Het succes van het Jeugdjournaal De hobby van jonkheer Eric „Een Gullit-petje. dat kan bij ons" „Economie uitleggen met spijker broeken" „Bezuinigingen zijn guldens met een hapje eruit" „Evalueren? Dus jullie bekijken het nog eens goed" £eid6c0ouAcmt PRESENTATRICE BIRGIT GANTZERT: Er loopt in Hilversum niemand rond die op zo'n jonge leeftijd (23) al zoveel ervaring bij de omroep heeft opgedaan. Twaalf jaar maar liefst. We hebben het over Birgit Gantzert die, afwisselend met Ro bert ten Brink, het Jeugdjournaal- presenteert. Ze begon op de radio met „13 Speciaal", daarna kwam „Praatpaal 15". Goed beluisterde programma's. „Maar", aldus Bir git, „ik had ook het geluk na Frits Spits te zitten". Op een gegeven moment maakte Birgit samen met Leonie Jansen een kinder programma. Leonie vertelde toen dat ze iets anders wilde gaan doen dan radio en televisie. Birgit: „Ze wilde weer gaan zingen en het theater in. Leonie heeft toen tegen het Jeugdjournaal gezegd dat ze nog wel iemand wist. Daarna heb ik keurig netjes gesolliciteerd". In september '86 volgde Birgit Leonie op. Geen eenvoudige opgave, want als er één populair werd door het Jeugdjour naal, dan was het wel Leonie Jansen. Birgit tilde daar niet zwaar aan. „We schreven allebei teksten voor de radio en daaruit bleek dat we dezelfde stijl had den. Ook in het presenteren lijken we op elkaar: veel zinnetjes tussendoor, grap jes, woordspelingen". Maar bij het Jeugdjournaal moet alles toch zo duidelijk mogelijk zijn? Birgit, evenals vriendin Leonie een grote babbelkous: „Precies. De teksten die hier geschreven worden zijn kant en klaar. Daar hoef je niets aan toe te voegen". Dat is voor Birgit één van de verschillen tussen radio en televisie. Eerst schreef ze haar teksten zelf, nu doen anderen het. Maar er is meer. Birgit: „Radio gaat sneller. Je zit in een studio met één tech nicus. Met z'n tweeën maak je een heel programma. Bij televisie zijn er alleen al tien mensen voor de techniek nodig". Ondanks haar eigen inbreng had Birgit het na ruim tien jaar radio wel gezien. „Het klinkt misschien wat overdreven, maar ik dacht dat ik het wel onder de knie had. Bij televisie begint dat gevoel langzamerhand te komen. Eerst durfde ik me helemaal niet te bewegen. Ik dacht: als je je arm optilt is die gelijk buiten beeld. Daar sta je dan als een pi- laartje". Presenteren, wordt vaak gezegd, daar is geen kunst aan. Birgit: „Ja, dat zeggen de mensen wel eens. Dat kan ik ook, zeggen ze dan, op een krukje zitten en teksten voorlezen". Maar er komt vol gens Birgit meer bij kijken. Zo moest ze vooral wennen aan de „autocue" (spreek uit „auto-kjoe"). Bij de camera die haar opneemt staat een projectiescherm waar op de teksten te lezen zijn. Een soort leesplank. Birgit: „Maar tegelijkertijd naar tekst èn naar beelden kijken is niet zo eenvoudig". Wat is er nou zo leuk aan het presente ren van het Jeugdjournaal? Birgit: „De leeftijdsgroep spreekt me aan en ik vind het aardig om allerlei dingen uit te leg gen. Niet dat ik alwetend ben, maar de manier waarop we werken is aantrekke lijk. Als de economie van Amerika ver duidelijkt moet worden, doen we dat met behulp van spijkerbroeken ZATERDAG 20 FEBRUARI 1988 „Hallo allemaal". Zo begint elke avond, behalve op zondag, om kwart voor zeven het Jeugdjournaal. „Goedenavond". Zo beginnen alle andere journaals. De Sresentafbren van het eugdjournaal