„Hoeveelhangt erin de kast,
waar je nooit naar omkijkt ?r
Brand
wonden
Revolutionaire dessins
van begin deze eeuw
'f Zijn vaak de kleine dingen die het doen
VAN HUIS UIT
£etdóc@ou/ia/nt
DINSDAG 5 APRIL 1988 PAGINA 14
Sonia Delaunay in een van haar japonnen, bedrukt met ge
ometrische figuren.
FOTO: PR
In het Nederlands Textiel
museum in Tilburg is tot
eind mei een overzichtsten
toonstelling te zien van So
nia Delaunay. Deze in de
Oekraïne geboren Russisch-
Franse kunstenares (1885-
1979), die haar opleiding ge
noot in Karlsruhe en zich in
1905 in Parijs vestigde, is in
haar kledingdessins baan
brekend geweest.
Gehuwd met de abstracte
kunstenaar Robert Delau
nay (1885-1941) maakte het
echtpaar in 1912 deel uit
van de Parijse „avant gar
de" en wijdde zich uitslui
tend aan de kleur en de op
tische wetten daarvan.
Vormgeving en ontwerp
zijn tegenwoordig populaire
begrippen, die zich echter
uitstrekken door grensver
vaging naar aanverwante
terreinen als meubels, stof
fen, boekomslagen, vrije-
toegepaste kunst.
Sonia was sterk geboeid
door het „simultanisme van
kleuren". Dit berust op het
gegeven dat ons oog bij het
zien van een bepaalde kleur
steeds tegelijkertijd de kleur
wordt gedacht, die het com
plement van deze kleur is.
Daarbij wordt uitgegaan
van de drie primaire kleu
ren: geel, rood en blauw.
Wanneer bijvoorbeeld geel
en blauw worden ver
mengd, krijg je groen. De
resterende kleur: rood is het
complement van deze
mengkleur. Rood en groen
geven geen simultane wer
king, maar wordt oranje
naast groen gezet dan zal
deze kleur in ons oog meer
oranjerood lijken en groen
meer blauw-groen. „De we
reld is kleur en kleur is de
wereld" is dan ook een ge-
Textielontwerp uit 1925, dat
niet zou misstaan op een bi
kini 1988.
FOTO: PR
liefde uitspraak van Delau
nay, die haar simultanische
schilderkunst toepaste op
meubels, auto's, theater- en
filmkostuums.
Revolutionair waren haar
dessins vöor kleding, gede
coreerd met poëtische zin
nen. Tegenwoordig worden
jurken en sweaters bedrukt
met slogans of letters, niets
nieuw dus onder de zon. So
nia's opvattingen over een
moderne, maar toch betaal
bare mode vormden de aan
zet tot de huidige „prêt a
porter".
Toen de kunstenares in Ma
drid woonde, runde zij een
zaak, die zowel op interieu
rontwerpen als op kleding
en accessoires was gericht.
Spaanse adel kocht bij haar
kleren, waarin zij para
doxaal genoeg veel goedko
pe materialen verwerkte als
bijvoorbeeld raffia voor ap
plicaties van folkloristische
bloemdessins. Zij maakte
ook in die tijd geborduurde
mantels, hoeden en shawls
met patronen van in elkaar
geschoven abstract-geome-
trische vormen in gedempte
aarde- en natuurtinten.
Tot 1931 had Delaunay in
Parijs haar eigen modehuis,
waar ongeveer 30 mensen
werkten, onder wie een
dichter en een schilder, die
in het „Atelier Simultané"
ook de naald ter hand na
men. De collectie was rijk
geschakeerd en omvatte
bontmantels, gebreide pull
overs, badpakken, parasols,
avondjurken en tassen.
Nooit eerder gepubliceerde
foto's uit die jaren op de
tentoonstelling tonen dat
Sonia naast haar commer
ciële collectie steeds kans
heeft gezien met de mode te
blijven experimenteren. De
economische crisis in 1929
dwong haar het modehuis
te sluiten, maar de duizen
den stofdessins bleven in de
verkoop.
Het veelomvattende werk
van Delaunay heeft een
achtergrond van kunsthis
torische stromingen en ver
dient het aan de vergetel
heid te worden ontrukt
door de vele moderne as
pecten daarin, waarop niet
alleen de mode, maar ook
meubelontwerpen en tapij
ten in later jaren inhaakten.
Openingstijden van het mu
seum dinsdag t/m vrijdag
10-17 uur, zaterdag en zon
dag 12-15 uur. 2e pinkster
dag en Hemelvaartsdag geo
pend van 12-17 uur.
