Meisjes flaneren met uzi's langs terrasjes
finale
VEERTIG JAAR
O
"£eidóc 6outa/nt1
SYNDROOM
ZATERDAG 2 APRIL 1988
ISRAEL;
Op 21 april wordt herdacht dat veertig jaar geleden de staat Israel, een thuisland
voor joden van over de gehele wereld, werd gesticht. Veertig jaar lang heeft Israel in
het brandpunt van de belangstelling gestaan. Oorlogen, vredesmissies, de conflicten
met de omliggende Arabische staten en de Palestijnse kwestie. En een internationale
opinie, zeker in het Westen, die het gezien de recente ontwikkelingen op de bezette
westelijke Jordaanoever, steeds moeilijker krijgt de vaak tot het uiterste bewaarde
loyaliteit te handhaven. Wat is er van Israel terecht gekomen? Een van onze verslag
gevers trok de afgelopen weken door dit land en probeerde zich een beeld te vormen
van Israel anno 1988. Op deze pagina het eerste deel van zijn relaas.
wofdstad
van Israel.
FOTO:
PERS
UNIE
JERUZALEM - Goede Vrijdag
rond het middaguur in een zwaar
bewaakt Jeruzalem. Terwijl de
christelijke wijk van de Israëlische
hoofdstad zich voorbereidt op de
paasviering en de joodse inwoners
zich opmaken voor de sabbat,
houdt het Israëlische leger vanaf
daken de wapens gericht op een
paar duizend moslims. Ze verlaten
de El Aksah-moskee op de Tem
pelberg waar ze zojuist op hun
rustdag Allah hebben aangeroepen.
Stap voor stap worden ze van bo
venaf gevolgd. Een zoetzure reser
vist die deel uitmaakt van de zwaar
bewapende macht bij de Klaag
muur, het joodse heiligdom een
steenworp verderop, vraagt waar ik
vandaan kom. „Uit Holland? Niet
best. PLO-supporters". Hij doet er
stuurs het zwijgen toe.
Enkele weken geleden liep het hier volle
dig uit de hand. Honderden Palestijnen
maakten zich toen los uit de massa en
verklaarden „de joden en hun handlan
gers" de heilige oorlog. Een Israëlische
en Amerikaanse vlag gingen in vlammen
op en een soldaat die te dichtbij kwam
werd de moskee ingesleurd en in elkaar
gemept. Onder dekking van traangas
drongen leger en politie de El Aksah bin
nen en bevrijdden de zwaar gewonde
jongeman. Tientallen arrestaties, als ge
bruikelijk. Sovjet-leider Gorbatsjov en
paus Johannes Paulus hieven protesten
tegen „deze ontwijding van de heilige
plaats van de moslims" die geloven dat
Mohammed op de Tempelberg ten he
mel steeg. In veel westerse steden werd,
ruim veertig jaar na de Holocaust, gede
monstreerd tegen de „Israëlische nazi's".
Gespleten stad
Jeruzalem, na veertig jaar Israel, een on
gedeelde hoofdstad, maar wel gespleten.
Een verkenningsrit door de regen. Het
wemelt van de uniformen, vooral in
Oost-Jeruzalem, waar het gros van de
Arabieren woont. Op straat zijn het
vooral de oudere mannen die zich heb
ben getooid met de keffya's, de geruite
Arafat-hoofddoek.
De winkels zijn gesloten, luiken ervoor.
Ze zijn maar drie uur pec dag open, uit
protest tegen de bezetting van de weste
lijke Jordaanoever en Gaza door de Is
raeli's. De ondergronds opererende lei
ders van de Palestijnse opstand hebben
daartoe via de telefoon of pamfletten op
geroepen en de winkeliers geven daaraan
massaal gehoor. Wie dat niet doet mag
hopen op een goede brandverzekering.
De afgelopen weken zijn enkele winkels
in vlammen opgegaan.
