De
langzame
uitholling
van
een
theater
gezelschap
Boterschaapjes met oortjes van palmpitten en oogjes van rozijnen
DEN HAAG - De Haagse Come-
die exit. Opgevolgd door het Natio
naal Toneel. De ambitieuze naam
voor het nieuwe gezelschap in de
Haagse Koninklijke Schouwburg.
Een gedurfde naam, waarover ze
ker de Amsterdammers nog wel
eens een keer zullen vallen als het
even niet wordt zoals het zou
moeten zijn. Croiset had het nieu
we gezelschap zelfs eerst het Natio
naal Theater willen noemen, met
mogelijk een vage reminiscentie
aan het ooit door hem bewonderde
Theatre Nationale Populaire van
Jean Vilar. Maar het al bestaande
Nationaal Tournee Theater van ex-
journalist en producent Hemmo
Drexhage gooide roet in het eten.
Nu al wordt de telefoon in het kan
toor aan de Schouwburgstraat
nummer 8 opgenomen met „U
spreekt met de Haagse Comedie-
/Nationaal Toneel". Dat eerste
deel zal er straks definitief afvallen.
De laatste officiële première is inmiddels
geweest. „Happy End", een wat wrange
titel als sluitstuk van een 40-jarig be
staan, het langste dat ooit een toneelge
zelschap in Nederland gehaald heeft.
„We moeten er allemaal niet te moeilijk
over doen. Het gaat om het toneel. Dat
gaat door. Dat is toch niet kapot te krij
gen", zei regisseur Eddy Habbema tij
dens de repetities van „Happy End".
Met andere woorden: Den Haag mag blij
zijn dat het een groot theatergezelschap
houdt. Hóe blij moet de toekomst uit
wijzen. Maar mogen we ook niet even
bedroefd zijn dat de Haagse Comedie
weg is, niet meer bestaat? Definitief tot
de geschiedenis behoort? En was die
smartlap die zich al jaren aan het Voor
hout aankondigde en die je de titel De
Dood van een Troep zou kunnen geven,
echt onvermijdelijk? Bij de stampvoilé
laatste voorstelling van Goldoni's „Wie
trouwt de weduwe" van de Haagse Co
medie, zei een van de portiers, met spijt
rondkijkend: „We draaien fantastisch de
laatste tijd. Ik begrijp niet waarom die
Haagse Comedie weg moet". En een van
de acteurs van de Haagse Comedie in
een onderonsje na afloop: „Hans Croiset
zegt dat hij aan het Haagse publiek wil
blijven denken. Dat is prima. Maar als
ik het komende repertoire bekijk, denk
ik: er valt bitter weinig te lachen".
Genadeschot
Het einde van de Haagse Comedie is in
feite het genadeschot na een jarenlange
martelgang. Wat ooit door kenners uit
het vak „het beste ensemble van Neder
land" werd genoemd, kampte al jaren
lang met een steeds venijniger wordende
kritiek. Zomaar terugbladerend in de ar
chieven van deze krant: Toenmalig
Haagse Comedie-directeur Carl van der
Plas op 3 februari 1978, „Ik twijfel aan
de deskundigheid van de Raad van de
Kunst". Een krantekop van een jaar la
ter: „De Haagse Comedie lijkt de zonde
bok van het Nederlands toneel te
worden". Elke keer een reactie op artis
tieke opstoppers die de Raad van de
Kunst plaatste op de kaken van een
steeds aangeslagener gezelschap. Die
Raad van de Kunst op 10 januari '79:
„In de afgelopen jaren heeft de afdeling
(toneel. BJ) vaak kritische geluiden laten
horen over wat eens een van de beste
Nederlandse gezelschappen werd ge
noemd. Die werden haar niet in dank af
genomen. Toch klinken nu ook andere
stemmen, ook vanuit het gezelschap, die
vol zorg een achteruitgang in kwaliteit,
een veruiterlijking van het spel en niet-
doordachte regie-concepties signaleren.
