KERST Allemaal auto's met zo'n race stoeltje op het dak ficidócSouAcmt Bloed in de schoenen is bij een marathon normaal. Maar bloed in handen kan ook. Gerrit Pomp weet erover mee te praten. Toch beulde hij zich niet in de eerste plaats af om te winnen. Geen race tegen de klok hield hij, maar een race tegen de publiciteit. Zijn sport in de kijker rijden wilde hij. En dat lukte hem wonderwel toen hij in Rotterdam drie seconden voor het Ethiopische jachtluipaard Densimo over de finish snelde. SOEST - Tweemaal per week of vaker beweegt zich een eigenaardige schim over het fietspaden- net van de Soester regio. Alles wat zich daar in vroege schemeruren al trimmend en joggend ver poost, suist hij voorbij, terwijl de dampkegel van zijn machtige adem als de pluim van een stoom locomotief achter hem aan drijft. Een wel zeer ongewenste eend in de bijt moet hij, zo op het eerste oog, zijn voor het recreërende voet- en fiets volk dat hij met zijn flitsende passage opzij dwingt in berm en bos. Voorwerp van hoon 01 fel beklag. Maar nee. „Ze roepen nooit van: lazer op met die rotkar van je", zegt hij en zijn markante kop - erfenis waartoe reeksen Drentse voorvade ren het hunne hebben bijgedragen - breekt open in de glimlach van een kind dat de nieuwste Do nald Duck onder de kerstboom heeft gevonden. „Wat ze me achterna roepen, dat zijn opmerkin gen als: „Rotterdam, hè". Ik denk dat de mensen het best spectaculair vinden wat ik doe, maar dat ze het nog niet toe durven geven. Vroeger, toen werd je genegeerd. Keken ze dwars door je heen. Dat was veel erger. Dan heb ik liever dat ze je wegschelden. Kun je tenminste in discussie gaan". Gerrit Pomp is de naam. En zoals hij klinkt, zo oogt hij voor wat het gedeelte boven de gordel be treft. Stoer, stug. Lapidair. Een grof gebreide trui onttrekt ze aan het gezicht, maar zijn armspieren heten als kabeltouwen te zijn en bij de begroeting voelde het eelt op zijn handpalm aan als een kaasplank. In april dit jaar baarde hij groot op zien door de marathon van Rotterdam te winnen. Een tijd van 2.12.55 zette hij neer, dat was drie seconden sneller dan Belayneh Densimo, het jachtluipaard uit Ethiopië, die tot officiële win naar werd gekroond. Bloed in de handen, zoals Densimo bloed in de schoenen had. „Overigens niet mijn beste tijd", zegt hij, terugkerend van het keukenblok waar hij een kopje thee voor het be zoek heeft gezet. „Die is 2.08.43. Het nationaal kampioenschap Marathon in Enschede het afgelo pen jaar. De editie 1988 van het Groot Guinness Record Book is net uitgekomen en jawel, hij staat erin. Gewoon bij de rubriek atletiek en onder het kopje Marathon. Eerst staat er Gerard Nijboer met zijn beste tijd en dan kom ik. Het heert me heel erg deugd gedaan dat ik als topsporter in het Groot Guinness Record Book terecht ben geko men en niet als een soort rariteit in de rubriek Een en Ander. Goed gezien van de samenstel lers". Inhouden Eigenlijk had Gerrit Pomp al veel eerder dan Be layneh Densimo over de finish op de Coolsingel kunnen gaan. Hij heeft zich op het eind flink moeten inhouden, bekent hij. „Hand in hand met Densimo op de finish af, dat zou ik het aller mooiste gevonden hebben. Maar ik kon het niet maken. Er was al genoeg over mijn optreden ge kankerd. En door Densimo drie seconden voor te blijven, heb ik ook heel Nederland op zijn kop gezet. Want dat was mijn bedoeling. De race ging niet tegen Densimo of tegen de klok, nee, de race ging tegen de publiciteit. Ik stak die dag in super- vorm. Ik voelde: nu moet en zal ik de discussie eindelijk eens op gang brengen. In de kijker rijden wilde ik me. Alle ogen gericht op Gerrit Pomp. Ik heb dat Drentse karakter, ja. Ik ben van nature een persoon die eerst de kat eens goed uit de boom kijkt. Maar vervolgens ga ik recht op het doel af. Dat heb ik al veel gedaan in het leven. En het is me gelukt, daar in Rotterdam. Voor het oog van de televisie. Ik merk het. Sindsdien is de discussie in een stroomversnelling gekomen. De beeldvorming heeft een verandering ondergaan. Iedereen die loopt, denkt erover na en brengt een mening te berde. Ik word gebeld door organisato ren. Of ik nog deelnemers weet voor hun