Op een hoek staan Israëlische militairen
pasjes van passerende Palestij nen te con
troleren. De soldaten, zo te zien niet
voor de zesdaagse oorlog van 1967 gebo
ren, handelen routineus en arrogant, als
heer en meester. Een van hen speelt ver
veeld met een knuppel. De meeste Pales-
tijnen zijn leeftijdgenoten van de solda
ten. Velen ondergaan de controle lijd
zaam, anderen met schrikogen, sommi
gen onwillig. In de blikken van de laat-
sten gloeit het smeulend vuur van ver
zet. De spanning tussen machthebber en
machteloze is even zichtbaar.
Pijnlijk
Veertig jaar Israel, een volk staat op in
zijn midden. Wat een trotse viering had
moeten worden, wordt een pijnlijke ver
toning van een verscheurde natie.
Na aankomst in de hoofdstad werp ik
een snelle blik op de Jerusalem Post, ge
kocht in een van de architectonisch
fraaie joodse stadswijken waarmee Jeru
zalem (800.000 inwoners) de afgelopen
jaren in snel tempo is uitgebreid. Steeds
meer Arabische politiemensen weigeren
langer dienst te doen in Arabische wij
ken, meldt de krant. Na moordpartijen
op collega's voelen zij zich bedreigd. Er
is een enorme haat tegen hen, laat de
krant een Palestijnse inwoner van Jeru
zalem zeggen. De 1500 man extra
(grens)politie zal ten minste nog een
maand in de stad blijven. Verder meldt
de Post de ontdekking van een autobom
die voor het Hilton Hotel bedoeld zou
zijn, de arrestatie van Palestijnse vrou
wen tijdens een protestmars in Oost-Je
ruzalem en het daarop volgende in
brand steken van joodse auto's in enkele
buitenwijken. Een ander bericht rept van
een particulier beveiligingsbedrijf dat ad
verteert met gewapende escortes voor
automobilisten door heel Jeruzalem.
Voor tweehonderd dollar krijgt men ge
durende twaalf uur een jeep en twee met
uzi's bewapende lijfwachten. Ook uit op
roer is dus munt te slaan. Nog wat ande
re nieuwtjes: het schrappen van trips
van en naar Jeruzalem, crisis in de
bouwindustrie door het wegblijven van
arbeiders van de bezette westelijke Jor
daanoever en ouders die hun kinderen
naar de met stenen bekogelde scholen
langs de Groene Lijn (de grens met Jor
danië tot 1967) gaan begeleiden.
Leven in vrede
Een uur later een bezoek aan Yad Vas-
hem, monument van de herinnering aan
de holocaust. We schuifelen met vele an
deren in stomme stilte langs de zes mil
joen doden. Slachtoffers van jodenhaat
die wortelschoot in christelijk West-Eu
ropa. Buiten haal ik een oud kranteknip
sel uit m'n portefeuille met een verslag
van een wandeling die de Duitse schrij
ver Heinrich Böll door Jeruzalem maak
te met de Israëlische auteur Amos Oz.
„Waarom zijn jullie hier", vroeg Bóll.
En Oz antwoordde: „We zijn hier, om
dat we vrede kunnen maken met elkaar.
We kwamen hier om vrede te maken
met het land. We kwamen hier om onze
integrale rol in de menselijke ontwikke
lingsgang te vernieuwen. We kwamen
hier, omdat we wensten te leven in een
vrede die we nooit gehad hebben".
Oïfbr ontwikkelingsgang gesproken, deze
uit oorlogsweeën geboren natie, ontwor
steld aan moeras en woestijn, smeltkroes
van geloven, nog altijd belaagd door
Arabische vijanden, is na vijf oorlogen
en veertig jaar van interne conflicten
nog altijd een democratie. Om even bij
stil te staan.
Oude stad
De Damascuspoort geeft toegang tot het
Arabische kwartier van de oude stad van
Jeruzalem. Grote drukte in de hellende
stegen en krochten met honderden ba
zaars, lokkende winkeliers, schreeuwen
de venters en uitgelaten toeristen, die
het afdingen telkens weer met zegevie
rende gezichten verliezen. Een vakantie
gevoel dient zich aan. Even maar, want
opeens stormen vier soldaten, uzi's in de
vuist, voorbij. Opstootje in de verte.
