binnen de perken
Ceidae (Sowuvnt
Knoflook
populair
ZATERDAG 16 JANUARI I
Pinguïns zijn de lievelingsdieren van David. Hij heeft ze in alle soorten en maten.
Ooit riep iemand hem toe, de draak stekend r
manke been: ,,Hé, pinguïn!". Twintig jaar later
David, voormalig taxichauffeur te Verviers, de^
eigenaar van 's werelds grootstepinguïn-museu
Pingouin. In Geer, vlakbij Luik, diep verscholen
Waalse land, bouwde hij een collectie pinguïns op
meer dan dertienhonderd stuks omvat, maar di.
dagelijks groeit. Alfred David, 54 jaar oud, heeft nog
wensen: ooit échte pinguïns houden èn na zijn dood
pinguïn begraven worden.
GEER - „Koffie? Bier? Ik heb ook
whisky, of een witteke. Ge zegt het
maar, en ik haal het!". Nog geen
vijf minuten zijn we te gast in Villa
Pingouin, maar Alfred David, bij
genaamd de Pinguïn, is al zeker
tien keer uit zijn stoel opgespron
gen. Rusteloos stapt hij zijn kamer
op en neer, jaagt zijn kroost naar
de keuken, maant „madame Pin
gouin" de telefoon neer te leggen,
en komt terug met zijn jongste ge
tuigschrift: „Ik, ondergetekende,
Yves Levasseur, organisator van
verscheidene beurzen van verzame
laars en auteur van het jaarboek
van verzamelaars, bevestig hierbij
dat meneer Alfred David, stichter
van het Pinguïn-museum in Geer,
België, de grootste pinguïnverza
melaar ter wereld is. Gedaan te Pa
rijs, 1 december 1987. Yves Levas
seur".
Triomfantelijke blik: „Voila. Het
bewijs. Ik ben waarlijk de groot
ste!".
Pinguïngek. Alfred David, 54 jaar oud,
ex-taxichauffeur te Verviers, heeft er
geen seconde moeite mee zich zo aange
duid te zien. Een T-shirt met een levens
grote pinguïn erop siert zijn borst en hij
heeft een vechtpet vol badges met (na
tuurlijk) pinguïns erop, op zijn hoofd. In
zijn tuin: stenen pinguïns. Langs de op
rijlaan: juist. En dan zijn we nog niet in
zijn museum geweest, waar in een ruim
te, te klein om adem te halen, 1327 pin
guïns uit alle windstreken een monster
collectie vormen die de trotse eigenaar
nu al bijna twintig jaar van zijn leven en
een kleine tachtigduizend gulden hebben
gekost.
Alfred David: „Nog elke dag komen er
bij. Op 4 mei zal ik er precies twintig
jaar mee bezig zijn en dan hoop ik er
meer dan vijftienhonderd te hebben. Als
ik hard doorwerk, haal ik dat. Maar (die
pe zucht) het wordt natuurlijk wèl steeds
moeilijker. Ik moet echt gaan oppassen
dat ik geen pinguïns koop die ik al heb.
Mijn vrouw helpt me daarmee. Zij
neemt in het museum altijd stof af, en
zij weet dus nóg beter dan ik wat er al
staat. Dat is belangrijk, want dubbele
pinguïns tellen niet. Die kan ik hooguit
ruilen". Alfred David wipt naar het pun
tje van zijn bank: de inleiding heeft wat
hem betreft lang genoeg geduurd. „Gij
zijt journalist en daarvan heb ik er hier
al meer gehad. Die willen vooreerst alle
maal weten hoe het zo gekomen is. Wel
nu, neemt uwe stylo en luister!".
In rap Waals volgt nu de hele ontstaans
geschiedenis van het museum die feite
lijk teruggaat naar de dag, nu ruim twin
tig jaar geleden, dat Alfred David, bijge
naamd de Pinguïn, met zijn „moto" een
doodsmak maakt om niet meer van bij
te komen. Een klap die het einde bete
kent van zijn carrière als beroepsmili
tair. Maar die tegelijk de basis legt voor
zijn nieuwe bestaan als opper-pinguïn.
