Lieve Woody,
ik zal me
goed gedragen
finale
,,Het liefste was ik directeur van de
DEBUUT" 61-JARIGE ACTRICE IN FILM WOODY ALLEN
WIND
■foidóe Qowuvnt
JJ
ZATERDAG 12 MAART-1988
BERLIJN - Woody Allen vroeg
Elaine Stritch per brief of ze een
rol wilde spelen in zijn nieuwe film
„September" (inmiddels te zien in
een aantal Nederlandse bioscopen).
De 61-jarige toneelactrice woonde
in Londen waar ze herstelde van
een operatie aan haar stembanden.
Woody Aliens verzoek zou volgens
zijn brief alleen gelden „als ze zich
goed gedroeg". „Hij had gehoord
dat ik een lastpak was. En dat ik
wel eens dronk", zegt Elaine
Stritch. „Maar ik wist dat het geen
probleem voor me zou zijn. Ik wist
dat ik dat gekke genie kon vertrou-
i wen. Dus ik schreef terug: „Lieve
Woody, ik zal me goed gedragen
en ik zal alles doen wat je zegt. En:
ja, ik bèn moeilijk, maar alleen
voor „assholes". Love, Elaine".
1 Een origineel antwoord van een honderd
i procent originele vrouw. Elaine Stritch'
i filmrol in „September" is haar eerste
voor Woody Allen die meestal met een
kring van vaste acteurs en actrices
werkt. Allen filmde „September" twee-
maal. De eerste versie beviel hem niet,
dus maakte hij de film over. Maureen
O'Sullivan, Aliens schoonmoeder in die
eerste versie, was toen bezet en Elaine
Stritch kwam in beeld. Een actrice met
een formidabele carrière die de niet-an-
gelsaksische wereld voor het grootste
deel is ontgaan. Haar eerste Broadway-
succes was de musical „Pal Joey", Noel
Coward schreef voor haar in 1960 „Sail
away", ze speelde „Virginia Woolf" op
Broadway. Haar grote rollen herhaalde
j ze op de planken in het Londense West
End en aan film kwam ze slechts mond-
I jesmaat toe. „Ik heb maar negen films in
m'n leven gemaakt", zegt ze. „En de eni
ge die werkelijk iets betekende was een
Europese, Alain Resnais' „Providence".
Ik was dan ook erg blij dat Woody Allen
me de kans gaf nog eens een film te ma
ken. Ik was een beetje aan film toe. Film
is niet anders dan theater. Alles is „doen
alsof'. Of je nu zestien maal achter el
kaar hetzelfde doet voor de camera, of
zestien avonden achter elkaar op het to
neel. Maar het voordeel van film is dat
je kunt terugzien wat je doet. En film
heeft het geweldige voordeel dat je ten
minste op tijd je eten krijgt. Vroeger
vond ik het zalig, maar ik begin nu een
beetje moe te worden van dat almaar
eten om middernacht na de voorstelling.
Daar ben ik Woody Allen erg dankbaar
voor". En na een korte adempauze:
„Maar ik heb ook een hoop aan mezelf
te danken. Kom, ik ga niet alle eer aan
Woody Allen geven".
Hapje eten
We zitten met een vijftal journalisten uit
vijf verschillende landen om de tafel in
een hotelkamer in Berlijn. Wachtend op
Elaine Stritch, die even haar eerste om
metje in Berlijn is gaan maken. Zulke
gesprekken zijn vaak moeizame séances,
waarbij de serieuze vragen het altijd ver
liezen van de informatie naar het slank
heid sdieet van de ondervraagden. Bij
Elaine Stritch is het anders. Ze stevent
de kamer binnen met een „no-nonsense-
houding" die jarenlange ervaring ver
raadt en even later klinkt haar - door
een lichte schorheid aangetaste - stem
tot enkele kamers verder. Het gesprek
ontaardt in een aangenaam pandemoni
um van doof elkaar pratende en lachen
de filmjournalisten. Het chaotisch ver
loop is nauwelijks weer te geven. Alleen
het slot is duidelijk. Elaine Stritch staat
op - alleen omdat ze daartoe aangezet
wordt door de vertegenwoordiger van de
filmmaatschappij - en zegt: „This was
fun. Dit is de eerste keer dat ik me óók
vermaakt heb tijdens een interview.
