leven, waar je een onge looflijk aardig publiek hebt, even en thousiast als in Amsterdam, Groningen of Utrecht. Ik kon dan ook geen enkele reden bedenken waarom het soort toneel waar ik achter sta hier niet zou kunnen floreren. Want dat gevoel moet je na tuurlijk wel hebben. Alhoewel, toen ze mij vroegen, wisten ze ook wat voor to neel ze zouden krijgen. En zéker toen het begon te lukken om dat regie-team van Franz Marijnen, Leonard Frank, Shireen Strooker en Ger Thijs, rond te krijgen. Dat hield wel in dat hier de ba kens fors verzet zouden worden". Vooral het jonge publiek liet het afweten in de Koninklijke Schouwburg. De drempel was te hoog, de deuropening te smal, het repertoire niet interessant ge noeg, de koffie te heet, hoe dan ook, het kwam niet. Croiset: „Het is een fantasti sche uitdaging om samen met Hans van Westreenen, de nieuwe schouwburgdi recteur, te zorgen dat die deuren zó wijd openstaan dat jonge mensen wèl binnen komen. En dingen zien die ze iets te zeg gen hebben. Ik vind dat je op een andere manier de schouwburg uit moet komen dan je erin gaat. Ik vind dat theater iets te vertellen moet hebben. Dat hoeft 'niet met een wijsvinger te zijn, waar Neder landers zo verschrikkelijk bang voor zijn. Het moeten ervaringen zijn waar je wat aan hebt. Niet de ervaring van lek ker onderuit, zoals je thuis bij de tv om tien over half elf. Om even uit de werke lijkheid weg te zijn. Je mag in de schouwburg best uit de werkelijkheid weg zijn, maar wat je daar ziet moet zo veel omtrent die werkelijkheid te zeggen hebben dat het een functie heeft". Artistieke broedplaats „Een naar adem snakkend repertoire to neel nieuw leven inblazen" heet het in Croisets verantwoording in de program ma-folder van het Nationale Toneel. Hij zweert bij het repertoire-toneel. Croiset: „Nederland is ongeveer het enige land in Europa waar toneelspelers, maar ook overheden, merkwaardig slordig omgaan met cultuurgoed. Men is doodsbang om voor reactionnair en niet-progressief ver sleten te worden, wanneer we het heb ben over Onvervangbare Zaken. Alles moet altijd maar opnieuw beginnen, en je mag nooit gebruik maken van wat er was. Onzin. Als je een apparaat hebt, waarom zou je er dan niet op voortbou wen? Den Haag kan juist een grote bij drage leveren aan het toneelklimaat in het land. Hier kan de opzet gemaakt worden voor de gezondmaking van het repertoire-toneel. Ik wil een jonge gene ratie laten zien wat voor absolute vreug de repertoire-theater teweeg kan bren gen. Dat een gezelschap waar continuï teit in zit de waarborg is voor het creér- en van een artistieke broedplaats". „Ik geneer me voor de stand van zaken rond het Nederlands toneel. We hebben nog maar twee of drie gezelschappen over. Al die ad hoc-formatietjes zijn anti theater. Die moeten we een halt toeroe pen, anders is het afgelopen met het to neel. Ik wil een apparaat vormen met een opzuigende werking. Waar jonge theatermakers in kunnen stappen om verder te gaan met repertoire-toneel. Als we daar iets te lang mee hadden ge wacht, was het hier in Den Haag ook af gelopen geweest. Zover dreigde het te komen". Het Nationale Toneel is een naam met een niet geringe pretentie. Zie Engelands National Theatre. Is Croiset niet bang met die naam om z'n oren geslagen te worden? Croiset: „Natuurlijk krijg je dat straks over je heen als het fout gaat. Die naam zal je moeten verdienen. Daar zal ik een paar jaar voor nodig hebben. Hogeschool Daarom moet het ook absolute top zijn. Hogeschool. Een stad die je het verdriet aandoet haar een Haagse Comedie af te nemen, moet er iets normgevends voor in de plaats krijgen. Een deel van het trouwe publiek zal het er eventjes moei lijk mee hebben. Maar ik zal niets doen om ze de schouwburg uit te jagen. Ik wil het wijzen op méér