Snel, sneller, snelst Middagje nostalgie op Meccano-tentoonstelling Ceidae Qowuwt Brik Verloop Taken Harde kern Bij de tijd Smeuïg VIJFENZEVENTIG JAAR LUCHTMACHT IN KAART GEBRACHT: Aan het eind van de vorige eeuw kwam in zijn eigen werkplaats in Liverpool Frank Hornby op een geniaal idee om voortaan nog makkelijker zijn grote hobby, maquettes bouwen, te kunnen beoefenen. Hij ontwierp kleine, ijzeren plaatjes van verschillende lengtes en voorzag dié van gaatjes. Na hem verdiepten generaties kinderen over de hele wereld dank zij zijn uitvinding, Meccano, spelenderwijs hun technische kennis en handvaardigheid. Het Speelgoedmuseum in Mechelen wijdde er èen tentoonstelling aan: een middagje nostalgie. MECHELEN - Meteen aan de in gang rijst een meer dan manshoge, levensechte Eiffeltoren op. Trots wijst de spits naar omhoog, en net als in het Parijse exemplaar zijn in twee van de vier poten liftcabines aangebracht, die in een hoek van ongeveer zestig graden op en neer kunnen. De Eiffeltoren, één van de blikvangers op de tentoonstelling „Meccano van 1901 tot 1987" in het Speelgoedmuseum van Mechelen, is het visitekaartje van de enige nog bestaande Meccano-fabriek, die van Marc Rebibo in het Franse Ca lais. Rebibo, een ondernemende Fransman, die hoopt dit jaar een produktie van tweehonderdduizend dozen te halen, stond veel materiaal af voor de tentoon stelling in Mechelen, en liet de staf van het Speelgoedmuseum in zijn bedrijf toe voor een film die de produktie van de talloze plaatjes, staafjes, schroefjes, moertjes, verbindingsstukjes en wieltjes minutieus in beeld brengt. Het is een promotiefilm geworden voor het bedrijf, maar vooral voor Meccano. „Rebibo", zegt mede-beheerder Mare Wellens van het Speelgoedmuseum, „is een man die nog steeds gelooft in de op- SOESTERBERG - Soms is de wer kelijkheid krankzinniger dan de fantasie. Welke jongen had immers begin deze eeuw kunnen dromen wat voor een vlucht de militaire luchtvaart in de tijd van een men senleven zou nemen? Konden de pioniers van de luchtvaart anno 1913 op het zojuist door het minis terie van oorlog gehuurde vlieg veldje Soesterberg voorzien dat hier later straaljagers over de startbaan zouden denderen? Achtentwintig maart dit jaar is het pre cies vijfenzeventig jaar geleden dat in Soesterberg de luchtvaartafdeling van de Nederlandse krijgsmacht werd opgericht. Dat jubileum is voor de hedendaagse „Koninklijke Luchtmacht" aanleiding geweest haar rijke historie uitgebreid te boek te stellen. Gisteren werd het eerste exemplaar van het 439 pagina's dikke en rijk geïlustreerde boek „KLU 75, Vlucht door de tijd" door prins Bernhard - zélf een pionier van de militaire lucht vaart - in ontvangst genomen. „Er zit wel wat in", zei generaal C. Snij ders in het gedenkwaardige jaar 1912 na dat hij als chef van de generale staf de eerste militaire waarnemingsvlucht had gemaakt boven legermanoeuvres in Noord-Brabant. Deze bondige constate ring leidde nog geen jaar later tot de aan schaf van een Spijker-automobiel, de hüur van een „Brik"-dubbeldeks vlieg tuig en de aanstelling van yijf man per soneel; de Luchtvaartafdeling was gebo ren. Toen al werden eisen gesteld aan mate rieel en personeel, al zullen de heden daagse F-16-piloten enig gegrinnik niet kunnen onderdrukken bij het lezen van de specificaties waaraan de „Brik" - een zelfbouwtoestel - moest voldoen. Zo moest het vehikel bij windstil weer en vol belast binnen twintig minuten een hoogte van vierhonderd meter kun nen bereiken. In de praktijk kwapi het er op neer dat de „Brik" al bij een beetje bries uit onverdachte hoek aan de grond moest blijven staan. Het personeel moest door regelmatige oefeningen de weg leren kennen zonder vliegkaarten. Uit het verslag over een expeditie van vlieger Ter Poorten: „Daar hij zijn kaart bijna niet kan ge bruiken bij gemis aan een inrichting om haar te bevestigen - hij moest er op gaan zitten en haar telkens voor den dag halen als hij aan de weg twijfelde - raakte hij bij Heusden in de war