Bever mag in Nederland
natuur weer schoonmaken
W
STAATSBOSBEHEER WIL GROTE
KNAGER RENTREE LATEN MAKEN
Japanse azalea's:
een soort apart
£eidóc0otiAO4it
ZATERDAG 23 JANUARI 1988
:erkec
ft er j
iet he
last
:r. „Ei
i, m?
tegenj
tegea
iande|
/an p
nd,
,ste vi
'o sta
u zal
die
vuur)
geet
kenej
mano
i waq
de d
doet,
rmale
le dui
;1.
vige"
laai ij
;eft, ij
Wal
ovel
kerk!
erd
dun
delen
en u
•ngre;
angelj
de n
zijn
a voc
ities
;t twj
ir en,
erop j
adigj
ijk la
nersf|
bezo<
nog r
Hij knaagt letterlijk aan de wortels van de samenleving.
Maar toch maakt hij binnenkort een triomfantelijke
rentree in Nederland. We hebben het over de bever. Een
potig knaagdier dat honderdzestig jaar geleden net zo bij
Nederland hoorde als de ooievaar, maar dat volledig is
uitgeroeid. Een werkgroep bestaande uit vooraanstaande
lieden uit de Nederlandse flora- en faunawereld heeft
minister Braks van landbouw geadviseerd de bever terug
te brengen in het Nederlandse landschap. Voorlopig
uitsluitend en alleen in De Biesbosch. De minister is
geneigd dat advies over te nemen. In maart valt een
definitieve beslissing. Een gesprek daarover met twee
leden van de adviserende werkgroep: dr. C. Boere, hoofd
flora en fauna van Staatsbosbeheer en drs. A. van den
Oudera, medewerker van die dienst.
„De laatste levende bever in Ne
derland werd honderdzestig jaar ge
leden gevangen en gedood bij Zalk,
in de buurt van Zwolle", zegt dr.
C. Boere, hoofd flora en fauna van
Staatsbosbeheer. „En daarmee ver
dween het dier volledig uit het Ne
derlandse landschap. Je kunt zeg
gen dat hij is uitgestorven door
overbejaging. Men wilde zijn pels
graag hebben. En ook het zoge
noemde bevergeil, een afscheiding
van de bever, was populair. Er
werd een genezende en potentie
verhogende werking aan toege
kend".
Boere legt uit dat juist in de oorzaak van
het uitsterven van de bever een motive
ring heeft gelegen voor herinvoering.
„De bever is niet verdwenen omdat zijn
natuurlijke leefmilieu niet meer bestaat.
Integendeel. In verschillende gebieden,
onder meer in de Biesbosch, zou de be
ver zich ook vandaag de dag uitstekend
thuis kunnen voelen. Wij hebben ge
zegd: dan kun je dus in principe gaan
kijken of hij terug kan komen. En dat
konden we doen met verwijzing naar het
rijksbeleid dat erop is gericht de Neder
landse flora en fauna daar waar het mo
gelijk is te herstellen. Ook als het geld en
moeite kost".
Drs. A. van der Ouderaa, die secretaris
was van de werkgroep die pleitte voor
een waardige comeback van de bever,
zegt dat met spanning wordt uitgekeken
naar de vijftiende maart, de dag waarop
de minister een definitieve beslissing zal
nemen over de bever. „Als de minister
dan ja zegt, zal er nog een heleboel werk
verzet moeten worden. Dan moeten we
het uitzetten van bevers in de Biesbosch
gaan voorbereiden. Dat moet in de
herfst gebeuren en daarmee wordt dan
een proefperiode van vijf jaar ingeluid.
Het is de bedoeling in het eerste jaar
twee of drie beverpaartjes uit te zetten.
We laten ze overkomen uit Oost-Duits-
land, uit een gebied bij de Elbe. Daar le
ven de zogenoemde laaglandbevers, een
groep die wat betreft afstamming ver
moedelijk het dichtst in de buurt komt
van de bevers die ooit in Nederland leef
den".
In de resterende jaren van de proefperio
de zullen nog eens tien tot vijftien be
verstelletjes in de Biesbosch worden los
gelaten. „We zullen alles heel voorzich
tig doen om de beesten niet al te zeer te
verontrusten en ze een zo goed mogelijk
start te geven. Die hele verhuizing uit
Oost-Duitsland zal al heel wat zijn. Ze
zullen daar eerst moeten worden gevan
gen. Dan gaan ze een tijdje in quarantai
ne, en als gebleken is dat ze niet ziek
zijn, worden ze naar Nederland overge
vlogen".
