KERST Jannen in Golf missen huiselijke warmte CelclócSoiucwit Onnodig zorgen Mijnveilig Bmw Vlootpredikant Bram Tack„Wat je hier mist zijn je familieleden, je vrienden FOTO'S: HARRY BRINK \y m&Z* 4 men zijn er niet zoveel in de Arabische woestenij, onkere dagen voor Kerstmis kennen ze niet in de landen rond de Perzische Golf. Ook van guur weer zullen de bemanningen van de .ederlandse mijnenvegers Maassluis 'tj Hellevoetsluis geen last hebben, ant de Arabische winter is warm. Jjlaar wel moeten ze de warmte van -ÏJuis missen, die met name de oitcembermaand zo kenmerkt. Aan de r joravond van het Kerstfeest, dat door Jjjnze" Jannen wordt gevierd in de "iven van Masqat aan de Golf van pan (dus buiten de gevaarlijke mibieden), een reportage over de ederlands-Belgische vlooteenheid in Perzische Golf. 1QUAT - „Er wordt voor de kerstdagen van :s en nog wat georganiseerd voor de bemannin- n van de Hellevoetsluis en de Maassluis. De ngens hebben dat ook nodig. Want deze missie natuurlijk toch iets anders dan ze gewend zijn. brmaal duurt een reis bij de mijnendienst niet nger dan zes weken en ze komen dan niet ver- jr dan het Continentaal Plat. Maar nu zijn ze al lids 18 september van huis. Bovendien wordt er jk nog eens in een bijzonder gebied en onder Izonderlijke omstandigheden geqpereerd. Tel jarbij dan nog de lange onzekerheid over wat er lig gebeuren Verschillende jongens hadden ft daar best moeilijk mee.' Voor de rest is het r echter wel uit te houden, al was het alleen lar vanwege het prachtige weer, midden in de abische winter. Voor de meesten wordt het dan k ongetwijfeld hun warmste kerst. Maar jhwat je, mist, dat zijn je familieleden, je lenden. En thuis is er toch die ene lege stoel", i. Bram Tack (31) is geestelijk verzorger van de innen aan boord van de Hellevoetsluis en de lassluis, die de kerstdagen moeten doorbrengen het Midden-Oosten, waar door de oorlog tus- i Iran en Iraq van een vredige kerstsfeer geen rake is. a", vindt ook eerste luitenant ter zee Bert Mil- ïburg, commandant van de Hellevoetsluis, „de- mber is een typische familiemaand. En als je it lang en ver van huis bent, betekent dat een ïeilijke periode. Maar laten we vooral niet ver ten dat wij hier samen in hetzelfde schuitje zit- en steun aan elkaar hebben. Veel jongens vin- dan ook dat het thuisfront het moeilijker :ft dan wij". m Tack viel met zijn neus in de boter: hij is maar sinds mei als vlootpredikant in dienst de Koninklijke Marine en de eerste de beste is was meteen een ongekend langdurige. „Ik it deze reis dus niet vergelijken met vorige, lar ik heb de indruk dat de mannen zich op :e operationele reis niet veel anders gedragen in anders". s. Tack, die in het verleden werkzaam was in |t samenwerkingsverband tussen hervormden gereformeerden in Brabant, heeft bewust geko- voor de marine. „Het is goed voor een domi- om in een groot bedrijf als de marine te wer- Daar komt bij dat het belangrijk is dat de 'k meedoet met mensen die bij de krijgsmacht igrrken. En bovendien heb ik graag wat afwisse- in mijn werk". "Vr: itiek fwisseling en spanning biedt zo'n speurtocht iar mijnen in de Perzische Golf natuurlijk vol doende. Dat gold zeker voor het doorkruisen van de gevaarlijke Straat van Hormuz vorige maand, de verbinding tussen de Golf van Oman en de Perzische Golf, waar geregeld schepen worden be schoten. Onder dekking ging dat van de Engelse jager York èn van het nachtelijk duister, maar ds. Tack vond dat toch het kritiekste moment van de marinereis tot nu toe. „Toen was het echt span nend. Want tenslotte waren we binnen schootsbe- reik van Iran. De dag ervoor voelden we trou wens al dat er iets stond te gebeuren. De com mandanten van de Maassluis en de Hellevoet sluis hielden alle hens paraat. En toen het nieuws bekend werd gemaakt dat we het oorlogsgebied in zouden varen, tja toen moesten de mannen wel even iets verwerken. Echt bang waren we niet, tenminste, ik geloof dat de meesten dat niet wa ren. Maar gespannen wel natuurlijk, al was het al leen maar omdat er, net als tijdens het jagen op mijnen, oorlogswacht gelopen werd". Maar de nood die leert bidden liep niet ongeremd hoog op, ook niet toen er tijdens de operatie in het mijngevaarlijke gebied bij Qatar en Bahrayn een gesprek werd opgevangen van een Grieks schip dat op dat moment onder vuur werd geno men door een Iraanse kanonneerboot. „Nee, druk heb ik het niet gehad. Gelukkig niet. Ik heb wel met de mannen gepraat, maar ik heb geen gevallen meegemaakt waarin dat echt nódig was", zegt ds. Tack. „Natuurlijk, vóór en tijdens de passage van de Straat van Hormuz hebben sommigen wel wat dieper nagedacht of zich eens achter het oor gekrabt. Maar het gaat me te ver om te spreken van religieuze verdieping". De cijfers onderstrepen dat: de dienst op een wil lekeurige zondagmorgen aan boord van de Maas sluis wordt door nog geen tien gelovigen bijge woond, op een bemanning van in totaal bijna honderd koppen. Morgen, op Eerste Kerstdag, zal het ongetwijfeld veel drukker zijn. Bert Miltenburg heeft alle rangen en standen doorlopen, voordat hij werd