Een Groote Peel zonder kraanvogels Lust £eidóc6oma/nt> De Groote Peel, laatste restant van honderd vierkante kilometer „eenzaamheid, verlatenheid, barheid, grauwheid en kommervol hard werken". Laatste pleisterplaats ook voor kraanvogels en taiga- rietganzen die helemaal in Nederland komen overwinteren. „Hoog en nat" zou daar het devies dienen te zijn. Maar het dreigt er steeds meer hoog en droog te worden. Rampzalig voor het hoogveen dat net weer een beetje begon te leven, want de boer, hij draineerde voort. Frans Swinkels in de Groote Peel. Hij komt er maar weinig, want hij heeft het veel te druk met procedures en bezwaarschriften die het unieke natuurgebied moeten redden. LIESSEL - De tijden zijn zwart voor de Groote Peel, het voormali ge domein van witte wijven, dwaal lichten en Poepen. Het seizoen naakt waarin de boeren weer met zware machines hun land op kun nen zonder gevaar voor wegzakken en dan dreigt het uitknijpen als een spons van het drassige natuurmo nument in verhevigde mate voort te gaan. Net zolang totdat de laat ste kraanvogel er verdwenen zal zijn, een onherstelbare klap, ook internationaal gezien. Is het dan waar, zoals boze tongen fluis teren, dat agrarische belangen de zorg voor natuur en milieu kunnen wegdruk ken omdat de hoogste baas, landbouw minister Braks, in zijn hart de boeren zoon uit het Peelse veen blijft die hij van oorsprong is? Kruipt hier bloed waar het niet gaan kan? Een vileine aantijging die ing. Frans Swinkels, een van de stuwende krachten achter de werkgroep „Behoud de Peel", niet voor zijn rekening wil nemen. „Dat zou ik wel bijzonder kleinzielig van zo'n minister vinden". De onwil ten departe- mente om de Groote Peel - „met twee o's geschreven teneinde hem groter te doen lijken, belangrijker" - bliksemsnel onder de Natuurbeschermingswet te brengen, heeft volgens hem andere oor zaken. „Ik denk dat ze op Landbouw be ducht zijn voor schadeclaims. Want als de boeren krachtens de Natuurbescher mingswet niet door mogen gaan met ontwateren, heeft dit nadelige gevolgen voor hun bedrijfsvoering en die zullen ze natuurlijk op het ministerie proberen te verhalen. En ik denk dat Braks bang is om de boeren nog meer voor het hoofd te stoten. Hij heeft ze al zo vaak moeten pakken". Dwalen De Groote Peel. Frans Swinkels komt er weinig. „Ik heb het veel te druk met pro cedures, met bezwaarschriften. Hoeveel lopen er op het ogenblik niet? Alleen al vijftig hinderwetzaken. En ik ben van huis uit niet zozeer een plantengek. Ik strijd niet voor de Groote Peel uit nos talgie. Daar hebben we binnen de werk groep anderen voor". Maar als hij er een enkele keer komt? Wat ziet en voelt hij dan? „Dan gaat mijn hart helemaal open. Dat unieke landschap met zijn weidse karak ter en zijn intense rust. Die sfeer van treurigheid en je teruggeplaatst wanen in de oertijd. Dat samengaan van diepe melancholie en hevige schoonheid. Nou, ik ben niet de enige. Van half maart tot half juli en van half oktober tot half no vember zijn grote delen van het natuur reservaat gesloten omdat we de broed en trekvogels hun rust willen gunnen. Maar in de tussentijd komen er jaarlijks honderdduizend bezoekers naar de Groote Peel. Verrukkelijk dwalen kun je hier. Wie zich niet goed kan oriënteren, loopt al gauw uren en uren rond zonder te weten waar hij is, en als je de dertien honderd hectaren van het gebied hele maal wilt doorkruisen, ben je gegaran deerd een hele dag zoet. Ja, de liefheb bers weten ons te vinden, al liggen we weggestopt tussen Eindhoven en Venlo. Een beetje te veel soms. Dan is de recre atieve druk op het landschap wel erg zwaar, want de mensen gaan afwijken van de wandelroutes en wagen zich in kwetsbare stukken". Rietganzen Liefst honderdvijftig verschillende vo gelsoorten kunnen er in de Groote Peel geteld worden. Vooral om de aanwezig heid van kraanvogels is het reservaat tot ver over de grenzen beroemd, maar ook de verscheidenheid aan railensoorten en tapuiten mag er wezen. Laat men daar naast de taiga-rietganzen niet vergeten. Swinkels: „Ze behoren tot de vogelwe reld van het hoge Europese noorden, zo als de naam al zegt. Vroeger waren er zo'n zestigduizend, maar door de kern ramp van Tsjernobyl is hun aantal gede cimeerd. En van het