mogelijkheden. Je zal ons repertoire straks niet onder één bepaalde stijlnoemer kunnen onderbren gen. Daar houd ik niet van. Ik hoop dat al die verschillend geaarde regisseurs hun persoonlijke eigenheid tot. in extre- mo in het gezelschap kunnen pompen. En dat bestaat uit 35 fantastische toneel spelers. Want je kan rustig stellen dat dit het mooiste „tableau" van Nederland is". „Een voorbeeld waar ik erg trots op ben: We brengen straks de wereldpremière van een nieuw stuk van de Zweedse schrijver Lars Norén, „Hebriana". Een andere kant van zijn werk. Tussen Woody Allen en Tsjechov, zegt hij zelf. Daarin spelen Anne-Wil Blankers, Elisa beth Andersen, Will van Kralingen, Jo- see Ruiter, Guido de Moor en Rudolf Lucieer. Dat is het béste dat Nederland heeft. Theaterliefhebbers hier zullen te rugdenken aan de briljante rolbezettin gen van weleer. Aan Ida Wasserman, Elisabeth Andersen, Paul Steenbergen, Cees Laseur, Joris Diels, Bob de Lange en mijn vader, Max Croiset, in één stuk. Voorstellingen die je nooit vergeet. Dat gevoel moet terugkomen. Ik heb het hier eens'meegemaakt, vijf, zes jaar geleden. „Am Ziel" van Thomas Bernhard in een gastvoorstelling door Claus Peymanns gezelschap uit Bochum. Marianne Hop pe in de hoofdrol. Dat was hedendaags theater voor mensen die meer willen dan alleen geamuseerd worden. Die hun hersens willen gebruiken omdat ze daar mee een reflexie van het dagelijks leven herkennen. Het zinderde in die zaal. Hetzelfde gebeurde toen Giorgio Strehler hier was met zijn „Knecht van twee meesters". De schouwburg stond ge woon in brand. Dat is wat je meemaakt bij De Appel. Het kan. Het zijn echt de zelfde bezoekers. Het ligt er alleen aan wat je ze voorzet, hoe je ze activeert". Het Nationale Toneel zal volgend sei zoen zes grote zaal-produkties brengen, Anne-Wil Blanket Will van Kralingen. één middenzaal-produktie en vijf kleine zaal-produkties. Te spelen in respectie velijk de Koninklijke Schouwburg, Dili- gentia en het Theater aan de Haven. Croiset wil overal spelen. Het Paradijs bovenin de Koninklijke, de kelder of de hall. Van de eerste première, Büchners Woyzeck, via Euripides (Alkestis), Mo- lière's „De Parvenu" tot en met Becket, Arthur Miller en Kroetz. Plus een im- provisatieprogranma. Krijgt het Natio nale Toneel straks niet last van dezelfde produktiedwang die de Haagse Comedie zo dwars zat? Geen rijdende kruidenier Croiset: „Ik ga er van uit dat wanneer alles goed gaat, er niet over produktied wang gepraat wordt. Ik vind wel dat we het publiek veel moeten bieden. Het zal gigantisch hard werken zijn. Maar we krijgen dan ook een gigantisch bedrag aan gemeenschapsgeld (het Haagse Co- medie-budget wordt met anderhalf mil joen verhoogd. BJ.)". Croiset is met zijn de mensen van zijn artistieke „brain- trust", Leonard Frank en Ger Thijs o.a., aan het denken geslagen hoe de condi ties voor een repertoire-gezelschap te verbeteren. „Want het zat in alle hoeken en gaten fout" zegt hij. Een van de uit komsten is dat theaterstukken het hele jaar door te zien zullen zijn. Niet meer in een serie „en suite" na de première, maar dan weer één, dan weer twee, dan drie voorstellingen achter elkaar. Het publiek heeft voortdurend een gevarieer dere keus, de acteurs blijven geprikkeld. Er wordt met stukken pas „gereisd" wanneer ze een half jaar op het repertoi re hebben gestaan. „Dan kunnen ze het reizen pas aan" vindt Croiset. „Niemand realiseert zich wat voor invloed dat reizen op de kwali teit heeft. Steeds een andere akoestiek, ander licht, het decor steeds op een an dere plaats, een andere toneelhoogte. Ac teurs voelen het niet eens meer omdat dat gereis tot hun leefpatroon is gaan be horen. Edo de Waart heeft er laatst het zelfde gezegd met betrekking tot de ope ra. We hebben er hier