Jongeman wordt afgevoerd. Kort daarop
loopt en schettert alles weer verder. Aan
een winkelgevel hangt een batterij
t-shirts met opschrift: „Don't worry
America, Israel's behind you".
Zomaar een vrijdagavond elders in Jeru
zalem, rond de klok van achten. In de
joodse wijk Mea Shearim (Honderd
Poorten) is de sabbatviering in volle
gang. We lopen door de bochtige onver
lichte straten in gezelschap van hele fa
milies ultra-orthodoxe joden op weg van
en naar de tientallen synagogen. Ze be
nutten de volle breedte van de autoloze
straten. De mannen veelal met kuitbroe
ken, witte kousen en zwartzijden kaf
tans, pijpekrullen langs de oren en het
hoofd bedekt met bonthoeden of breed
gerande vilthoeden. De vrouwen zedig
in het lang met onder hun hoofddoeken
een kaalgeschoren kruin. De kindertjes
dragen witte kousjes en hebben mutsjes
op. Een eindeloze, haast zwijgende pro
cessie.
We volgen een familie die een steeg in
slaat. Alleen nog voetstappen in de stilte
en flarden van langgerekte zang uit een
synagoge om de hoek. De familie ver
dwijnt in een woning, door een glimp
van de deur zien we het zachte schijnsel
van kaarsen. Hoe vreedzaam
'nverdraagzaam
Ironisch dat juist groepen van deze jo
den de afgelopen jaren honderden aan
vallen hebben uitgevoerd op mensen die
de sabbat naar hun opvatting ontheilig
den. Nog voor de Palestij nen (koning)
Davids machtige wapen herontdekten,
waren de Jeroesjalmim uit Mea Shearim
al zeer bedreven in het stenigen van au
to's die hun wijk op vrijdagavond of za
terdag passeerden.
Een onverdraagzaam volkje, deze Wach
ters van de Poort, zoals ze zich ook wel
noemen. De (weinige) bioscopen en
seksclubs in joods Jeruzalem zijn voor
hen niet veilig, evenmin als de spaarza
me restaurants die op sabbat open zijn.
De „zwartrokken" van Mea Shearim er
kennen de staat Israel niet (want die
moet de verwachte Messias nog stich
ten), ze weigeren belasting te betalen,
verfoeien het Ivriet, de joodse omgangs
taal, en spreken onderling Jiddisch. De
meeste mannen zitten de ganse dag - bij
mooi weer op de stoep voor het huis -
de talmoed te bestuderen. Velen worden
door Amerikaanse joden met religieus
(schuld)besef onderhouden. De overheid
laat deze politiek onbeduidende minder
heid doorgaans in haar sop gaar koken.
We wandelen langs de afzetting van
dranghekken de goeddeels ommuurde
wijk uit en lopen een zwartgejast potig
duo tegen het lijf, gewapend met zaklan
taarn en iets wat op een bullepees lijkt.
„Sjabbat sjaloom". De heren werpen een
priemende blik en lopen zonder terug te
groeten door.
Boetedoening
Op vrijdagavond is Jeruzalem City uit
gestorven. Gëen hond op straat. Alles is
dicht. De stadsbussen staan stil. Een en
kele taxi raast door lege straten, waar
's middags het verkeer nog opgestopt
stond. Hier en daar een dissidente auto
mobilist.
Hoewel zestig procent van de Israeli's
niet aan godsdienst doet, op vrijdag
avond hooguit een kaars opsteekt en
verder gewoon tv kijkt, dicteert de or
thodoxie de sabbatviering. Zelfs in het
meer „wereldse" Tel Aviv met zijn an
derhalf miljoen inwoners heerst sabba-
trust, hoewel het centrum aanzienlijk
meer vertier biedt dan Jeruzalem.
