Afscheid van de longstreling Door de lente loopt een streep VAN HUIS UIT £eidóe(3ou/umt MAANDAG 1 FEBRUARI 1988 PAGINA lOfl Yessica met streepvesten op shorts of genopt kort wijd rokje (respectievelijk 69,- en f35,-). Alles wijst erop: de voorjaar/zomermode zal worden ge kenmerkt door het streepdessin. Smalle strepen, brede strepen, penstripes, verticale strepen, horizontale strepen, strepen met onderling verschillende afstanden, strepen die rakelings langs elkaar varen. Eén ding is zeker: ze zijn met een lineaal getrokken, onverbiddelijk, onontkoombaar dui delijk in contrasten: donker op lichte ondergrond, licht op donkere ondergrond, ingeweven en glanzend op dof en dof op glanzend. „Spirit" brengt bordeauxkleurige smalle strepen op een witte polo, gedragen op een bordeaux broek of dijkort rok je. Zo zal hij snijden als drie felrode banen op een breedte van 3 cm. langs de onderkant van een mini jurk, waarbij dan een wit/bordeaux gestreepte shawl als een worst om de nek wordt gedraaid. Een bordeauxkleurig jack voltooit het plaatje. Even zo goed trekt de penstripe zich als een zwart dan wel rood lijntje verticaal over de wijde broek met omslagen, in combinatie met een zwart/wit katoenen trui en een grote buideltas in hetzelfde motief maar wel met een vuurrode onderkant. Eentonig? Wel nee, enig! Jong, vief, vrolijk. Je ziet ze al lopen: jonge mensen (hij en zij) in lange witte- of zwarte blazers op gestreepte bermu da's samen met een trui, verdeeld in witte en rode balken. Ook polo's doen voor 100mee met de strepenrage. Ze hebben interessante streepverdelingen, soms verticaal en horizontaal broederlijk verenigd of met een blokje motief er tussendoor gegooid alsof er een klein stout jongetje met houten blokjes aan het smijten is geweest. C A laat even tjes gluren naar de thematiek: „Nieuw Naturel" gaat de hoofdmoot worden bij de nieuwe collecties van Angelo Li- triono en Yessica. TINY FRANCIS Katoenen truien in balk/streepmotief met opdruk. Erbij: shorts. De truien komen op f 140,- (C A). Nieuwe wapens ontwik kelen, het milieu verpes ten, de Derde Wereld uitbuiten het zijn stuk voor stuk zeer ongezonde gewoonten waar we echt van af moeten. En omdat je toch ergens moet be ginnen, is thans met onze hartelijke instem ming de prioriteit ge legd bij sub-categorie d-5 van „het milieu", te we ten het roken. Zeker, te gen het roken wordt in de westerse wereld al ja renlang actie gevoerd. Maar wat Nederland be treft heeft het ontmoedi gingsbeleid de afgelopen pak weg zes maan den een werkelijk onge kende intensiteit bereikt. Er lijkt geen week meer voorbij te gaan of de krant meldt weer een nieuwe anti rookmaatregel. Waar de tele visie dan een schepje boven op doet door de zoveelste dis cussie te organiseren tussen een gezondheidsgoeroe die het gelijk aan zijn kant heeft en een tabakshandelaar die dat niet heeft. Of door nóg maar eens een boeiende re portage uit te zenden over wat je nog meer van roken kunt krijgen behalve een hartaanval en dertien ver schillende soorten kanker. „Helemaal weggerot", aldus dezer dagen op de televisie een bekommerde roker die wegens dichtgeslibde bloed vaten in een ziekenhuisbed lag. En vanonder zijn bedde- laken het vijftien centimeter lange restant tevoorschijn haalde van zijn overigens ge- amputerde rechter been. Van dik hout zaagt men planken en dat is prima nu we de prioriteit bij het ro ken hebben gelegd. Internationaal gezien zijn de Verenigde Staten ons hierin voorgegaan. In het land waar het ioggen en het weight- watchen is uitgevonden, was de status van de roker al en kele jaren geleden gedaald tot het niveau dat in ons land ongeveer in de tweede helft van 1987 moet zijn bereikt. Daarbij gaat het om een sta- tusniveau dat, globaal ge schat, nog net iets boven dat van de neroïnespuiter ligt, maar duidelijk onder dat van de zwartwerker en de belas tingfraudeur. Zeg maar het niveau van de