Het te
mooie
verhaal
van
onze
Gouden
Eeuw
Weer is niet
betrouwbaar
voor vlotte
bloeiers
£eicUe Souxont"
Zijn roem is het boek „Overvloed en onbehagen"
vooruitgesneld. Voorbestemd tot bestseller lijkt de pil.
Want in een grootse en meeslepende stijl wordt de
Gouden Eeuw beschreven. Echter: de Kalverstraat
kronkelt niet en het Wilhelmus werd pas in 1932
volkslied. Had de Britse historicus Simon Schama
oogkleppen voor toen hij de blik op een Nederland vol
calvinistische spoken richtte?
ZATERDAG 26 MAART 19G|
u
De Britse
historicus
Simon
Schama. Vanaf
de eerste
bladzijde van
het boek over
de Gouden
Eeuw in
Nederland
wordt argwaan
zijn deel.
FOTO: PR
AMSTERDAM - Op zondag 10
april is de Britse historicus Simon
Schama, schrijver van „Overvloed
en onbehagen" over de Nederland
se cultuur gedurende de Gouden
Eeuw, te gast bij Adriaan van Dis
in de IJsbreker. Het betekent dat
zijn lijvige boek, dank zij de aan
dacht die het krijgt in dit intellec
tualistische praatprogramma van
de VPRO-televisie, hoogstwaar
schijnlijk en binnen de kortste ke
ren een bestseller zal zijn.
Precies zoals de pil „Jean-Paul Sartre" -
waarvan uitgever Ven Gennip met pijn
en moeite vierduizend exemplaren dacht
te kunnen slijten - naar de eerste plaats
op de literaire toptien doorschoot toen
de schrijfster ervan, Annie Cohen-Solal,
eenmaal bij Adriaan van Dis in de IJs
breker te gast was geweest. Maar ver
dient „Overvloed en onbehagen" dit
succes ook? Enerzijds is het de hemel in
geprezen, lang voordat de Nederlandse
vertaling was gemaakt waarvan de boek
handel nu, met Van Dis in het achter
hoofd, hele stapels heeft ingeslagen. Zo
voorspelde de hoogleraar kunstgeschie
denis prof. E. de Jong bijna een jaar ge
leden al „dat het de discussie over de
Nederlandse kunst en cultuur wel eens
aardig zou kunnen aanwakkeren". Zijn
hooggeleerde collega Kees Fens daaren
tegen heeft laten weten dat hij Schama's
boek historisch gesproken „een teT mooi
verhaal" acht. Immers: „Nederland
wordt erin herschapen naar de inzichten
van de schrijver".
En ook prof. G. Schutte blijkt zo zijn
twijfels te hebben. Hij heeft dezer dagen
zijn benoemimg tot hoogleraar in de ge
schiedenis van het Nederlandse protes
tantisme aan de Vrije Universiteit te
Amsterdam aanvaard met een intreerede
die weinig heel liet van Schama's uit
gangspunt. Volgens de Britse historicus,
moet men weten, heeft het calvinisme in
de Nederlandse geschiedenis de rol van
kwade genius gespeeld. Die opvatting -
niet eens zo'n originele - loopt als een
rode draad door „Overvloed en onbeha
gen". Samengevat: de gouden-eeuwse
Nederlanders zouden met een kwaad ge
weten tegen hun overvloed hebben aan-
gehikt. De rijken hadden, om zielerust te
kopen, de armen nodig, want slechts
door het verrichten van goede werken
vermochten ze hun zondige inborst
enigszins te ontlasten. Aldus ontstond
er, nog steeds volgens Schama, in de 17e
eeuw een geheel eigen Nederlandse men
taliteit van voortdurende werkzaamheid
ter bestrijding van de lusten van het
vlees en de verlokkingen van de weelde.
Het paradoxale is dat de Nederlandse
cultuur juist door deze hang naar ont
zeggingen tot zo'n bloei van wereldfor
maat kon komen.
Niet levensecht
Schutte echter in zijn intreerede: „Ik
twijfel er sterk aan of het beeld dat Scha
ma en anderen schetsen van het Neder
landse calvinisme, wel levensecht is.
