Omwegen Een Zwitsers feestmaal met raclette in De Gouden Bal De verzamelwoede van een schaatsliefhebber Promovendus: Management glastuinbouw kan beter LEIDEN OMGEVING CcicLc Qowtxud DINSDAG 9 FEBRUARI 1988 PAGINA 11 Vervelend Het was duidelijk te zien aan de houding van de Sas- senheimse jongeman die gis teren moest voorkomen bij kantonrechter Rigters. Dat was naar aanleiding van het d angstige, spannende en vooral bloederige avontuur dat hij had meegemaakt in april. Steeds als hij eraan te rugdacht, dan liepen de ril- lingen weer over zijn rug. En de kantonrechter zal er ook wel van onder de in- .druk raken, zag je de Sas senheimer denken. Een waarschuwing vooraf leek ,hem daarom ook wel op zijn plaats: „Het is een heel ver velend verhaal", zei hij. Dat vervelende verhaal be- op een wat minder ver velende plek: de kroeg. Die bewuste zaterdagmiddag was de Sassenheimer na werktijd met een aantal col lega's naar een café gegaan om gezamenlijk het week einde op een gezellige wijze in te luiden. Het was alle maal leuk en aardig en lek ker tot de Sassenheimse jon geman zich sneed aan een stuk glas. Zijn vinger bloed de heel erg. En Rigters moest daar vooral niet te ef licht over denken: „Mijn pe zen waren voor meer dan de helft doorgesneden", be weerde het slachtoffer met enig afgrijzen in zijn stem. Een collega nam hem mee naar de dokter, maar die had geen dienst. Alsof de jongeman nog geen pech ge noeg had gehad. De collega reed plankgas naar de vol gende huisarts, want: „Ik verloor zo veel bloed". Die ..dokter gaf wel acte de pré- sence. Maar helaas, de ver dachte had het slecht met deze arts getroffen. Die d bleek namelijk niet erg on- ijer de indruk te zijn van de 'zere vinger. „Ik had zo veel aj^loed verloren, dat ik daar )0 even op verhaal moest ko- ?I men. Maar die dokter zei al- 6 leen maar dat ik me niet zo moest aanstellen en dat het allemaal wel meeviel", al dus de jongeman. „Ik ben toen met mijn eigen auto naar huis gegaan en zat zelf achter het stuur", vervolgde «hij zijn relaas. Onderweg gebeurde datgene waarvoor hij zich gisteren inoest verantwoorden tegen- de kantonrechter. Hij de macht over het stuur verloren en tegen een boom tot stilstand gekomen. „Ik snap er niks van", zei de jongeman tegen Rigters. Maar die begreep het wel: „Hebt u koffie gedronken in het café?", vroeg de kanton- h rechter met een glimlach om zijn lippen. „Nee, pils- 'a jes", antwoordde de ver dachte. „Hoeveel?", vroeg Rigters vriendelijk. „Twee", -zei de Sassenheimer. „Hoe veel zijn er dan gelogen", wilde de rechter weten. Zijn stem klonk niet zo vriende lijk meer: „Tegen de politie heeft u verklaard dat u zes biertjes heeft gedronken in het café. Maar ach", toonde Rigters begrip, „op de zit ting zijn het er altijd min der. Alcohol blijkt niet al- leen uit het bloed maar ook uit het geheugen van ver dachten te verdwijnen". Én toen werd de kanton rechter echt nijdig: „Het had je dood kunnen beteke nen, man", zei hij nors. Van die pilsjes moeten we af, dacht de verdachte. Gauw nam hij de rechter weer mee naar het ziekenhuis waar hij na het ongeluk was terechtgekomen. Daar had den ze gezegd dat de dokter hem onder geen beding had mogen laten rijden en hem meteen naar het ziekenhuis moeten sturen. „En mijn vinger kan ook niet helemaal genezen", speelde hij in op het gemoed van Rigters. Dat lukte niet hele maal. Toen de Sassenheimer zijn kromme vinger („Ik krijg hem niet meer recht") had laten zien, zei de kan tonrechter nuchter: „Toch bent u er nog aardig vanaf gekomen". Officier van justitie mr. Van Ek was de pilsjes nog niet vergeten. Ondanks het „vervelende" verhaal, kon de officier niet echt inzitten over de verdachte. „Ik maak me meer zorgen over de man of vrouw die daar met het hondje had kunnen lopen. En als