dronken auto mobilist VERBODEN In België, Frankrijk, de Bondsrepubliek is de rooksi- tuatie te vergelijken met die ten onzent. In België is het roken op openbare plaatsen onlangs verboden en zijn de niet-rokers er nu als de kip pen bij om de rookverslaafde aan zijn jasje te trekken wan neer hij opsteekt op een plaats waar dat niet mag. Frankrijk wordt bijkans ver scheurd door een maatschap pelijke discussie over de oir- oaarheid van het roken. In een poging hun cliënten al thans enige rugdekking te geven, hebben de tabaksfa brikanten er een groot scheepse campagne op touw gezet voor wederzijdse ver draagzaamheid tussen rokers en niet-rokers. Waarop de laatsten weer hebben gerea geerd met paginagrote adver tenties aan het adres van het rokende volksdeel: „Wie on verdraagzaamheid zaait, zal storm oogsten". In de Bonds republiek is een nationale campagne van start gegaan die zich in eerste instantie tot de jeugd richt. Blazen we de rook iets zuide lijker, dan komen we in lan den waar de roker op dit mo ment nog betrekkelijk zacht wordt aangepakt. In Italië bijvoorbeeld, dat toch een re delijk ontwikkeld land mag heten, stelt het ministerie van volksgezondheid zich nota bene op het standpunt dat het dringender prioritei ten heeft dan het rookpro bleem. Namelijk, zeggen de Italianen, aids en de reorga nisatie van de gezondheids zorg. Nog verder weg, in de Derde Wereld en China, heeft de roker nog in het geheel niets aan status ingeboet. China wil weliswaar met zijn tijd meegaan en heeft dus een anti-rookcampagne lopen, maar die wordt van harte te gengewerkt door China's ket- tingrokende sterke man Deng Xiaoping, die met zijn 83 jaar overtuigd is van de heilzame werking van het regelmatig opsteken. In Chi na heeft de sigaret dan ook nog hetzelfde cachet dat het bij ons had in de jaren vijftig. Chinese filmhelden en film schoonheden worden veelal rokend afgebeeld zoals bij ons destijds Humphrey Bo- gart. Het aanbieden van een rokertje is er bijna even po pulair als een begroeting met een handdruk. De 340 mil joen Chinese rokers drukken dan ook per jaar zo'n 1,3 dui zend miljard peukjes uit. De Russische overheid lijkt het roken serieuzer aan te pakken. Op binnenlandse vluchten in de Sovjetunie zijn geen „rokersstoelen" meer beschikbaar even min trouwens als in Austra lië. VRU EN BLU In Zuid-Amerika tenslotte zal de roker zeker de komen de jaren nog even vrij en blij zijn als elders in de Derde Wereld. Wel is in Argentinië (drie pakjes per dag per hoofd!) onlangs een anti-ta- baksbond opgericht, maar die heeft zijn eerste internationa le congres pas gepland in 1992. Terug in eigen land zien we dat op kantoren, in sportver enigingen, maar ook binnen de gezinnen, onze bevolking zichzelf thans opdeelt in drie categorieën. De niet-rokers, de nog-rokers en de stoppers. De niet-rokers vallen weer uiteen in een sectie „gestopt" en een sectie „nooit gerookt". Het interessante aan de luit jes van „nooit gerookt" is dat zij nog niet zo heel lang gele den als aperte doetjes door het leven moesten gaan met navenant laag statusni- veau. Twintig jaar geleden immers werd het niet-roken nog geassocieerd met de af wezigheid van lef, elan, le venslust. Iemand die niet rookte, dronk vermoedelijk ook niet en deed alleen aan seks als het per se moest was de opvatting die de veertig-plussers onder ons van jongsaf is ingeprent. Maar zie. Volgens het princi pe „de laatsten zullen de eer sten" zijn, heeft deze sectie Nederlanders, zonder er ook maar iets voor te doen, zijn status almaar zien rijzen. Nu bevindt zij zich helemaal bo venaan. En lekker comforta bel want nooit gerookt be tekent uiteraard de afwezig heid van elk heimwee naar die rustgevende en toch op peppende longstreling. Een heimwee waar de „ge- stopten" alles van afweten. Al zullen ze liever hun tong afbijten dan dit openlijk toe te geven. De gestopten zijn de meest actieve, en agressie