De volgende zaterdag worden we ver
jaagd uit een orthodoxe nieuwbouwwijk
in Jeruzalem. Per ongeluk waren we er
met onze auto in verzeild geraakt. „Sja-
bat, sjabat", schreeuwen tientallen met
keppeltjes en mutsjes getooide kinderen
verontwaardigd, aangemoedigd door een
scheldende, in het zwart geklede vader.
Als een soort boetedoening lopen we de
Via Dolarosa in de oude stad, volgens
de overlevering de lijdensweg die Jezus
ging. We belanden in de kerk van het
Heilig Graf en zien veel betraande ogen
van mensen die de pilaar kussen waar
aan Jezus tijdens de geseling zou zijn
vastgebonden. In een ander deel van de
kerk, onder het toeziend oog van een
zwijgende Grieks-orthodoxe priester,
kussen rijen gelovigen een voor een de
marmeren plaat van het eigenlijke graf.
Een paar kilometer verderop, in een
fraaie tuin aan de weg naar Ramallah,
brandhaard van het Palestijnse verzet,
staan tientallen protestantse gelovigen
bij „hun" graf van Jezus te bidden. Een
rondleidende dominee claimt zijn gelijk
met een beroep op Johannes 19 vers 41:
„Op de plaats waar Hij gekruisigd werd,
lag een tuin en in die tuin een nieuw
graf, waarin nog nooit iemand was neer-
Jong israel
Op zaterdagavond bruist Jeruzalem
weer. De sabbat is voorbij. In de Ben
Yehuda, de winkelpromenade in de city,
flaneert jong Israel. De cafés zijn open,
de terrassen vol. Straatmuzikanten bla
zen de stemming ritmisch aan. Voor ons
uit loopt een vijftal meisjes in modieuze
kledij èn een uzi aan de schouder.
Geladen? „Nee, natuurlijk niet", zegt het
meisje dat ik aanschiet en ze haalt een
volle patroonhouder uit haar zak. „We
lopen hier geen patrouille hoor. We zit
ten op de officiersopleiding en hebben
een paar uur vrij om de stad in te gaan.
We hoeven dan niet in uniform. Maar je
wapen moet je altijd bij je hebben. Per
soonlijke zorg".
HOMME KROL
door Piet Snoeren
,,De onveiligste plaats om te vertoeven is
het bed", placht de Amsterdamse
hoogleraar wiskunde prof. J. Hemelrijk
zijn studenten de eerste beginselen van
de statistiek bij te brengen. Want
daarin sterven de meeste mensen. En de
veiligste plek om te zijn is de maan.
Daar is nog nooit iemand gestorven".
Tussen deze twee uitersten bewegen zich
de folders die met het lengen der dagen
door menige Nederlander worden
uitgevlooid bij het prikken van een
geschikte vakantiebestemming. Voor
zover bekend heeft prof. Hemelrijk zich
verder niet verdiept in de vraag hoeveel
kansen een mens daarbij prikt om een
ziekte op te lopen die hem bespaard zou
zijn geworden, ware hij thuis in bed
gebleven, maar het moeten er vele zijn.
En nu gaat het even niet om ordinaire
ongesteldheden als daar zijn zeeziekte en
luchtziekte. Die dienen veeleer tot de
bewegingsziekten gerekend te worden; ze
kunnen zich al voordoen na het huren
van zo'n knullige huifkar in Kootwijk of
zelfs thuis in de schommelstoel, mits
men krachtig genoeg schommelt. De
zintuiglijke waarnemingen raken door
elkaar geklutst, hetgeen zich vertaalt in
onwelzijn naar het lichaam toé, zoals
studenten dat bij een moderne
artsenopleiding leren zeggen.