restant komen er enkele duizenden overwinteren in de Groote Peel. Welnu: twee jaar geleden is het natuurreservaat aangewezen als spe ciale beschermingszone in het kader van de Europese Vogelrichtlijn. Nederland heeft zich daarbij verplicht dit voedsel- gebied in stand te houden. Maar als de grootscheepse drainage doorgaat, ver dwijnen de mogelijkheden tot fourage- ren en daarmee de taiga-rietganzen. Ook de kraanvogels trouwens. Ik heb daar gruwelijk grote vraagtekens bij. Mag een falend beleid tot zoiets leiden?". Voorts is er nog de plantengroei. „Uniek, uniek, uniek", roept Swinkels driewerf, hoewel van huis uit geen plan tengek. „In zijn algemeenheid kun je de vegetatie van de Groote Peel typisch noemen voor afgetakelde hoogvenen: grote delen ervan worden gedomineerd door het pijpestrootje en de berk. Maar heel plaatselijk, op plekken met de meest stabiele waterstand, vind je nog plantengemeenschappen en planten van levend hoogveen. Allerlei soorten veen- mos. Zonnedauw. Lavendelheide. Veen bes. Zulk levend hoogveen is in Neder land een uiterst zeldzaam landschapsty pe geworden. In de middeleeuwen had den we er honderdduizenden hectaren van, alleen de Peel al mat honderd vier kante kilometer, maar wat resteert, be slaat hooguit enkele tientallen hectaren. Daar willen we iets aan doen. Met dat doel is van de Groote Peel ook een re servaat gemaakt, hetgeen in 1985 zelfs het zeldzame predikaat van Nationaal Park heeft opgeleverd. De regeneratie van het hoogveen is ons hoofddoel. We willen een stuk van het fascinerende hoogveenlandschap dat ooit zo kenmer kend was voor grote delen van Neder land, in zijn oude glorie herstellen". Een betrekkelijk begrip natuurlijk, glo rie. De Brabantse volksschrijver Anton Coolen typeerde de Peel voornamelijk als „een mengeling van eenzaamheid, verlatenheid, barheid, grauwheid en kommervol hard werken". Nergens'an ders in Nederland hebben de wolven het zo lang uitgehouden als in de Peel, dat zegt wel iets. Nog op 15 september 1804 moest er een enorme wolvenjacht worden georganiseerd vanwege de grote aantallen doodgebeten schapen, veulens en paarden. Twaalf dorpen in de zuide lijke Peel brachten in totaal 1435 man op de been teneinde voor eens en altijd af te rekenen met de roofdieren. Glorie? Tot in deze eeuw toe plachten voor het steken van de turf gastarbeiders uit Westfalen te worden ingehuurd die Poe pen waren bijgenaamd. Als beesten leef den ze. Een kroniek uit die tijd: „De Poepen hadden geen vrouwvolk, maar zorgden voor zichzelf. Ieder kocht voor zichzelf een stuk spek en bewaarde dat. Omdat het moeilijk was die stukken uit elkaar te houden en om te voorkomen dat een ander er met zijn stuk vandoor zou gaan, stak men er een goed herken baar stukje hout in. Aan het stukje hout kon men zijn eigen spek kennen. Er werd een reuzengrote ketel erwten- of bonensoep gekookt en ieder deed daarin voor zichzelf een stuk spek met een houtje erin. De volle monden spoelden ze leeg met drank. Met bier of jenever, ook de kinderen". Zulke verhalen uit een niet eens zo grijs verleden zouden voor het nageslacht volstrekt onbegrijpelijk worden wanneer er niet een stuk Peel visueel bewaard zou blijven. Er zijn zwaardere, want bio logische of wetenschappelijke argumen ten te bedenken voor de bescherming van de Groote Peel, maar de verbeelding spreekt ook een woordje mee. „Honder den hectaren nieuw hoogveen, daar mik ten we op", zegt Swinkels. Nu is de Groote Peel niet de enige plek in Neder land waar deze doelstelling wordt nage streefd. Ook in het oosten vinden spaar zame pogingen plaats. Het bijzondere van de Groote Peel echter is zijn onder grond. Swinkels: „Toen het met de wa terhuishouding in het bekende Fochte- loérveen spaak dreigde te lopen, hebben ze het gebied gewoon ingepakt. Er een plastic wand omheen ingegraven. Bij de Groote Peel kan zoiets niet. Dan zou het een wand tot driehonderd meter diep moeten worden. De Peel is namelijk één groot watervoerend pakket. Er' zitten langgerekte scheuren in waardoor het water snel en in grote hoeveelheden weg lekt, de zandgrond in. De zuiging van deze lekken kun je alleen verminderen door te zorgen voor een zo groot moge lijke tegendruk van onderaf. Door de waterstand in de