Kom op, laten we met z'n allen een hap
je gaan eten".
Over Woody Allen zegt ze: „Je gaat niet
met hem aan tafel zitten om te vragen
wat hij met die en die scène bedoelt. Hij
werkt met professionals en hij gaat er
van uit dat iedereen z'n tekst kent en be
grijpt wat hij wil. Als ik bij een scène te
veel stem opzette en met opgestoken zei
len binnenkwam, deed hij alleen even
z'n handen over z'n oren. Dan weet je
genoeg. Bij een andere scène zei hij al
leen: „Be sweet Elaine". Dat was prach
tig. Ik was meteen volkomen kwetsbaar.
Door die woorden, doordat hij me Elai
ne noemde. Zo'n benadering heb ik lie
ver dan een gesprek van: ik wil dat je in
deze scène dit en dat doet. Ik vind dat
„September" erg veel van Tsjechov
heeft. Mijn rol komt zó uit „De
Meeuw". Maar natuurlijk ga ik daar niet
met Woody Allen over praten. Het is
pas m'n eerste film met hem. En dan
doe je zoiets niet. Ik heb hem ooit in een
restaurant willen complimenteren met
een van z'n films. Toen merkte ik pas
hoe vreselijk beroemd hij is. Een ober
hield me tegen: „U kunt niet naar me
neer Aliens tafel gaan" „Tafel?", riep ik
snel. „Ik moet naar het toilet". Woody
Allen keek op en zei: „Het is goed".'
Maar ik denk niet dat hij overliep van
vreugde".
Verdoemd
Elaine Stritch speelt ii^ „September" de
rol van een oudere actrice, die voor de
vijfde maal getrouwd is en een weekein
de bij haar dochter komt logeren die in
een afgelegen landhuis woont. In de loop
van de film blijkt dat ze een bijzondere
relatie met haar dochter heeft. Ooit is
haar leven bedreigd door een van haar
echtgenoten en haar dochter heeft hem
doodgeschoten. Althans, dat is de offi
ciële versie. In werkelijkheid heeft ze dat
zelf gedaan. Op die manier omzeilde ze
een pijnlijke periode, mogelijke straf en
een breuk in haar carrière, terwijl haar
dochtertje evenmin op die moord aange
sproken kon worden. Woody Allen putte
ervoor uit de annalen van Hollywood.
Ooit gebeurde iets dergelijks met film
ster Lana Turner en haar gangstervriend
Johnny Stompanato.
„De mensen in dat landhuis zijn alle
maal een beetje verdoemd. De actrice
die ik speel is een wrak. Ze drinkt, praat
als het ware met geesten, ze heeft de
meeste problemen. Ondanks al haar bra
voure". Elaine Stritch gooit er meteen
nonchalant achteraan: „En haar grootste
probleem is haar garderobe. Wat haatte
ik die kleren die ik moest dragen voor
die rol. Afschuwelijk. Dat heb ik tegen
Woody Allen gezegd en die begon tegen
me te schreeuwen. Ik schreeuwde terug.
Waarop hij zei: „Niet schreeuwen, dan
word ik alleen maar kwaaier". Later heb
ik hem terzijde genomen en gezegd: „Je
zult dat wel veel vaker gehoord hebben
van actrices, maar ik kan heel slecht
grappig zijn als ik er niet mooi uitzie".
Hij keek me verbijsterd aan en zei:
„Nee, dat heb ik nog nooit gehoord".