met de schouw burgdirecteuren over gepraat. Om ze duidelijk te maken dat we niet zomaar- een rijdende kruidenierszaak zijn die bij de klanten langs komt. Het bevestigt het verkeerde gevoel dat je toneel uit je mouw schudt. Maar we zijn een overge voelig bedrijf zijn met een produkt waarin een enorme investering zit en waar we ook voorzichtig mee willen om springen. In het buitenland stappen mensen in de auto of de trein en gaan naar een voorstelling elders toe. Dat zou in een klein land als het onze ook moeten kunnen. Je ziet het aan De Ap pel. Ze staan een keer op hun stuk, rei zen niet met „Faust" of „Faëton", en de theaterbussen staan al klaar". Nog iets nieuws rond de start van Het Nationale Toneel: De eerste maand is er geen produktie te verwachten (pas half oktober). Croiset en zijn mensen benut ten die tijd voor workshops. „Ik geloof niet dat je na zo'n crisis meteen hupsa- kee op 1 augustus opnieuw kan begin nen. Van: we redden 't wel. Alle regis seurs gaan eerst met alle acteurs werken. Wanbeleid Er komen lezingen, discussies die hoog mogen lopen, er komen leraren voor spraak, zang, beweging en yoga. We gaan bekijken hoe we tot een zinvol trainings pakket kunnen komen. Want wij acteurs zijn de enige soort (zich noemende) kunstenaars die nooit aan zichzelf wer ken, terwijl we ons eigen instrument zijn. Bovendien zitten we nog met de gruwelijke gevolgen van wanbeleid op toneelscholen. Waar aan vakkennis nau welijks iets gedaan is, waar het „demo cratiseringsproces" zo ver is gegaan dat leerlingen zelf spraaklessen maar af schaften omdat die zo vervelend waren. Met als gevolg dat je ze inmiddels op de tiende rij al niet meer verstaat. Zelfs bij een mooie akoestiek als van de Konink lijke Schouwburg". Croiset heeft een stukje „landelijke uit straling" van zijn Nationale Toneel voor alle zekerheid al ingebouwd. Terecht, want hoe krijg je Amsterdam zo ver om Den Haag voor voller aan te zien dan zichzelf? Croiset kan er van mee praten. Hij gaf een lezing op het Instituut voor Dramaturgie over zijn regie van Vondels „Faèton". Van de vijftig studenten had niemand de voorstelling van De Appel gezien. „Nee, Den Haag was te ver weg, En De Appel, och... Terwijl het 't best lopende theaterbedrijf is dat Nederland heeft" zegt Croiset. Zijn dramaturgische staf zal onder de vlag van Het Nationale Toneel alvast een publieks-toneeltijd- schrift gaan uitgevent, „Maart". Het zal later zelfstandig moeten worden. De groep gaat voor de NOS jaarlijks een Heyermans-opvoering voor de televisie brengen. „Uitkomst" wordt de eerste. In Den Haag vindt met Kerst de première van Vondels „Gysbrecht" plaats. De riièuwjaarsopvoering in Amsterdam zal rechtstreeks door de tv worden uitgezon den. Croiset wil dat zijn Haagse gezelschap z'n gezicht natiebreed laat zien. „Den Haag heeft recht op een top-ensemble in het theater" vindt hij. „Kijk eens wat hier allemaal tot stand is gekomen de laatste tijd. Een onwaarschijnlijk mooi Muziektheater. Den Haag heeft De Ap pel, een internationaal vermaard Dans theater. Heeft een perfect Residentie Or kest dat erin geslaagd is om ongewoon veel aandacht aan modern repertoire te geven. En Rudi Fuchs komt naar het Gemeentemuseum, 't Gaat leuk worden in Den Haag". BERT JANSMA binnen de perken \±ik*itUèlit\Ul*kl*ÈÉéé£ÈttÈÉlédèé*è*M Onze nationale trots de tulp kan teelt- technisch gesproken het hele jaar door gekweekt worden. Hoogtepunt ligt echter in deze tijd van het jaar. In de komende twee maanden komen de tulpen in de tuin weer in bloei. Als de bollen tenmin ste niet te veel geleden hebben van de wateroverlast. Tulpebollen houden er namelijk niet van met hun voeten te lang in het water te staan. En dat wordt begrijpelijk als we bedenken dat de plant oorspronkelijk uit Perzië en omliggende