Rennen voor je leven,
Rat heer en meester in bizarre Indiase tempel
'fceidw&ouAOAït'
Links en rechts van
Side: kilometers
strand. Tijdens de
wintermaanden
volmaakt verlaten,
hoewel de
temperatuur (in de
zon) tussen elf en
drie uur hoogzomers
wordt.
ZATERDAG 2 JANUARI 1988
RAJASTHAN - De rattentempel
van Deshnoke, een kleine stad in
de woestijnstaat Rajasthan, is zon
der twijfel de meest bizarre heilige
plaats in India. Niemand kan met
zekerheid zeggen hoeveel ratten
zich in de tempel ophouden omdat
de meeste knagers zich onder de
tempelvloeren en in nissen in de
muren bevinden. Maar het moeten
er honderdduizenden zijn. In elk
geval genoeg om de argeloze bezoe
ker van dit barokke bouwwerk de
stuipen op het lijf te jagen.
Schijn bedriegt in Deshnoke. De ratten
zijn in de tempel geen ongewenste be
zoekers die zich bij een gebrek aan gif en
dank zij een ongeremde voortplantings-
drift hebben kunnen handhaven. Nee:
het ongedierte is buitengewoon welkom
in de tempel: Het heiligdom is zelfs spe
ciaal voor de ratten gebouwd, eeuwen
geleden. Pelgrims uit de ruime omtrek
komen naar de tempel om er de ratten
eer te betuigen, te voeden, drinken te ge
ven en voor hen te bidden. De ratten
zélf zijn in Deshnoke heilig.
Wie de tempel van Deshnoke wil bezoe
ken, en opgegroeid is in de wetenschap
dat ratten vies en gevaarlijk zijn, zal wel
wat angst en walging weg moeten slik
ken. Zo moeten bij de ingang volgens
goed hindoestaans gebruik de schoenen
uitgetrokken worden. Een bijzonder
vriendelijk heer in een witte katoenen
omslagdoek neemt het schoeisel in ont
vangst. Tot zover is alles in orde, maar
dan gaat het verder: blootsvoets over de
marmeren tempelvloer die met keutels
bezaaid ligt.
Binnenin de tempelhof hebben de ratten
letterlijk vrij spel. Ze luieren wat in de
schaduw, spelen met hun jongen, sprin
gen hoog tegen elkaar op in flitsende
schijngevechten of kruisen de open
ruimtes met een enorme snelheid. De
tempelvloer is spekglad: als de „speedy "-
ratten een plotselinge koerswending wil
len maken vliegen ze letterlijk uit de
bocht. Op de plaatsen waar hindoe's
graan en zoetigheid hebben geofferd, kri
oelt het werkelijk. Deze voederplaatsen
moeten wat omzichtig genaderd worden,
want het is hier een komen en gaan van
hongerige viervoeters.
Heilig
De ratten van Deshnoke zijn heilig, en
ze weten het. Niemand zal ze een haar
krenken, al heeft de tempelpriester er
aardigheid in zo af en toe een vet en suf
fig exemplaar kort aan de staart te trek
ken. Breed lachend demonstreert hij het
effect van deze actie. De rat in kwestie
springt omhoog en landt vrijwel exact
180 graden gedraaid weer op zijn poot
jes. „Keeps 'em awake" - houdt ze wak
ker - zegt de priester grinnikend, terwijl
zijn slachtoffer zich uit de voeten maakt.
Het gesprekje met de priester - een rij
zige, broodmagere brahmaan - is een
hele geruststelling. Hij maakt het zich
gemakkelijk bij het matras waarop hij
klaarblijkelijk de nacht doorbrengt. Drie
ratten zijn hem voorzichtig i
i is geen gebrek in de tempel van Deshnoke.
FOTO: PAUL KOOPMAN
snuffelen wat aan zijn groezelige broeks
pijpen. Haast gedachteloos schopt hij ze
weg. „Inderdaad, 's avonds slaap ik
hier", bevestigt hij. Vervolgt: „Als ik 's-
ochtends wakker word, dan liggen er al
tijd wel een paar'naast me. Het kan 's a-
vonds hier erg fris zijn en een rat is op
lichaamswarmte gesteld".
De boodschap is duidelijk: de heilige rat
ten van Deshnoke zijn zo tam als het
maar kan. Tijdens zijn wandelingen
door de tempelhof wil de brahmaan wel
eens per ongeluk op een slaperige rat
stappen, maar zelfs bij zo'n brute provo
catie wordt het dier niet agressief. „Ik
ben nog nooit gebeten", zegt hij, de
broekspijpen ten bewijze opstropend.