De humor van Woody Allen vindt ze
soms beangstigend. „Ik heb er een voor
beeld van. Tijdens de opnames stond ik
ergens bij de lift en Woody komt er aan
met dat kleine meisje dat hij en Mia
Farrow geadopteerd hebben. Een schatje.
Ze zag er uit als een figuurtje van Char
les Dickens. Permanent, zwarte kousjes.
Woody is gek op haar. Dus ik roep en
thousiast: „Hi, Dylan" tegen haar. Zegt
Woody Allen: „O, wat kun jij met kin
deren omgaan". Dat was absoluut on
verholen sarcasme. Maar 't kon me niet
schelen. Ik dacht: ik ga daar niet om jan
ken of zitten kniezen. Niet om Woody
Allen. M'n leven gaat door. En ik begon
de humor er van in te zien. Hij testte me
gewoon. Keek hoe ik reageerde. En daar
ben ik blij om. Ik heb 't opgenomen als
een compliment. Hij vond blijkbaar dat
ik er tegen kon. Klinkt 't gek? O. Mis
schien bèn ik wel gek. En, wacht even,
misschien heeft Woody Allen zelf ook
wel een paar probleempjes. Anders zou
hij niet zo ongelooflijk talentvol zijn".
BERT JANSMA
Elaine Stritch in gesprek
met de door haar zeer
bewonderde Woody Allen.
FOTO: PR
LEIDEN - Maarten Biesheuvel
houdt er geen auto op na. Hij heeft
ook geen rijbewijs. Hij leest geen
kranten en kijkt geen televisie. En
hij zal nooit in een vliegtuig gaan
zitten. Maarten Biesheuvel lijkt
niet echt geschikt voor de wereld
en de wereld niet voor hem.
Hij is een beetje zoals Johan Knipper-
ling, de hoofdpersoon in het eerste ver
haal van het gelijknamige boekenweek
geschenk „Een overtollig mens". Bies
heuvel schrijft daarin: „Er zijn mensen
op de wereld die er droevig aan toe zijn,
er zijn figuren die helemaal naast de
maatschappij staan, ellendige eenlingen
die huilen in bed voor het slapen gaan,
juist zij hebben een beetje liefde meer
dan wie ook nodig, maar ze krijgen het
niet". Zo treurig als het leven van Johan
Knipperling is het leven van Biesheuvel
gelukkig niet. Knipperling heeft geen
vrouw en geen vrienden en woont ergens
op een kamertje. Biesheuvel heeft een
hele lieve vrouw Eva, zestien poezen, de
hond Mikkie en de geit Geiti in de tuin.
Hij woont in een groen houten sprook
jeshuisje dicht bij de drukke binnenstad
van Leiden. Hij heeft allerlei beroemde
en geleerde vrienden, maar gelukkig is
hij vaak toch niet. Hij heeft last van
angsten en is bij tijd en wijle een beetje
gek. Het liefste zit hij thuis op zijn ka
mertje en leest een goed boek.
Kwetsbaar
Omdat hij houdt van goede boeken en
zijn kamertje. Maar ook omdat hij bui
ten de deur nogal eens in conflict komt.
Zoals reeds gezegd, de wereld begrijpt
hem niet zo. „In je naïeviteit stoot je
vaak je kop en ook wel ongenadig hard.
Dat komt doordat je je kwetsbaar op
stelt. Zoals laatst bij de chinees. Ik wil
daar wat afhalen en vlak bij de ingang
zitten vier mannen. Verder is er nie
mand in de zaak aanwezig. Die mannen
zitten vrolijk met elkaar te praten. Ik
voel me een beetje alleen tegenover die
jongens, dus ik knik vriendelijk, big smi
le op mijn gezicht en ik zeg goeden
avond en sta zo een poosje heel gefasci
neerd naar ze te kijken. Legt één van die
mannen demonstratief zijn mes en vork
neer en kijkt me aan van sodemieter
toch op. Daar schrik ik dan weer zo van.