Bijnaam
Alfred David: „Het was een zwaar acci
dent. Enfin, men heeft mij opgelapt en
geopereerd, maar men heeft niet kunnen
voorkomen dat mijn linker heupbeen
anderhalve centimeter korter werd dan
mijn rechter. Ik kan ermee lopen maar
ik heb er wel - lijk sommige mensen dat
noemen - een waggelende gang aan
overgehouden. Precies gelijk een pin
guïn. Op een goeie dag loop ik in Ver
viers over straat, ik heb daar inmiddels
een job als taxichauffeur, en een vaste
klant van mij roept uit de verte: „Viens
ici, pingouin!". Sinds die dag heb ik
mijn bijnaam".
..Een paar dagen later geeft dezelfde
klant me bij wijze van grap een speel
goed-pinguïn. waarvan het kopje be
weegt. Dat was mijn eerste verzamel-
stuk. Weer een paar dagen later heb ik
een vrouw met een klein kind in mijn
wagen en dat kind heeft een pinguïn bij
zich. Ik vraag die vrouw mij die pinguïn
te geven in plaats van de ritprijs. Dat
was de tweede. Mijn derde heb ik zelf in
Duitsland gekocht, en nu ga ik elk week
einde de beurzen af in Nederland en Bel-
gic. Vorig jaar heb ik in zeven maanden
tijd zevenen vijftigduizend kilometer ge
reden. en nog altijd kom ik nieuwe pin
guïns tegen. Hoe langer ik ermee bezig
ben, hoe meer ik er zie".
„Ik heb alle boeken over pinguïns gele
zen, want ik wil op alle vragen over
mijn lievelingsdieren antwoord kunnen
geven, en twee keer per maand ga ik
naar de Zoo in Antwerpen om een paar
uur naar de pinguïns daar te kijken. Ik
zou graag ook naar Amerika gaan om
daar pinguïns te kopen. Of naar Polen,
waar een klein stadje is waar ze poubel-
les (vuilnisemmers) in de vorm van een
pinguïn hebben. Ik heb daar al een paar
keer de ambassade over geschreven,
maar die kunnen me niet helpen. En het
liefst van al zou ik ooit hier buiten een
paar echte pinguïns houden, maar dat is
voorlopig te duur. Ge hebt een bassin
nodig - geen beton, want daar krijgen ze
pootontstekingen van - en ge moet da
gelijks verse garnalen en zoutwatervis
hebben. Neemt ge die maatregelen niet,
dan hebt ge 's morgens twee pinguïns,
Alfred David in het earn a valspaL,™
waarvan hij indertijd de hele pa f t(
heeft opgekocht. FOTO'S: BUREAU n
nclinc
en de namiddag niet één meer. En zóu
ik pinguïns hebben, ze zouden het bij
mij goed hebben!".
Alfred David kijkt steels op mijn notitie
blok of dit allemaal naar behoren geno
teerd staat.
„Eh bien! En gaan we nu 't musée bekij
ken?".
Damesslip
Met een inderdaad iets waggelende gang
gaat „Le Pingouin" me voor, naar het
voorste deel van zijn voor Belgische be
grippen bescheiden, maar wel prachtig
gelegen bungalow. Hij ontsluit de deur,
om me vervolgens op een bijna religieu
ze manier verder te noden. En daar. in
een ruimte van nog geen drie bij zes me
ter, zitten, hangen en staan zijn meer
dan dertienhonderd pinguïns.
Op de grond, op planken en bijzettafel
tjes, in vitrines en aan het plafond.
Groot en klein, dik en dun, in traditio
neel zwartwit en in andere kleuren. In de
vorm van horloges, digitaal en met veer.
In de vorm van koffiepotten, wekkers,
lampen, een telefoon, een tas, een stoel.
Op prentbriefkaarten, postzegels, een
munt van de Falkland Eilanden. Op bor
den, placemats en als peper- en zoutstel.
Van hout, van koper, in plastic en van
porselein. Van twee millimeter hoog en
vijftig milligram zwaar, in puur goud en
slechts met een loep waarneembaar, af
gedekt door een glazen stolp, die er voor
de gelegenheid even af mag. Kniehoog,
in beton uitgevoerd en vijfendertig kilo
zwaar. Een echte, opgezette pinguïn. Als
sleutelhanger, lucifermerk of suikerzakje.
