„Ik heb hem
uitgemaakt
voor alles
wat mooi en
lelijk is"
Jubilerende monumentencommissie
duikt in geschiedenis van Vreewijk
64 VAN DE 294 PANDEN OP MONUMENTENLIJST
Humor
DINSDAG 23 FEBRUARI 1988 PAGINA 13
LEIDEN Ter gelegenheid
van het eerste lustrum van de
gemeentelijke monumenten
commissie is een boekje over
de geschiedenis van Vreewijk
uitgebracht. De eerste exempla
ren zijn vanavond door voorzit
ter P. Olivier overhandigd aan
wethouder J. Peters (monu
mentenzorg) en aan de heer
Van Soest van de Vereniging
Oud Leiden. De commissie
heeft zich de eerste vijf jaren
van haar bestaan intensief be
moeid met de wijk die wordt
begrensd door de Witte Singel,
de Jan van Goyenkade en de
Witte Rozenstraat. Omdat het
gebied om procedurele redenen
niet meer kon worden aange
wezen als beschermd stadsge
zicht, drong de gemeenteraad
er in 1982 bij de gemeentelijke
monumentencommissie op aan
Vreewijk met voorrang ter
hand te nemen. Inmiddels zijn
door het college 64 van de 294
panden geplaatst op de monu
mentenlijst.
In het boekje „Van Spawijk tot
Vreewijk de geschiedenis
van een stadsuitbreiding" be
schrijven auteurs Jan Velle-
koop, Bianca van den Berg en
Joyce Brinks de historie van de
wijk vanaf het jaar 1000. Grote
stukken land werden aan de
adel in leen gegeven en er wer
den versterkte huizen ge
bouwd, die klinkende namen
droegen als Ter Wadding, Coe-
bel, Cronestein en Boshuizen.
In 1572 was van deze kasteel
tjes weinig meer over. „De om
geving van de stad moet toen
op een woestenij hebben gele
ken", stellen de schrijvers van
het boekje. In verband met de
dreigende oorlog met Spanje
gebood de Prins van Oranje na
melijk om alle bebouwing van
af de stadsmuur tot op een hal
ve mijl afstand van de stad af
te breken. Omdat Vreewijk
buiten de stad lag, moesten ook
daar alle huizen, hooibergen,
schuren en bomen verdwijnen.
Na het beleg kon er weer ge
bouwd worden. Vrijwel het
hele gebied Vreewijk tussen de
huidige Gerrit Doustraat en de
Jan van Goyenkade bestond
vanaf die tijd uit (volks)tuinen
't Kasteeltje aan de Jan van Goyenkade 44 is een van de groot
ste panden van Vreewijk. Het werd in 1911 ontworpen door de
Russische echtgenote van dr. A. Nieuwenhuis, hoogleraar in de
land- en volkenkunde van Nederlands-lndië.
waarop groenten en fruit werd
verbouwd, meldt het boekje.
Voor stedelingen was het een
geliefde plek om te wandelen
of te rijden.
Lusthoven
Rijke stedelingen richtten rond
1630 kleine lusthoven speel-
tuynen in buiten de Witte
Singel. Een speeltuyn bestond
gewoonlijk uit een theekoepel
met een siertuin erom heen.
Later werden deze theekoepels
uitgebreid tot landhuizen. Om
dat Nederland in oorlog dreig
de te komen met Frankrijk,
moest opnieuw alles worden af
gebroken. Maar in 1680 ver
schenen in het gebied tussen de
Vliet en de Trekvaart weer
nieuwe speeltuynen en buiten
huizen.
Een van die buitenhuizen
droeg de naam Spawijk. Rond
1850 werd deze naam veran
derd in Vreewijk, en twee jaar
later behoorde het gehele ge
bied tot het landgoed Vreewijk.
Waarom de eigenaar zijn bezit
tingen een andere naam gaf is
niet bekend. De auteurs van
het boekje vermoeden dat dit
gebeurde „ter gelegenheid van
de heropening van het buiten
na de ingrijpende verbouwing".
Nu is Huize Vreewijk een be
jaardencentrum.
In 1877 werd Jiet landgoed voor
000 gulden verkocht aan de
Haagse projectontwikkelaar
Hendrik Swaan. Hij richtte de
Bouwmaatschappij Vreewijk
NV op en onderhandelde met
de gemeente Leiden en met de
gemeente Zoeterwoude over
bebouwing van het gebied.