het dan nog mannelijk hondje was geweest, had -ie bij die boom kunnen staan. De ge volgen hadden heel ernstig kunnen zijn", aldus Van Ek, die een boete van 300 gul den eiste. De verdachte had niet veel op te zeggen. .Ik ben al blij dat ik toch nóg kan werken", zei hij in een laatste poging het mede lijden van de rechter te wekken door hem te over tuigen van de ernst van de zaak. Het was tevergeefs: de rechter deed geen gulden af van de eis van de officier. JANET VAN DIJK NA EEN JAAR ZIJNDE BROERS DE KORTE BEST TEVREDEN Je kunt in ons vaderland op de meest uiteenlopende ma nieren verzadigd raken. U weet het allemaal wel: als je zelf niet fantastisch kunt kokkerellen, is er het eten buitenshuis dat momenteel aardig in de lift zit. Je kunt in een restaurant of eethuis „gewoon" of Frans eten, maar daarnaast groeit het aantal gelegenheden die naar het „exotische" neigen, meestal op basis van emigra tie. Hoeveel „keukens", al dan niet verfijnd, wedijveren sinds de tweede wereldoorlog niet met elkaar om aan onze eetlust tegemoet te komen? En er komen steeds meer bij. Het begon ooit met „de Chi nezen". Het kleinste gehucht heeft nu al „zijn" Chinees. Weldra ontdekte men zowat overal ter wereld, dat je de Nederlanders nagenoeg van alles in hun maag kunt split- En daar kwamen ze opzetten hoor, met hun eigen lekkere know how: voorop de Italia nen van de Po en Calabrië, aan wie ik nu vrijwel weke lijks een pizza (bij voorkeur in de aanbieding) te danken heb. Ze kwamen van heinde en verre, met in hun ransel de eigen specialiteiten, en te genwoordig kun je 't zo gek niet verzinnen of je raakt al aardig geografisch thuis ter wijl je eet en drinkt. Je houdt 't niet voor mogelijk met zo veel folklore op je bord of aan de spies: Joegoslavisch (panslavisch, eigenlijk), Turks, Israëlisch, Egyptisch, Grieks, Bulgaars, Macedo- nisch, Cyprisch, Voor- en Achter Indisch. We kennen inmiddels de Mexicaanse ge neugten en die uit Vietnam, ja ook de Japanse eetgewoon ten hoeven ons niet vreemd meer te zijn. Daar zijn uitlo pers naar Zweden en Dene marken en somtijds verwij len we even in een Ierse pub waar ze weer anders drinken dan de Britten. Ik zou ook graag IJslands willen eten en misschien komen er oöit nog eens Groenlanders ons hun visgewoonten bijbrengen. Australië en de V.S. (meer in het bijzonder Californië; maar wat zou u denken van een „Chateau d'Alamo" of „Bubba's Yellow Rosé of Texas"?) leveren hun wijnen. Enfin, de markt wordt steeds groter, overvloediger, en de keuze is onbeperkt. Echt Zwitsers Maar in Leiden is men weer een stapje verder gegaan. Sinds een jaar kan men daar uitzonderlijk „Zwitsers" eten. Niet zoiets als in Driebergen bij het Chalet Suisse, maar „nog veel echter". Je kunt er namelijk bij de vleet „raclet ten", en dat is iets zeer speci fieks. Ik heb 't er straks nog over. Op de hoek van de Lange- gracht en het Korte ,Mare hangt aan de ronde hoekpui met twee zuiltjes sinds men senheugenis De Gouden Bal uit, aan een gevel die enigs zins uit het lood staat. Maar wel prachtig gerestaureerd. Het pand is zo'n dikke 250 jaar oud en koestert zich be haaglijk onder de bescher mende vleugels van Monu mentenzorg. Van 1820 tot 1953 was er een winkeltje in grutterswaren. Het pand, dat nog een paar sociale functies had, raakte in de vergeet hoek, maar nu straalt de toe komst ervan af, sinds de ge broeders De Korte er in de cember '86 een restaurantje met 40 zitplaatsen en een paar hangplaatsen aan de kleine bar begonnen. Het heette al De Gouden Bal en dat hebben De Korte's wijse lijk zo maar gelaten. Hans is 30 en broer Marcel 32. Een tijdlang hebben ze gesepareerd geleefd. Hans bekwaamde zich aanvanke lijk in het jongerenwerk maar wilde daar „niet oud in worden". Marcel had zich in de afgelopen jaren via