Maar ja het is natuurlijk ook ongebrui
kelijk om iemand zo lang aan te kijken.
Je hoort alleen goedenavond te zeggen
en dan gewoon door te lopen".
„Of die keer dat net mijn boek met zee
verhalen was uitgekomen. Een mooi ge
bonden exemplaar had ik thuis gekregen
en ik was heel tevreden en vrolijk en
ook een beetje trots. Het was mooi weer
en ik besloot een eindje te gaan roeien.
Ben ik bijna bij de Kaag, komen er plot
seling een paar idioten in een bootje met
een buitenboordmoter op me af. Ze gaan
om me heen cirkelen en beginnen em
mers water over me heen te plenzen. En
ja, wat moet je doen. Je kunt moeilijk
naar die jongens roepen van: jongelui ik
ben een schrijver hoor. Je moet het dus
ondergaan, maar het zit je wel dwars. En
dan zou je haast vergeten dat er leraren
zijn die dat de hele dag meemaken. Die
elke dag naar hun klas moeten, waar het
bloed onder hun nagels vandaag gehaald
wordt".
Hele eer
Het schrijven van een Boekenweekge
schenk vindt Maarten Biesheuvel een
hele eer. „Eigenlijk net zoiets als de P.C.
Hooftprijs", vindt hij.
In 1986 werd Biesheuvel ereburger van
de gemeente Leiden. Dat hij die erepen
ning van de gemeente in ontvangst
mocht nemen vond hij eveneens een eer.
Vooral omdat die penning, zo had
Maarten ontdekt, heus niet aan de eerste
de beste gegeven wordt. „Na mij hebben
ze die erepenning aan de Zangeres Zon
der Naam gegeven. Dat is toch niet zo
maar iemand. Ik heb een groot respect
voor de Zangeres Zonder Naam. Ik vind
het prachtig die smartlappen. Ze zingt
Nederlands en heel mooi en ontroerend
en ik vind dat veel belangrijker dan die
diarree van Engelse pop en soul. Ja, het
is misschien een beetje kitcherig, maar
dat is niet belangrijk. Het is ontroerend.
Nou en daar hoef je je als intellectueel
helemaal niet voor te schamen. Te zeg
gen dat je de Zangeres Zonder Naam
goed vindt".
Ondanks het boekenweekgeschenk, ere
penningen en allerlei interviews kan
Maarten Biesheuvel maar moeilijk in
zicht krijgen in waar hij nu ergens staat
in de rangorde van schrijvers. Het liefste
had hij dat daarvoor een soort beursno
tering bestond. „Als zo'n notering nou
bijvoorbeeld tot honderd loopt en je zou
72,3 procent hebben, dan weet je waar je
staat. Nu is het maar zo gissen. Ik kan
het wel een beetje snappen, maar echt
begrijpen doe ik het nooit. Je hoeft ten
slotte geen bestseller als Jan Cremer of
Jan Wolkers te zijn om toch een goede
schrijver te zijn".
Maarten Biesheuvel vermoedt dat hij
wel een „tamelijk beroemd" schrijver is,
maar eigenlijk was het hem nog liever
als hij naast het schrijverschap ook nog
een goede baan had. Directeur van de
KLM ofzo.
„Het zou nog mooier zijn als ik een
soort Goethe was. Die was én minister
én hij maakte prachtige verhalen en ge
dichten. Dat zit me wel eens dwars. De
meeste vrienden hebben het ver ge
schopt en dan vraag ik me wel eens af
waarom ik geen gewone baan heb. Ik
schaam me niet hoor dat ik via de socia
le dienst bij het Academisch Ziekenhuis
in Leiden werk. Ik schrijf daar in het
blad Cicero. Maar het allerliefste was ik
schrijver van het Boekenweekgeschenk. FOTO: DIRK KETTING
bijvoorbeeld directeur van de KLM.