zitten op een krukje, direct voor de camera. Bij de andere journaals zitten de presentatoren achter een bureau. Maar dat zijn niet de enige verschillen. Ook de teksten zijn anders. „Pas veertig jaar geleden is het volk van Israël in het land komen wonen, terwijl de Palestijnen daar al veel langer woonden", zijn de woorden waarmee het Jeugdjournaal de problemen in het Midden- Oosten behandelt. Korte, duidelijke zinnen. Als iemand de situatie-Waldheim bespreekt en het woord „historici" laat vallen, vraagt de verslaggeefster onmiddellijk wat dat betekent. Een service die door de andere journaals niet wordt geleverd, zodat er nogal wat mensen zijn (en niet alleen jonge) die niet altijd precies kunnen volgen waar bet om gaat. Per uitzending kijken ruim anderhalf miljoen mensen naar het Jeugdjournaal en zij geven er voor omroepbegrippen hoge waarderingscijfers voor. Hoe is dat succes van het Jeugdjournaal te verklaren en wie werken er aan mee? Een rondgang op de vierde verdieping van een reusachtig NOS-gebouw in Hilversum moet voor de antwoorden zorgen. REGISSEUR MARTIN DE GROOT Martin de Groot is vanaf het begin van het Jeugdjournaal (1981) bij het pro gramma betrokken. Hij is de regisseur, moet zorgen dat alles goed in beeld komt. Martin (31) denkt dan ook alleen aan beelden, beelden en nog eens beel den. „Bezuinigingen? Dat zijn voor mij guldens met een hapje pruit". Die zijn tegenwoordig, dank zij allerlei moderne foefjes, makkelijk te maken. „Maar zeven jaar geleden was dat heel anders. Dan stond zo'n gulden afgebeeld op een kartonnetje en trok ik, natuurlijk buiten beeld, langzaam een puntje er uit". De technische vooruitgang is volgens de regisseur razendsnel gegaan. Zo kunnen nu op eeh kaartje van Europa bepaalde landen in een paar seconden een ander kleurtje krijgen. Martin: „Al die moge lijkheden maken het voor mij steeds aantrekkelijker. Met een computer kun je de gekste dingen doen. Vooral ook in gewikkelde zaken verduidelijken. Als het even kan met symbooltjes". Duidelijkheid, dat is het waar het in het Jeugdjournaal om draait. Martin: „We hebben onze verslaggeefster Marga van Praag samen met minister Ruding een keer op de rand van een kist neergezet. Het ging over de schatkist. Telkens als Ruding iets uitgaf, haalde hij dat uit de kist. Dat is eigenlijk voor mij hét grote verschil met het gewone journaal. Wij proberen afstandelijke dingen dichter bij de mensen te brengen. Statistieken met legoblokken, waarmee de presentator dan aan de slag gaat. Laatst hadden we het over de mest. Toen moesten we uit leggen wat een kuub was. Eén van die vierkante blokken in de studio bleek even zwaar te zijn. Dat kun je dan weer mooi gebruiken VERSLAGGEVER RUUD VAN DER COLK: De verslaggevers van het Jeugdjournaal, dat is een mooi stelletje. Rik Groenewe- gen, de altijd enthousiaste Marga van Praag èn Ruud van der Colk. Ruud (37) is vanaf april, als het Jeugdjournaal meer zendtijd krijgt, nog vaker in beejd. „Dan volg ik een dag lang jongeren die op de een of andere manier in het nieuws zijn, bijvoorbeeld omdat ze een museumpje hebben opgericht of een voetbalclub". Ruud heeft de Nederlandse afdeling van Greenpeace opgericht en maakte milieu- en onderwijsprogramma's voor de NOS. Hij geniet van zijn werk voor het Jeugd journaal. „Alles is hier mogelijk. Bij het grote journaal is een onderwerp dat twee minuten duurt al heel