studie en praktijk horecapapieren verschaft. Uit die combinatie is broederlijk het ideaal van een eigen restaurantje ont staan en nu zijn de twee niet meer van eikaars zijde weg te slaan. Hans: „Na een gedenkwaardige vakantie in Zwitserland, een paar jaar geleden, togen we aan de slag in De Gouden Bal. Knus en gezellig dus. Je kunt er fijn gourmetten en a la carte eten, maar ook heerlijk ra cletten". Alsof dit laatste een sport ware. Maar op de eerste plaats is het „Zwitsers" eten. Bij puur ,toeval kwamen de twee broers met deze typisch Zwitserse lekkernij in aanra king. Tijdens een dagenlange trektocht door de Alpen strompelden ze een boeren woning binnen. Gewoon, voor een glas helder water. Maar de boer, zeg maar, ont haalde hen wat originele Zwitsers echt niet zo gauw van nature doen „op een overheerlijke Zwitserse spe cialiteit". Het was trouwens geen boer, maar een heer, een ingenieur die veilige ski liften ontwierp en in z'n vrije tijd dol was op het bereiden van zijn favoriete schotel: „raclette". De broers lieten zich dankbaar onderrichten in deze kunst en keerden, gans bekeerd tot deze heer lijkheid, naar Nederland te rug, bezield van een apostoli sche ijver om de raclette ook in Leiden in te voeren. Nu is Raclette afgeleid van het Franse werkwoord „ra der", wat zoveel als „af schrapen" betekent. Dat af schrapen is dan ook de voor naamste bezigheid bij dit Zwitsers eten. Een flink stuk raclettekaas wordt met de snijkant onder een vuurgloed gehangen totdat ze gaat smel ten. Gesmolten kaas, ja ze ker, maar wel feeëriek. In de Zwitserse bergen, waar de koebellen tot meditatie op roepen, komt die vuurgloed veelal van een open vuur. Zo niet in De Gouden Bal, want de brandweer had daar iets op tegen. We racletteren daar minder vurig, maar excel lent, met „speciaal daarvoor ontwikkelde elektrische toe stellen" op tafel. Even de schakelaar omzetten en het smelten kan beginnen. Het is een proces voor lek kerbekken. Met een raclette, een houten schraapmes de Zwitsers weten pas wat schrapen is wordt de lang zaam smeltende kaas (Ai!, wat een geur; heerlijk!) op de borden afgestreken. Overi- Op mijn omwegen door stad en land kom ik graag mensen tegen. U kunt mij telefonisch ofi.schriftelijk\ertellen wie u graag in deze rubriek zou willen tegenkomen. Ik ben bereikbaar via 071 - 12 22 44 op toestel 10. mm* m door Ton Pictors gens, de tafeltjes (ook op een podium terzijde, let u op het opstapje) zijn charmant violet gedekt en de servetjes koket geformeerd; De Gouden Bal heeft smaak. De raclettekaas wordt geserveerd met in de schil gepofte aardappels, uit jes en augurken, gemengde salade, de eeuwige frites en stokbrood. Men is in Leiden wel bevoorrecht, immers oor spronkelijk werd dit kaasge recht in Wallis alleen op hoogtijdagen geserveerd. Maar dat is al lang niet meer zo, sinds men het gerecht krijgt voorgeschoteld in de „carnozets", speciaal inge richte keldertjes van hotels en bergrestaurants. Niet iedere kaassoort is voor raclette geschikt. De kaas moet stevig zijn, met kleine luchtgaatjes, bleekgeel en met een bruine korst. Kort om een kaas waar de impor teur destijds nog weinig kaas van gegeten had. Aanvanke lijk stokte zelfs de aanvoer. Zo specifiek was die kaas. Maar de broers De Korte hebben nu een gegarandeer de constante aanlevering van Zwitserse raclettekaas, maar ook Franse raclette, een pe- De gebroeders Hans en Marcel de Korte bij hun „Zwitserse" tijdverdrijf in De Gouden Bal. foto: wim van noort perraclette of een blauw dooraderde Gex Bleu zijn voorradig. Ter vervolmaking van het geheel drinke men erbij een volle, kruidige, maar toch frisse witte (Zwit serse) wijn. Van harte aanbe volen, hoewel De Gouden Bal ook over een gevarieerde wijnkaart beschikt. Uiteraard houdt niet ieder een van