TINY FRANCIS
.n rijkdom en armoe zijn de
verhalen toch eigenlijk de
zelfde. Het ene jochie kwam,
in de dertiger jaren van deze
eeuw, naar school met een
gestreken buisje en bijpassen
de korte broek. Zijn minder
bedeelde kameraad moest het
doen met verstelde spullen of
afdankertjes van een oudere
broer. Maar de slijtgaten wa
ren netjes gestopt, onder het
motto: 'Als 't maar schoon en
heel is'. Zo groeiden jongens
en meisjes op, die goed ge
leerd hadden 'er netjes bij te
lopen'.
Met enige ontsteltenis zouden
ze jaren later zien, hoe hun
eigen kinderen een pas ge
kochte spijkerbroek door een
rijdende vrachtauto lieten
Cletten om er een eigentijds
eeld aan te geven: geribd en
gerimpeld. Daarna raakte
een jongerenmode in zwang
waar veel ouderen toch wel
'iets aardigs' in zagen. Hoe
veel 55-plussers die geleefd
hebben met de opvattingen
van hun ouders, van henzelf
en van hun kinderen, zouden
in staat zijn om hun eigen
weg te gaan?
Wie gevoelig is voor verwar
ring, leeft in slechte tijden.
Bij jongeren komt juist nu de
gedachte op dat stijlvolle kle
ding 'weer mag', ze geven
ook de indruk het prettig te
vinden en die kleding niet
zozeer te ervaren als ver
plichting. Aan de andere
kant zie je Kee Ruizeveld
(83), ooit de Robin Hood van
de Nederlandse senioren ge
noemd en schrijfster onder
meer van het befaamde boek
'Te oud - ben je bedonderd
in de publiciteit verschijnen
met frivole sjaaltjes. Weer
een andere keer kan ze, van
top tot teen in stemmig grijs
en zwart gestoken, zó op als
regentesse van gerenom-
rheerd college. Zo loopt alles
wat mag, wat moet en wat
eventueel prettig of onaange
naam is, door alle leeftijden
heen.
Jos Ots: „Mijn vrouw wilde
pas geleden een mooie leren
pantalon kopen. Zegt onze
getrouwde dochter van vijf
entwintig: 'Dat kun je toch
helemaal niet doen, zoiets'.
Komt onze zoon van achttien
thuis en die vindt het 'eeu
wig'. Je moet maar gewoon
kopen wat je prettig vindt,
lijkt me zo".
Voorzichtige vorderingen op
dat gebied worden zeker ge
maakt. Ots: „We hoeven bij
voorbeeld niet meer te pro
beren, in onze zaken een spe
ciale 55+-afdeling op te zet
ten. Een uur na de feestelijke
opening zou ik de bloemen
kunnen weggooien en de
drankjes door de gootsteen
spoelen. Kleding afbeelden
op herkenbare leeftijden, dat
kan evenmin. Nog sterker,
we hebben al eens etalage
poppen in grote maten
moeten weghalen, omdat
mensen dat discriminerend
vonden. Zo gevoelig ligt het
allemaal".
Collectief gedrag
Een moeilijke tijd dus voor
Amsterdammer Jos Ots (53) heeft op het gebied
van kleding de nodige verkenningen verricht. Hij
is nu voorlichter bij het hoofdkantoor van C&A
Nederland. „Veel 55-plussers hebben 't niet ge
makkelijk met hun kleding", stelt hij vast. „Le
vend tussen twee generaties moeten ze, op leeftijd
gekomen, wat hun kleding betreft hun eigen weg
weer gaan zoeken".
de 55-plussers, die misschien
hun eigen voorkeuren nau
welijks kennen?
Inderdaad, vaak niet gemak
kelijk. Jos Ots: „In een ver
gadering van geïnteresseerde
vrouwen kan ik als kritiek te
horen krijgen, dat 'gemakke
lijke kleren' zo slecht verte
genwoordigd zijn in de win
kel. Kijk ik om me heen, dan
blijkt tachtig procent van die
dames een geklede japon te
dragen. Ze vragen dus om
een kledingtype dat ze zelf
niet als vanzelfsprekend aan
trekken maar wèl willen
hebben. Als ik op zo'n mo
ment zeg dat in de winkel
driekwart van de voorraad
bestaat uit de kleding die ze
willen kopen en een kwart
uit de japonnen die ze dra
gen, is de vraag dan beant
woord
Hij kan het wel zeggen na
tuurlijk, maar liever geeft hij
de raad: „Probeer jezelf te
zijn. Mode is oollectief gedrag
en heeft een duidelijke func
tie in een maatschappij die
specifieke eisen stelt. Als je
op een leeftijd bent gekomen
die meer vrijheid bréngt, doe
daar dan iets mee".