Rijdier
In India zijn vele tempels aan vele ver
schillende goden, dieren en natuurlijke
elementen gewijd. Maar de rattentempel
in Deshnoke is uniek in dit land van
ruim 800 miljoen zielen. ,,De rat is het
rijdier van Ganesja, de god met het oli-
fantenhoofd", zegt de priester, terwijl
een half blinde muzikant op zijn accor-
deon-achtig instrument een eenstemmige
bezwerende melodie speelt. Hij ver
klaart: „Men heeft daarom gemeend ten
minste één tempel aan de rat te wijden,
hoewel deze god misschien iets minder
populair is".
Daarmee is voor een nuchtere westerling
nog geen verklaring gegeven voor de
verering van de rat. maar dat is ook zo
goed als onmogelijk. De hindoeistische
cultuur is voor buitenstaanders vrij on
overzichtelijk, omdat het een samenstel-
sel is van de meest uiteenlopende reli
gieuze opvattingen waarbij zoals gezegd
vele dieren, goden, heiligen en hogere
krachten vereerd worden. Naast monot-
heistische opvattingen bestaat er een cul
tuur van ontelbare godsvoorstellingen en
een diepgeworteld geloof in reïncarnatie
(wedergeboorte). De koe wordt daarom
niet geslacht, hij kan immers een gereïn
carneerde mens zijn. Maar de koe is ook
heilig: de stier Nandi wordt in oude ge
schriften genoemd als rijdier van een
van de drie hoofdgoden: Shiva. Ook de
rat speelt een - weliswaar bescheiden -
rol in de oude hindoeistische geschriften.
Maar nog afgezien van alle religieuze
overwegingen, dient de rattentempel in
Deshnoke een zeer praktisch doel. Bin
nen de tcmpelmuren krioelt het van het
ongedierte, maar daarbuiten - in het
dorp zélf - laten de ratten zich niet zien.
Waarom zouden ze ook? De tempel
wachter zorgt er voor dat het de ratten
aan niets ontbreekt. Een stevig net dat
over het binnenhof gespannen is, voor
komt dat de zwakkere dieren door bui
zerds of andere roofvogels aangevallen
kunnen worden. Eten en drinken is er al
tijd genoeg.
De inwoners van Deshnoke zijn bijzon
der gelukkig met hun rattentempel. Hij
houdt de wijde omgeving niet alleen rat-
tenvrij, maar is dank zij zijn bizarre
gastvrijheid langzaamaan ook een toeris
tische attractie aan het worden. „Wij
zijn de ratten dankbaar", zegt de eige
naar van een van de kleine pensions in
Deshnoke. Wie geeft hem ongelijk?
PAUL KOOPMAN
ISTANBUL - Dat plan om via
dagtochten gedeeltelijk te voet de
zuidkust van Turkije te bereiken,
was belachelijk. Want het lukt niet.
Tenzij je beschikt over een tent en
een geladen dubbelloops geweer; óf
over een enorm stuk stom geluk.
Het plan was de afstand Istanbul-
Eskisehir per bus af te leggen, om
in elk geval af te zijn van die tien
tallen kilometers bebouwing en in
dustrie rond Istanbul. Daarna zou
ik van dorp tot dorp lopen, tot aan
de zuidkust waar het warm, lui en
lekker moest zijn. „Al die dorpjes
hebben wel pensions", zeiden ze,
de kenners die er geweest waren,
maar die geen ervaring konden
hebben met voettochten. Want er
waren helemaal geen dorpjes tus
sen Istanbul en Antalja. En de
dorpjes die er wèl waren, lagen on
mogelijk ver van de weg.
Er waren wèl honden. Joekels van waak
honden bij kudden schapen op eindeloze
steppen, met brede halsbanden waar lan
ge spijkers uit staken. Tegen jakhalzen,
wolven en Hollandse stommelingen?
Zonder die plotseling opdoemende Mer
cedes schreef ik dit stukje niet, of veel
later vanuit het ziekenhuis.
In Eskisehir, een rommelige industrie
stad, vroeg ik de weg naar het zuiden. Ik
kreeg een opvallend lange Turkse volzin
terug waarin alleen het woord „idioot"
duidelijk herkenbaar was. Goed: ik kreeg
de juiste weg, want de Turkse vriende
lijkheid is onverwoestbaar. De echte be
tekenis in dit verband van „idioot"
bleek pas later.
Om te beginnen zijn de afstanden einde
loos en honderden kilometers steppe
zijn na enige tijd niet opvallend boeiend
te noemen. Voor het boeiende element
zorgden die twee honden, die zich
kalmpjes losmaakten van de schapen en
op me af kwamen, zonder haast, maar
met moordplannen in de ogen.