zandondergrond te ver hogen dus". Boeren De pech voor de Peel is dat het omge keerde gebeurt. Toen Den Haag het be leidsvoornemen kenbaar maakte om het reservaat tot nationaal park te promove ren, wilden de boeren in de omgeving er nog snel even bij zijn en begonnen ze „als gekken te draineren", zoals Swin kels het uitdrukt. Drainage betekende dat ze eerder in het seizoen met zware machines hun land op konden, dat ze eerder konden beginnen met het uitrij den van drijfmest ook. En dat ze er tot later in het jaar mee door konden gaan. Het zicht op zo'n bedrijfsvoordeel wen sten ze zich niet te laten ontnemen door de mooie plannetjes van milieubescher mers met de Groote Peel. Reeds nu wordt er 300.000 kubieke meter per jaar méér onder het reservaat weggezogen dan vroeger, rekent Swinkels voor. En wanneer minister Braks niet onmiddel lijk tot maatregelen overgaat, komt daar nog eens 300.000 kubieke meter per jaar bij. Al dat water stroomt nutteloos weg via de Eeuwelseloop in de Aa. En onder tussen droogt de Groote Peel uit. „Le- FOTO: JOHN CLAESSENS vend hoogveen", aldus Swinkels, „vergt een grondwaterstand die 's zomers en 's winters gelijk is met het maaiveld. Pias-dras moet zo'n gebied zijn. Maar nu zien we het grondwaterpeil in een droge zomer al zakken tot een halve me ter beneden het maaiveld. Dit betekent dat er een èind komt aan de regeneratie van hoogveen. Het proces stopt en heel het reservaat droogt uit. Wat er over blijft, is een pijpestrovlakte mej wat ade laarsvarens en berken. Nog is de Groote Peel een van de rijkste libellengebieden in Nederland. Ze zullen verdwijnen, de insecten. Maar ook de reptielen, de am fibieën. Een sterk nivellerende invloed op de vogelrijkdom zal het gevolg zijn". In tegenstelling tot het nationale devies „hoog en droog", zo eigen aan een land dat op palen en terpen gebouwd is, moet de Groote Peel het van hoog en nat heb ben. Vandaar de dringende roep om het reservaat onder de Natuurbeschermings wet te brengen. „Met externe werking, want dat hoort erbij", zegt Swinkels. „Ik bedoel dit. In een strook van twee kilo meter rondom de Groote Peel zijn een kleine driehonderd landbouwbedrijven gevestigd. Die mogen nu hun gang gaan. Maar wanneer het reservaat eenmaal on der de Natuurbeschermingswet valt, zul len ze voor elke activiteit waaruit schade voor het gebied kan voortvloeien, een vergunning moeten vragen aan de mi nister". Of het er van komen zal? Twij felachtig, gezien de opstelling van die zelfde minister. Die heeft in een brief aan de Tweede Kamer al laten weten slechts te voelen voor technische maat regelen „leidende tot een betere benut ting van het beschikbare water", aange vuld met bestuurlijke maatregelen „ge richt op stabilisatie van de wegzijging" - zeg maar: gericht op een status quo. Er gebeurt, zeker de eerste tijd, dus weinig of niets. „Terwijl het al funest is als er nog één zomer doorgegaan wordt met draineren", vat Swinkels samen. „Nog één zomer en ze zullen hier moeten be ginnen aan een soort Deltawerken met pompen en dammen en spaarbekkens, willen ze voorkomen dat de Groote Peel helemaal leegloopt. Dan kan de regene ratie van het hoogveen verder wel verge ten worden. De knuppelbruggen die er nu liggen om natuurliefhebbers droog voets door het reservaat te voeren, zul len overbodig zijn. Trouwens: wat zou er voor liefhebbers in een Groote Peel zon der libellen of kraanvogels nog te genie ten vallen?". PIET SNOEREN door Piet Snoeren Alles hangt met alles samen", mag premier Lubbers in het midden brengen ter omzeiling van een concreet antwoordjoi op een concrete vraag. Zeer waar. Concreet. Yvonne van Gennip hangt samen met de samenhang tussen het feminisme en de aanstaande zomermode, hetgeen weer samenhangt met de majorettes van Elspeet. Inzicht wordt het best verworven door de kronkelingen te volgen waarmee de slang die samenhang heet, zich van appeltje naar appeltje beweegt. Het oogappeltje Yvonne van Gennip allereerst. Reeds nuu valt te voorspellen dat een ambitieuze leerling-journalist in het jaar 2038 van i zijn chef de opdracht krijgt haar te interviewen binnen het kader van de diep menselijke serie Waar zijn zij febleven?". Dit tekent het formaat van aar prestatie. De nacht van die prestatie