met de rivieren en besluit daar in de buurt te landen". Dergelijke fragmenten zijn de krentep in de pap van de luchtvaarthistorie die door de beide wereldoorlogen ook in Nederland een enorme impuls kreeg. Be schikte Nederland bij de mobilisatie voor de Eerste Wereldoorlog over negen vliegtuigen, in 1918 waren het er al hon derdtien - waaronder dertig jachtvlieg tuigen. Vanwege Nederlands neutrale politiek hoefde al dit materieel echter niet in actie te komen. Bij de Duitse „Blitzkrieg" tegen Neder land in mei 1940 lagen de kaarten, an ders. Hoewel al op de eerste dag vah de Duitse aanval 44 van de totaal 62 jacht vliegtuigen werden uitgeschakeld, wist de Luchtvaartafdeling binnen vijf dagen toch liefst 350 Duitse vliegtuigen (me rendeels Junker-transporttoestellen) bui ten gevecht te stellen. Dat was vijfender tig procent van het aantal vliegtuigen dat de Luftwaffe tegen Nederland inzet te. Het verloop van de beide wereldoorlo gen toonde duidelijker dan ooit aan hoe ping boven de Noordzee, en later „Luchtmacht jaagt Russen op di vlucht". In feite moesten de Starfighter-pilotei halsbrekende toeren maken om de ver kenningsvliegtuigen, die op zeer groti hoogte vlogen, te kunnen bereiken. Ko lonel Van Leeuwen vertelt daarover: „Dan namen we op 35.000 voet een aan loop naar bijna mach 2 en zetten de kis 45 graden omhoog. We beschreven dai een soort kogelbaan en in de kop vai die kogelbaan moesten we bij die hoog vliegende tegenstander terecht komen voordat we terugvielen". De toenmalige minister van defensie, H dc Koster, gebruikte alle publiciteit rom de „berenjacht" dankbaar om de discus sie over de opvolging van de Starfighte uit het slop te halen. Na acht jaar gesoe bat werd uiteindelijk in 1974 de knoo| doorgehakt. Op grond van een uitvoen ge studie, werd besloten 102 nieuwe toe stellen aan te schaffen. Later werd sa men met Noorwegen, Belgié en Dene marken voor de F-16 van General Dy namics gekozen. „Een gelukkig besluit waarmee in feit het voortbestaan van de luchtmacht al zelfstandig legeronderdeel was zekerge steld", constateert generaal De Jong te vreden. De Starfighters, die bij de ka ping bij De Punt in 1977 nog hun nu hadden bewezen door met de nabran ders aan tweemaal laag over de trein t scheren, werden aan Turkije overgedaan Dit toestel had in 1984 precies 22 jaa voor de luchtmacht dienst gedaan. Het is de vraag of de F-16 zijn takei binnen de NAVO even lang zal blij vei vervullen als de Starfighter. Hoewel di F-16-straaljager veel beter presteert dai de Starfighter, zijn de eerste ervaringei niet onverdeeld positief. „We krakei zelf meer vliegtuigen dan de vijand ooi kan hopen te vernietigen", meldt statis ticus L. van 't Hof in het hoofdstul „Hoe veilig vlogen we?". Hoewel de F 16 nog maar kort in dienst is bedraag het gemiddelde ratio ongevallen pe tienduizend vlieguren ongeveer 1,5 „het geen overeenkomt met de ratio van,di veel oudere Hunter". In het derde ei laatste deel van het boek - „Op naar di honderd" - wordt aangekondigd dat a begin jaren negentig extra F-16-toestel len moeten worden aangeschaft om d( tegenvallende vredesverliezen te com penseren. Over een opvolger van de F-16 op lange re termijn zijn de NAVO-partners het u elk geval nog niet eens. Maar volged luchtmacht-bevelhebber De Jong kan d via tussentijdse moderniseringen vod gezorgd worden dat de squadrons F-16] in Nederland ook eind jaren negenti; nog hun partijtje meeblazen. In de toekomst zal binnen de NAV( haast onvermijdelijk een verdergaand specialisatie, standaardisatie en taakve deling doorgevoerd worden, al was h alleen maar uit oogpunt van kostenh heersing. De nieuwe technologieën di beschikbaar komen voor de defensie zijl immers „kolossaal duur, vooral voor cfc kleinere landen", aldus De Jong. „He handhaven van de huidige aantallei dreigt onbetaalbaar te worden. Kernpun is dat de luchtmachten van kleinere laij den niet kunnen en mogen blijven stre ven naar het beste van het beste". Generaal-majoor C. van Swieten ziet he in zijn