Veelbetekenend voegt Van der Oude-
raa's collega Boere daar aan toe: „De fei
telijke uitzetting Zal in alle stilte gebeu
ren op een plek, die alleen bij een heel
klein groepje mensen bekend is. We wil
len niet dat de pers in het gebied gaat
rondsnuffelen of dat toeristen op de be
vers afkomen. Als dat gaat gebeuren
wordt de kans op mislukking van het
project erg groot".
Op dit moment zijn
bevers in Nederland
alleen nog maar aan
wezig op oude pren
ten.
Gezi:
n
Van der Ouderaa en Boere benadrukken
dat de bevers een eerlijke kans moeten
krijgen om zich met het „gezin" thuis te
gaan voelen in het nieuwe leefgebied.
„De bever is een monogaam dier, die
het liefst met zijn familie op een door
hem zelf afgebakend terrein leeft", legt
Van der Ouderaa uit. „De familieband is
heel sterk. Jonge bevers blijven wel twee
tot drie jaar bij vader en moeder voor
dat ze de ouderlijke burcht worden uit
gezet. Ze worden dan concurrenten van
hun ouders. Maar toch gebeurt het gere
geld dat de kinderen dan toch heel dicht
in de buurt van de ouderlijke burcht een
eigen onderkomen bouwen".
Hoe de natuurspecialisten gaan controle
ren of het experiment de goede kant op
gaat? Boere: „We hebben overwogen en
kele beesten een zendertje aan te hangen.
Maar daar hebben we van afgezien. We
willen namelijk alles doen om te veel
stress bij de bevers te voorkomen. Im
mers, het blijft een gevoelige zaak waar
alle critici met de neus boven op zitten.
De bever vertoont veel gelijkenis met de muskusrat. Alleen is hij niet zo schadelijk voor bijvoorbeeld dijken.
Geen zendertjes dus. In plaats daarvan
zullen onze terreinbeheerders sporen
gaan volgen. Aan vraat aan bomen bij
voorbeeld is goed te zien of de bevers
actief zijn. Als het experiment slaagt,
kunnen we altijd nog een keer een uitge
breid onderzoek doen met behulp van
zendertjes. Dan zouden we de bevers
nauwkeurig kunnen volgen en kunnen
vaststellen hoe zij zich gedragen en ver
spreiden".
V errijkend
De specialisten van Staatsbosbeheer leg
gen een enorm enthousiasme aan de dag
als ze over de bevers praten. De vraag
waarom deze knaagdieren zo nodig in
Nederland moeten terugkeren lijken zij
dan ook wat overbodig te vinden. Van
der Ouderaa: „Staatsbosbeheer streeft er
naar terreinen optimaal te beheren en
natuurlijk te ontwikkelen. Als je kijkt
naar de Biesbosch, waar veel water en
bos is, dan constateer je dat de bever
daar eigenlijk thuis hoort. Hij heeft een
belangrijke invloed op de ontwikkeling
van het gebied. Hij werkt gewoon verrij
kend op plant en dier. Hij zorgt voor
meer variëteit en meer natuurlijke mo
gelijkheden".
„In de Biesbosch zie je nu veel wilgen,
allemaal van dezelfde leeftijd. Ze zijn op
veel plaatsen zo uitgegroeid dat ze een
ondoordringbare muur vormen. Maar
leven er nu bevers in de Biesbosch, dan
worden er veel bomen omgeknaagd. En
daardoor, om maar eens een voorbeeld
te noemen, kan er weer meer licht tot de
bodem doordringen en zal een afwisse
lende vegetaties van kruiden en mossen
een kans krijgen".
Een veel beschreven, beroemde kwaliteit
van bevers is het bouwen van dammen.
Het zijn ingenieuze bouwwerken, die het
waterpeil in een rivier kunnen verande
ren. Boere: „Waar nodig bouwen bevers
die dammen om de ingang van hun ho
len goed onder water te houden. Een
hoog waterpeil heeft verder in de winter
het voordeel dat de toegang tot het hol
niet zo snel dichtvriest. In sommige lan
den is de bever zelfs uitgezet om even
tueel droogvallen van bovenstromen in
het hoger gelegen land te voorkomen.
Hier in het laagland heeft de bever die
functie niet. Hij hoeft in de Biesbosch
helemaal geen dammen te bouwen, om
dat het water er diep genoeg is".