kaas als hoofdge recht. Daar hebben Hans en Marcel ruimschoots alterna tieven voor en daarom kun je in De Gouden Bal ook voor treffelijk gourmetten Hans: „Maar racletten doet men op één van de drie tafel tjes" met vleessoorten die begeleid worden met een kerrie-, diable-, whisky- en knoflooksaus. Verder kent de menukaart een groot aantal delicieuse vleesgerechten en een visschotel. Wie zich nog niet spontaan voelt aange trokken tot de Zwitserse „ei gen-aardigheden", hoeft De Gouden Bal derhalve niet links te laten liggen. De en thousiaste gebroeders staan nergens voor en noemen hun etablissement voor raclette- /gourmette, na een jaar lang opdienen „een doorslaand succes". Leidenaars en regio nalen hebben de weg naar De Gouden Bal in het bos van exclusieve restaurants, petits en grote, gevonden. „Jongens, zullen we morgen voor de verandering eens een keer gaan Zwitsersen?" Na tuurlijk doen we dat. Hoi! Maar dan wel even van tevo ren reserveren graag, want de tent zit, vooral in de weekeinden, behoorlijk vol. Tel. 071-212645. De Gouden Bal is elke dag vanaf half zes geopend. Voor Hans en Mar cel de Korte is het elke dag bal. TENTOONSTELLING VAN OUDE SCHAATSEN IN AZL LEIDEN A.J. van den Ouweelen trekt zich van het weer weinig aan. On danks dat er deze winter maanden niets van kou en ijs te merken is, houdt hij zich volop met schaatsen bezig. Hij is in het dage lijks leven werkzaam op de afdeling Thorax inten sive care bij het AZL en is daarnaast al jarenlang een verwoed verzamelaar van alles dat met langebaan- en toerschaatsen te maken heeft. Hij nam deze maand het initiatief om met zijn verzameling een tentoonstelling in te rich ten. Vanaf vandaag tot en met 9 maart is elke dag op het Leidse Plein in de nieuwbouw van het Aca demisch Ziekenhuis Lei den gratis een deel van zijn collectie oude schaat sen, slijpblokken, toer kaarten en veel literatuur over het schaatsen te zien. „Dat schaatsen is voor mij een wereld apart", vertelt Van den Ouweelen enthousiast. „Het verzamelen van alles dat met voornamelijk het vroegere schaatsen te maken heeft, is gewoon een tic van mij. Als ik een bordje 'antiek' tegenkom, gaat mijn hart sneller slaan en moet ik daar gewoon naar bin nen. Wie weet wat ik er vind, denk ik dan". Het verzamelen begon toen hij ruim tien jaar geleden een paar tweedehands schaatsen voor zijn vijfjarig zoontje wilde kopen. „Ik kwam bij een handelaar die mij vertelde dat hij nog wel een doos met wat schaatsen op zolder had staan. Tot mijn ver- Schaatsliefhebber Van den Ouweelen verzamelde de afgelopen jaren een groot aantal antieke schaatsen. foto: tejo ringers bazing lagen er allemaal antie ke schaatsen in die kist. Ik heb toen de kist met de schaatsen gekocht. Er zaten er zo'n ze ven paar in. Ik was er hele maal weg van. Schaatsen voor mijn zoontje had ik toen ech ter nog niet. Op mijn speur tocht naar schaatsen voor hem ben ik nog veel meer moois te gengekomen. Ik ontdekte on bekende dingen aan de schaat sen die mij steeds nieuwsgieri ger maakten. Sinds die tijd ben ik altijd op zoek. Mijn zoon is nu een flinke knaap geworden die aan shorttrack doet. Een vorm van schaatsen waar hij inmiddels de goede schaatsen en het juiste schaat spak voor heeft. Eigenlijk is Van den Ouweel en al sinds zijn kinderjaren met het schaatsen bezig. „Ik leerde al schaatsen voordat ik naar de lagere school ging. In 1963 kwam echter de grote klapper. Toen lag er zo'n tien weken ijs. En daar heb ik goed gebruik van gemaakt. Ik schaatste van 's morgens vroeg tot 's avonds laat. Ik woonde toen aan de Hoge Rijndijk en van daaruit kon je alle kanten op. Je kocht, als je geld had tenminste, een stempelkaart bij Bellevue in de Steenstraat en begon aan je tocht. Als je geen geld had, ging je gewoon op pad en in de loop