In de - vergrijzende en leeglopende -
standplaats zelf daalt de belangstelling
nu ook". Nog eens een samenvatting
van de commissie Theater van de Raad
in maart '82: „Teruglopende artistieke
kwaliteit, het gebrek aan visie en diep
gang in de regies, de voorspelbaarheid
van de produkties". Kritiek die alleen
maar aanhield en harder werd. Kritiek
die deels terecht was, deels niet terecht.
PuBLIEKSGEVOELIG
Kritiek die voortkwam uit veranderde
toneelopvattingen bij toneelmakers in
den lande (waarvan een wisselend aantal
deel uitmaakt van die Raad van de
Kunst). En dat wil niet zeggen: verander
de opvattingen bij het publiek. De Haag
se Comedie heeft vele jarenlang in de
Koninklijke Schouwburg de meest con
stante bezoekcijfers gehad van alle Ne
derlandse gesubsidieerde toneelgezel
schappen. Terwijl het in de Amsterdam
ZATERDAG 2 APRIL 1988
tistiek (mede)leider van de groep, de
Pool Grzegorzewskf, de Fransman Rou-
sillon, de Roemeen Cernescu. Het werk
van die eenlingen beklijfde niet. Of het
stond de acteurs niet aan, was een te
snelle overgang naar iets nieuws, of het
werkte niet voor het publiek. De Haagse
Comedie was paniekvoetbal gaan spelen
in de hoop weer eens te scoren. Maar de
referee - in de figuur van de Raad van
de Kunst - bleef driftig fluitend over
het veld rennen. De Haagse Comedie
was begonnen aan een periode van uit
holling. „Hoogstens de basisbegroting
honoreren", riep de Raad van de Kunst
nog met tegenzin. Tot men vanuit WVC
duidelijk maakte dat het gezelschap
maar vervangen moest worden. Het uit
hollingsproces had te ver doorgezet, de
Haagse Comedie leek een besmette
naam, acteurs en regisseurs van buitenaf
durfden hun nek niet meer uit te steken
met werk voor de HC in de Koninklijke
Schouwburg, acteurs en regisseurs bin
nen het gezelschap werden ook steeds
onzekerder. Het einde móest wel komen.
Nostalgie
Een blik terug kan er alleen nóg maar
een zijn van nostalgie en weemoed. Om
alweer iets dat er niet meer is. De Haag
se Comedie, ooit een erenaam. Acteurs
die van de Toneelschool kwamen en
daar een engagement kregen, dat waren
spekkopers. Het gezelschap dat groeide
uit het Residentietoneel, dat in het „hu
welijk" tussen Paul Steenbergen en Cees
Laseur aan een voor Nederland unieke
en verfijnde vorm van theaterkunst (de
„comédie", op z'n Frans uit te spreken,
en veel meer betekenend dan alleen
maar blijspel) bouwde. Terugkijkend
komt er geen coherent verhaal uit die
tijd meer te voorschijn. Indrukwekkende
beelden, dat wel. Ik herinner me de Sha-
kespeares. Het „Winteravondsprookje"
op 1 januari 1960. Laseur was net, aan
tafel in restaurant Saur, overleden. Paul
Steenbergen las de Nieuwjaarswens
voor. Van papier, naast het toneel staan
de. Van Dalsum in zijn afscheidsrol als
Koning Lear. Afscheid van een groot en
bijzonder acteur. Afscheid van een pe
riode uit de toneelgeschiedenis. Michael
Crofts regie van „Hendrik IV", met Jo
ris Diels en Wim van Rooij. Ik herinner
me dat ik van een scène zo onder de in
druk was dat ik een „open doekje" be
gon dat niemand van me overnam en
dat ik toen maar alleen voortzette vanuit
m'n logeplaats. De acteurs wachtten keu
rig tot ik uitgeklapt was. Bob de Lange
in een a-typische rol als Richard III, ge
kromd het toneel ophinkend en met die
merkwaardige stem zeggend „Nu werd
de winter onzer wreevle stemming
V oorjaarsontwaken
Het verbazende „debuut" - dacht ik -
van Anne-Wil Blankers als Desdemona
in „Othello". Maar later vertelden insi
ders me dat Steenbergen je nooit in een
grote rol liet debuteren, hoe goed je ook
was. Je eerste rol was een „brief', punt
uit. Dus het was haar twééde rol. Steen
bergen als Jago en Ko van Dijk als
Othello. Wanneer zie je zo iets weer?