Mijns inziens wordt dit imago te veel
ontleend aan normstellende geschriften
van streng puriteinse zijde en gaat men
voorbij aan de alledaagse praktijk van
het maatschappelijk en kerkelijk leven
in al zijn schakeringen. Ik twijfel aan de
stelling dat het calvinisme in de gouden
eeuw een specifiek gevoel van uitverko
renheid en roeping heeft veroorzaakt -
specifiek in die zin dat het elders niet
voorgekomen zou zijn. En ik zet vraag
tekens bij het beeld van de calvinist als
de strenge, geen enkel vermaak tolere
rende zedenmeester. Ik denk dan ook
niet dat het calvinisme Nederland zo'n
strenge wurggreep opgelegd heeft. Werd
al niet in de 17e eeuw geconstateerd dat
zeker de onderste lagen van de bevol
king zich weinig gelegen lieten liggen aan
de strenge normen van de puriteinen?".
Voorts klopt volgens Schutte de vaak ge
schetste tegenstelling nauwelijks tussen
de pragmatische koopman en de poepfij-
ne dominee. Als bewijs van zijn gelijk
voert hij een zekere dominee Plantius op
die, ofschoon streng gereformeerd, het
niet beneden zijn religieuze stand achtte
om zijn geld in de handel te beleggen, en
die bovendien aan schippers les gaf in de
zeevaartkunde opdat zijn investeringen
meer zouden opbrengen. Geld verdienen
met eerlijke handel werd volgens Schutte
bepaald niet onoirbaar gevonden, ook
niet door dragers van zwarte kousen.
Het boek zelf echter. De aanstaande
bestseller waaraan door Simon Schama
als motto dit commentaar meegegeven
wordt dat Calvijn schreef bij Genesis
13:5,7. „Laten zij die overvloed hebben,
eraan denken dat ze zijn omgeven met
doornen, en laten ze goed oppassen dat
ze er niet door geprikt worden". Bij wij
ze van vertrekpunt kiest de Britse histo
ricus een ook al bijster weinig oorspron
kelijk beeld, namelijk: wat er door het
hoofd ging van de opmerkzame Ameri
kaanse schrijver Henry James toen die
in 1874 een Hollandse dienstmeid de
stoep zag schrobben. „Wat doodnormaal
moest zijn, leek bij nader inzien een
beetje vreemd, een beetje dwangmatig
zelfs. En het was des te vreemder omdat
er oppervlakkig gezien eigenlijk niets
schoon te maken viel. De stoep langs de
grachten werd regelmatig geveegd met
de bezem en geschrobd met de borstel
en angstvallig met zeepsop bemest. Maar
hoe schoner iets leek, des te meedogen
lozer werd het geschrobd. Het is een
noodzaak, niet voor het huis, maar voor
het temperament van degene die
schrobt". De mysteries van dit tempera
ment vormen het onderwerp van het
boek. Wat ligt er ten grondslag aan wat
Schama noemt: „De speciale gave van
de Nederlanders om tegelijk vertrouwd
en ondoorgrondelijk te lijken"?
Kalverstraat
Maar gek. Al bij lezing van de eerste ali
nea waarmee het eerste hoofdstuk be
gint, kruipt het gevoel van onbehagen
omhoog. De auteur beschijft daarin de
tegenwoordige binnenstad van Amster
dam, het heden als brug naar het verle
den, een niet onbekend procédé. Vooral
de Kalverstraat beschrijft hij en wel als
„een oude en lawaaierige steeg die vanaf
de Dam zuidwaarts kronkelt" en waar
langs „een eindeloze colonne menselijke
mieren op weg is naar het Rembrandt-
plein (ooit de Botermarkt)". Hoe nu?
Men hoeft bepaald geen geboren Am
sterdammer te zijn om te weten dat de
Kalverstraat het tegendeel doet van
kronkelen; hij is kaarsrecht met alleen
voorbij het Spui een flauwe bocht rich
ting de Munt. Noch strookt het met de
werkelijkheid dat de mensen die er fla
neren, op weg zijn naar het Rembrandt-
plein. Verreweg de meesten keren bij de
Munt om en lopen hem terug. Ofwel ze
slaan rechtsaf, via de Heiligeweg de
Leidsestraat in. Het Rembrandtplein?
Dat ligt uit de route en het wordt er pas
druk als de nachtclubs opengaan, maar
de bezoekers daarvan komen per taxi.
Zoals Simon Schama de hedendaagse
Amsterdamse binnenstad beschrijft, is
hij niet. Een te mooi verhaal. Mag een
historicus zijn speurtocht naar het verle
den zo onzorgvuldig beginnen? Vanaf de
eerste bladzijde wordt argwaan zijn deel.