ve, anti-rokers die er te vin den zijn. Na jarenlang van de rook te hebben genoten, heb ben ze er na hun stop opeens vreselijke last van gekregen. Alle mogelijke schade die ze zichzelf geheel vrijwillig en met groot enthousiasme heb ben tdegebracht is vergeten, en nu telt alleen nog de scha de van het meeroken. De ge- stopten zijn de y Jan Wolker sen van de nicotine. Vertrok ken uit hun oorspronkelijk milieu, wijden ze de rest van hun leven aan de bestrijding ervan. DEERNISWEKKEND Dein de stoppers. In een situ atie die mag worden geken schetst als „tussen hangen en wurgen" vormen zij de meest deerniswekkende categorie. Wel-roken is voor hen een even grote hel als niet-roken dus hoe te kiezen? Nu eens besluiten ze te stoppen, en dan weer om door te gaan. Ze horen nergens bij, worden zowel door de niet- als door de wei-rokers bespot, ge hoond en uitgelachen en lopen al met al een boven-ge- middelde kans op suicide. Wat ze uiteraard niet mogen uitleggen als argument om dan toch maar te kiezen voor de fractie hogere status van de zelfmoordenmaars-op-ter- mijn. Nee jongens. Flink zijn. Stop pen. En geen gezeur van wel les/nietes. Cold turkey. Met één sprong naar de gezonde, vitale, sexy groep van de niet-rokers. Maar dan vervolgens ook consequent zijn, en niet weg lopen voor de aanpak van die andere kwalijke gewoonten die wij er met z'n allen op na houden. Almaar nieuwe wa pens ontwikkelen, almaar meer rijkdommen vergaren ten koste van het milieu, de Derde Wereld uitbuiten ook dat is allemaal terug te brengen tot verslaving. Ver slaving aan de schijn-zeker- heden van een nóg mooier huis en een nóg snellere auto. Mogen we ook dit besef aan bevelen Jn de aandacht van de gestopten? WILLEM SCHEER (Volgende week zelfde plek, zelfde pagina: Snuiftabak, troost voor de ex-roker) Om de dag een aspirientje? Afgelopen donderdag stond in elke krant van Nederland dat om de dag een aspirientje de kans op een dodelijk hartinfarct halveert. De dag daarop deden de drogisten al fioede zaken. Bron van dit heuge- ïjke nieuws is het allerlaatste nummer van het befaamde Ameri kaanse artsenblad „The New Eng land Journal of Medicine", dat af gelopen donderdag niet eens was verschenen en pas komende don derdag in Nederland arriveert. Af gezien van wat overgeseinde cij fertjes weet men dus hier ter lande niets. Maar zoveel is zeker: het be richt is waarschijnlijk oud nieuws in een nieuwe verpakking en in ieder geval het zoveelste hoofd stuk van een oud, oud, oud ver haal. Dat verhaal is ook nog ingewik keld en begint met een omweg. In de jaren dertig ontdekte Von Euler een rare stof die hij maar in arre- moede naar de vindplaats, de pros taat, prostaglandine noemde. In de jaren zeventig, ik sla een hoop over, bleek het spul ook een grote invloed te hebben op het al dan niet stollen van bloed in de bloed vaten. Bloed moet precies op het juiste moment stollen: stolt het nooit dan zijn we zo lek als een mandie, stolt het altijd dan slibben onze bloedvaten gelijk dicht. Hoe het bloed dat juiste moment kiest was tot dan een half opgelost raad sel. De ontrafeling van de werking van prostaglandines bracht licht in deze duisternis. Bij bloedstolling bleken twee elkaar tegenwerken de prostaglandines een rol te spe len: tromboxaan en prostacycline, die ik vanaf nu voor het gemak Stoller en Ontstolier zal noemen. Stoller zit in de bloedstollende bloedplaatjes van het bloed, en Ontstolier in de vaatwand. Zolang ze elkaar in evenwicht houden stolt het bloed niet. Maar als een wond of atherosclerose de vaat wand beschadigt, daalt de produk- tie van Ontstoller in de vaatwand en raakt het Stoller in de bloed plaatjes in de meerderheid. Het bloed stolt dan. Bij atherosclerose verstopt een trombose het bloedvat en dat is de oorzaak van een hart infarct of een herseninfarct (CVA ofwel beroerte). Nu dan het aspirine. Al in 1950 op perde de Amerikaanse huisarts Craven het