Andere stukken: Peter Zadeks prachtige
„Voorjaarsontwaken" van Wedekind.
Toen overal gezien als de kiem van ver
nieuwing voor het gezelschap. Steenber
gen en Myra Ward, kwetsbaar en alleen
in dat grote decor van Arthur Millers
„Na de val". De prachtige scènewisse
ling van decorontwerper Hep van Delft
voor Albee's „Onder water, boven wa
ter". Het schitterende, strakke en pre
cies-zuinige spel van Ida Wasserman in
,,'t Is voorbij" van dezelfde schrijver. De
Anouilhs, de Schnitzlers, de Tsjechovs.
Ko van Dijk en Paul Steenbergen zo
mooi dat je er nog week van wordt in
„Mooi weer vandaag". Wim van Rooijs
perfecte voorstelling van Heijermans'
„Schakels" (Anne-Wil Blankers, Ko van
Dijk). Elke keer als ik de versie pp de
plaat ervan opnieuw draaide, had ik het
weer te kwaad.
Want dat kon die Haagse Comedie. Je
ontroeren. Je niet overdonderen door
het grote gebaar, door het moeilijk doen.
Maar je pakken met juist die nuances en
een breed scala van acteurs van gelijk ni
veau.- Waar je elders je tenen samen
kneep om die vreselijke bijrol, genoot je
van de Haagse Comedie inderdaad als
van een „ensemble". Dat ensemble is nu
'uiteengevallen. Enkele acteurs zijn geble
ven. Als je naar het te spelen repertoire
van het Nationaal Toneel kijkt, lijken ze
nog een beetje vreemde eenden in die
nieuwe bijt. De Haagse Comedie is exit.
Een Stijl is voorbij. Het was onvermijde
lijk geworden. We verwelkomen het
nieuwe bloed. De keizer is dood. Leve
de keizer. Afwachten in welke kleren hij
zich zal kleden. BERT JANSMA
In het kader van „Nederland
Museumland" belichten we in deze
rubriek elke week een minder
bekend museum. In de maand
april staat Zuid-Holland centraal.
Vandaag aandacht voor het
Crimpenerhof, het streekmuseum
voor de Krimpenerwaard.
KRIMPEN AAN DEN IJSSEL -
Met Pasen staan ze weer in groten
getale op de ontbijttafel: boter
schaapjes met oortjes van palmpit
ten en oogjes van rozijnen. Boter
schaapjes, eeuwen geleden werden
ze al op elke boerderij gemaakt in
De Krimpenerwaard, een gebied
dat eeuwenlang geïsoleerd heeft ge
legen tussen de rivieren Lek, IJssel
en Vlist. Vormpjes waarmee deze
boterschaapjes vroeger werden ge
maakt, zijn te zien in de Crimpe
nerhof, het Streekmuseum voor de
Krimpenerwaard in Krimpen aan
den IJssel.
De Crimpenerhof is ondergebracht in
èen boerderij uit de zeventiende eeuw.
Papieren die zijn gevonden, garanderen
in elk geval het jaar 1690. De boerderij
hoort qua bouwstijl tot het zogenaamde
Saksische of hallehuistype, met als ken
merk één grote kamer. De boerderij
heeft een driebeukige stal, gedeeld door
houten kolommen, ook wel standvinken
genoemd. Voor bezoekers (jaarlijks ko
men er tussen de vijf- en achtduizend
mensen naar de Crimpenerhof) zijn de
stal, het karnhuis, de woonkeuken, de
pronkkamer, de tussengang, de opkamer,
de kelder en de zolders toegankelijk.
Ook nu nog staan er in de Alblasser-
waard en Krimpenerwaard verschillende
zeventiende eeuwse boerderijen. Sommi
ge zijn graadmeters voor de welstand
van vroeger. „In de zeventiende, de
Gouden, eeuw zijn veel grote, rijke boer
derijen gebouwd. In de negentiende
eeuw ging het in de Krimpenerwaard
duidelijk slechter: het huis werd in twee
ën gedeeld. En er kwamen wat schuren
bij, zodat het vee van de nieuwe familie
die op de boerderij kwam wonen, daar
kon worden ondergebracht", vertelt me
vrouw J. van Hooit-Klijn, directrice van
de Crimpenerhof.