Honderd bladzijden verderop portret
teert Schama een gouden-eeuwse jongen
van twaalf jaar, „bijdehand, goed chris
telijk en nieuwsgierig naar zijn plaats in
het plan der dingen". Hoe werd zijn be
wustzijn gevormd? In de optiek van
Schama kreeg hij van de kansel een wa
terval van retoriek over zich heen ge
stort waarin het lot van de Hebreeérs
werd opgeroepen alsof de gemeente zelf
de stam van Israel was. „Het onder
scheid tussen de geschiedenis en de
Schrift vervaagde wanneer de Neder
landse onafhankelijkheid en macht wer
den toegeschreven aan de goddelijke uit
verkiezing van een nieuw volk dat een
lichtend voorbeeld voor de naties moest
zijn. In deze Nederlandse aanvulling op
het Oude Testament waren de Verenigde
Provinciën het nieuwe Zion, Filips de
Tweede de koning van Assiriè en Wil
lem van Oranje de godsvruchtige aan
voerder van Juda". Anders gezegd: de
nieuwsgierige jongen van twaalf jaar
werd ingehamerd dat hij behoorde tot
een natie „die uit de slavernij verlost en
tot welvaart en macht gekomen was
dank zij het verbond met de Heer. In
dien deze natie het pad der rechtscha
penheid zou verlaten, zou haar dezelfde
vernedering wachten als ooit Israel en
Juda had getroffen. Wanneer de jongen
een man was geworden, moest uit zijn
gedrag blijken dat hij dit verbond aan
vaardde, en dan zou hij met zegeningen
overladen worden".
Krom
Wat hier kronkelt, is van een andere
orde dan de kaarsrechte Kalverstraat. In
allerlei bochten moet Schama zich wrin-
Om het boek
van Schama te
verluchtigen is
rijkelijk geput
uit wat
Nederlandse
kunstenaars
hebben
nagelaten.
Links: Een
gebrand
schilderd raam
in de Sint-
Janskerk te
Gouda van
Dirk Crabeth
(vóór 1560),
voorstellende
Jonas en de
walvis.
Boven: Het
feestmaal van
Belsazar
(1635),
geschilderd
door
Rembrandt van
Rijn.
Links: Een
detail uit „Het
ontzet van
Leiden", een
gebrand
schilderd raam
van Dirk
JansZ' (1603),
dat Willem van
Oranje laat
zien. Ook dit
raam siert de
Sint-Janskerk
in Gouda.
gen om de juistheid van deze reli-visie
op de gouden-eeuwse werkelijkheid ge
fundeerd te krijgen. Maar dan stuit hij
op het Wilhelmus. De hemel zij dank.
„Deze prachtige hymne", beschrijft de
Britse historicus in alle toonaarden zijn
vondst, „was opmerkelijk genoeg het
eerste echte volkslied in de geschiedenis.
De prins van Oranje identificeerde zich
erin met David die achtereenvolgens ten
strijde trekt tegen de heerszuchtige Fili
stijnen en een wraakgierige koning. Als
David moeste vluchten voor Saul den ti
ran, zo heb ik moeten zuchten met me
nig edelman. Dergelijke strofen. Het
Wilhelmus was zo populair omdat de
combinatie van de Schrift en de histori
sche kroniek het geruststellende zelf
beeld weerspiegelde van Neerlands Israel
dat de Nederlanders als hun eigen held
haftige identiteit hadden aangenomen".
Aldus Schama. Maar hier klopt werke
lijk niets van. Het Wilhelmus werd, ver
re van het oudste echte volkslied ter we
reld te zijn, pas in 1932 tot nationale
per
hymne verheven. En helemaal niet van^e 2
wege zijn testamentische lading. Integenliai
deel - om de meest profane reden die
zich denken laat. 0111
Het Nederland van de crisisjaren gaf eerkw
hopeloze verdeeldheid te zien, geleidbcr
door een zwalkende bestuurstop. Zoal«Acl
wel vaker onder dergelijke omstandigheeer
den, werd luid de roep om een sterke—.»