erg lang. Zij bren gen alleen nieuws, nieuws en nog eens nieuws. Bij ons komen ook wel moeilij ke onderwerpen aan bod, maar daar naast brengen we dingen die je nooit in het grote journaal zult zien. Soms heb je Verslaggever Ruud van der Colk en een technicus in de montagekamer i welke stukjes van de filmopnamen geschikt zijn voor uitzending. daar wel vier minuten voor". Ruud vindt het bovendien prettig dat het Jeugdjournaal door een klein groepje mensen wordt gemaakt. „Bij het grote journaal werken honderd vijftig mensen. Wij hebben een klein team, zodat ieder een weet waar de ander mee bezig is". Als verslaggever moet Ruud natuurlijk in de eerste plaats nieuws boven water halen. Als het even kan moet dat nieuws jongeren aanspreken. Om dat doel te be reiken heeft Ruud trucjes achter de hand. „Als een minister over ingewikkel de dingen praat, zeg ik: u heeft toch wel een neefje van een jaar of twaalf. Hoe zou u het probleem nu aan die jongen uitleggen? Dan beginnen ze onmiddellijk te praten over kindertjes en probleemp jes. Dat is ook weer niet goed. Het moet niet kleinerend worden. De keer daarna gaat het alweer beter". En als ze dan toch nog moeilijke woorden gebruiken? Ruud: „Stel dat ze „evalueren" zeggen. Dan spring ik er ge lijk tussen: oh, dus jullie bekijken het nog eens van alle kanten! En het komt ook voor dat je het gewoon letterlijk voorzegt". Als verslaggever maak je natuurlijk van alles mee. Ruud: „Er is een mooi ver haal over Van Agt en Den Uyl. In de verkiezingstijd moesten ze allebei vertel len wat ze van plan waren. Van Agt liep na de tv-opnamen heel trots naar Den Uyl. Hij had er elf keer over gedaan en Den Uyl twaalf keer". Als je aan Gerard Dielissen vraagt, wat hij bij het Jeugdjournaal doet, antwoordt hij met „chef/eindredac teur". In Jeugdjournaal-taal bete kent dat simpelweg dat Gerard de Vanaf 1 april van het vorig jaar werkt Gerard (33) bij het Jeugdjournaal. Daar voor zette hij de jongerenpagina van een krant, het Utrechts Nieuwsblad, op. De tijd dat het Jeugdjournaal vijf dagen per week tussen half zeven en vijf over half zeven werd uitgezonden, heeft hij niet meegemaakt. Tegenwoordig hebben ze acht tot tien minuten zendtijd, dat hangt af van de lengte van de STER-reclame. En de zaterdag is erbij gekomen. Waarom beginnen kranten en journaals met aparte rubrieken voor jongeren? Ge rard: „In de eerste plaats omdat jonge ren recht hebben op informatie. In de tweede plaats om zakelijke redenen. Voor kranten zijn jongeren de lezers van de toekomst. Wat de tv betreft moest de opstap naar andere journaals makkelij ker gemaakt worden". Gerard benadrukt dat het programma door journalisten gemaakt wordt. „We zijn niet opvoedkundig bezig, alhoewel je natuurlijk wel vaak een onderwerp moet uitleggen". Hij bepaalt uiteindelijk welke onderwérpen in het Jeugdjournaal terecht komen. De baas heeft duidelijke ideeën over zijn werk. „Je mag er niet van uitgaan dat alle jongens en meisjes elke dag kijken. Je mag niets als bekend veronderstel len". Het valt op dat het Jeugdjournaal vaak wat luchtige onderwerpen heeft: waaghalzen die aan een elastiek van een brug afspringen en dat soort dingen. Gerard: „We willen een evenwichtig programma maken met het belangrijkstej nieuws, onderwerpen waarbij jongeren; een actieve rol spelen en vaak iets leuks. Maar als een vliegtuig neerstort, een oor log uitbreekt