loop evenement. Trainers die me tips of adviezen toe spelen. Kijk, de afgelopen Marathon van Rotter dam was organisatorisch een slecht voorbeeld. Ik kan de critici niet helemaal ongelijk geven. Maar wat ik bereikt heb, is dat we erbij zitten wanneer de volgende wordt voorbereid". Wheelen De Marathon van Rotterdam was een intermez zo, wil Gerrit Pomp met dit alles zeggen. Stunt werk van de bovenste plank, dat wel, echter niet meer dan dat. Wat hij werkelijk in de zin heeft, deze zoon van het veenkoloniale Nieuw-Dor- drecht onder Emmen, is het scheppen van een nieuwe vorm van topsport. Hij heeft er al een naam voor: wheelen. En een organisatie om een en ander stevig op poten te zetten, bestaat ook al: veroordeeld te zijn om met gehandicapten te moeten tafeltennissen?". Goede vraag. En hij klinkt zo eenvoudig, onder het tweede koekje bij de thee; knusheid, verin nigd door de binnenkruipende avondschemer. Maar voorlopig was Gerrit Pomp er nog niet aan toe. Hoewel hij naast zijn maatschappelijke ook een sportieve carrière opbouwde, deed hij dit in de gehandicaptensport. Viermaal behoorde hij tot de Nederlandse selectie voor de Paralympics, zeg maar: de Olympische Spelen voor het invalide deel der mensheid. De eerste twee keer maakte hij deel uit van de zwemploeg. En dat werd hij, in zijn eigen woorden, spuugzat.' „U mag dat rustig opschrijven. Ja, spuugzat werd ik van dat zwem- wereldje. Waarom? Omdat ik in mijn handicap klasse moest zwemmen tegen mensen van wie ik wist: ze hebben kracht in hun benen, ze kunnen lopen, maar ze stellen zich bij de medische keu ring aan, ze simuleren, om zodoende ingedeeld te worden in een klasse van zwaarder gehandicapten waar ze meer kans hebben om te winnen. Ach, dat heb ik in de loop der jaren zoveel meege- Hoepels Bijgevolg wierp Gerrit Pomp zich op het rolstoel racen ofwel wheelen. Ook in die tak van sport vertegenwoordigde hij Nederland twee keer bij de Paralympics. „Ik herinner me hoe men juist in die tijd behoorlijk met die stoelen aan het prutsen ging. Er was een soort revolutie op til, een ont wikkeling die ging van wat wij een invalidenbak noemden, in de richting van het racestoeltje. Heel futuristische apparaatjes. In 1976 had je een Amerikaan die opeens met een kleine hoepel op de proppen kwam, dat is de ring waarmee je het wiel aandrijft. Hoe kleiner de hoepel, hoe groter de versnelling. Een ware omwenteling betekende dat. Het ging echt van oooh en aaah langs de baan. Sindsdien heeft het materiaal een enorme vlucht genomen. De Rode-Kruisbakjes van vroe ger zijn Speedy Wheely Olympics geworden, zoals ik er een heb. Je moet ervoor naar Stadskanaal; daar staat het enige Nederlandse bedrijf dat race stoeltjes maakt. Vergeleken daarbij zijn alle ande re stoelen tanks. Je ziet het aan de tijden die neergezet worden. In 1980 ging de eerste wheeler op de mara thon onder de 2 uur 10. Dat was echt een opzien barende gebeurtenis. En nu? Nu zitten de aller grootsten ver onder de 1 uur 50. Ik niet dus. Die top is voor mij niet wegge legd. Ik moet bekennen dat het me soms wel eens te eng wordt. Ik wil niet de hele dag eenzijdig met sport bezig zijn, terwijl het leven nog zoveel andere dingen te bieden heeft. Je gezin. Je beroep. Tekenen, schilderen. Ik heb het ge luk dat ik van mijn groot ste hobby mijn beroep heb kunnen maken". Medailles Het lint ging bij de Rotterdamse marathon omhoogwant Gerrit Pomp was niet de echte winnaar". maakt. Dan word je eraf gezwommen door ie mand met een veel lichtere handicap. Denk erom dat het aan je vreet. De gehandicaptensport stoelt op wilskracht, doorzettingsvermogen, karakter vorming, idealisme, hoor je altijd. Onzin, invali den zijn geen Marsmannetjes. We zijn ook men sen. Even sportief of onsportief als de rest, met precies dezelfde hebbelijkheden en onhebbelijkhe den, Nou, dan was je ingedeeld bij een klasse met een dusdanige handicap dat ie niet los op een bar kruk kon zitten zonder er ai te vallen, en dan zag je in de bus naar de wedstrijd je directe concur rent opstaan om zijn broek op te trekken. Ik ging er steeds verschrikkelijker van balen". Grafiek daarom aan de wanden van Pomps woon kamer, geen bekers, hoe