man gehoord of toch ten minste om eeiP^
symbool van nationale eenheid. GezieflSez
die sfeer kwam het goed van pas dat he|VO(
in 1933 vierhonderd jaar geleden zoudai
zijn dat Willem de Zwijger het levens-Do
licht zag, de grondlegger van de Nederig
landse onafhankelijkheid. Een groot
scheepse herdenking kon men daarvan3
maken, met de toenmalige koninginyer
Wilhelmina als de spil waarom alleJboi
draaide. Een volk, geleid door Oranje.er 5
zich eendrachtig scharend rond de dy-bijj
nastie - dat moest het beeld worden. To;,,;*,
dan toe was het lied „Wiens Neerlands
bloed door d'adren vloeit" de nationally
hymne geweest, in 1817 gedicht door de™£
schrijvende koopman Hendrik Tollenskw
en vervolgens door koning Willem I be-na<
kroond. Het Wilhelmus lag op een stoffi js 'j
ge plank, samen met de rest van Valeri
us' Gedenckclancken waartoe het be
hoorde. En daar is het in 1932 voorna wa
Schama maakt niet alleen de Kalver mi
straat krom, nee, hij maakt de historij wei
krom.
Schilderen
Vanwaar dan de roem die „Overvloed
en onbehagen" vooruit is gesneld? DeEen
grootse en meeslepende stijl waarin helop
geschreven werd, zal er niet vreemd aanVar
zijn, want daar valt weinig op af te din^ati
gen. Een korte passage als voorbeeldjpro
„Herbergiers sterven vaak populair envoo
Gerrit van Uyl vormde daarop geen uit-het
zondering. Zelfs gemeten naar de royalede
maatstaven van kleinsteedse dodenwa-Gel
kes was zijn begrafenis op 21 mei 166Qand
in het Friese Sloten een grootscheepsgeir
laatste afscheid. De stoet besloeg maaiproi
liefst zesenvijftig roeden, dus moet bijnadan
de hele stad aanwezig zijn geweest, plusVaii
de klanten van heinde en verre, waarbijEen
de plaatselijke vagebonden de rij sloten.digi
Dat was een heel gezelschap. Maar dankbrai
zij Van Uyls nalatenschap hadden zein p
goed te eten en te drinken. Het menubon
omvatte: 20 oxhoofden zo France alssen.
Rinse wijn, 70 halfvaten bier, zo bitteizigh
als zoet, 1100 pond vleesch waar van opvijfi
't Konings plein gebraden is, 550 ponlde 1
Pot Harsten, 28 Kalf-borsten" enzo-ven
voort. Hoe breed de streken ook zijn
waarmee Schama zijn onderwerp schil~D
dert, hij verwaarloost - puttend uit eeniV
onwaarschijnlijke hoeveelheid bronnen:
de opsomming daarvan alleen al beslaatNa
33 pagina's - niet het geringste detailleer
Hij schrijft zoals Pieter Bruegel de Ou-voo
dere uit wiens werken hij menige slot-stan
som peurt, het penseel hanteerde. Eenbest
lust om te lezen en, vanwege de schatvan
aan illustraties, om te zien. Maar dat leglvert
tevens de grondslag voor de kritiek. Zelf
haalt Schama ergens met instemming ddre
bekende uitspraak van de 19e-eeuwseo0n
criticus en politicus Théophile Thoréde 2
aan die luidt: „Niets is minder werkelijk??0
dan de werkelijkheid in de schilder-1™?1
kunst". En vervolgens slaat hij, de histov*3'
ricus, onvervaard aan het schilderen. r3P
PIET SNOEREN^
gen:
Overvloed en onbehagen, Simon SchaapJ
ma, Uitgeverij Contact Amsterdampin
f59,90. PP11
ëen
Door het extreem zachte weer in
de afgelopen maanden zijn veel
bolgewassen die tijdig zijn geplant
al erg vroeg boven de grond geko
men. Hoewel vrijwel alle bolgewas
sen winterhard zijn wil dat niet
zeggen dat de jonge spruiten niet
beschadigd kunnen worden door
vorst. Want zondag jongstleden
mag dan wel de lente begonnen
zijn, op 26 maart 1901 vroor het in
het Gelderse Winterswijk nog 10
graden.
Wanneer de heren weervoorspellers in
de komende weken dan ook nog eens
wat nachtvorst in het vooruitzicht stel
len, neem dan maatregelen om beschadi
gingen te voorkomen. Daarvoor kunnen
dennetakken gebruikt worden of takken
van de spar maar ook stro is zeer bruik
baar.