of Lubbers aftreedt, dan zit er echt niets lolligs in het programma". Regelmatig gaat het over het milieu. Ge rard: „Dat spreekt tot de verbeelding van jongeren. In principe moet echter elk onderwerp in het Jeugdjournaal kun nen: van die verschrikkelijke bouwen- quête tot aan Calgary toe". En in principe gaat het er bij het Jeugd journaal allemaal wat vrolijker aan toe. Gerard: „Toen Jean Mentens, die in Ita lië voor het journaal werkt, de Gullit- gekte besprak, had hij natuurlijk zo'n pe tje op moeten zetten. Dat durfde hij niet. Bij ons kan dat wel. Maar een pre sentator van het grote journaal zie ik; nog geen zuidwester opzetten als hij eenj storm moet aankondigen". Jong en oud waarderen de formule. Op; zaterdag 9 april kunnen ze op Nederland| 3 naar iets nieuws kijken: het Jeugdjour-; naai 'Extra. Van zeven uur tot vijf voor| half acht. Met het belangrijkste nieuws] van de week, een gesprek in de studio, tussen een hoofdrolspeler uit het nieuws' en twee jongeren die met het onderwerp; te maken hebben, een speciale rubriek' voor jongeren die iets bijzonders gedaan hebben, een weerbericht voor jongeren en aandacht voor reacties. De stijl van het dertien man tellendej team zal dan niet veranderen. Gerard:; „De voorverkiezingen in Amerika. Dal doen wij met een hitparade, waarbij de; bordjes met namen van kandidaten steeds verhangen worden JOOP OFFR1NGA Het duurde niet lang of jonkheer Eric Speeckaert was een beetje maf geworden van de brandweer. Dat kwam zo. Zijn te Brussel zetelende familie bezit het oog strelende landgoed Wouwse Plantage in het uiterste zuidwesten van Brabant, er gens onder Bergen op Zoom. Uit vrees dat dit negenhonderd hectare grote, afge legen botanische pronkjuweel in vlam men zou opgaan voordat de spuitgasten ter plaatse konden zijn, werd van een belendende gemeente een afgedankte brandweerauto overgenomen. Dan kon men'tenminste het blussen zelf ter hand nemen. Jonkheer Eric, een kleinzoon van de eigenaresse van het landgoed, raakte helemaal in de ban van het knal rode gevaarte. Allengs begon hij, gerug- gesteund door zijn niet geringe kapitaal kracht, meer van die brandweerwagens te verzamelen. Ze stonden her en der in de Wouwse Plantage verspreid en aange zien het er maar niet wilde fikken, be nutte de jonkheer ze om, vrolijk klinge lend met de koperen bel, plezierritjes te maken door zijn uitgestrekte bossen. Op een dag echter begon dit vermaak hem te vervelen en bouwde hij om zijn brandweerbezit heen een in stijl aange past museum. Dat staat nu in de gids Nederland Museumland 1988 als Brand weermuseum Wouwse Plantage te boek en een bezoek loont de moeite, niet in het minst omdat het landgoed sinds vo rig jaar eindelijk voor het publiek is opengesteld zodat het nuttige met het aangename van een wandeling kan worden verenigd. Los van dat brand weermuseum is de Wouwse Plantage ei genlijk een openluchtmuseumpje. Waar een aantal dreven bij elkaar komen, ver rijst een hagelwit kasteeltje waaromheen een zetboerderij, een houtzagerij, een jachthuis en nog enkele andere bijgebou wen zijn gerangschikt, allemaal opge trokken in Oostenrijkse stijl met rustieke decoraties in de vorm van quasi-vak- werk, patroonsgewijs gemetselde draina gebuizen en muurschilderingen. Heel apart. Een tip: eind mei, begin juni is de Wouwse Plantage op zijn mooist, want dan bloeien de rhododendrons waarmee- de goeddeels