Een discussie over het nut van de bever
vinden Boere en de zijnen eigenlijk
overbodig. „De bever is in het verleden
vooral langs de rivieren een wegbereider
geweest voor de mensen. Maar dat
speelt nu geen rol. Hij hoeft niet nuttig
te zijn voor de mens. Hij is nuttig voor
de natuur. Dat is het belangrijkste. Wij
hebben ook niet onderzocht of het voor
mensen wel leuk is dat de bever terug
komt. Wij hebben alleen gekeken of het
natuurlijke leefmilieu van de bever nog
bestaat en of het onder de huidige om
standigheden verantwoord is hem in dat
milieu los te laten".
Over leefmilieu gesproken: de bever zal
anno 1988 wel met ander zwemwater te
maken krijgen dan honderdzestig jaar
geleden. Een deel van de Rijn stroomt
door de Biesbosch. En Rijnwater is toch
het smerigste water dat er in Europa is te
vinden? Boere is niet onder de indruk
van die stelling: „Natuurlijk is het water
in Nederland vuiler dan honderdzestig
jaar geleden. Maar dat blijkt op zichzelf
geen belemmering voor de bever te zijn.
Het gaat om het voedsel. Een bever is
een planteneter. Hij voedt zich met
boomschors, met de bladeren van wil
gen, berken, populieren. Dat is heel wat
anders dan een otter die heel veel vissen
eet, die zich op hun beurt ook hebben
gevoed met organismen uit het vervuil
de water. Ja, ik weet heus wel dat er
mensen zijn die zeggen: als je de be
dreigde otter niet goed kunt beschermen
in zijn huidige leefmilieu moet je ook
die bever niet terughalen. Maar dat vind
ik geen goed argument. Wij vinden dat
je alles moet doen om goede leefomstan
digheden voor otters te creëren. Dus
moet je zorgen voor schoon water. Maar
dat heeft een bever nou eenmaal niet no
dig om te overleven".
Muskusrat
Waaraan Boere nog toevoegt: „Ach, in
Oost-Duitsland bestaan bloeiende bever
kolonies in de buurt van de Elbe. Daar
is de kwaliteit van het water nog minder
dan bij ons. Hij is trouwens familie van
de muskusrat. En van dat dier is ook
nog nooit bekend geworden dat die last
heeft van slecht water".
Pardon? Familie van de muskusrat? Van
dat beest dat hier te vuur en te zwaard
wordt bestreden vanwege de enorme
schade die hij aanricht? Hoe groot is dan
wel de familiegelijkenis, en is het ver
standig om bevers weer in Nederland los
te laten? „De muskusrat (elke rat trou-
naam. Dat heeft vooral te maken met
het feit dat hij dijken ondergraaft. Een
bever doet dat niet. Een muskrusrat ver
menigvuldigt zich ook veel en veel sneb
Ier dan een bever. En bovendien zit hij
altijd in vieze, stinkende slootjes. Een
bever heeft een ander milieu. Hij wordt
door de mensen altijd geassocieerd met
een mooi landschap, fris en schoon. Kijk
maar eens naar Canadees filmpjes over
de bever".
Tenslotte een brandende vraag over de
bever: waarom knaagt hij toch altijd hele
bomen om? Van der Ouderaa: „Boom
bast is een onderdeel van het voedsel
van bevers. Boombast is ook een van de
weinige dingen die hij in de winter kan
eten. Als een bever, die toch wel gauw
zestig tot zeventig centimeter groot kan
worden, alleen maar van het onderste
stukje van een boom kan eten, zou zijn
territorium snel uitgeput zijn. Daarom
knaagt hij een boom om en krijgt daar
door de schors om de hele stam tot zijn
beschikking. Wat er overblijft kan hij
goed gebruiken voor het bouwen van
zijn burcht. En de resterende boom
stronk vormt later opnieuw een bron
van voedsel voor hem. Want die loopt
weer uit".
ARV1D VAN DER WOLF
binnen de perken
Er is goed nieuws voor de liefhebbers
van Japanse azalea's. Voor de professio
nele bloementeler en voor de gewone
tuinamateur is er nu eindelijk een Ne
derlandstalig boek over deze prachtige
bloemenstruik die zowel buiten als bin
nen gedijen wil. Over de oorsprong, de
soorten en cultivars, de teelt en de ver
zorging.
Het boek is geschreven door de Belgi
sche dr. ir. Jozef Heursel en ook vrijwel
alle foto's die ter illustratie zijn opgeno
men zijn van zijn hand. Heursel is land
bouwkundig ingenieur, doctor in de
landbouwkundige wetenschappen en als
wetenschappelijk onderzoeker verbon
den aan het Rijksstation voor Sierplan
tenteelt in Melle. Met als basis en stu
diemateriaal een verzameling azalea's
die uniek is in Europa, onderzocht hij
onder meer de groei- en bloeibeheersing
van de planten. Ook besteedde hij veel
tijd aan onderzoek naar het overervings
schema van bloemkleurstoffen in aza
lea's. Als resultaat van dit onderzoek
hij acht nieuwe variëteiten ontwikkelen.