Tien jaar jonger
Dat hoeft niet te ontaarden
in maar wat aanflodderen,
integendeel. Het heeft, zoals
Jos Ots het ziet, juist te ma
ken met een accentueren van
de eigen persoonlijkheid. Je
bent 'gekleed' of 'aangekleed'
en in dat eerste geval kan er
een perfecte eenheid zijn tus
sen de kleren en degene die
ze draagt. Ots: „Illustraties
daarvan zie je op familiefo
to's van oudere mensen die
dat hebben begrepen. Laat er
bij twee foto's eens tien jaar
tussen zitten. Op de eerste
foto zien ze er gewoon netjes
uit, op de tweede ook, maar
in die tussentijd zijn ze zich
gemakkelijker gaan kleden
en toch naar eigen smaak.
Dan kunnen ze er op die
tweede foto wel tien jaar jon
ger uitzien".
der horen. Vooral bij man
nen bestaat de sterke neiging,
bij noodzakelijke vervanging
van. kleding naar de winkel
te gaan en net zo lang te zoe
ken totdat ze 'wéér zoiets'
hebben gevonden. Wanhoop
slaat toe als dat niet meer
voorhanden is en dan moet
het maar iets worden dat er
op lijkt. Ots: „Als zo'n man
dan eens iets heel anders
neemt dan hij ooit tevoren
gedragen heeft, kan dat heel
positief uitpakken. Tenmin
ste, als hij een bewuste keus
maakt. Roepen ze thuis met
een: 'Wat zie jij er leuk uit'
en dan hebben ze nog gelijk
ook".
In de kast
Praktische kanten zitten er
trouwens ook aan. Ots: „Hoe
veel kleren hangen bij oude
ren in de kast, zonder dat ie
mand er ooit naar omkijkt?
Gekocht om welke reden dan
ook, vaak vanwege een feest.
Is het dan echt niet mogelijk,
voor zo'n gelegenheid" kle
ding te kopen die je later ook
nog eens kunt dragen en die
dan ook lekker blijft zitten
Natuurlijk kan dat en je ziet
de neiging om op die manier
de aankopen te doen ook wel
toenemen bij ouderen. Gaan
ze toch denken: 'Voor het
geld van die dure japon of
dat exclusieve pak kan ik
ook drie minder kostbare en
sembles kopen, waarmee ik
altijd uit de voeten kan". Of:
'Die japon is wel mooi, maar
als ik er vaak mee loop, heb
ik even vaak hetzelfde aan'.
Jos Ots vindt dat interessant.
„Juist ouderen worden in het
zakenleven nogal eens aan
gesproken als groep en jonge
ren als individu. Maar jonge
ren gedragen zich juist veel
collectiever dan ouderen. In
hun kledinggedrag kunnen
die ouderen eens te meer be
wijzen, dat ze individuen
zijn".
AAD SCHOUTEN
Liever 'leuk' dan 'passend bij
de leeftijd'. Een zinnetje in
het hoofdstuk uiterlijke ver
zorging van het boek 'Leven
met de jaren'; sinds het over
lijden van schrijfster Harriet
Freezer wordt het boek jaar
lijks bijgewerkt door een
team van deskundigen, waar
onder Riet Staal-de Groot
(64), jaren lang medewerk
ster, vriendin en achterbuur
van Harriet Freezer in Bilt-
hoven. Zij doet ook allerlei
voorlichtingswerk op kle-
dinggebied voor 55-plussers,
onder meer op beurzen en in
het radioprogramma 'De du
vel is oud'.
„Mocht u niet meer zo vlot
bewegen en hebt u nog zo'n
onhandige ritssluiting op uw
rug, doe dan een flinke sleu
telring aan het trekkertje en
haal daar een lang koord
doorheen, zodat u hem over
uw schouder omhoog kunf
trekken". Zulke dingen staan
ook in het boek. Aandacht
voor belangrijke details dus,
maar toch komen er telkens
weer nieuwe aspecten te
voorschijn.
