Honderd jaar geleden waren blote enkels nog taboe Stephan Faas wil nog altijd naar A £eidóe(Soma/nt Belangrijkste data tennistoernooien pvnvnog)M>pfdg Moeder de Gans is klaarwakker Zo ging men in 1905 een partijtje tennis spelen (Foto Triumph). Negenennegentig jaar gele den beleefde het Wimbledon- publiek iets dat op het centre court nog nooit was ver toond, namelijk de aanblik van vrouwelijke enkels. Miss Lottie Dod, die in 1887 win nares van Wimbledon werd, was verantwoordelijk voor deze sensatie. Zij had echter een goede reden voor het dragen van een rok tot op de kuiten; het was een onder deel van haar schooluniform. Miss Dod was dan ook pas 15 jaar oud. Met uitzondering van Miss Dod volgden de tennisspeel sters in die tijd nog altijd het advies op van Koningin Victo ria. Zo zou deze tegen prin ses Marie-Louise hebben ge zegd: „Kindlief, ga eens ken nis maken met de moderne tennissport. Denk er echter wel aan, je op zondag pas send te kleden". Dus droegen de dames kleding die ook voor een tuinfeest geschikt zou zijn geweest. Geruime tijd bleven dit lange wollen of zij den japonnen, die praktisch tot op de grond hingen. Ze waren afgezet met veel ru ches, hoog gesloten bij de hals en strak aangesnoerd in de taille. Onder de japon werd een korset met baleinen en een zogenaamde 'tournure', ver schillende onderrokken en een lange onderbroek, gedra gen. Op het hoofd een ele gante hoed Ook de man zag er perfect uit. Hij ging gekleed in een lange broek, overhemd met lange mouwen en een hoog liggende boord, met keurige manchetten, stropdas en een panamahoed. Vanzelfsprekend konden de welopgevoede dames het zich niet permitteren vuil te worden. Daarom waren spe ciale schorten erg populair, vooral de modellen met twee of vier zakken waarin tijdens het spel de ballen werden be waard. Hoewel in de vorige eeuw op het vasteland van Europa fel le kleuren nog de boventoon voerden op de tennisbanen, kwam in Engeland en Ierland reeds in de tachtiger jaren de kleur wit in de mode. Dat was een uitvinding van de aristo cratie van Dublin, die een ge meenschappelijk probleem oploste, namelijk het zicht baar worden van zweet (al leen het woord was al cho querend!). Op uni-witte kle ding was transpiratie bijna niet te zien. In 1903 werd Charlotte Sterry voor de vijfde maal winnares van Wimbledon. Zij beval een wijduitlopende, witte, bijna tot aan de grond reikende rok aan, met daarop een wit te blouse met witte kraag en een wit zijden halsdoekje. Sterry gaf de dames even eens het advies zich tip-top (tot in de puntjes verzorgd) te kleden. Ze zei: „De toeschou wers begrijpen over het alge meen niets van het spel. Zij willen alleen het uiterlijk van de speelsters bekritiseren". 'Tip-top gekleed' betekende Suzanne Lengten was verantwoordelijk voor een revolutie in de tennismode (Foto Triumph). in die tijd 'uiterst neerd'. Tot 1914 'werd de speelster nog steeds bij haar spel 'ondersteund' door een korset met baleinen. Toen Mrs. May Sutton in 1905 tij dens het spel haar mouwen oprolde zodat de polsen te zien waren, waren de toe schouwers zeer gechoqueerd. Desondanks werd de Califor- nische die zich niet liet beïn vloeden door de Britse zeden, winnares van Wimbledon. In 1919 werd de tenniswereld zich 'op slag' bewust van de mode toen de Franse Suzan ne Lenglen het tennisveld be trad. De 'primadonna' van het veldtennis of 'de goddelij ke' zoals ze werd genoemd, speelde in een