Vreewijk lag op het grondge
bied van Zoeterwoude. In Lei
den was de woningnood erg
groot. Veel mensen woonden
vlak buiten de grenzen van de
stad. Zij werden wel „parasie
ten" genoemd omdat ze minder
belasting betaalden dan de Lei-
denaars en geen deel hoefden
uit te maken van de burger
wacht. Ze konden echter wel
gebruik maken van de winkels,
scholen en culturele voorzie
ningen in Leiden, hetgeen het
stadsbestuur een doorn in het
oog was. Na jaren van onder
handelingen en discussie werd
het grondoppervlakte van Lei
den bijna verdrievoudigd in
1896. Het grootste gedeelte van
het „nieuwe land", waaronder
Vreewijk, was afkomstig van
de gemeente Zoeterwoude, dat
door de „overval" van Leiden
de helft van de 6.000 inwoners
De bebouwing in Vreewijk was
intussen begonnen. Zo verre
zen in 1884 de huizen aan de
Jan van Goyenkade 35 tot en
met 43. De bekende .hoekpan
den met torentjes elders in de
wijk zijn ontworpen door Lei-
denaar W. Kok, volgens de
schrijvers van het boekje „ver
moedelijk een middelmatig ar
chitect". Vanaf 1887 konden de
kinderen terecht in een „Kin
derspeeltuin met Melkinrig-
ting' op het binnenterrein ach
ter de Jan van Goyenkade tus
sen de Vree wijkstraat en de
Witte Singel. „De tuin is toe
gankelijk voor kinderen bene
den de 15 jaar met hunne gelei
ders. Bij den ingang wordt be
taald 10 cents, tegen een bewijs,
waarop een groot glas melk,
volgens aanwezig model, gedu
rende het bezoek te bekomen
is", meldt het reglement. De
vroegere kinderspeeltuin wordt
nu door de universiteit ge
bruikt als kwekerij.
In de periode 1892-1899 zijn er
ongeveer 160 huizen gebouwd
in Vreewijk en ook verrezen er
rond de eeuwwisseling diverse
laboratoria zoals het Laborato
rium voor Organische Chemie
en het Pharmaceutisch Labora
torium aan de Hugo de Groot
straat. De directeur van het
eerste lab verzette zich hevig
toen de Leidsche Lawn Tennis
Club in 1902 een tennisbaan
aan de Hugo de Grootstraat
wilde aanleggen. „De Studen
ten gaan met hunnen toestellen
van de werkzalen door de open
lucht naar de werkplaats op het
binnen terrein, en zouden dus
aan het gevaar van 't onver
wachts neerkomen van een bal
op hun apparaten zijn blootge
steld". Een hek zou uitkomst
kunnen bieden,begreep hij,
maar dat zou niet helpen tegen
„het krijschende geschreeuw,
waarmede het bewuste spel
steeds schijnt gepaard te gaan".
Zijn argumenten konden de
rijksbouwkundige niet overtui
gen: hij gaf toestemming voor
de aanleg van een tennisbaan.
Die is er echter niet gekomen;
de tennisclub had al een parti
culier terrein geaccepteerd.
Namen
Dat de straten in Vreewijk de
Tussen 1712 en 1728 kocht een zekere mr. Pieter Marcus het
buitenhuis Spawijk, dat later de naam Vreewijk kreeg. Dit werd
de benaming voor de wijk. Sinds 1950 doet het gebouw dienst
als bejaardenhuis. Enkele jaren geleden onderging Huize Vree
wijk een ingrijpende verbouwing. foto'S: pr
namen dragen van „grote"
mannen, is te danken aan de
gebroeders J. en J.N. Boter-
mans. Zij verzochten met nog
zeven anderen de Leidse ge
meenteraad in 1903 de door de
bouwmaatschappij Vreewijk
genoemde namen te wijzigen.
De door de maatschappij ge
hanteerde namen Eerstestraat,
Middenstraat, Laatstestraat en
Dwarsstraat gaven volgens hen
aanleiding tot misverstanden
en bovendien waren de namen
„onwelluidend". De gemeente
werd verzocht meer passende
namen te gebruiken zoals
Thorbeckestraat, Willemstraat,
Prins Mauritsstraat of Frederik
Hendrikstraat. Het college van
B W reageerde eerst afwij
zend, maar de meerderheid
van de gemeenteraad was het
eens met de protesterende par
tij. Daarop kwamen burge
meester en wethouders met een
nieuw voorstel. De straten
moesten worden genoemd naar
mannen die een sterke binding
met Leiden hadden: schilder
Jan van Goyen, dichter Willem
Bilderdijk, jurist Hugo de Groot
en schilder Gerrit Dou. De
Witte Singel had zijn naam al
in 1879 gekregen en is ver
noemd naar het klooster van
de Witte Nonnen op het Ra
penburg.