Zo zou Riet Staal het wel
eens willen hebben over, bij
voorbeeld, een bril. „Op die
leeftijd beschouw je een bril
vaak alleen nog maar als
hulpmiddel om beter te kun
nen zien. Met het gevolg, dat
verder goed verzorgde oude
ren er vaak nóg hopeloos uit
zien omdat hun bril hevig uit
de toon valt. Vergeet niet: de
mensen zien je gezicht het
eerst en het langst. Ik durf
haast te zeggen, dat anderen
dan alleen je bril nog maar
zien. Een paar verschillende
brillen - 't is een hele aan
schaf. Maar daar staat tegen
over dat je minder kleren
hoeft te kopen. Ik zou best
eens een pak of een jurk in
de winkel willen laten han
gen om voor dat geld een
nieuwe bril te kopen".
Met foundations hetzelfde
verhaal. „Denk er aan, dat
een verkoper in de winkel
niet zo gauw zal waarschu
wen dat ondeugdelijke bh of
corselets het effect van een
nieuwe aankoop helemaal te
niet kunnen doen. Die ver
koper kan immers moeilijk
tegen een klant zeggen: 'Dit
zou u best leuk sitaan, maar
gaat u dan eerst hiernaast
eens een nieuwe foundation
passen'. Groot kans, dat de
klant dan kwaad de winkel
uitloopt en daar is ook nie
mand mee geholpen. Vergeet
niet dat een mens deze din
gen uiteindelijk voor zichzelf
moet doen en niet voor een
ander. Naarmate de leeftijd
vordert, wordt het steeds
prettiger kleren aan te heb
ben die logisch op jezelf aan
sluiten".
Terug naar de stelregel 'lie
ver leuk dan passend bij je
leeftijd' - waarbij Riet Staal
zich overigens afvraagt
waarom het begrip 'leeftijd'
altijd weer ter sprake moet
komen. „Mijn moeder is 93
en die kocht pas geleden een
ensemble, japon met drie
kwart jasje, in zijde, met een
licht beige fond en hier en
daar een bloem. Schitterend
Wie zichzelf goed kent, durf
zoiets te doen en heeft er dai
veel plezier van. Dat is iet
anders dan je verkramp
'jong' kleden, wat je ook vaal
ziet gebeuren. Voelt iemanc
zich dan echt jong Kaï
haast niet".
Er is een stelling die wil dat we
voor elke vooruitgang een prijs be
talen. Toen we ooit, lang geleden,
rechtop gingen lopen werden we
prompt gestraft met spataderen. De
uitvinding van het schrift zou ons
slechte ogen hebben bezorgd en
sinds we op schoenen lopen hebben
we zweetvoeten. Of die stelling
klopt weet geen mens, maar dat we
met de ontdekking van het vuur
ook de brandwonden uitvonden
staat logischerwijze vast. Die be
stonden daarvoor niet.
Hoe vaak mensen tegenwoordig
brandwonden oplopen weet men
eigenlijk niet. Op grond van een
Deens onderzoek schat men dat
liefst 70.000 mensen zich per jaar
branden. Meestal niet ernstig ge
lukkig, maar van hen worden toch
nog 4000 mensen per jaar in een
ziekenhuis opgenomen, en nog eens
500 in de drie gespecialiseerde
brandwondencentra. Toch niet ge
ring, want brandwonden kunnen
uiterst grimmig uitpakken. In de
vorige eeuw schreef de Nederland
se chirurg Gross al dat „er weinig
vormen van verwondingen voor
komen, welke algemeener zijn, of
tot groter lijden en misvormingen
aanleiding geven dan brandwon
den."
Omdat bij verbranden voorkomen
al helemaal beter is dan genezen, is
het wel aardig om te kijken wie
zich vooral branden en waaraan.
De meeste ongevallen (75 procent)
gebeuren thuis; in een derde van
de gevallen is het slachtoffer een
kind en in zestig procent van de
gevallen blijkt men zich aan hete
vloeistoffen te hebben gebrand. Be
rucht klassiek is het kind dat een
hete pan met het een of ander bo^
ven zijn macht van tafel of gasfor
nuis wilde pakken en dan de hete
vloeistof over zich heen kreeg.
Andere risicogroepen zijn jong vol
wassenen (vuur), en bejaarden (ro
ken in bed). Behalve die hete vloei
stoffen is vuur (dertig procent) in
Nederland de belangrijkste reden
van verbranding. In het merendeel
van de gevallen, zo blijkt uit analy
ses, zouden brandwonden te voor
komen zijn geweest. Maar goed,
men heeft zich gebaand, wat aan?