Nee, echte reisziekten. De buikloop
waartegen Nederlanders zich wapenen
door de caravan behalve met
aardappelen vol te stouwen met Page
toiletpapier. Sommigen willen dat deze
veroorzaakt wordt door de onverhoedse
overschakeling van halvarine op olijfolie,
inderdaad geen geringe stap voor
papkindjes. Ook wordt de schuld wel
gegeven aan de bacteriën die mediterrane
volkeren, onbekommerd als ze zijn, Gods
water over Gods akker, de vrije loop
laten in alles wat zich leent om van te
drinken of in te zwemmen. De
veteranenziekte kan een mens daar
oplopen. Da'spas een reisziekte. Anderen
daarentegen opperen dat de kwaal van
psychosomatische aard is. Pa zit dan wel
niet ziin buik over het elastiekje van de
zwembroek in Hammamed te bakken,
maar het zou hem een lieve duit waard
zijn als hij een hengeltje uit kon gooien
bij de Oostbroekse brug, en hoewel moe
zich slap van de lach tussen de twee
bulten van de obligate kameel omhoog
laat hijsen, zou ze goud geven wanneer
ze zien kon laten neerploffen in het door
de eigen derrière voorgevormde comfort
van ae tweezitsbank. Huilen van
heimwee echter geeft in Hammamed
geen pas. Dus loopt men via andere
kanalen leeg.
Welnu, sinds kort zijn de dokters een
geheel ander type reisziekte op het spoor
gekomen en wie zich, het lengen der
dagen in de bol, zit te verkneukelen
boven de vakantiegidsen, doet verstandig
hier rekening mee te houden. Uit
ervaring neergeschreven wordt dit. Zelf
namelijk ooit het slachtoffer geweest -
zonder te weten waarvan, want de ziekte
was toen nog niet bekend, hetgeen dubbel
frustreerde. In Florence gebeurde het. De
eerste symptomen waren hartkloppingen,
maar al snel dreigde een algehele
instorting. De kwaal verdween even
onverwacht als hij toegeslagen had nadat
Florence was ingeruild voor enkele dagen
Toscaans platteland. Vreemd. En nog
steeds niets vermoed toen in medische
tijdschriften berichten de ronde begonnen
te doen over het syndroom van
Jeruzalem. Het betrof een
zenuwinzinking, aldus de ontdekker
ervan, dr. Yair Bar-El. Een ernstige.
Toeristen die de heilige plaatsen in
Jeruzalem bezochten, bleken niet zelden
tekenen van waanzin te gaan vertonen.
Zo ver doolden hun geesten soms af dat
ze zonder enige aanleiding uitbarstten in
luid gezang of zichzelf op de openbare
weg poedelnaakt uitkleedden.
Godsdienstwaanzin kon het niet zijn,
want nader onderzoek wees uit dat de
lijders aan het syndroom van Jeruzalem
religieus slechts oppervlakkig onderlegd
waren. Voorts hadden ze aan een weekje
rust plus wat psychotherapie genoeg om
weer helemaal de oude te worden. Maar
wat het nou precies geweest was?
Het verlossende antwoord is zojuist
gekomen van een andere psychiater, te
weten dr. Graziella Magherini,
verbonden aan het ziekenhuis Santa
Maria Nuova in, geloof het of niet,
Florence. En zij heeft ae zonderlinge
reisziekte zijn definitieve naam gegeven:
hel Stendhal-sydroom. Daaronder moet,
aldus dr. Magherini die al honderden
gevallen behandeld heeft, een psychose
verstaan worden, veroorzaakt door een
overdosis aan kunstgenot. De symptomen
van de ziekte volgen meestal op enkele
dagen onafgebroken museumbezoek.
Temidden aer kunstschatten kunnen
patiënten plotsklaps hevige emotionele
reacties gaan vertonen, uitmondend in
lichamelijke klachten. De grote Franse
schrijver Stendhal maakte in 1917
melding van zo'n aanval toen hij tijdens
een bezoek aan Florence hartkloppingen
kreeg en zo bang was op de grond te
vallen, dat hij moest gaan zitten.
Vandaar de naam die dr. Magherini aan
het syndroom gegeven heeft. Maar ze
had het ook het Freud-syndroom kunnen
noemen. Raakte deze grondlegger van de
moderne psychiatrie niet in een
fevaarlijk soort verrukking toen hij voor
et eerst de Acropolis te Athene
aanschouwde? Alles met mate, het blijkt
evengoed voor olijfolie als voor
kunstschatten te gelden.