Halverwege deze eeuw leek het
erop dat een groot gedeelte v^n
Vreewijk zou verdwijnen ten
behoeve vier flatblokken met
parkeergelegenheid en zoge
naamde „basiswegen". Dit plan
verdween aan het eind van de
jaren zeventig in de prullen
mand. Het bestemmingsplan
Vreewijk bepaalt hedentendage
dat hoogbouw en overlast ver
oorzakende bedrijven uit de
wijk moeten worden geweerd.
De 800 inwoners van Vreewijk achtten een goede verbinding met de stad noodzakelijk. In 1901
werd de Vreewijkbrug gebouwd die de Witte Singel met de Kaiserstraat verbond.
zij
n i Het leek er gisteren een
beetje op, dat Leidenaars
op maandagochtend hun
vertier in het Leidse kan
tongerecht zoeken. De zaal
zat vol met toeschouwers
die of iets van het kanton-
rechterlijke spel wilden le
ren of gewoon eens ouder
wets wilden lachen om an
dermans problemen met
justitie. Dat leek tenminste
zo toen de menigte in la
chen uitbarstte bij het ho-
ren van het volgende
voorval:
ke Een parkeerovertreding
d van een Katwijker had
d justitie heel wat admini-
kei strati eve rompslomp be-
'jAzorgd. De man moest voor
3or het fout parkeren in sep-
tei tember vorig jaar in Kat-
bei wijk 35 gulden boete beta-
1 ei len. Rechter Rigter vond
)ne het niet eens nodig om
oni over de overtreding ver-
d der uit te wijden. Hij sprak
01 slechts over het „kinde
rachtige" gedrag van de
Katwijker bij het Overma
ken van het verschuldigde
bedrag. Tien keer had de
Katwijker 3,50 gulden
bglovergemaakt. „U noemt
>°r het kinderachtig van mij.
'ffi Ik vind het nog kinde-
1UI rachtiger van de politie
te" om mij een bekeuring te
geven vöor het feit dat ik
'ge slechts een paar minuten
°l fout parkeerde", sprak de
Katwijker, nog steeds ver-
bolgen over het gedrag
van de verbalisant. Een te-
genaanval van de Katwij-
ker was het overmaken
li van steeds „kleine beetjes"
met als gevolg dat deze
vreemde bedragen in een
'en keer 24,50 en een keer
'ge 10,50 terug werden ge-
'°f stort op zijn rekening,
sic
ch In die tussentijd waren de
Al gemoederen al iets tot be-
•ei daren gekomen en paste
rl de Katwijker zijn gedrag
aan. Hij maakte opnieuw
het geld over en omdat hij
i niet „te kinderachtig" wil-
p' de doen, deed hij het in
tii twee keer: in bedragen
el van f 24,50 en ƒ10,50. „Ik
dtheb het niet meer terugge-
eijkregen", vertelde hij de
eidrechter triomfantelijk. De
3p rechter vertrouwde de
en zaak echter niet en eiste
os een bewijs. Zolang de Kat-
d wijker dat bewijs niet kon
tonen, moest hij toch voor
zijn gedrag boeten. Offi-
cier Van Eek eiste een be
drag van zestig gulden. De
rechter vond het verstoren
van de administratie een
zo flauwe grap, dat hij de
Katwijker een straf opleg
de van tachtig gulden.
Onduidelijk
lg
,n Bij deze zaak was goed te
i„ merken welke soort hu-
ai mor het meest bij het pu-
bliek in de smaak viel. Dat
was niet de humor van de
rechter of de officier van
justitie zelf, maar de in de
ig ogen van het publiek hu-
n moristische opmerkingen
n van de verdachten. Vooral
i als het tegen de in het
gi zwart geklede mannen aan
or de andere kant van de ta-
ht fel was. Katwijkers zijn
n daar, zo bleek gisteroch-
>t tend, erg goed in. Er werd
smakelijk gelachen om de
opmerkingen van de Kat-
wijker die twee maal in
één minuut een bekeuring
had gekregen voor het
c parkeren op het trottoir in
de Lauwerstraat in Kat-
wijk in december '86. „Ik
g was maar even aan het
iei lossen. Iedereen doet dat
daar en de politie laat dit
in altijd oogluikend toe", zo
I meldde de Katwijker. De
lg officier wilde dan wel we-
r ten wat de man uit zijn
auto had gehaald. „Ik
werk bij een makelaars
kantoor in die straat en
moest een bord met „te
koop" naar binnen dra
gen", aldus de Katwijker.