Iedereen weet nu wel van de tele
visie hoe fakirs er in slagen om
over hete sintels te lopen. Die sin
tels zijn wel gloeiend heet,, maar
die fakirs lopen er bliksemsnel
overheen en voelen niks. Maar an
dersom geldt ook: een matige hete
warmtebron, zelfs water van
slechts 45 graden, kan veel schade
aanrichten als het contact maar
lang genoeg duurt. De moraal: bij
brandwonden moet je bliksemsnel
ingrijpen, elke minuut is meegeno
men. Bij verbranding met hete
vloeistoffen is het beste om het
aangedane lichaamsdeel zo snel als
mogelijk af te koelen met water.
Men heeft vastgesteld dat een uur
lang afkoelen met water nog steeds
een gunstige uitwerking heeft,
maar dat houdt natuurlijk niemand
vol. Vooral kinderen lopen dan het
gevaar om onderkoeld te raken en
in dat geval zijn koude compressen
een alternatief.
Bij verbranding door vuur is het
zaak om de vlam gevatte kleren
snel te doven. Dat kan het beste
met doeken, dekens, jassen of wat
dan ook. Dat doven moet altijd lig
gend gebeuren en nooit staand. Als
het slachtoffer staat dan werkt de
kraag als een soort schoorsteen
waardoor hals en gezicht alsnog
kunnen verbranden. Alles wat
knelt riemen, armbanden, rin
gen moet zo snel mogelijk ver
wijderd worden, omdat naderhand
de aangetaste lichaamsdelen zullen
opzwellen. Kleren, vooral als ze
met hete vloeistoffen zijn door
drenkt, kun je het beste gewoon
met een schaar wegknippen. Ze
uittrekken gaat vaak te langzaam
en bovendien kun je daarmee de
aangetaste huid beschadigen. De
brandwond kan dan verder het
beste worden afgedekt met steriel
gaas of schone doeken.
Wat dan verder moet gebeuren
hangt af van de ernst van de
brandwond: hoe uitgebreid is de
wond en hoe diep? Dokters gebrui
ken een handige „regel van 9" om
de uitgebreidheid vast te stellen,
maar veel moeilijker is het om te
bepalen hoe diep de wond is. Een
oppervlakkige brandwond doet
pijn en als je op de rode huid drukt
wordt die weer bleek. Deze won
den genezen doorgaans binnen een
week of drie. Maar bij diepe huid
verwondingen zijn alle onderdelen
van de huid kapot: de zenuwen zijn
geluk bij een ongeluk verlo
ren gegaan zodat de wond geen
pijn doet, maar met de zenuwen is
ook de huid het vermogen kwijt
om zich te herstellen. Eigenlijk kun
je bij grote verbrandingen niet
meer van wond spreken. De aan
duiding „verbrandingsziekte" geeft
de situatie veel beter weer.
Een ernstige verbranding is een ab
solute noodsituatie. De patiënt
maakt eerst de verbranding bij vol
le bewustzijn mee, is aanvankelijk
nog in redelijke goede conditie en
dan begint het „gevecht met de En
gel". De patiënt wordt doodziek, in
bijna alle gevallen ontstaat er
shock, de waterhuishouding raakt
totaal ontregeld en de weerloze
huid wordt onmiddellijk belaagd
door hordes bacteriën. Een uiterst
kritische periode die alles vergt
van de patiënt en waarbij de tru
cendoos van de behandelende art
sen tot op de bodem leeg moet.
Dat is nog maar het begin, want als
het levensgevaar is gekeerd, dan is
het onheil nog lang niet bezworen.
De patiënt is verminkt en vaak zijn
spieren en pezen ook aangedaan.
Dan begint een eindeloze ronde
langs allerlei specialismes om de
schade zoveel mogelijk te beper
ken. De huid wordt gesloten met
huidtransplantaten, revalidatieart
sen bemoeien zich met het bewe
gingsapparaat, kortom, er wordt
eindeloos veel geduld gevraagd van
arts en patiënt. Geen wonder dat
men in Groningen, Beverwijk en
Rotterdam aparte brandwonden
centra heeft opgericht om dit ui
terst specialistische karwei te kla
ren. Niet zonder succes. De afgelo-
Een tien jaar is de sterfte door
randwonden ras gedaald.
door Joke Forceville-Van Rossum
Vruchtwater-
onderzoek
Voor zij geboren worden,
heb Ik hen al gewild.