bijdrage aan „KLU 75" niet som ber in. Hij herinnert er aan dat J. Lun^ voormalig secretaris-generaal van dj NAVO, Nederland ooit een „middelgrq te mogendheid" noemde. en dat j anno 1988 nog steeds een correcte aa» duiding". PAUL KOOPMAÏ ,,KLU 75, Vlucht door de tijd", Unieboek bv, f 59,50. voedkundige kwaliteiten van Meccano. Tegen de stroom in is hij blijven produ ceren". Wellens (33), die een enthousiaste gids is in het bijna zes jaar oude museum, heeft veel tijd gestoken in de voorbereiding van de tentoonstelling. En de resultaten, ook qua bezoekertal, zijn er dan ook naar. In tal van landen bestaan nog steeds Meccano-gildes, waarvan de leden met elkaar contact onderhouden. „Die mensen komen natuurlijk naar de ten toonstelling", vertelt hij. „Maar natuur lijk gaat de belangstelling veel verder dan die harde kern. Want plotseling dui ken er ook allemaal vaders op, die hun kinderen meetronen, en trots zeggen: „Zie, kijk, daar heb ik nog mee gespeeld. Het roept allerlei herinneringen op. Be halve de Meccano-opstelling hebben we ook nog een paar Lego-projecten. Dat geeft hele leuke vergelijkingen. Want voor ouderen is Lego de Meccano van nu; en voor jongeren is dat net anders om - is Meccano de Lego van vroeger". Wellens zelf is blijkbaar ook een liefheb ber, want tijdens een geïmproviseerde rondleiding geeft hij blijk van een ver rassende detailkennis over onderdelen, noviteiten in het Meccano-assortiment en tijdeigen bouwmodellen, met soms een verrassende graad van perfectie. Zoals ook achter de transformator van een Marklin-trein nog vaak personen van vut-gerechtigde leeftijd zijn aan te treffen, zijn weer anderen het Meccano tijdperk nooit te boven gekomen. In hun eeuwigdurende jeugd verwierven zij zich een vakbekwaamheid die soms tot onge kende technische hoogstandjes leidde. Een van die pronkstukken öp de Me- chelse tentoonstelling is een draaimolen met bewegende paarden, ontworpen en gebouwd door Harrie Marièn, een veer tiger uit Mechelen die nog steeds rom melmarkten afstroopt op zoek naar ma teriaal, en die daar, volgens Wellens, for se bedragen voor neertelt. De echte Meccano-veteraan haalt name lijk zijn neus op voor het technisch veel volmaaktere Meccano-materiaal van nu, en knutselt het liefst met het veel ruwe re, oude materiaal. De draaimolen van Marièn, die naar believen elektrisch of met een Meccano-stoommachine kan worden aangedreven, bestaat dan ook geheel uit Meccano-onderdelen uit de periode 1911-1926. „We hebben hem een paar weken aan het draaien gehad, maar hij moet nu eerst weer worden ge smeerd en afgesteld. Dat is ongeveer een maand werk", zegt Wellens vol spijt. De tijdsinvestering wordt gauw onder schat, want ook de revisie van een astro nomisch uurwerk - compleet met we- reldklokken, de baan van de zon, aange past aan het jaargetijde, en een draaien de aardbol bovenop - vergde ruim een maand. „De eigenaar, exploitant van een horlogerie, was van plan hem te slopen om er een paar zeldzame onderdelen uit te halen. Maar Marien heeft hem kun nen overtuigen dat uit te stellen tot na de tentoonstelling. Intussen heeft de man er zoveel tijd aan besteed, dat hij hem nu wel intact zal laten", aldus Wel lens. Marièn zelf bouwde ten behoeve van de tentoonstelling een fietsende koorddan ser, die in een perfecte balans tussen twee pylonen voor- en achteruit rijdt. Helikopters, een vrachtauto, een ruiter te paard, een gigantische raderboot, een Londense dubbeldekker, een motor met zijspan en de onvermijdelijke bouw- kraan geven aan waartoe Meccano, in combinatie met vaardige vingers, in staat is. En meer nog geldt dat voor een mechanisch paard met een Chinees kar retje, dat vanzelf altijd naar het zuiden rijdt, en dat door de Nederlander Van der Kleij werd samengesteld uit 689 Meccano-onderdelen van (toen nog) de fabriek in Liverpool, uit het tijdvak '34/37. Toch kan hij met dit ontwerp nog niet in de schaduw staan van de Hongaar Andreas Konkoly, een autoriteit in de Meccanowereld en ontwenjer van de