Opblaasbaar en van chocola. Als sier-
stuk, uit Marokko. Als kroes, uit de Sov
jetunie. Afgebeeld op een nachthemd,
kinderslabbetjes, een T-shirt, een trui.
De omgeving noodt tot vertrouwelijk
heid.
„Ik kan", zegt monsieur Le Pingouin
met iets van schroom in zijn stem, „nu
werkelijk geen ene pinguïn meer laten
schieten. En het beroerde is dat ik ze
overal zie. Hier, dit medaillon. Is van
mijn vrouw geweest. De voorzijde toont
een vrouwenfiguurtje, maar draai ik het
om dit is toch sprekend een pinguïn?
Sindsdien ligt dat medaillon hier. En
deze steen - heb ik hier in de buurt ge
vonden, bij grondwerken. Niemand
heeft er verder iets aan gemodelleerd,
maar als ik hem zó houHier, het
oog, de borst, de poten, de kop en de
snavel - een prachtexemplaar".
Op zachte toon vertrouwt monsieur Le
Pingouin me toe, me licht op de arm
drukkend, dat hij er weieens over heeft
gedacht naar een psychiater te gaan, om
dat af en toe zijn pinguïn-manie zelfs
hèm wat le ver gaat. Maar sinds zijn
vrouw hem vergezelt op al zijn stroop
tochten, voelt hij zich toch weer wat ze
kerder. Zonodig remt zij hem wat af.
Plots weer grinnikend wijst hij me op
een mooie, effen trui met pinguïn-afbeel
ding, keurig over een kleerhangertje ge
drapeerd, die hij vanuit zijn stoel heeft
„georganiseerd".
„Van Michèle Etzel, presentatrice van
de Luxemburgse tv. Óp een avond heeft
ze dat ding op scherm aan, en ik meteen
bellen natuurlijk! De volgende dag al
had ik hem hier".
Tot mijn verbijstering zie ik naast de
trui nog een reeks modieuze damesslips
met pinguïn-afbeelding aan het plafond
hangen, maar Alfred David heeft mijn
blik gevolgd: „Ha nee, die zijn nooit van
madame Et^el geweest. Die heb ik ge
woon in de winkel gekocht!".
Met een niet meer te stuiten enthousias
me wijst Alfred David me nog verschil
lende andere trofeeen die hij met moeite
heeft kunnen bemachtigen of die hem,
om wat voor reden dan ook, erg dier
baar zijn. Zoals die rol Smarties, waar
op het eerste gezicht niks pinguïnachtigs
aan te ontdekken is, maar die op de
plastic afsluitdop een minieme pinguïn
heeft. Het heeft hem geleerd dat je altijd
op je hoede moet zijn.
Grafsteen
Een door kennissen aangeleverde pin
guïn uit Marokko. Een pinguinbiscuitje,
pinguinchocola, de reclamepinguïn van
een bekend merk antivries en een speel
tje dat je met een veer opwindt, waarna
drie pinguïns wat houterig een trap op
klimmen. om zich vervolgens met een
noodgang over een glijbaan naar bene
den te laten vliegen. Rechtop, zoals een
pinguïn dat doet.
Zeer ingenomen toont mijn gastheer
zich ook met de meer dan levensgrote
pinguïn die een houtsierkunstenaar spe
ciaal voor hem modelleerde en die nu
tot de grootste in zijn collectie behoort;
en met het pinguïn-carnavalskostuum
waar hij in Duitsland tegenaan liep en
waarvan hij in één klap de hele voorraad
opkocht. Vertrouwelijk: „In dit pak -
dat heb ik al geregeld - zal ik begraven
worden. En op mijn graf komt een
mooie steen, met één pinguïn erop, en
naast mijn geboorte- en sterfdatum de
tekst „Alfred David, dit le Pingouin"
(Alfred David, bijgenaamd de Pinguïn).
Die steen is al klaar, op de sterfdatum
na natuurlijk. Dan heb ik gedaan wat ik
kon. En persoonlijk zou ik er helemaal
geen bezwaar tegen hebben, als dat alle
maal zo geregeld kan worden dat ik I
later als pinguïn terugkom".