Het weer speelt een belangrijke rol bij
het verzorgen van de tuin en er zullen
dus veel tuinamateurs zijn die belang
stelling hebben voor de cursus Weerkun
de in de praktijk. Die cursus is afgelopen
zondag begonnen in Vroege Vogels, het
zondagaochtendprogramma van de
Vara-radio. Hoofdstuk 1 van het bijbe
horende cursusboek draagt de titel
Maart. Weerkunde in de praktijk wordt
gegeven door mensen als Erwin Kroll,
Henk van Dorp en vele andere mede
werkers van het KNMI. In 52 lessen
wordt een antwoord gegeven op vragen
als: Wat is een depressie? Waarom waait
bij ons de wind meestal uit het westen?
Hoe ontstaat sneeuw? Bij de beantwoor
ding van die vragen geldt het weer van
de zondag waarop de uitzending is als
basis.
Hoewel er veel over het weer wordt ver
teld is het niet de bedoeling de ongeveer
miljoen luisteraars naar het programma
allemaal om te scholen tot weeramateurs
die secuur een voorspelling kunnen
doen. De serie lessen geeft vooral achter
gronden bij en antwoorden op vragen
over het weer.
Daarbij gaat de cursus nog verder dan
alleen de metereologische kanten van de
zaak. Er worden bijvoorbeeld duidelijke
verbanden gelegd tussen het weer en de
natuur. Kunnen dieren en planten het
weer voorspellen? Hoe is het mogelijk
dat sommige planten, ongeacht de tem
peratuur, elk jaar op dezelfde datum
gaan bloeien? De cursussen beginnen di
rect na het ANP-nieuws van acht uur
's morgens. Voor de cursus werkt de
Vara samen met het KNMI en uitgeverij
Zomer Keuning die het cursusboek
verzorgde. Het boek is voor een kleine
veertig gulden te koop bij de boekhan
del. Wekelijks is in het Vara tv-magazi-
ne een pagina aan de lessen gewijd.
In deze weken van het jaar is het de glo
rietijd van de narcissen. Als snijbloem
zijn ze volop te koop en op beschutte
plekken bloeien de eerste vroege soorten
al in de volle grond. Met hun heldergele
of witte trompetten zijn het vrolijke he
rauten die een nieuwe lente aankondi
gen. Het verhaal over het ontstaan van
de naam narcis is minder vrolijk.
Volgens de Griekse mythologie was Nar-
kissos de zoon van riviergod Kephisos
en een schone nimf Leiriope. Narkissos
was een mooie jongen en veel jonge
vrouwen streden om zijn gunsten. Voor
al de eveneens fraaie Echo. Narkissos
wilde van geen van hen veel weten. Hij
had belangrijker dingen te doen en daar
bij ging het dan vooral om de jacht. Dat
zat Echo niet lekker en die nam de godin
van de wraak Nemesis in de arm. Sa
men bedachten ze een plan om Narkis
sos voor zijn onverschilligheid jegens de
vrouwen te straffen.
Toen Narkissos op een dag moe en be
zweet van het jagen bij een beek kwam
om wat van het heldere water te drin
ken, zag hij in dat water ineens zijn ei
gen beeltenis. Hij raakte zo onder de in
druk van de schoonheid van zichzelf dat
hij dagenlang in het water bleef staren.
dat
Na geruime tijd raakte hij uitgeput,
stortte voorover in de beek en verdronk, j^?
Op de plek waar dat gebeurde groeidet"1?
even later een schitterende plant met
een goudgele bloem. Die bloem noemen I?®"'
we nog steeds Narcissus. Ze is beschre- J,
ven door talloze dichters en is naast de Ij™
roos een van de meest geliefde bloemen. J~
Als bloembol is de narcis onovertroffen.
Volkomen winterhard en ze kunnen ja- j
ren achtereen op dezelfde plaats blijven as
staan. Geschikt om te laten verwilderen ma.
onder heesters en bomen. Maar ook ge-'g-w
heel thuis in de border, de rotstuin of mL^
de bloembak. De laatste jaren kan zelfsLeel
in de winter van de narcis genoten jn e
worden door enkele nieuwe soorten die ujt
als potplant behandeld kunnen worden. ges|
Die soorten bloeien zes weken na het,
den
poten in oktober en november en dan
kan het buiten nog vriezen dat het ana
kraakt. Om te onthouden voor het ko- parl
mende najaar. fLt
JAN VAN KOOTEN