idee om hartinfarct en trombose in de hersenen met elke dag een aspirientje te bestrijden. In de jaren zstig werd het alle dokters duidelijk dat aspirine de stolbaar heid van het bloed vermindert, dat het maagbloedingen kan veroorza ken en dat je het zeker niet mag slikken als je ook bloedverdun- nende medicijnen gebruikt. Pas in de jaren zeventig werd duidelijk waarom. Dat had met dat prosta glandine te maken. Men kwam er achter dat aspirine (maar alleen als daar de stol acetylsalicylzuur in zit, je hebt ook andere aspirien tjes!) de aanmaak van prostaglan dine remt. Maar dat niet alleen, het remt Stoller-prostaglandine in de bloedplaatjes tien keer zo sterk als het Ontstolier in de vaatwand. Kortom: met aspirine is Ontstolier voortdurend in de meerderheid: het zou dus trombose van hart- en hersenbloedvaten kunnen tegen gaan. Of deze „Schöne Theorie" ook in de praktijk klopt is de afgelopen tien jaar uitgebreid onderzocht bij mensen die al eerder een hartin farct of CVA hebben gehad. De re sultaten vielen niet echt tegen, maar ze vielen ook niet echt mee. Om maar wat te noemen. Uit het Elwood en Sweetman onderzoek, het Coronary Drug project, het Duits Oostenrijkse Aspirine onder zoek, het AMIS en Paris project en ook het zogeheten „Anturane rein- farction trial" bleek een tendens dat aspirine helpt bij het voorko men van een tweede hartinfarct maar de resultaten waren niet doorslaggevend. Als het al helpt, dan alleen bij mannen en boven dien moet er een prijs worden be taald in de vorm van meer maag bloedingen, braken al dan niet met bloed, maagpijn en waarschijnlijk ook hersenbloedingen. Bovendien was er een hoop gedonder over de juiste opzet van al dit onderzoek, de juiste dosis aspirine en tot over maat van ramp verscheen ook di vers onderzoek, vooral in Enge land, dat de gunstige werking van aspirine tegensprak. In ieder geval waren de resultaten niet zodanig dat de Nederlandse hartdokters as pirine gingen voorschrijven om een tweede hartinfarct te voorko men. Aspirine wordt hier alleen gebruikt ter voorkoming van een tweede CVA ofwel beroerte. Tegen dit licht moet dat Ameri kaanse onderzoek worden bezien. De schaarse overgeseinde cijfertjes geven het volgende beeld. Van een groep van 22000 mannelijke artsen tussen de 40 en 84 jaar kreeg de helft om de andere dag een aspiri ne en de andere helft een foppil. Als het bloed in een van de kranss lagaderen stolt, dan dreigt er een hartinfarct. Kan aspirine die stol ling voorkomen? Het nieuwe van dit onderzoek is dat die 22000 dokters nooit eerder een hartinfarct hadden gehad. Na vijf jaar turfde men het aantal al dan niet dodelijk hartinfarcten in beide groepen. Wat bleek? In de aspirine groep kwamen 104 hart aanvallen voor waarvan 5 dode lijk, in de foppilgroep 171 hartaan vallen en van hen overleden er 18. Het verschil in hartinfarcten was 47%, dus bijna de helft, en reken kundige hocus-pocus wees uit dat dit verschil waarschijnlijk niet op toeval kon berusten. Wel kwam in de foppilgroep minder hersenbloe dingen voor (2 tegen 6), maar dat zou wel toeval kunnen wezen. Re den genoeg voor een run op de drogist? Zeker niet, en dit om een hele boel redenen. Omdat dit onderzoek voortijdig is uitgelekt kan niemand uit de eer ste hand beoordelen of het wel deugt. Bovendien heeft elk onder zoek pas gezag als de resultaten door een tweede onderzoek zijn bevestigd. Welnu, het Amerikaan se bericht was nog geen dag oud, of het werd al tegengesproken door identiek onderzoek dat afge lopen vrijdag is gepubliceerd in het al even befaamde Engelse art senblad „The British Medical Journal". Engelse dokters hadden ook gezonde dokters aspirine of een foppil laten slikken, maar van enige remmende werking op har tinfarcten geen spoor! Intussen heeft zich een voorlichtingsrampje voorgedaan doordat ofwel de on derzoekers, ofwel „The New Eng land Journal" zelf, zo publiciteits geil waren om het onderzoek voortijdig te laten uitlekken. De vorige hoofdredacteur kon daar razend over worden en zijn stelre gel (de „Ingelfinger Ruleluidde dat als onderzoekers voortijdig uit de school klappen hun artikel on herroepelijk wordt geschrapt. De man zal zich dezer dagen in zijn graf hebben omgedraaid. dóór Joke Forceville-Van Rossum Bruggenbouwer Twee overzijden die eikaar s- vroeger schenen te vermijden,a worden weer buren. 