David vervolgt: „In het begin vondL gL
familie, en vond ook mijn vrouw, daL]jng
er veel te ver mee ging. Maar nu het ijj;n v
seum door de provincie en de staat!,;/
kend is, en ik zelfs al staatssubsidie [,or(j<
kunnen krijgen - wat ik geweijleer
heb - kijken ze er toch wat andersLn 0
genaan. Alleen toen ik officieel ittte,
naam wilde laten veranderen - Le jL
gouin in plaats van David - ging£er
dat wat te ver. Maar het bleek ookjL _a
duur. En erg veel verschil maakt
niet, want iedereen hier kent me tod wie
als Alfred le Pingouin. Sinds ik een p^e le
keer op antenne ben geweest, vooral ,gen
de Franse, krijg ik overal post vanda,n
vaak kaarten van pinguïns; en als dnanc
aan de achterkant op staat: „Monsieuku,-
Madame Pingouin. Geer, Belgique", <£e c
komt het al aan". iaaj<
Veel fanmail en bedankjes bereiken )0pt
familie ook van bejaarden- en gehar ;clC|
captenorganisaties, die bij de Davids i
apart plekje innemen. Alfred: „Norm pjej,
verzorg ik geen tentoonstellingen m aan
buiten de deur omdat me dat daj ou(j
kost, maar voor gehandicapten maak^,
vaak een uitzondering. Als ik men |n(je"
blij kan maken door hen mijn collet|end
te tonen, dan is mij dat veel waalela
's Zomers komen hier hele touringc,an
tegelijk naar toe. meest uit Belgie en !ïjing
derland. En iedereen gaat altijd heel lllvc
lijk weer weg. Zo heb ik er dubbel chC|
van. Eerst van het verzamelen zelf, ons
daarna van de vreugde die ik er ande |erz(
mee schenk. Momenteel ben ik met jje 2
gemeente in onderhandeling zodat in on
loop van het jaar mijn hele collectie m
schien naar een echt museum in Wart
me gaat. Ik kan er even goed zo v;
heen als ik wil, en ik heb dan.zekerh.
dat het eeuwig blijft bestaan, zolang
wereld bestaat. Dat is voor mij een ri
gevende gedachte".
Alfred gunt mij nog een laatste blik
zijn heiligdom, voor hij me - met mo
te - weer laat gaan. jjel
Druk nagewuifd door de familie neemj
een paar minuten later afscheid,
diep onder de indruk van deze vreenjWl<
vogel van het Waalse platteland. En inia
ter hoogte van Leuven twee agenteiï tvro
aanhouden met de droge mededeling (bed
ik over de weg vlóóg, neem ik dat d^e
middellijk aan. Hoe '/an het anders)
zo'n middag! FRANS BOOGAARJ^j,
Het pinguïn-museum van Alfred DaijP°s
17 Rue de Boélhe, Geer, is te bezichtigWa
na telefonische afspraak op nr. dnu
32.19.58.83.78. Er wordt geen entree )$ch
heven: voor Vlamingen en Hollanal
heeft Alfred David Nederlandstalige flrv
cuinentatie beschikbaar. j
Knoflook staat bij ons bekend om
de doordringende geur die de bolle
tjes verspreiden en lange tijd heb
ben Nederlanders knoflook (en de
mensen die de teentjes gebruikten)
gemeden. De laatste tien jaar is de
vraag naar knoflook echter enorm
gestegen.
Daarvoor zijn verscheidene oorzaken
aan te wijzen. Enerzijds zijn onze eetge
woonten veranderd door bijvoorbeeld
vakanties in Zuid-Europa. In deze lan
den staat knoflook dagelijks op het
menu en zodoende hebben ook wij ge
leerd gerechten te eten waaraan knoflook
is toegevoegd. En natuurlijk zijn er de
buitenlanders die het gebruik van knof
look uit hun land hebben overgebracht
naar Nederland. Daarbij komt dat de
goede eigenschappen van knoflook nu
algemeen bekend zijn. De plant heeft
een gunstige uitwerking op diverse kwa
len en er wordt verondersteld dat het
eten van knoflook het verouderingspro
ces van het menselijk lichaam kan ver
tragen.