streken afkomstig is. Daar is het warmer en vaak een stuk droger dan in het gebied waar wij wo nen. Wie het voorjaarsgevoel dat bij bloeien de tulpen hoort wat eerder wil ervaren kan de bloemen in huis halen. Dat me nigeen dat doet blijkt uit de cijfers van de bloemenveilingen. In de maanden ja nuari tot en met mei worden bij al die veilingen in totaal 625 miljoen tulpen aangeboden. De meeste daarvan worden ook verkocht. Van de talloze soorten die in de loop der jaren gekweekt zijn is een aantal favoriet. De Apeldoorn met grote bloemen en een brede basis in rood en geel is nog altijd een topper. Monte Car lo en Angélique (geel en rose) hebben ge vulde bloemen en die zijn duidelijk in opmars. Lustige Witwe (rood met witte rand) en White Dream doen ook goed mee in de tulpen-top-tien waarin verder voorkomen Christmas Marvale (zuur- stokrose), Don Quichote (oud-rose) Pro minence (rood) en Atilla (lila). Met die top-tien is het assortiment echter nog lang niet uitgeput. Er zijn nog ruim ze ventig andere soorten die regelmatig bij de veilingen worden aangevoerd. Tulpen verlangen geen uitgebreide ver zorging maar vertonen wel enkele typi sche trekjes. Zo groeien ze bijvoorbeeld nog flink door als ze eenmaal in de vaas staan. Zet tulpen daarom direct na aan koop met verpakking en al enige uren op een koele plaats in een emmer water. Ze stijven dan goed op. Snij een stukje van elke steel af en zet ze in een diepe vaas. Dat voorkomt het kromtrekken bij de doorgroei. Voeg wat snijbloemenvoedsel toe aan het water in de vaas. De tulp is de bloem die bij uitstek ge combineerd kan worden met andere snijbloemen. Ze staan leuk bij vroege heestertakken van forsythia, sering, sneeuwbal en de Japanse sierkers. Else- katjes kunnen ook iets extra's aan een vaas met tulpen geven. Behalve de gesneden tulpen voor de vaas zijn tulpen ook in de pot te koop. Die hebben korte stelen en vragen geen andere verzorging dan de tulpen buiten: een matige temperatuur en ruim vol doende licht. Het is verstandig de pot met tulpen 's avonds in elk geval op een Jcoele plaats te zetten om te overnachten. Regelmatig wat water geven en de bloe men zorgen voor de gewenste lentesfeer binnenshuis. Een andere vooijaarsbode bij uitstek is de spruithyacint. Een halfgereed produkt waaraan door de kwekers veel zorg wordt besteed. De consument hoeft al leen de nazorg voor zijn rekening te ne men en die bestaat uit water geven. Een hyacint kan wat meer warmte verdragen dan een tulp. De vele bloemetjes die zich in een tros bevinden, het zijn er soms wel meer dan vijftig, openen zich van onder naar boven. Ze zijn niet al leen maar mooi van vorm en kleur maar ruiken ook nog heerlijk. Er is keus uit talloze kleuren. Het meest zien we rose, rode of blauwe varianten. De geschiedenis van de hyacint heeft en kele leuke momenten gekend. Zo was het na de roos de meest geliefde bloem van de Franse Madame de Pompadour. In Nederland leidde die voorliefde tus sen 1734 en 1737 tot een ware hausse in de verkoop van hyacintebollen. Iedereen die zich voornaam wilde voelen moest een aantal hyacinten hebben en door die belangstelling stegen de prijzen tot onge kende hoogte. Er werd in die jaren tot duizend gulden voor één bol betaald. Behalve door de geprepareerde bollen op te kweken kunnen we de hyacint ook als snijbloem in huis halen. De bloem heeft weliswaar een tamelijk korte steel maar ze is heel goed te verwerken in platte bloemstukjes met enkele uitschieters in de vorm van tulpen, seringen of sneeuw bal. De gekleurde hyacint vormt dan als het ware een bed voor de overige bloe men in het stuk. Wat snijbloemenvoed sel in het water' voor de hyacint maakt ze langer houdbaar. i£eidóe6(X!/ui/nt-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1988 | | pagina 22