Meccanograaf, een precisie-instrument waarmee bankbriefjes en ander waarde papier van een bijna onzichtbare, maar dan ook niet na te maken dundruk worden voorzien. Door vondsten als de zijne is Meccano niet alleen beroemd geworden, maar ook bij de tijd gebleven. Zo wordt zelfs de jeugd van nu met behulp van Meccano nog technische principes bijgebracht, maar op een andere manier dan vroeger. Bijvoorbeeld met een aan de huiscom puter gekoppelde Meccano-robot, die op het oog volledig zelfstandig een glas melk vult. „Meccano is altijd duur geweest. Het materiaal was kostbaar, de grote dozen kostten veel geld. Maar een elitespel was het niet. Je kon met een kleine doos be ginnen, en dat later weer uitbreiden", vertelt Wellens. Hij laat één van de oudste kisten zien, met nog het vernikkelde materiaal dat in 1926 plaatsmaakte voor de groene en rode onderdelen die het tot na de oorlog uithielden. Op alle dozen staat een enor me bouwkraan afgebeeld, een spelend jo chie en vrijwel altijd de vader erbij. Wellens: „Ik heb maar één doos terugge- essentieel de luchtmacht is voor de na tionale defensie. Een gegeven, dat ook aan het eind van deze eeuw nog steeds opgaat, zo meent luitenant-generaal F.J. de Jong, bevelhebber van de luchtstrijd krachten. In zijn voorwoord bij „KLU 75" zegt hij het onomwonden: „Het is mijn overtuiging dat de luchtmacht op zichzelf nooit in sfaat zal zijn een oorlog te winnen. Maar faalt zij in het bevech ten van luchtoverwicht dan is ondanks moderne vlooteenheden en landstrijd krachten een oorlog verloren". Dit besef zorgde ervoor dat de lucht vaartafdeling na de Tweede Wereldoor log een vliegende nieuwe start kon ma ken. Van de Royal Air Force (RAF) wer den 385 vliegtuigen overgenomen, waar onder 64 Spitfires en tweehonderd Har- vards. Elf maart 1953 werd de Konink lijke Luchtmacht opgericht. Tot diep in de jaren zestig was Nederland één van de trouwste bondgenoten binnen de NAVO en ontbrak het de luchtmacht niet aan financiële middelen. Nederland verwierf gezien zijn solidaire opstelling binnen het bondgenootschap zelfs de re putatie het „Bulgarije van het Westen" te zijn. Hoewel de Nederlandse luchtmacht in de jongste vijfentwintig jaar niet direct bij oorlogshandelingen betrokken is ge weest, is dit tijdvak niet minder interes sant en afwisselend dan de voorgaande vijftig jaar. Het deel „de laatste vijfen twintig jaar van de KLU" in het jubi leumboek staat bol van smeuïge en spannende verhalen, waarbij de verdere opjnars van de straaljager, de politieke twisten over de vervanging van vlieg tuigtypes en uiteindelijk de discussies over het voortbestaan van de lucht macht in de jaren zeventig maar enkele hoogtepunten zijn. De vaktaal is in dit tweede hoofdstuk ge spierder. Het lijkt wel of het luchtmacht jargon gelijk op gaat met het toenemen de motorvermogen. Als de brandstof op raakt, dan is een piloot „door zijn peut heen". „Op je platte gaan" wil zeggen: een noodlanding maken. En in de jaren zeventig heeft iedereen plotseling de mond vol over de „berenjacht". Daar mee wordt dan het onderscheppen van Russische verkenningsvliegtuigen en bommenwerpers van het type „Tupolev Bear" boven het Nederlands luchtruim bedoeld. Als deze bijzondere activiteit van de luchtmacht eind jaren zestig uit lekt, leidt dat tot opgewonden krantear tikelen. „Luchtmacht stuurt Russische vliegtuigen terug", kopt de Telegraaf bo ven een verhaal over een onderschep Een manshoge Eiffeltoren is een van de blikvangers op de tentoonstelling. PERS vonden waar ook nog een meisje op stond; natuurlijk het zusje van de jongen die met een bouwkraan bezig was". FRANS BOOGAARD De tentoonstelling .Meccano van 1901 tot 1987" loopt nog tot 20 maart. Het \Speelgoedmuseum, vlakbij het station Nekkerspoel in Mechelen, is 's maandags elke dag van twee tot open. Behalve de Meccao-tentoonstelMj zijn er nog niatuurtreinen, gen, poppen, tinnen sol stoommachines en ander vroeger en nu.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1988 | | pagina 26