wel hij er sinds 1972, het jaar van zijn sportieve doorbraak, vele dozijnen heeft gewonnen. „Ik wil niet de hele dag aan sport herinnerd worden. Ze staan thuis bij vader, die wil ze bewaren en, nou ja, dat vind ik leuker dan dat ze hier in een oude doos op zolder zouden liggen". De leeftijd begint trouwens te tellen, merkt hij. Twee ëndertig jaar oud pas, maar de scherpte van zijn sprint is al weg; hij moet het steeds meer van het baanwerk hebben, de marathon - „met de vijf duizend meter en de tien kilometer als zijstap". Aldus gepokt en gemazeld kijkt hij met gemengde gevoelens terug op de Paralympics die voor meni ge andere gehandicapte een hoogtepunt in het le ven betekenen, iets om later de kleinkinderen over te vertellen. „Welbeschouwd neemt bijna ie dere deelnemer van zo'n Paralympics een medail le mee naar huis", stelt hij vast. „Je ziet door de bomen het bos niet meer. Wat wil je ook, als de organisatoren zich bij de klasse-indeling laten lei den door de mate van invaliditeit in plaats van door de prestaties waartoe een atleet in staat is? Ik herinner me een meisje die een hand en een voet miste. Toevallig was zij de enige deelneme j met die handicap en dus zwom ze alle afstandei I in haar eentje. Kunst dat ze vijf gouden plakken mee naar huis kreeg. Ik bedoel maar. Als er zes deelnemers in een bepaalde handicap-klasse zit ten, heb je meteen een finale. Dan kan iemand zeggen: ik heb op de Paralympics in de finale ge zeten en ben zesde geworden. Inderdaad, maar het stelt niks voor". Dromen Wat Gerrit Pomp wil, en wat door zijn Road Ra cers Club Nederland wordt nagestreefd, is een an dere indeling. Een functionele indeling noemt hij het zelf. Om bij het wheelen te blijven: een C-ca- tegorie voor beginners, een B-categorie voor de sub-top en een A-categorie voor de top. Een com petitie waarin, afhankelijk van de prestatie, ge promoveerd en gedegradeerd wordt. Een systeem ook waarbinnen de mate van invaliditeit geen en kele rol meer speelt en dat bijgevolg, logische consequentie, evenzeer openstaat voor de valide atleet, mocht die zich op wheelen willen gaan toe leggen. „Juist voor de valide atleet", roept Gerrit Pomp in het vuur van een on-Drents enthousias me. „Het moet een doodnormale sport worden. Zoals het ene kind ervan droomt even hard te kunnen schaatsen als Hein Vergeer, zo moet het andere kind er straks van dromen dat het even hard kan wheelen als Gerrit Pomp. Ik wil de rol stoel uit de sfeer hebben van: kijk toch eens, wat leuk, zie die gehandicapte nou eens zijn best doen. Want het is niet leuk, dat wil zeggen: ik weet leukere dingen in het leven. Maar wie se rieus met iets bezig is, die verdient het dat hij se rieus genomen wordt. Die moet je niet in het hoekje van de rariteiten douwen. Bij zitvolleybal en rolstoelbasketbal gebeurt het al dat validen en invaliden samen spelen. Maar van de ongeveer vijftig Nèderlandse wheelers die in wedstrijdver band actief meedoen, zijn er nog pas vier zonder handicap. Dat is veel te weinig. Anderzijds moet ik zeggen dat veel organisatoren van marathons en soortgelijke loopevenementen in ons land pri ma bezig zijn. Dat ze ons toelaten, dat ze hun poorten voor ons open zetten en rekening met ons houden, is grote klasse". zltzakken Topsnelheden van ver boven de dertig kilometer per uur draaien sommige atleten al met de hoe pels van hun Speedy Wheely Olympics. Het .dwingt respect af, maar levert het ook iets op voor de gehandicapte medemens die minder jeuk heeft van sportieve eerzucht? Want gehandicap tensport, zo wil de heersende opvatting, heeft niet in de laatste plaats een dienende functie, hoe Ger rit Pomp het ook wendt of keert. Welke winst, behalve die van bekers, valt er uit te tellen? „Een menswaardiger bestaan", zegt Gerrit Pomp, en de toon waarop hij het zegt, verraadt een woede die lang opgekropt moet zijn geweest. „O ja, mens waardiger. Ik kan me verschrikkelijk kwaad ma ken op de rolstoelverstrekkers van wie veel ge handicapten afhankelijk zijn. Als ik in de stad in validen rondgezeuld zie worden in van die ver chroomde Rode-Kruisbakken met zulke brede banden, dan doet me dat gewoon zeer. Is dat erg1? Wis en