ongerepte natuur van het landgoed is bezaaid. De collectie. Brandweerman De Mooij die voor deze gelegenheid de rondleiding verzorgt, blijkt vooral een Belgische stoomspuit uit de vorige eeuw te koeste ren die nog door paarden is voortge zeuld over de kasseien van Luik. Toen jonkheer Eric het antieke bluswerktuig op de kop tikte, was het één bonk roest, maar een aantal vrijwilligers uit Wouw heeft hem weer in puntgave staat terug gebracht en menig jongenshart zal snel ler gaan kloppen bij het aanschouwen van het vervaarlijke voertuig. Minder spectaculair misschien, maar museaal even waardevol is een verrijdbare hand pomp uit dezelfde periode, te bedienen door vier personen, twee aan elke kant. „Een zwaar karwei. Bij een brand gaf de In het kader van Nederland Mu seumland 1988" belichten wij elke week een minder bekend museum. In februari staan de musea in de provincie Brabant centraal. Van daag aandacht voor het Brand weermuseum. bevelvoerder dan ook regelmatig het commando: pompers wisselen", gruwt De Mooij. Een ander pronkstuk wordt gevormd door een ladderwagen met een Metz ladderpakket dat reikt tot een hoogte van zeventien meter. En het zwaarste stuk dat jonkheer Eric verza melde, met een totaal gewicht van liefst 9,5 ton, is een Half-trac International Harvester, ooit een Amerikaanse militai re pantserwagen, maar omgebouwd tot hogedruk tankautospuit. „Omdat de pomp een eigen motor heeft, kan er dus tijdens het rijden geblust worden", ver telt De Mooij. „Vooral bij bosbranden is dat onontbeerlijk. Xan de voorkant van de wagen zit bovendien een rol waarmee in de weg staande bomen omgedrukt kunnen worden. Nog geen tien jaar gele den speelde deze wagen op rupsbanden een belangrijke rol bij de bestrijding van de beruchte bosbranden in Zuid-Frank rijk". In totaal vallen er negen grote wagens te bezichtigen. Daarnaast is er veel kleiner grut en langs de wanden van het mu seum zijn allerlei antieke brandweerac- cessoires opgesteld: een tol de verbeel ding sprekende collectie helmen en bij len, leren emmerblussers waarin het wa ter van man tot man werd doorgegeven, de alleroudste handbrandblussers, brandweerstaven waaraan de comman dant van de brandweer te herkennen was, medailles die herinneren aan spec taculaire reddingen, replica van histori sche handpompen, vergeelde brandweer- reglementen, schilderijen van brandwe ren in volle actie en, heel aandoenlijk, tinnen brandweermannetjes, ooit door zijn grootmoeder voor jonkheer Eric uit Oostenrijk meegebracht. Hoewel afgele gen en slechts via een zandweg te berei-, ken, weet Nederland dit particuliere brandweermuseum toch te vinden, ver meldt De Mooij niet zonder trots. In weekends willen er wel twee- lot driedui Het Brandweermuseum Wouwse Plantage met enkele van zijn pronkstukken. FOTO: zend bezoekers komen, vaak helemaal uit het hoge noorden naar Brabant afge reisd. Maar het blijft even zoeken. De ei gen spoorlijn van de familie die vroeger het kasteel met de bewoonde wereld ver bond, is helaas wijlen. PIET SNOEREN Plantage-Centrum en Brandweermi seum Wouwse Plantage. Op dinsda\ woensdag en donderdag rondleidingt voor groepen van meer dan 20 personei te boeken bij de VVV van Wouw. Voori van 1 april tot en met 31 oktober op zoi dagen van 10 tot 18 uur. Toegang 2,50 gulden. Telefoon 01658-1951.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1988 | | pagina 28