zelf echter. Yvonne laat zich na het winnen van haar derde gouden medaille, de ijzers nog ondergebonden, ondervragen door Eric Heiden. Deze zal in het jaar 2030 voor de diep menselijke serie Waar zijn zij gebleven?" geïnterviewd worden omdat hij in 1980 liefst vijf maal olympisch goua won. Hei tekent het formaat van zijn prestatie. Hel tekent tevens de treurigheid van de journalistiek. Maar goed, dat gesprek tussen Yvonne en Eric duurt en duurt. „Jullie hebben het zeker over de techniek van de 5000 meter gehad?", klampt olympisch verslaggever Jorrit Jorritsma haar aan wanneer ze eindelijk de ijzers zit af te binden. Wat heb je hem verteld?". „Niets", antwoordt Yvonne. „Ik heb vooral naar die prachtige bruine ogen van hem gekeken". De man als lustobject. Dat mag, sinds het feministische blad Opzij er een ideologisch verantwoord artikel aan heeft J| gewijd. Vrouwen willen méér dan alleer^ een goed karakter. Er is duidelijk een trend in de richting van meer mannelijk schoon voor het damespubliek" (15e jaargang, nr. 2). De appel valt achteraf minder ver van de boom dan Dolle Mina voor ogen stond. Verboden blijft ondertussen de vrouw als lustobject. Mannelijke chefs die een vrouwelijke ondergeschikte maar in de prachtige bruine ogen durven kijken op de manier waarop Yvonne dat bij Eric deed, lopen het gevaar voor de rechter gesleept te worden wegens de ongewensté intimiteit van oogcontact. Hoewel? Opeens lijkt de aanstaande zomermode een lelijke streep door deze feministische oekaze te gaan zetten. De mini-rok komty terug. Wie herinnert zich hem niet, de zinneprikkelende uitvinding van Mary Quant waarmee (haar eigen woorden) „de blik bewust naar de schoot wordt getrokken als het natuurlijke middelpunt van de vrouwelijke seksualiteit"? Die mini-rok. De redactie van Opzij heeft de bui uiteraard zien hangen en is er in het nummer van deze maand als i' kippen bij met een ideologisch verantwoord artikel over de vraag: „Het dilemma van zomer 1988: gaan feministen ook aan de mini?". Het dj antwoord staat gemakshalve al in de tni kop. „Eindelijk kunnen we ons beste tjn beentje zichtbaar maken", luidt die. En (je waarom wel? „Tot voor kort vonden |m£ feministes dat ze er in de ogen van mannen onaantrekkelijk uit moesten |ee zien Eventuele smakelijke j pia lichaamsvormen dienden onttrokken te 'na; worden aan de keurende blikken door j vaj ruimvallende tuinbroeken. Dat tij lijkt jv nu gekeerd. Door de komst van de mini-me rok laten we het achterste van onze knieën zien. En waarom zouden we nietaf\ alles wat we in huis hebben, uitbuiten? jen] Sterk en slim zijn door onze charmes j he( aan te wenden? Er is blijkbaar een behoefte aan een verruiming van het va, mode-aanbod om onze veelzijdigheid te de, onthullen wo Maar laten de Opzij-istes heur j £ei veelzijdigheid wel even met een 'ruimvallende tuinbroek bedekt houden, kel mochten ze in de buurt van Elspeet len komen. Laten ze daar niet alles uitbuiten j ke wat ze in de zomerhuisjes van heur mini- j ve] rok hebben, want ze zouden er gezien kei zijn als rotte appels bij een groentevrouw.str( Elspeet? Daar dreigt de komende viering van koninginnedag in duigen te vallen. k0l Een deel van het aorp vindt de rokjes van j jn de majorettes te kort. Aanstootgevend. eer Zodoende. Dan maar geen aubade. Tot na; voor kort zouden de Opzij-istes deze spi textiele censuur hebben moeten ophemelen. Hoe vroeger meisjes wordt j op, bijgebracht dat ze geen lustobject zijn, rjg hoe beter. Allemaal ruimvallend jute, de we majorettes. Kunnen ze gelijk door naar wo het roldoQrbrekende zaklopen. De p]a knieval voor de mini-rok echter noopt tot vai een andere stellingname. Arme, op, onderdrukte majorettes. Mogen niet eens ten hel achterste van heur knietjes laten zien. pa| Zo leren meisjes nooit sterk en slim te (juj zijn door heur charmes aan te wenden. Weest gerust. De Elspeters, standvastig voeten houdend op hun zedelijke terp temidden van dit oeverloze gewoel der baren, hebben er een woord voor. En het dekt treffend de indruk die mini rokken, Mary Quants verwijzing naar het centrum van de vrouwelijke seksualiteit ten spijt, voornamelijk oproepen. Draaikonterij. „Ei

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1988 | | pagina 24