Geïsoleerd, dat js de Krimpenerwaard
heel lang geweest. Tot 1958 kon je er al
leen in of uit via Schoonhoven. In 1958
werd vlak bij Rotterdam de Algerabrug
over de IJssel gebouwd, het eerste Delta-
werk.
Doordat men niet zo gemakkelijk uit het
gebied weg kon, moest men altijd zuinig
leven. „De mensen hebben vaak heel
lang dezelfde voorwerpen gebruikt. In
het museum zijn dan ook veel eenvoudi
ge gebruiksvoorwerpen te zien. Oud-aar
dewerk bijvoorbeeld, dat lang is gebruikt
bij het boter- en kaasmaken. Ook houten
kuipjes en kaasvaten".
Het museum beschikt ook over een
fraaie verzameling van het ambachtelijk
werk dat in de Krimpenerwaard is uitge
voerd. „Hier kwamen de IJsselstenen
vandaan. Vroeger werden deze gele
steentjes veel gebruikt, nu zijn ze be
roemd omdat er huizen van zijn ge
bouwd die nu monument zijn".
In het museum is een maquette van een
steenplaats te zien. Daarnaast is er ook
gereedschap. Datzelfde geldt voor een
voormalige klompenmakerij, scheeps
werf en netdekkerij, ambachten die ken
merkend zijn geweest voor de Krimpe
nerwaard.
Het museum is verdeeld over de boerde
rij en zes bijgebouwen en voormalige
schuren. Sinds kort staat er op het erf bij
de sloot een replica van een boenhuis
waar vroeger de melkbussen en klompen
werden schoongemaakt. Het exemplaar
is geschonken door de NCRV als dank
voor de medewerking die het museum
heeft verleend voor de opnames in 1985
van de tv-film „Het Wassende Water"
naar het gelijknamige boek van Herman
de Man.
In een van de bijgebouwen, de varkens-
schuur, worden jaarlijks twee wisselten
toonstellingen georganiseerd. Tot en met
14 mei is „Binnenshuis" te bezichtigen,
een tentoonstelling van voorwerpen die
te maken hebben met de bezigheden van
de vrouw vanaf 1870. Met name servie
zen zijn tentoongesteld dank zij de be
woners van de Krimpenerwaard die hun
serviezen uit moeders of grootmoeders
tijd beschikbaar hebben gesteld. Me
vrouw Van Hooft-Klijn: „Men is nog
steeds zuinig".
NANDA TROOST
Crimpenerhof, Streekmuseum voor de
Krimpenerwaard. IJsseldijk 312, Krim
pen aan den IJssel. Geopend van dins
dag tot en met zaterdag van 14.00 tot
17.00 uur. Tweede Paasdag en Hemel
vaartsdag geopend. Gesloten op Konin
ginnedag. Entreeprijs: 2 gulden. Kinde
ren tot en met 14 jaar en houders Pas
65: 1 gulden. Voor houders van een mu
seumjaarkaart of CJP: gratis.
se Stadsschouwburg voorkwam dat bij
het Publiekstheater zalen leeg bleven,
voorstellingen werden afgelast. De Haag
se Comedie is zich dat „trouwe" publiek
altijd bewust gebleven. Niet dat een ge
subsidieerd gezelschap per se het publiek
de stroop van het makkelijke amuse
ment om de mond moet smeren, daar
voor zijn de zogenaamde vrije produk
ties en de tv. De Haagse Comedie deed
dat ook niet, bewandelde een midden
weg tussen kwaliteit en aantrekkelijk
heid. Koos uit het wereldrepertoire een
mengsel van lichtere „stijloefeningen"
(Italiaanse, Franse komedies, kamerto
neel) - èn was het laatste gezelschap dat
zulke stukken nog kon bezetten - en
koos verder belangrijk geachte stukken
uit het zwaardere wereldrepertoire. Het
gezelschap had geen eigenwijze eigen re
gisseurs in huis die bijvoorbeeld de
„Shakespeares" omzetten in hedendaag
se spektakels, die klassieke stukken per
se alleen in modern kostuum wilde spe
len, die het gekozen repetoire wilden
„overspelen" met tegendraadse visies.