lichte, uit één geheel bestaande, lange ka toenen japon met korte mou wen. Zonder korset en zonder onderrokl Ook Suzannes kapsel wekte sensatie. Zij droeg een pony (bi-bob) en had een zijden chiffondoekje om het hoofd gebonden, dat door iedereen al snel de 'Lenglen hoofd band' werd genoemd. De drievoudige Wimbledon- winnares speelde echter haar hoogste troef uit, toen ze in kraakheldere, witte zijden knie kousen de baan betrad. In de jaren twintig werden ook op het centre court de rokken korter. De speelsters gaven de voorkeur aan plooirokken tot op de knie met bijpassende rechte, doorgaans mouwloze jumpers. Tot ongeveer 1950 gingen de heren bij het tennisspel nog gekleed in lange broek. Daar op werd weliswaar een over hemd met korte mouw en zacht boord gedragen, maar de stropdas bleef achterwege. In 1931 doet de broekrok (tot op de knie) zijn intrede bij de dames en twee jaar later zien we gemakkelijk zittende shorts waarbij de knie niet meer wordt bedekt. In de tennismode is heden ten dage de wedstrijd wit - tegen - kleur onbeslist. Alhoewel het wit voortdurend flirt met kleu ren, in het bijzonder met pas teltinten, geven sommige clubs toch de voorkeur aan alleen maar witte tenniskleding. Voor het overige kiest iedere tennis speler zijn eigen favoriete out fit. De hoofdzaak is dat het kledingstuk prettig zit. De belangrijkste data voor de nationale en internationale tennistoernooien dit jaar zijn: Internationaal: 2-8 mei: Open Italiaanse kampioenschappen (Rome) 23 mei-5 juni: Open Franse kamnpioenschappen (Parijs) 20 juni-3 juli: Wimbledon 25 juli-31 juli: Open Nederlandse kampioenschappen (Melkhuisje). Nationaal: 10-12 juni: Davis Cup met Nederland 27 juni-4 juli: Satelliet-circuit Tilburg 4 juli-11 juli: Satelliet-circuit Assen 11 juli-18 juli: Satelliet-circuit Velp 18 juli-25 juli: Masters Satelliet Amersfoort 1-7 augustus: Nationale titelstrijd (plaats nog onbekend) Regionaal: 4-11 juli: A-toernooi De Metselaars S'ningen. 18-25 juli: A-toernooi Pijnacker 25-31 juli: A-toernooien Wateringen en Leiden. NIEUW VENNEP Stephan Faas gaat een beetje op herhaling dit seizoen. Net als vorig jaar, waarin hij als gevolg van de ziekte van Pfeiffer na de competitie gas terug moest nemen, is het de bedoeling om door te dringen in het A-toernooien- circuit. En ook in de compe titie gaat de speler van Dek ker weer proberen om zo hoog moegelijk te reiken. Toch wekt de Nieuw Ven nepper de niet de indruk dat hij koste wat kost hogerop wil komen: „Ik heb deze winter per week drie uur kunnen trainen en ik heb bovendien nu een baan en een studie". Stephan Faas kende vorig jaar een belabberd tennis- jaar. Na de competitie, waarin Dekker weliswaar kampioen werd, maar de promotie naar de hoofdklas se miste, werd bij hem een lichte vorm van Pfeiffer ge constateerd. Het betekende dat hij het in de rest van het seizoen rustig aan 'moest doen. Het was een domper na een periode van vier jaar waarin zijn ster snel rees. „Sinds ik met tennis begon was het erg goed gegaan. Op mijn 14e zat ik bij de top van Nederland en na wat blessures op mijn 18e weer". De jaren 1985 en 1986 waren voor de verko per toch prima jaren. „Ik heb ik die periode hard ge traind en werd goed bege leid. Van een matige B2- speler werd ik een goede speler in B1. In 1985 mocht ik meedoen aan de nationa le A en was ik finalist in de Masters, waarin ik verloor van Frans Grimbergen". De winter van '85/'86 