Dan word je 's ochtends opgehaald door
een chauffeur. De hele dag ben je druk
in de weer. Om een uur of acht thuis
eten en daarna schrijf je een leuk ver
haal", aldus een vrolijke Biesheuvel. De
opgewektheid is echter van korte duur
want ook de keerzijde van al dat moois
is inmiddels zijn geest binnengeslopen.
„Maar ja, zo zal het niet gaan, want stel
je voor dat ik dat verhaal 's nachts nog
eens doorlees. Als ik het dan niet goed
genoeg vind, gooi ik het weg en dan ben
ik de volgende dag gebroken en kan ik
niet werken. Nee, ik zou veel te veel ziek
zijn".
Paaltjens
Maarten Biesheuvel gooit zestig procent
van zijn pennevruchten weg. De angst
dat hij op een dag helemaal niet meer
zal kunnen schrijven, blijft hem achter
volgen. Vooral de laatste tijd heeft hij
dat gevoel heel sterk en hij is daarom
wat overstuur. Alles wat hij onlangs
maakte gooide hij weg en in die stem
ming moet hij maar steeds aan Piet
Paaltjens, de Leidse dichter, denken.
Toen Piet Paaltjens dominee werd kon
hij niet meer schrijven, hoewel hij er alle
tijd voor had, maar het lukte niet meer.
Zijn preken werden steeds somberder en
later in Schiedam pleegde hij zelfmoord.
„Ik vind het zo erg voor Piet Paaltjens.
Hij had eigenlijk altijd student moeten
blijven".
Over zijn sombere buien, zijn depressi
viteit en angsten, of zoals hij het zelf
zegt, zijn gekte, heeft Biesheuvel altijd
openhartig gedaan. „Je moet je niet
schamen voor krankzinnigheid en ik wil
er ook altijd voor uitkomen om het ta
boe te doorbreken. Eigenlijk heb ik in de
afgelopen twintig jaar drie dingen ge
daan. Dat is het verhaal weer belangrijk
maken, het vertellerschap opnieuw sta
tus geven en het taboe rond gek zijn
doorbreken. Jerzilec heeft over gekte ge
schreven en hij verwoordt heel mooi wat
ik bedoel". Biesheuvel pakt het boek er
bij en citeert: „De wereld is helemaal
niet krankzinnig. Alleen maar heel ge
schikt voor genormaliseerde en heel on
geschikt voor normale mensen".
SYLVIA VAN LEEUWEN
door Piet Snoeren
Nederlanders kunnen het plakken niet
laten. Toen er een taboe kwam te rusten
op het beplakken met etiketten van
andersdenkenden, anders geaarden en
anders getinten omdat dit getuigde van
discriminatie, racisme, fascisme of erger,
schoolde de vaderlandse drift zich om tot
het plakken van stickers op de auto. En
van de weeromstuit waren die olijk. I
love (geschreven als een warmrood
hartje) kisses. I love weekends. I love
love. I love anything. I love nothing. I
love myself. De kern van de zaak echter
werd geraakt door een nabij Lemmer
gesignaleerde lelijke eend waarop „I love
my sticker" geplakt zat. Zo is het.
Waarom veel van die stickers in het
Engels moeten, blijft vooralsnog een
raadsel. Een bijverschijnsel van de
popcultuur die zoveel Engels in het
Nederlands doet, kan het niet zijn, want
op de A 28 ter hoogte van Hoog Halen
een Dafje met de sticker „I love
limousines"gezien dat aangedreven
werd door een muisgrijze mevrouw die
hooguit behoord kan hebben tot de
fanclub van de in 1919 debuterende
Lucienne Boyer, bijgenaamd de koningin
van het Franse lichte lied. Maar soms is
de tekst gesteld in het Nederlands en dan
wordt het gelijk onderbroekenlol.