Kerklied
Tante Sofietje belt me maar
zelden op. Dat neem ik haar
niet kwalijk. Ze is weduwe,
heeft tien kinderen gehad, van
wie er negen nog in leven zijn
en verheugt zich in 25
kleinkinderen. Ze is mijn
aangewaaide tante, zoals dat
bij ons heette, niet bloedeigen,
een vriendin van moeder,
maar echter dan sommige
familiale tantes. Ik vind haar
een verstandige moeder en
oma. Waar ze kan springt ze
in, met raad en daad, maar een
bemoeial is ze niet. Als ze me
belt is daar een duidelijke
reden voor. Zoals vorige week.
„Lieve kind, ik heb je raad
nodig". Haar verhaal kwam.
Ik moet u eerst even
verduidelijken dat tante
Sofietje éen kind verloren
heeft dat gehandicapt ter
wereld kwam en niet heel
lang heeft geleefd. Ze heeft er
dag en nacht voor gezorgd.
Nog als ze het erover heeft,
komen er tranen. Ik geloof dat
het haar liefste is geweest. „Je
kent 'r wel, Martje, mijn
oogappel onder de
kleinkinderen, heeft me
toevertrouwd dat ze in
verwachting is. Nu heeft ze in
haar hoofd gezet dat het niet
verantwoord is die
zwangerschap zomaar te
aanvaarden. Tenslotte meende
ze, ze zei het wel heel lief,
hoor, je kunt nooit weten.
Handicaps slaan wel eens een
generatie over, beweren ze,
maar ze weten dikwijls
helemaal niet waardoor ze
ontstaan. Ik ben jong en loop
niet meer dan normaal risico,
maar ik voel me zo maar niet
veilig". Tante Sofietje had het
duidelijk moeilijk met het
verhaal.
Ik vroeg haar wat ze tegen de
redenering vond. Nou ja, dat
was heel duidelijk.
Vruchtwateronderzoek liet je
alleen maar doen, als je de
gezondheid van het komende
kind niet vertrouwde, daar
zekerheid over wilde hebben
en bij negatieve uitslag kon
beslissen tot abortus.
Ik bleef er eerst stil onder.
Niet voor niets werd ik
aangeklampt. Ook in mijn
gezin had zich in het verleden
een probleemkind aangemeld
en dat wist tante. Ik heb
geantwoord dat ik me best kon
voorstellen dat Martje
vruchtwateronderzoek wilde
laten verrichten. En zelfs, dat
ik het ook verstandig vond.
Als dat werd gedaan, zouden
de ouders weten waar ze aan
toe waren. Grote kans dat
alles prima in orde bleek en
dan konden ze zich alleen
maar verheugen op de komst
van hun kind. „Maar als de
uitslag nu eens ongunstig was!
wierp tante tegen... „Moet ik
me er dan mee verzoenen dat
ze zich laat aborteren?" vroeg
ze wat beverig. We hebben
een heel gesprek gevoerd.
Samen kwamen we tot de
conclusie dat ouders die te
horen krijgen dat hun kind
gehandicapt zal zijn bij de
geboorte, daaruit toch niet zo
maar de conclusie behoeven te
trekken dat het kind er niet
zal mogen zijn? Sommige
handicaps zijn nu al bij zo'n
onderzoek vast te stellen;
mongolisme o.a. en spina
bifida (open rug). Ik weet uit
eigen ervaring wat het is een
lichamelijk gehandicapt kind
in het gezin te hebben. Ik weet
dat het een enorme zorg is en
extra lasten met zich
meebrengt. Maar óók heb ik
ontdekt hoe iemand die niet
100% is, volgens de gangbare
normen, daarom nog wel
„iemand" is.
Ik heb tante Sofietje tenslotte
geadviseerd dat onderzoek
vooral niet tegen te houden.
Maar bovendien, dat ze aan
Martje en haar man moest
voorstellen, dat die twee van
te voren in elk geval, samen
zouden uitmaken wat hun
beslissing zou moeten worden
voor het geval het onderzoek
negatief zou uitvallen. Hoe
zwaar de wetenschap ook
weegt dat de komende
geboorte allprlei problemen
gaat oproepen, het lijkt mij
goed als ouders van dié
wetenschap te voren op de
hoogte zijn. Als, zoals in ons
geval, zo'n verdriet volkomen
onverwacht komt, is de schok
nog erger. Wie ervan weten, (1
tevoren, kunnen zich
enigermate voorbereiden en
met anderen die de ervaring
hebben, in gesprek gaan. De
beslissing hóeft niet abortus te
zijn. Voor zij geboren :j
worden, heb Ik hen al
gewild".