waarachtig is dat erg. Een mens haalt het toch ook niet in zijn hoofd om met bakstenen in zijn schoenen te gaan lopen? Iets afgrijselij kers dan die zitzakken van rolstoelen van ons bestaat nergens ter wereld. Niet vooruit te branden. Ha dan ben ik nog getraind. Denk eens aan al die ge handicapten die thuis achter de geraniums zitten Wat ik wil, is dat ze daarachter vandaan komen Met mijn sport kan ik laten zien dat er ook ande re stoelen zijn. Andere mogelijkheden. Dat it tachtig procent van mijn drijfveer". PIET SNOEREN de Road Racers Club Nederland, met ene Gerrit Pomp in het bestuur uiteraard. Wat zijn geestes oog ziet, is het volgende. „Nog één stap verder en ik bind mijn racestoeltje op het dak van mijn auto, net als een ander zijn surfplank, om de wed strijden af te rijden. Dan heb je allemaal auto's op de weg met zo'n racestoeltje op de imperiaal. Het is het mooiste gezicht dat ik me voor kan stellen. De gehandicaptensport eindelijk ontwor steld aan de medische sfeer. Weg uit de hoek van de bejaardengymnastiek, zoals ik het wel eens noem. Een volwaardige sport geworden, nee, niet eens, waarom dat woord, gewoon een normale sport geworden waar alleen de sportieve presta ties tellen en waar de valide mensen niet als be zorgde verplegertjes omheen lopen". Ligfiets Gerrit Pomp, zal men inmiddels begrepen heb ben, is een rolstoeler. Dwarslaesie. Op vieijarige leeftijd trof hem een verkeersongeluk waarbij een bloeding zijn ruggemerg dusdanig beschadigde dat het onderlichaam onherstelbaar verlamd raakte. Een pech waaraan hij nauwelijks een ge dachte wijdt wanneer hij in zijn speciaal gebouw de Speedy Wheely Olympic (gewicht slechts 7,8 kilo; kosten drieduizend gulden; „eerder een soort ligfiets dan een invalidenwagentje") door de Soes ter bossen raast teneinde de wekelijkse honderd trainingskilometers vol te maken! Dan denkt hij voornamelijk aan de techniek van het wheelen. „Ik zit te genieten van de manier waarop het wiel door de hoepel wordt aangedreven. Of ik denk er over na hoe het nu verder zal gaan met mijn sport, want daarvoor doe ik het, die marathons, dat de mensen me zien, over me praten, dat er een impuls van uitgaat naar het wheelen. En soms denk ik aan een heel lekkere koude cola. Meer niet eigenlijk". Er is bij hem thuis in Nieuw-Dordrecht ook nooit kinderachtig gedaan over zijn handicap. „Ik speelde gewoon tikkertje, alleen zat ik dan op de schouders van mijn vader. Mijn broer die een jaar ouder was, sleepte me overal mee naar toe. Ik klóm in de hoogste bo men, net als de andere jongens. Ik heb een heel normale dorpsjeugd gehad. Het was dan ook niet uit oogpunt van revalidatie of bezigheidstherapie dat ik aan sport ben gaan doen. Welnee. Bij ons in de familie deed iedereen aan sport, vader en moeder, maar ook neven en nichten. Waarom ik dus niet? Er werd toen in Emmen juist een Ge handicapten Sport Vereniging opgericht en dat leek me wel wat". Vriesekoop Maatschappelijk bouwde Gerrit Pomp een loop baan op als leraar tekenen en handvaardigheid. Hij geeft les in Soest, maar woont sinds kort sa men met echtgenote Wilma in een doorzonhuis te Amersfoort, zo fonkelnieuw dat de geur van verf en zaagsel er nog van af slaat. Een normaal be staan, vindt hij. „Je kunt met zo'n handicap heel goed leven. Je kunt trouwen, kinderen krijgen, een beroep uitoefenen, op vakantie gaan, precies zoals valide mensen. Alleen sporten met mensen die over het gebruik van al hun spieren beschik ken, dat kan niet. Tenminste, zo dacht ik tot voor vijf jaar. Traditioneel. Je wist niet beter. Maar sindsdien ben ik langzaam tot de conclusie geko men dat dit ook moest kunnen. En nu ben ik zo ver dat ik zeg: waarom zou ik niet tegen een crack als Bettine Vriesekoop - nou ja, dat is een vrouw - mogen tafeltennissen? Zij staat en loopt erbij, ik zit, dat is het enige verschil. En laat mij maar proberen van haar te winnen. Lukt het niet, dan speel ik gewoon een klasse of een paar klas sen lager, net als valide tafeltennissers die het ta lent van Vriesekoop missen. Omdat ik gehandi capt ben, hoef ik er mijn hele leven toch niet toe

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1987 | | pagina 34