De geschiedenis van knoflook is oud en
zeer bewogen. In de loop der tijd is de
waardering ervoor erg wisselend geweest.
Knoflook is afkomstig van de steppen
van Centraal-Aziè en was al bekend bij
de Egyptenaren, Grieken en Romeinen.
De laatsten brachten de plant rond het
begin van de jaartelling naar West-Euro
pa. In de oudheid kregen slaven, solda
ten en zwaardvechters veel knoflook te
eten. Het werd als een soort krachtvoer
beschouwd. Ook de medicinale eigen
schappen van de plant waren al vroeg
bekend.
In de donkere Middeleeuwen kwam er
echter een kentering in de populariteit.
Veel mensen verafschuwden knoflook
om de geur en misdadigers uit die tijd
kregen als extra straf soms grote heo-
veelheden knoflook te eten. De plant is
door de eeuwen heen onderwerp geweest
van legenden, bijgeloof en magie. Zo
werd en wordt op de Balkan nog steeds
geloofd dat een streng knoflookbollen
aan de deurstijl vampiers en andere vre
selijke creaturen buiten de deur houdt.
Knoflook beschermt ook tegen hekserij,
kiespijn verdwijnt als je een teentje
knoflook in je hand meedraagt en het
brengt geluk als je over knoflook
droomt. Aldus de volksverhalen.
Knoflook hoort tot de familie der lelie-
achtigen en is een zusje van prei en ui.
De geur die de bolletjes verspreiden
wordt veroorzaakt door een vluchtige
olie waarin het zwavelachtige allicinem
voorkomt. Allicinem werd in 1944 ont
dekt en het bezit helende eigenschappen.
De stof is goed voor de urinewegen en
ademhalingsorganen. Het is bloeddruk-
verlagend en gaat aderverkalking tegen.
Rheumatische aandoeningen, slapeloos
heid en veroudering kunnen ermee be
streden worden. Bovendien heeft allici
nem een beschermende werking bij ont
stekingen; het houdt de groei van scha
delijke bacteriën tegen. Daarnaast is het
bloedzuiverend en als zodanig kan het
mensen met huidproblemen helpen.
Een knoflookbol bestaat in tegenstelling
tot een ui niet uit één bol maar uit zes
tot dertien kleine teentjes. Elk teentje is
omgeven door een vliesje en alle teentjes
zitten met elkaar in een schil.
In ons land zijn twee soorten knoflook
te koop: witte en rozige. De bollen
worden voornamelijk geïmporteerd uit
Spanje en Italië maar ook wel uit Egyp
te, Bulgarije en Hongarije. Op kleine
schaal wordt ook in Nederland knoflook
geteeld. Door de toenemende vraag
neemt ook die teelt toe.
Zelf knoflook verbouwen kan op droge
met compost bemeste zandgrond. Als
plantmateriaal kunnen stevige en gezon
de teentjes van gekochte knoflookbolle-
tjes gebruikt worden. Begin april kunnen
die teentjes de grond in. Vijftien centi
meter van elkaar en op een diepte van
vier centimeter. Als alles meezit lopen
de teentjes twee weken na het planten
uit. Veel zorg hoeft er niet aan besteed te
worden, ze groeien vanzelf en het enj
werk dat ze vragen is het bed onkru
vrij te houden. Geoogst kan er wordl
als de bladeren geel verkleurd zijn; ïl
als bij de ui dus. Buiten laten drogen
een tochtige plek en binnen bewaren
een koele donkere plaats.
Als knoflook verbouwd wordt n;
wortelen slaat u letterlijk twee vliegenI
een klap: de wortelvheg heeft een helj
aan de knoflooklucht en de uienvlieg
de knoflook zou kunnen aanvreten h(
de pest aan wortelgeur.
Wie de gezonde eigenschappen
knoflook toch ondergeschikt maakt
de afkeer voor de geur kan baat hebl
bij de volgende middeltjes om de ad
weer fris te krijgen na het eten van knj
look: kauw op een takje peterselie
drink een glas rode wijn dan wel k(
sterke koffie. Wie zelf knoflook gegel
heeft ruikt de geur niet bij een andc
knoflooketer. Allemaal dus een teei
per dag en niemand merkt er iets var
JAN VAN KOOTI