De kleinste, een zwart kalf, was duidelijk
de jongere zonder ervaring, die een fron
tale aanval in gedachten had. Het gebaar
van: ik doe nu net of ik een steen pak,
was voldoende om althans dit dier tot
jammerklachten te brengen én een paar
meter terug te drijven. Het grootste kalf
was slimmer. Die leunde op de afspraak:
pak jij 'm van voren, dan neem ik 'm
van de achterkant en hij maakte een
omtrekkende beweging.
Toen kreeg ik het echt benauwd.
Later zeiden ze: „Je had erbij moeten
gaan zitten en een deuntje fluiten. Dan
gaan ze wel weg". Maar op dat moment
dacht ik niet aan fluiten, maar aan die
tanden, witgele tanden, klaar om te bij-
De bestuurder van een zwartrode Merce
des zag de mallotige situatie, remde af
en reed terug om me een lift te bieden;
vijf mandarijntjes verder naar het dorp
Seyitgazi.
Hoogbouw
Turkije heeft niet van die gezellige dorp
jes zoals Griekenland. Wel veel hoog
bouw alsof de bouwgrond schaars is. Dit
dorp heeft een kazerne-achtig hotel, bui
ten de dorpsgrenzen. Ik heb er veel ge
sproken, veel gelachen en veel gedron
ken, maar de volgende ochtend in de
vrieskou was er niemand meer om de
hotelkosten mee af te rekenen.
Er is in Seyitgazi wel een bouwval met
een roodgloeiende potkachel en een
oude baas met een homp brood, een
klomp roomboter en een mes. En na
tuurlijk een eindeloze rij glazen thee.
Waardoor het toch weer gezellig werd en
warm en dat voor drie kwartjes, want
Turkije is voor Nederlanders bescha
mend goedkoop.
Waarom dat Antalja aan de Turkse
zuidkust zo'n toeristische naam heeft be
grijp ik met: het is ongezellig groot, met
de gebruikelijke hoogbouw en rommelig.
Daarentegen begrijp ik ook weer niet,
waarom Afyon, halverwege Istanbul en
Antalja niet wordt overspoeld door toe
risten. Het is een schoon stadje met een
ruim, overzichtelijk, middeleeuws en
vermoedelijk veel ouder centrum, een
parkje, markt, badhuizen (hamam) en
goedkope hotels. Zeer aan te bevelen is
surd goedkoop; dat is op zichzelf natuur
lijk prettig, maar niet alléén omdat alles
..zo weinig kost". De veertien dagen die
ik rondtoer door dit land voel ik me als
een vorst. Ik kan me immers vrijwel al
les veroorloven, maar bovendien wordt
ik met vriendelijke respect behandeld,
zonder een spoor van nederigheid voor
die rijke buitenlander. Goedkoop zijn
overigens niet alleen de souvenirs, logies
en de restaurants - de Turkse keuken is
verrassend gevarieerd - maar ook het
vervoer. Elk stadje heeft een „Otogar",
een centraal busstation met bussen naar
alle windstreken; de kaartjes daarvoor
worden niet in de bus, maar in de kanto
ren van de busstations verkocht. Een af
stand als Istanbul-Antalja kost nog geen
vijftien gulden, het best af te leggen in
twee dagtochten, met Afyon als lussen-
stop.
Er zijn treinen, maar vrijwel niemand
maakt er gebruik van. Overigens is dat
reizen per bus niet altijd een pretje, al
vliegen de uren met het landschap voor
bij. De chauffeurs achten het hun plicht
zo hard mogelijk te rijden en wedstrij
den met andere buschauffeurs worden
tientallen kilometers volgehouden. On
prettig is dit niet: minder aangenaam
kan de eigenschap van de Turk zijn om
het de vreemdeling vooral zo gezellig
mogelijk te maken. Al zit die vreemde
ling met één Turkse reisgenoot alleen in
de bus. hij komt naast hem zitten. Zoals
die ingenieur zei: „Iemand die alleen is,
wordt zielig gevonden. We laten nie
mand alleen". Maar de zitplaatsen zijn
betrekkelijk smal en de aanwezigheid
van een ander is steeds nadrukkelijk en
zeer letterlijk voelbaar: knie aan knie, of
een elleboog in de ribben.