Officier Van Eek: „Dat is
toch maar zo'n klein te-
koop-bordje. Dat til je zo
op. Ik zie ze regelmatig in
de tuinen staan en die zijn
toch niet zo groot. Waar
was het eigenlijk voor?".
»Als dat u interesseert.
Het was een bord voor een
bedrijfspand. Is het iets
voor u? luidde het scher-
pe antwoord van de Kat
wijker. Het publiek vond
deze scène zeer vermake-
lijk, maar de rechter vond
het antwoord niet op z'n
J; plaats. Zowel de rechter
als de officier voelden zich
duidelijk gepasseerd. Uit
I1' angst voor nog meer spits-
vondige opmerkingen, wa
ren zij het er beiden over
eens dat de man moest
Worden vrijgesproken.
Niet v nwege de gelaakte
gevatheid, maar simpel
weg omdat men het fout-
'parkeren als te onduidelijk
beschouwde.
JULIA VAN BOHEMEN
ANDES-TOP ACONCAGUA TE
HOOG VOORGERCOJONGEJANS
LEIDEN Toen Gerco
Jongejans zaterdag 30 ja
nuari weer voet op Ne
derlandse bodem zette,
wist hij „heel zeker" dat
hij nooit meer terug wil
de naar de Aconcaqua,
een 6960 meter hoge top
in het Andesgebergte.
Een week eerder was de
-33-jarige Leidenaar, vol
komen uitgeput en onder
extreem slechte weers
omstandigheden, ge
strand op een hoogte van
5600 meter. Ruim een
week na terugkomst zegt
hij echter enthousiast:
„Als ik de kans krijg, ga
ik volgend jaar beslist
weer. Het was er schitte
rend".
Een woeste steenvlakte met
door wind en zon gevormde
Haartjes van eeuwige
sneeuw, bergen van tientallen
kleuren rood en bruin en een
strak blauwe hemel. Tegen
dat prachtige decor begon
Gerco Jongejans een maand
geleden aan de beklimming
van de Aconcaqua, als reislei
der van een gezelschap van
zes klimmers. „Ze waren niet
superfanatiek, maar hadden
wel Mont Blanc-ervaring",
omschrijft Jongejans de in
stelling en ervaring van zijn
vijf reisgenoten, die na een
vertraging van tweeëneenhal-
ve dag aan hun tocht konden
beginnen. Jongejans leidde de
expeditie in dienst van Wolf-
trail Avonturenreizen. Deel
nemers moesten ruim 7000
gulden betalen.
„Typisch Zuid-Amerikaans,
die vertraging", licht Jonge
jans toe. „Om te beginnen
moesten we vanuit Chili naar
Argentinië om onze „permit"
op te halen. Toen we terug
waren in Chili, bleek dat daar
geen muilezels voor onze ba
gage beschikbaar waren en
konden we weer naar Argen
tinië. In twee stokoude taxi's,
die regelmatig moesten stil
staan om de overgekookte
motor tot rust te laten komen.
Het stijgingspercentage van
de wegen daar is regelmatig
20 procent of meer".
Maar toen kon de tocht wer
kelijk beginnen. De eerste
etappe: een tweedaagse wan
deltocht naar het basiskamp
Gerco Jongejans voor zijn tent,
op een hoogte van 4200 meter,
1500 meter hoger dan het ver
trekpunt. Jongejans: „Omdat
de route door een vallei voer
de, was hij niet zwaar. Trou
wens, de echte beklimming,
vanaf de noordzijde, was ook
niet moeilijk. Technisch al
thans niet. Het was een wan
delroute, maar dan wat
zwaarder. Iemand met een
goede conditie kan hem zon
dermeer met succes volbren
gen. Het probleem zat meer in
de kei- en keiharde wind die
regelmatig zandstormen ver
oorzaakte en de acclimatisatie,
het wennen aan de grote
hoogte. Bovendien liep de
temperatuur uiteen van min
dertig graden tot plus dertig".
Smal bergpad
Was het weer op de aanloop
route al een lastige hindernis,
kort nadat de zes klimmers
vanuit het basiskamp begon
nen waren aan de echte be
klimming, merkten zij pas
goed dat het weinige klimma-
teriaal dat zij nodig hadden
bepaald niet representatief
was voor de zwaarte van de
onderneming. Illustratief is
ook de opmerking van Jonge
jans dat er vorig jaar een
op de flanken van de
Poolse beklimmer van de
berg was gewaaid en men uit
ging van een gemiddelde van
twee slachtoffers per jaar. „De
combinatie van die keiharde
wind, een soms heel erg smal
bergpad en uitputting kan
makkelijk te veel worden",
zegt Jongejans. „Tijdens de
beklimming kwam ik op een
goed moment een Argentijn
tegen. We dronken samen
wat thee en opeens stortte hij
in elkaar. Bewusteloos. Als
een dronken tor waggelde hij
even later de berg af, onder
steund door een paar vrien
den".