leverde hem de toernooizege op in het A-toernooi van Asten, waarop hij in 1986 goed presteerde in sterke B-toer nooien als de districts (1e) en de masters (2e). Vlak nadat hij wist dat hij Pfeiffer had, besloot hij de single op de districtskam- poenschappen te laten val len. „Ik wilde persé met Dekker naar Genua en heb het in de paar weken voor we gingen rustig aan ge daan. In Italië heb ik goed gepresteerd in drie van de vijf wedstrijden, maar bij thuiskomst heb ik wel weer mijn bloed laten onderzoe ken". De 20-jarige Nieuw Venneper kreeg te horen dat hij de ziekte nog steeds in een lichte vorm had, maar hij twijfelde daar een beetje aan. ,,We hebben toen de gegevens in mogen zien. Daarin stond dat ik sterk positief op de bloedtests re ageerde en het dus erger was dan mij verteld werd. Als ik dat geweten had had ik niet eens meegegaan naar Italië". Na het toernooi van Zee en Duin raakte Faas bijna twee maanden geen racket aan. „Daarna ben ik voorzichtig weer begonnen. Erg hard heb ik deze winter niet kun nen trainen, want ik kon slechts 3 uur per week te recht". Bang voor een weer slag op zijn prestaties in het komende seizoen is Step han echter niet. „Ik ben nu helemaal van de ziekte af en denk niet dat ik achteruit gegaan ben. De competitie is voor mij erg belangrijk. Als ik een goede competitie draai, leg ik een goede ba sis voor de rest van het sei zoen en kan ik zelfvertrou wen opdoen. Dan zal het in Stephan Faas: „ik wilde vorig jaar persé naar Italië". de toernooien allemaal wel lukken". De competitie speelt zich wat Faas en dus ook Dekker betreft weer af in de eerste klasse. Vorig jaar werd de club uit War mond kampioen („Een goe de prestatie"), maar werd de promotie („Dat zou on verdiend zijn geweest") ge mist. „Ik denk dat we weer behoudend moeten spelen; mikken op handhaven. Kampioen worden zou fan tastisch zijn, maar dat is niet te voorspellen. Er doen gewoon veel sterke teams mee die aanspraak op het kampioenschap maken. We zij als team denk ik niet minder geworden". En over zijn eigen inbreng: „Je kunt niet heen om de remmende werking die het afgelopen seizoen heeft gehad. Ik weet ook niet precies hoe ik er voor sta, want ik heb weinig gespeeld deze winter. Daar FOTO: WIM VAN NOORT staat wel tegenover dat ik in de competitie altijd goed speel. Het zal best wel weer goed gaan. Ik hoop alleen wel dat de banen in War mond snel open gaan. Dat gebeurt daar altijd een weekje later dan bij de. meeste clubs. Dat is een na deel, want dat scheelt een week in de voorbereiding op de competitie. En je moet toch gewend raken aan de omstandigheden buiten". ..Daar ga ik dan, een soort Moeder de Gans. Een be- scherm-vrouwe, maar dan één op de fiets. En! Voor zien van een horloge met van die verdraaid kleine knopjes. Met verkleumde vingers peuter je eraan. Koud hè", zegt de jongste zoon. Een gevleugelde uit spraak sinds Verona. Wat hij ermee bedoelt is niet duidelijk, maar je kan het overal voor gebruiken. In het schemerduister staat hij klaar. Zijn 26e 15-meter sprintje zit erop. „Koud hè" papegaait hij Spaan en Ver- meegen nogmaals na. Het betekent, dat hij voor de 27e keer wil starten. An ders word ik uit de selectie gelazerd", beweert hij met de stelligheid van die puber, die precies weet wat het sportieve leven inhoudt. Ik zou dat niet zo vreselijk vinden, maar hij wél. Hij moet elke dag trainen, en ik ga dan maar mee naar de Leid se Hout. En