Hoewel? „Als u niet rookt, laat ik geen
wind" stelde een onlangs te Arnhem
gepraaide taxi op de achterruit in het
vooruitzicht. Het leek een redelijke ruil.
Wat mag dus verwacht worden van een
wegrestaurant waar pijlen de volgzame
bezoeker voeren naar een bord met de
mededeling: „Deze afdeling is voor met-
rokers"? Precies. Het geval wil echter dat
de restaurants van de betrokken keten
naar een doelmatige oplossing hebben
gezocht voor de hoge personeelslasten en
deze gevonden menen te hebben in het
koude buffet. Een aanzienlijk gedeelte
van de beschikbare ruimte wordt
derhalve in beslag genomen door
toonkasten waarin de kostelijkste salades
zijn uitgestald. A raison van 10 gulden
95 mogen de gasten daarvan opscheppen
zoveel het hun belieft. Dit nu laten
Nederlanders zich geen twee keer zeggen.
De parkeerterreinen van zulke
wegrestaurants zijn altijd vol. want de
blijde mare heeft zich met de snelheid
van het licht verbreid, en torenhoog zijn
de porties die men binnen het gegeven
kader van de beschikbaar gestelde borden
op weet te stapelen. De sfeer rond de
toonkasten heeft iets weg van het
doodzenuwachtige gedoe met dat
wiebelende torentje van Pisa in Ron's
Honeymoon Quiz waarop zoveel
mogelijk bruidjes en bruidegommetjes
moesten worden ondergebracht.
Doodsverachting heerst er voor de
wijsheid uit de Talmoed die wil dat
gulzigheid meer doden heeft gemaakt
dan honger.
Maar nu de kern van de zaak. In de
garguanteske salades waarvan mag
worden opgeschept tot men er bij
neervalt, zijn een overdaad aan
ingrediënten verwerkt die - zo leren de
kookboeken, mocht een mens het al niet
tot eigen schade en schande zelf ontdekt
hebben - de gasvorming binnen het
maagdarmkanaal ten zeerste bevorderen.
Uien. Rauwe kool. Witte bonen.
Bieslook. En de pikante sauzen waarmee
men de salades naar hartelust mag
overgieten, liegen er qua gasvormend
buitenkansje laat de darmflora van
miljarden coliforme bacteriën,
enterokokken, stafylokokken, fusiforme
bacteriën en sporevormers zich uiteraard
niet ontgaan. Ze storten zich bij elke hap
salade watertandend op deze
Hevelingskost en breken hem af tol
aminozuren of nog kleiner, „waarbij
dikwijls kwalijk riekende stojfen als
waterstofsulfide en skatool ontstaan",
beschrijft de Medische
Pocketencvclopedie het proces kies.
Arthur Schopenhauer, de nurks onder de
wijsgeren van wie dezer dagen met veel
diepzinnig vertoon het feit is herdacht
dat hij tweehonderd jaar geleden geboren
werd. meende dat de mens weinig méér
voorstelde dan een zak, gevuld mét en
gedomineerd dóór darmen. Althans in de
betrokken restaurants zou hij zijn
pessimisme gestaafd zien. Wie er de voor
ni et-rokers bestemde afdeling betreedt,
verplicht zich tot een vorm van
onthouding, maar of de hierboven
aangestipte tegenprestatie'van een stipte
windstilte geleverd wordt? Bij salades, zo
samengesteld en zo hoog op de borden
getast, kan een passaat van flatulentie
vroeg of laat eenvoudig niet uitblijven.
De culinaire wet van Buys Ballot. „Een
tevreden roker is geen onruststoker",
plachten in koper gedreven sierletters op
menig bloemetjesbehang te sussen. Maar
hoe zit het met tevreden schransers,
kaners, slempers, hollebolle Gijzen?
Alom in den lande bloeien de
actiegroepen tegen het passieve roken.
Waar blijft de actiegroep tegen passieve
flatulentie?