'j\ M. Nijhoff H de Van oudsher hebben bisschoppen onder andere de naam Pontifex gedragen: bruggenbouwers. Dat is een toepasselijke benaming. Ze houdt een opdracht in, die naar het mij lijkt, zo ooit dan nu in kerkelijk Nederland geldt. Monseigneur Bluyssen voerde ons onlangs met een groep gelovigen uit Twente a/sj y oud-concilievader naar het i 1< toneel van het Tweede Vaticaans Concilie uit het begin der zestiger iaren. Ook deze krant heeft daar toen verslag van gedaan. We hebben toen duidelijk mogen ervaren dat we een bruggenbouwer in ons midden}-' mochten hebben. L Het moet bepaald een rr troostende gedachte zijn p] geweest dat uit de inleiding w van de bisschop overduidelijk naar voren kwam hoe in de geschiedenis van de Kerk dikwijls het na-conciliair tijdperk gekenmerkt is geweest door strubbelingen, afwijzingen, heroriëntatie en verdeelde meningen. Wij staan er meestal te weinig bij stil dat Nederland maar zo'n heel klein deeltje van de wereldkerk uitmaakt. Zaken waarin ons land voorop loopt, roepen elders in de wereld, op vele plaatsen en niet alleen per definitie in Rome, vragen op, die wij voor onszelf dan allang menen beantwoord te hebben. Wij Nederlanders zijn nogal heetgebakerd en hebben een hoog tempo. Het is ook zo verklaarbaar: een nieuwe aanzet roept gemakkelijk problemen op. Er zijn mensen die zich erg gelukkig voelen met de nieuwe koers die is uitgezet. Zij willen maar al te graag onmiddellijk aan de gang. Maar niet allen zijn zulke hardlopers. Dikwijls zijn er anderen die liever wat rustig aan doen, terug willen krabbelen en als het kon wel helemaal rechtsomkeer zouden maken. De constatering dat zulke reacties vaker in de kerkgeschiedenis aan te wijzen zijn, kan een beetje verzoenend werken op degenen die zich teleurgesteld hebben gevoeld na Vaticanum II. Verademend was het zeker dat blijkbaar ook bisschoppen niet overal sluitende antwoorden kunnen geven. Temeer daar monseigneur Bluyssen er geen geheim van maakte zelf nog met heel wat vragen te zitten. Nadrukkelijk heeft hij ook aangegeven, zoals op het concilie zelf is verklaard, dat Kerk behalve als sacrament ook gekarakteriseerd moet worden als Gods-volk onderweg. Ons thuis-voelen in de Kerk behoeft niet ongedaan gemaakt te worden door de ervaring dat we niet alles wat erin geschiedt kunnen toejuichen. De Kerk heeft de opdracht de leer van Jezus Christus onverkort door te geven. Daar moet zij dan overigens wel pastoraal mee omgaan. Niet elke ambtsdrager verenigt echter die beide gegevens in zijn eigen persoon Het zijn twee factoren die dikwijls uiterst moeizaam met elkaar moeten worden verzoend. Het is glashelder dat bisschop Bluyssen zich een bruggenbouwer voelt die het helpt mogelijk maken dat mensen van de ene kant naar de andere komen. Maar evenzeer lukt het soms dat ze elkaar in het midden tegenkomen. Of beter gezegd: ontmoeten. Er heerste tijdens zijn toespraak een sfeer van vertrouwen, van onderlinge verbondenheid. We hadden het gevoel er samen Kerk te zijn. Het was dat goede gevoel van bij elkaar te horen, hoe verschillend we misschien ook over vele zaken dachten. Iets van pluriformiteit, toch ook zo'n belangrijk punt van het Concilie, hebben we ontdekt. Onder leiding van een bisschop die niet alles „wist" en soms kwesties onbeantwoord moest laten. Hoe aandachtig hij ook alle vragen serieus nam. Een innemende, ons bemoedigende bisschop: mgr. Bluyssen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1988 | | pagina 10