van de dag sloot je je gemakkelijk aan bij een groepje. Je werd als kind al snel door zo'n groep opgenomen. Zo is volgens mij de mentaliteit van schaatsers, sportief en vriendelijk", aldus Van den Ouweelen. In het AZL worden zo'n twee honderd paar schaatsen ge toond uit die tijd maar ook van rond de jaarwisseling. Van den Ouweelen weet exact de bena mingen van de schaatsen en in de meeste gevallen ook de naam van de „fabrikant" te noemen. „Geen enkele schaats van rond de jaarwisseling is hetzelfde", vertelt hij. „Ze werden met de hand gemaakt. Hout, staal, koper en stukken leer werden verwerkt tot een veelal prachtig stuk handwerk waar je heerlijk je baantje mee kon trekken. Op tekeningen en oude foto's ziet dit er fol kloristisch uit. Toch heb ik persoonlijk al die folklore niet nodig. Als ik schaats dan ge niet ik van de omgeving en de omgang met de mensen". Er kwam volgens de verzame laar een ommekeer in de schaatsport toen de mogelijk heid bestond ook tijdens slech te 'ijswinters' te schaatsen. Met de komst van de kunstijsbanen kon iedereen schaatsen. In Leiden kwam er pas in 1976 een kunstijsbaan: de Menken- hal aan de Vondellaan. „On danks dat een 400-meter baan lange tijd een plaatsje had in bestemmingsplannen is deze er nooit gekomen. De Menkenhal doet er niet voor onder maar met de verbetering van de schaatstechniek en de hoge snelheden wordt het hardrij den op deze baan er niet ge makkelijker op", vertelt Van den Ouweelen. „Met de komst van deze baan werd ook het Leidse verenigingsleven uitge breid. Zo'n twee en een half jaar geleden werd de IJssport Vereniging Leiden opgericht. Sinds 1956, na het ongemerkt opheffen van de Leidse IJs club, was er geen enkele vere niging geweest die zich in Lei den om het schaatsen had be kommerd. Inmiddels is de nieuwe ijsclub uitgegroeid tot een bloeiende vereniging met veel talent", aldus Van den Ouweelen. Over de oude Leidse IJsclub schreef Van de Ouweelen een boek: Kroniek van de Leid- sche IJsclub. Een boek dat ook tijdens de tentoonstelling te zien zal zijn. Behalve de boe ken, de vele oude schaatsen, slijpblokken en andere schaat- sattributen is Van den Ou weelen ook nog de trotse bezit ter van het felbegeerde elfste- denkruisje. „Ik reed deze his torische tocht in '85. Fantas tisch vond ik dat". Ook een Amerikaans slijpblokje en een Zweedse reddingsklos worden door Van den Ouweelen ge toond. De boeken die hij over het schaatsen in de loop der ja ren heeft verzameld zijn niet meer te tellen. „Het is een enorme verzameling gewor den", vertelt hij. „Veel dingen heb ik gekregen en veel ook gekocht. Ik bezocht eens de bijeenkomsten van de Pool ster. Een landelijke vereniging die het verzamelen van schaatsen en schaatsmateriaal bevorderd. Het secretariaat is in Leiden gevestigd. Ik schat dat ze nu zo'n zestig leden hebben. Deze vereniging be staat ongeveer tien jaar maar nu gaan ze volgens mij in de manier van verzamelen een beetje te ver. Er gaan enorme bedragen om in dit wereldje. Er wordt materiaal geëxpor teerd naar het buitenland en ook dan worden er grote be dragen voor ontvangen", aldus de verzamelaar. JULIA VAN BOHEMEN HONSELERSDIJK Door verbetering van het manage ment in de glastuinbouw zijn zeer goede resultaten te beha len. Wat passend management is, kan echter van onderne ming tot onderneming ver schillen, afhankelijk van de doelstelling en de structuur van het bedrijf. Deze conclu sies trekt drs. J.T.W. Alleblas, als onderzoeker verbonden aan het Landbouw Econo misch Instituut in Den Haag, in zijn proefschrift getiteld „Management in de glastuin bouw, een zaak van passen en meten". Hij is hierop vanmid dag gepromoveerd aan de Landbouw universiteit Wage- ningen. Drs. Alleblas heeft studie ver richt naar de kwaliteit van het management in