Alle ontberingen en risico's
ten spijt peinsde Jongejans er
geen moment over de pijp aan
Maarten te geven en terug te
keren naar het veilige basis
kamp. „Dat afzien hoort er nu
een maal bij. Je kunt wel
zuurstof meenemen, maar dat
is duur en weegt veel. Alles
wat je thuis kunt laten is mee
genomen. Dat je op jezelf bent
aangewezen weet je als je aan
zoiets begint. Als je iets ern
stigs oploopt, duurt het min
stens twee dagen voordat
hulptroepen je kunnen berei
ken. Vuurpijlen hadden we
niet bij ons. De volgende keer
neem ik wel portofoons mee,
voor het geval dat".
Op het moment dat twee
tochtgenoten, zo slap als een
vaatdoek en met barstende
hoofdpijn van de hoogteziekte
ruim voor de top moesten af
haken, ging Jongejans met
zijn drie overige klimgenoten
verder. „Tegen die kwalen
valt weinig te doen. Je kunt
steeds opnieuw proberen om
een nieuwe aanloop te nemen
door eerst een stukje af te da
len, maar op een bepaald mo
ment geeft je lichaam aan dat
het niet verder kan. Dan
moet je ook niet proberen
verder te gaan. Hoewel, wie
echt fantiek is, legt zich daar
heel moeilijk bij neer", geeft
Jongejans zijn eigen instelling
weer.
Glijpartij
Toen het risico op long- of
hersenembolie werkelijk se
rieus werd, knapte uiteinde
lijk ook de reisleider af. Met
vier aspirientjes in zijn maag
kon Jongejans nog de kracht
opbrengen om een rotspunt te
beklimmen. „Een schitterend
uitzicht" over het Andesge
bergte was de beloning. De te
leurstelling was desondanks
bijzonder groot. „Als je een
maal op zo'n berg zit, wil je de
top halen. Lukt dat niet, dan
ben je woedend. Ik heb die
berg dan ook uitgemaakt voor
alles wat mooi en lelijk was,
er letterlijk tegenaan staan
schoppen. Niet voor lang na
tuurlijk", relativeert Jonge
jans direct, „want ik was hele
maal kapot. Op dat moment
waren we zes dagen op de
berg. Je eetlust is daar mini
maal, je teert snel in op je
conditie".
Jongejans en zijn tochtgeno
ten kwamen er nog relatief
goed vanaf. Toen zij kilome
ters lager nog niet wisten wat
hun te wachten stond, waren
zij drie Japanners tegengeko
men die ten koste van bevro
ren handen en voeten wel de
top hadden bereikt. Hun mui
lezel was in dons ingepakt...
Het had weinig gescheeld of
Jongejans was de berg niet
zelf meer afgedaald. Met zo'n
40 kilogram aan materiaal op
zijn rug sloeg hij op de terug
weg ergens linksaf, waar hij
rechtsaf had gemoeten. Het
gevolg: een 300 meter lange
beangstigende glijpartij over
een ijsveld, die bij toeval werd
opgemerkt door een Zwitser,
die vanuit het basiskamp juist
door zijn verrekijker de berg
bekeek. De Zwitser klom
naar Jongejans en hielp hem
over de rand van de rots. „In
mijn eentje was ik er ook wel
uitgekomen hoor", stelt Jon
gejans uiterlijk onbewogen
zijn gehoor gerust. „Het had
alleen wat langer geduurd".
De avonturen waren daarmee
nog niet afgelopen voor Jon
gejans. „Veilig" terug in de
Chileense hoofdstad Santiago
wachtte op het vliegveld een
toestel dat het zestal naar Bu
enos Aires bracht. Achteraf
was hij er. liever niet inge
stapt. In Buenos Aires bleek
dat de staart alles behalve op
de juiste plaats zat, een gevolg
van een verkeerde landings
manoeuvre in Montevideo.
Met een vertraging van 30
uur vertrok het gezelschap
voor de resterende 18 uur
vliegen naar Amsterdam met
een ander, wel betrouwbaar
vliegtuig. Jongejans: „Dan be
klim ik liever een berg als de
Aconcagua, zelfs al haal ik de
top niet
PIETER EVELEIN