En er zijn ook vermakelijkheden: de bus
die zijn dieselolie had verbruikt en
moest lenen van een passerende vracht
auto; terugrijden omdat drie passagiers
tijdens een stop in een restaurant (met
gratis thee) waren vergeten en de bus
chauffeur die een bekeuring kreeg, een
kwartier lang (kennelijk door die bon)
bij iedere voetganger stopte om te infor
meren of hij mee wilde en vervolgens
met donderend geweld over de bergwe
gen scheurde om de verloren tijd in te
halen
Side
Op 72 kilometer van Antalja ligt het vis
sersdorpje Side; drie kilometer van de
hoofdweg. In de zomermaanden wordt
het bevolkt door tienduizenden toeristen
- in hoofdzaak Duitsers, duidelijk
merkbaar aan alles - daarbuiten komt
er geen hond.
Onze reistijd viel eind november, begin
december, met voor- en nadelen. Gran
dioos voordeel was natuurlijk de vol
maakt verlaten stranden, de keus in pen
sions, waarvan de prijzen minder zijn
dan de helft van het zomertarief. Erg
prettig was het houten pension Mor-
ningstar: 3000 lira (zes gulden) met ka
mer, douche met écht toilet (dus niet
mei voetjes) en balkon. Een grijze, veel
slapende kat was bij de prijs inbegrepen;
het dier eet graag droog brood en verdbr
alles wat hem/haar wordt voorgezet.
Deze periode is het zeewater nog rede
lijk. Of, zoals een Turk zei: „Zwemmen
is mogelijk". En dat was precies goed
geïntoneerd. De nachten zijn koud. tot
vriezens toe. Overdag, zo tussen elf en
drie liggen de stranden er warm en hoog-
zomer-Hollands bij. Dat is de zuidkust.
In het binnenland sneeuwt het dan en
zijn de wegen soms glad: tijdens de
nacht vriest het hard
Er komt vast en zeker een volgende
keer. Niet in de zomermaanden, want
met name het Duitse toerisme heeft
Turkije allang ontdekt, tot de verste uit
hoeken en de aardigste binnenlandse
plekjes toe. In de zomer.
Die wintermaanden zijn mij uiteindelijk
loch iets te koud geworden. Volgende
keer dus september/oktober: de Duitsers
weg. de prijzen laag en tóch zon. Véél
zon en goed zwemwater. En met een
blijvende Turkse mentaliteit die moet
zijn gebaseerd op een opvoeding die van
Turkse kinderen aardige kinderen maakt
met ingebakken hoge beschaving, ook
als ze op veel te jonge leeftijd bij het
werk worden ingeschakeld. En op hun
veertiende al volwassen lijken te zijn.
FRITS BROMBERG
Achter deze gevelmuur van Afyon beginne
en honderden winkeltjes met alles wat de
hotel Lale; zes gulden per overnachting;
schoon, stil en aantrekkelijk ingericht.
De kamers aan de stille achterzijde heb
ben een balkon.
Ook in dit Afyon worden vijf keer per
dag de gebeden van de moskeeën rond-
getoeterd; maar waar het in Istanbul al
leen maar lawaaiig aandoet, daar klinkt
het in deze stad boeiend. Een nabij het
hotel gelegen moskee zet in, direct ge
volgd door een aantal andere. Misschien
heeft Afyon een zeer goede akoestiek,
want gelegen in een vlakke uithoek tegen
een brede wand van gebergte klinken de
moslimgebeden welluidend muzikaal en
wordt het stadje enkele minuten gedom
peld in melodieuze jammerklachten -
want zo klinkt het.
In Afyon heb ik m'n inkopen gedaan
voor thuis: vele liters olijfolie, truien,
theeglazen, compleet met schoteltjes en
lepeltjes. Turkser kan niet: koffie wordt
nauwelijks gedronken, thee is de natio-
de middeleeuwen met krommende steegjes
ereld maar vervaardigt.
FOTO'S: FRITS BROMBERG
nale drank, die te pas en te onpas wordt
geserveerd: tijdens het wachten, voor en
na een aankoop in een winkel, of zo
maar. er is geen theegewoonte aan te
wijzen.
Buitenshuis eten kost in Turkije vrijwel
niets en de restaurantjes zitten vol. Waar
is dan die armoede?
Die armoede zit thuis. Zoals een vlot
Franssprekende Turkse landbouwinge
nieur uitlegde: „De meesten kunnen ook
die éne gulden voor een warme maaltijd
niet betalen". En na een vergelijkend in-
komensonderzoek: „Een Turkse arts ver
dient een Nederlands minimuminko
men". En met een vergoelijkend lachje:
„Misschien wel terecht. We werken niet
hard genoeg".
Goedkoop
Voor de Westerse toerist is Turkije ab-