De Haagse Comedie was het gezelschap
van de nuances, van het bredere pa
troon, van het zich in dienst stellen van
(en niet bóven) de auteur. Zeer plausibe
le uitgangspunten in een stad met een ei
gen publiek. Dat niet zo hield van
schreeuwerigheid, van opgedrongen me
ningen. Dat „stijl" hoogachtte. Eddy
Habbema, terugdenkend over zijn komst
bij de Haagse Comedie: „Het heeft ze
ven jaar geduurd voor ik dat publiek
werkelijk leerde begrijpen".
Na de groten
Diverse dingen hebben de Haagse Co
medie de das om gedaan. De druk van
de Raad van de Kunst werd overgeno
men door de theatercritici van de be
langrijkste landelijke bladen. Het Haagse
gezelschap kon steeds minder goed doen.
Voorstellingen werden ongenuanceerd
weggeschreven. Of er geen spat goed van
was. Veel voorstellingen waren niet opti
maal, maar dat er geen steek van deugde
was wel erg ongeloofwaardig. Het gezel
schap zat in het tijdperk Na de Groten.
Na Paul Steenbergen, na Ko van Dijk,
na Ida Wasserman. De Grote Trekpleis
ters van weleer. Terwijl in Amsterdam
in '69 de tomatert een eind maakten aan
de voorstellingen van Tankred Dorsts
„Toiler", terwijl in Rotterdam met rotte
eieren, werd gekogeld in een late Hol
landse namaak van de '68-beroeringen
in Parijs en elders - èn een eind werd
gemaakt aan grote carrières als van Ank
van der Moer en Han Bentz van den
Berg - werd bij de Haagse Comedie on
der Paul Steenbergen nog het HOT geo
pend. Door de NRC - toen nog - „het
fijnste experimenteertheater in den lan
de" genoemd. Zo zou de „revolutie" van
binnenuit opgevangen worden. Later
toen Carl van der Plas voorzichtig aan
zijn weg verder was begonnen, kwam
nieuwe kritiek: Er moe$t niet alleen
geëxperimenteerd worden in het HOT,
ook het Schouwburg-repertoire moest
iets van die vernieuwing meekrijgen. De
Haagse Comedie werd verfoeid.
Paniekvoetbal
Uit die tijd dateert de kreet van Amster
damse collega's „de Haagse Commode".
Wanneer je ergens over toneel praatte en
genuanceerd het werk van de Haagse
Comedie wilde bekijken, werd je uitgela
chen. „Ach, die kunnen toch niet spe
len", riepen mensen die nog nooit een
voet in de Koninklijke Schouwburg had
den gezet. Een jong publiek zag niets in
die Schouwburg, dat wilde de Appel, het
toneel in de kleine „fringe"-theaters. Dat
had een ander kijkpatroon gekregen,
mede door de televisie. Alles moest snel
ler, liefst met effecten. Bizarre beelden
wonnen het van de klassieke. Er was een
generatie aan het groeien die niet meer
gaf om „mooi acteren" op zichzelf. Die
meer van een uitroepteken hield dan
van een nuance. Meer van een vuistslag
dan van een zachte streling. Alles bij el
kaar zat een minder sterk geworden
Haagse Comedie met de handen in het
haar. Hoe te veranderen? Uitgesproken
regie-talent zoals de buitenwereld dat
vroeg had het gezelschap niet in huis.
Bovendien werd van de regisserende ac
teurs een bijna bovenmenselijke presta
tie gevraagd: spelen, regisseren, spelen.
Vaak tegelijkertijd. De produktiedwang
van het altijd grote aantal uit te brengen
stukken zat de groep dwars. Er werden
pogingen gedaan regisseurs van buiten
aan te trekken. Pierre Laroche, die nog
een seizoen lang ongelukkig was als ar
De Haagsche Comedie
E'n stijl is voorbij.
Ccidóc Somatit1