snappen doe ik het ook nog wel, presteren is wei een scheld woord, maar ja hij kan toch wel goed tennissen. En te gen ambitie heb ik niets, en dat je dan moet trainen, dat begrijpt zelfs Moeder de Gans. Mijn zoon zit in de A- Zoonlief is een gewetensvol mens in wording en wil iets bereiken in de tennissport. En dus is sprintje 28 geen enkel probleem, dat doe je er gewoon bij. En Moeder mag meefietsen, dat is ge zelliger, al wordt ze geacht er geen snars van te begrij pen van wat er moet gebeu ren. „Is dit nu wel gezond?" Een goede gedachte. En: „Moet zoiets nu niet professioneel begeleid worden?" Wordt het niet groen en geel trai nen, waar niemand zicht op heeft, in plaats van rijp en gericht trainen? Ik word meewarig aangekeken. „Een kind kan veel heb ben", en meer van die dooddoeners volgen. Ja, mijn kind is vijftien en kiest ervoor. Maar een feit is dat veel ouders zich muisstil houden, zolang hun „ras paard je" maar voorop ligt. Feit vooral is ook dat veel deskundigheid monddood wordt gemaakt. Het zijn toch immers de bestuur ders, die de topsporter in de rails houden? „Goud hè", voor de jongste zoon, dat is toch de nieuwe kreet! Deze Moeder de Gans wil niet zo'n domme gans zijn. Zij is klaar wakker". „Wil het lukken jong?" selectie en traint vier maai per week. En dan komt daar per september nog de con ditietraining bij. En dus trekt hij zevenentwintig sprintjes, teneinde er niet „uitgela- zerd" te worden. „Wil het lukken, jong?", roept een Auto-Wassende- Meneer ons na. Geduldig tracht hij het zwart van het vuil te onderscheiden van het zwart van het duister. Hij ziet mij vast aan voor de moeder van Jan Siemerink. ik lach zuinig terug. Waarom ziet die man wel de knoet achter het sportertje en niet Moeders beschermende vleugels? Kijkt Meneer soms niet naar Studio Sport? Met een zoon in de richting van topsporter krijg ik soms het griezelige ge voel, dat je er meer pap van moet hebben gegeten, dan als een Moeder de Gans met een stopwatch op je horloge op een fiets achter je hollende zoon te rijden. Maakt U dat nu ook mee op die toernooien? Kom naar Ouwehand zeggen ze. Dan kunnen de dieren ook eens lachen. Als het niet zo triest was wat je daar ziet, kwam ik nu ai jaren niet meer bij. Je hoort ze zeggen, die ou ders: Het komt op de ware mentaliteit aan", „Beetje hardheid, hè!", Hollandse jongens, ja!". Maar ja, die zoonlief werd uit het toer nooi gelazerd, en dus uit de selectie, want alleen altijd presteren geldt in dit kikker landje. En de mijne behoort tot het stamboekvee, al thans vooralsnog. Tot de volgende opdracht, wellicht diegene waarmee hij op straat kan worden gezet. Ei genlijk heb ik er wel plezier in, dat mijn zoon zelf een taaiheid heeft ontwikkeld, alleen huilt als iets echt pijn doet, en eruit-geknald- worden" als onderdeel van het spel accepteert. Dat er in de sport nogal zor geloos 'met je ziel wordt om gesprongen, het zij zo. Maar dat er zorgeloos wordt om gesprongen met het instru ment, wat „het" moet berei ken, vind ik toch raar. Een muziekschool leert zijn leer lingen toch ook de instru menten te stemmen? Heb je een eigen coach dan is er gelukkig nog iemand, die op je kind let. Maar ja, die be moeien zich ook weer met je zoons opvoeding, en er zit ten lelijke sadisten tussen. Een beetje Moeder de Gans heeft overzicht over het pro gramma van haar kuiken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1988 | | pagina 22