Een steeds groter publiek raakt in de ban
van de Japanse azalea: een gevarieerde,
rijkbloeiende plant. Met de belangstel
ling groeide ook de vraag naar degelijke
informatie. Tot nu toe moest echter al
tijd teruggevallen worden op Ameri
kaanse, Engelse of Japanse literatuur.
Heursel maakte eerder een beschrijven
de lijst van de azalea indica (de Indische
azalea). Nadat hij dat boek af had groei
de zijn belangstelling voor de Japanse
soort. Uit gesprekken met telers en ama
teurs leidde hij af dat aan een dergelijk
boek grote behoefte bestond. Temeer
daar er geen letter in het Nederlands
over geschreven was.
De klus waarvoor hij zich gesteld zag
was gigantisch. En al snel bleek dat hij
de oorspronkelijke groeiplaatsen in Ja
pan zeker moest bezoeken om het werk
echt compleet te maken. Dat heeft hij
gedaan en talloze kleurige foto's in het
boek getuigen daarvan.
De liefhebber die aan Japanse azalea's
denkt, ziet in de eerste plaats de blad-
houdende winterharde azalea's voor zich
die het goed doen in vrijwel elke tuin.
Maar er zijn ook Japanse azalea's die al
leen maar geschikt zijn als potplant voor
de huiskamer. Die zijn niet winterhard.
Ze hebben kleine maar zeer vele
bloempjes waardoor ze zich duidelijk
onderscheiden van de overige potaza-
lea's. Deze soort azalea's bestaat dus uit
uiteenlopende typen en dat hoeft niet te
verbazen als we even naar het klimaat
van het land van herkomst kijken. Van
het noorden tot het zuiden van Japan
zijn er grote verschillen in temperatuur.
Het Japanse eilandenrijk strekt zich uit
over zo'n tweeduizend kilometer en ver
geleken met het deel van de wereld waar
wij leven, beslaat het een gebied van
Lyon in Frankrijk tot Marrakech in
Marrokko. Het zuidelijkste eiland van
Japan, Kyushu, is de bakermat van vele
soorten azalea's. Het vriest er weliswaar
ruim twee keer zo vaak als bij ons. maar
minder hard. De gemiddelde tempera
tuur ligt er zelfs zeven graden hoger dan
in onze streken. En het regent er drie
keer zo veel. Toch ligt de gemiddelde
temperatuur op dat eiland zeven graden
hoger dan bij ons. Daarentegen valt er
drie keer zo veel regen. Hoewel het er
dus vaak vriest is het klimaat zeer zacht
zodat we van de planten die er inheems
zijn. geen winterhardheid kunnen ver
wachten die onze temperaturen in de
winter kunnen trotseren. De winterharde
Japanse azalea's komen dan ook uit de
bergen of uit noordelijker gelegen stre
ken.
Japanse azalea.
De natuurlijke rijkdom die deze Japanse
soorten in het wild in de loop der tijd
gekregen heeft door de uiteenlopende
klimatologische omstandigheden, is door
vJ'V -
Japanse en Europese veredelaars enorm
vergroot. Daarvoor zijn soorten uit Zuid
en Noord Japan met elkaar gekruist.
Daar heeft men het niet bij gelaten. Ook
kruisingen van Japanse en Koreaanse
bleken succesvol. Bovendien zijn er va
riëteiten gekweekt op basis van de Ja
panse soorten en die uit Taiwan en de
soorten uit China die wij koesteren als
onze normale pot-azalea.
Rijkdom
drage geleverd tot de aanpassing aan de
koudere temperaturen die ten onzent
heersen. Via Nederland kwamen de Ja
panse azalea's in Belgie terecht waar de
bloem een belangrijke rol speelt tijdens
de eens in de vijf jaar gehouden Floralia
in Gent. In 1990 is de volgende afleve
ring van dit bloemenspektakel en ook
dan belooft de Japanse azalea weer een
hoofdrol te spelen.
De Nederlanders hebben ook geprobeerd
de oranje, rode en witte soorten te ver
rijken met een gele kleur. Die poging is
tot nu toe niet echt gelukt.
Het boek is onontbeerlijk voor de echte
liefhebber van de Japanse azalea. Uitge
geven door Zomer en Keuning in de
~e koop voor f 24,90
JAN VAN KOOTEN