tuinbouwbe drijven. Zijn materiaal betrok hij uit gegevens van glastuin bouwbedrijven gespecialiseerd in groenten, bloemen of pot planten. Die bedrijven verte genwoordigen voor 75 procent van de oppervlakte „glas" in ons land. „Het management op veel be drijven kan beter", zo conclu deert Alleblas. Volgens hem blijkt er geen evenwichtige aandacht te zijn voor de ver schillende beslissingen die de ondernemer moet nemen. Niet zelden ontbreekt het aan de juiste periode van voorberei ding en aan de uitvoering werd in veel gevallen onvol doende aandacht geschonken. Slechts in een klein aantal ge vallen werden de medewer kers van het bedrijf daadwer kelijk bij de besluitvorming betrokken; het belang van hun motivatie werd te weinig inge zien. Alleblas voornaamste conclu sie is, dat verbetering van het management inderdaad leidt tot verbetering van het be drijfseconomisch resultaat. „Nogal wat tuinders zijn er lange tijd vanuit gegaan, dat hard werken van 's morgens vroeg tot 's avonds laat de eni ge sleutel tot het succes is. Uit onderzoek volgt onomstotelijk dat adequate aandacht voor besluitvorming, een juiste- voorbereiding van beslissingen op basis van voldoende infor matie en berekeningen, de re sultaten van de onderneming positief kunnen beïnvloeden". De verschillen in opbrengstni veaus tussen bedrijven die Al leblas aantrof, waren voor een groot deel te verklaren uit de mate waarin de bedrijven technologische vernieuwingen doorgevoerd hadden. Over het algemeen is hij wel te spreken over het technisch niveau van het tuinbouwbedrijf in ons land-. Er is volgens hem sprake van een goede „leeftijdsop bouw" van het kassenbestand en van regelmatige en tijdige vervangingsinvesteringen. Brinkman: last van verpleegster overnemen ALPHEN AAN DE RIJN „Ga voor uzelf eens na of u een deel van de last van de verpleegster kunt afnemen". Minister Brinkman van Welzijn, Volksgezondheid en Cul tuur bleef er gisteravond tijdens een bijeenkomst van het CDA-vrouwenbe- raad Alphen op hameren dat mensen in de samen leving meer verantwoor delijkheid voor elkaar gaan dragen. „Als de samenleving niet een deel van de zorg voor elkaar op zich neemt, dan valt de last op de gesubsidieerde verpleeg ster. Op het ogenblik is het zo dat de verpleegster de familie van de patiënt niet zo vaak ziet. Ik doe maar voor een klein deel een beroep op vrij willigers en verwacht hen echt niet aan de operatietafel, maar er kan best een deel van de opvang van zieken en bejaar den in de wijk gebeuren. Wordt er niet meer door vrij willigers gedaan dan moet u meer belasting en premie beta len". Op de vraag van een CDA'er hoe de bezuinigingen op volksgezondheid te rijmen zijn met een zorgzame samen leving antwoordde Brinkman: „Het gaat om het beperken van de groei. De begroting van volksgezondheid is tussen 1972 en 1986 verdubbeld tot een be drag van 38 miljard. Wil je tot beheersing van de kosten ko men, dan moet je je afvragen of sommige dingen niet min der professioneel en meer door vrijwilligers gedaan kunnen worden. Ik blijf er op aandrin gen dat instellingen een ge deelte van hun geld voor ver goedingen voor de vrijwilli gers gebruiken". In antwoord op de opvatting van mevrouw W. Schramp- Tijssen van het vrouwenbe- raad Alphen dat je tegenwoor dig wel geluk moet hebben met je gezondheid omdat de rekeningen steeds gepeperder worden, deed Brinkman een beroep op de eigen verant woordelijk van de mensen voor hun gezondheid. „Mensen hebben de plicht risi co's te vermijden. Het is niet zo dat het CDA langs de deur komt en de mensen verbiedt meer dan twee pilsjes te drin ken, maar wij moeten ons af vragen of wij ons gedrag niet gezonder kunnen maken", al dus de minister van WVC.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1988 | | pagina 11