bevorderd tot com mandant van de Hellevoetsluis. Hij weet derhal ve uit eigen ervaring wat er onder „zijn" jongens leeft en houdt daar bij zijn bevelvoering rekening mee. „Kijk, je moet natuurlijk in gedachten hou den dat we hier aan de rand van een gebied met veel spanningen zitten. Maar neem van mij aan dat de Engelsen ons goed beschermen. Daar wordt in Nederland wel laatdunkend over ge daan, maar dat is niet terecht. Die bescherming stelt echt wél wat voor. Ik vind het jammer dat het thuisfront zich onnodig zorgen maakt". Luitenant Miltenburg, die wat aantal dienstjaren betreft net wordt overtroffen door zijn collega René Lute van de Maassluis, hecht daarom des te meer waarde aan de zorg voor het thuisfront, zo als die bijvoorbeeld op 10 december tot uiting kwam op de contactdag voor naaste familieleden van de opvarenden. Maar ook aan het welzijn van de mannen aan boord van de mijnenjagers wordt nu veel meer aandacht besteed dan bij de vorige langdurige Midden-Oostenreis van Neder landse schepen het geval was. In 1984 was dat trouwens, toen de Haarlem en de Harlingen naar de Rode Zee moesten, naar Saudiarabiè. „Met vijftig man op een mijnenjager zit je echt op eikaars lip. Onder normale omstandigheden is zo'n schip al krap. Maar als er dan ook nog eens bedden bij moeten voor de mariniers (de Stinger- schutters) en voor de dominee, dan wordt het pas goed benauwd. Onder zulke omstandigheden moet je een beetje begrip voor elkaar hebben. Als commandant bijvoorbeeld moet je niet zo gauw je tanden laten zien, niet op alle slakken zout leg gen. Maar dat wil ook weer niet zeggen dat je al les maar moet goedvinden. Want tijdens een ope rationele actie moet je strikter zijn dan anders. De veiligheid staat immers op het spel. De man nen zijn daar trouwens vreselijk op gespitst: in geval van alarm, al is het midden in de nacht, is iedereen binnen twee minuten aan dek en op zijn post. Daar hebben we tijdens oefeningen uiter aard talloze malen op getraind. Alleen, tijdens oe feningen werken we met nep-mijnen; nu krijg je te maken met de echte. En dan ben je uiteraard nóg voorzichtiger. Er zit meer haar op, zeggen wij dan". „Als we een sonarcontact hebben, wat duidt op de aanwezigheid van een verdacht voorwerp, zit iedereen op het puntje van zijn stoel. De jongens krijgen daar een kick van, dan is de sonarcentrale één bruisende adrenaline-massa. Een keer of vier hebben we gezegd: „Nou heren, we hébben er een, de champagne gaat ontkurkt worden". Maar steeds bleek het toch weer géén mijn te zijn". Bert Miltenburg zegt het met een ondertoon van spijt in zijn stem. Want hoewel het er om gaat een ge bied mijnenvrij te kunnen verklaren en het daad werkelijk vinden van een mijn dus in feite niet belangrijk is, was het voor het moreel van de mannen toch beter geweest als er wél explosieven waren ontdekt. Miltenburg onderstreept met een voorbeeld dat het aantal gevonden (en onschadelijk gemaakte) mijnen op zichzelf niet belangrijk is. „Als er één mijn ligt, en een mijnenjager vindt hem, dan is er goed werk geleverd. Maar liggen er tien in het wa ter en worden er daarvan acht opgespoord, dan is er slechte arbeid verricht. Waar het om gaat is dat wij tweehonderdveertig vierkante zeemijl bij Qa: tar en Bahrayn plus tachtig vierkante zeemijl bij Fujairah in de Golf van Oman mijnveilig hebben kunnen verklaren. En uiteraard ook dat het leg gen van nieuwe wordt voorkomen". Wat er dan in het kielzog van de Belgische mij nenvegers annex -jagers wel werd aangetroffen tussen twintig en zestig meter diepte? Miltenburg somt op: „Alles wat straling geeft: oliedrums, pij pen, een autodeur, een oude archiefkast. Dat laat ste ding vonden we bij Fujairah, op een anker plaats voor grote schepen. Maar helaas geen mij nen dus". Juist doordat tastbaar succes in de vorm van op gespoorde mijnen dus uitbleef en het moreel daardoor op zijn minst niet positief werd beïn vloed, onderstreept Bert Miltenburg de grote waarde van verzetjes, zoals het zeer geslaagde Sinterklaasfeest aan boord van de schepen. Het plan om de Goedheiligman per dromedaris in het haven te laten arriveren moest dan ook doorgaan, al kostte dat nog zoveel geld. Met zo'n truc was succes immers verzekerd, ook met het oog op het thuisfront. Want die relatie met thuis is even vi taal als het welbevinden aan boord, vindt Bert Miltenburg. „Gelukkig hebben we geen schrijnen de staaltjes van heimwee meegemaakt. Dat komt vooral doordat ze weten dat het thuis over het al gemeen redelijk marcheert. Maar natuurlijk komt het ook voor dat iemand slechte post krijgt. Dat merk je dan meteen. We proberen dan altijd di rect zo'n jongen op te vangen met een goed ge sprek. Meestal komt het hoge woord er dan wel uit". Die post trouwens komt zelfs op zee redelijk goed door. „Dat hebben we te danken aan een vaste man aan de wal, overste Henk van Hioolen, atta ché in Masquat. die allerlei zaken regelt. De post komt via de Engelsen, die daar een helikopter voor heeft ingezet". Volgens Miltenburg is het enorm belangrijk dat er in de Verenigde Arabische Emiraten veel meer vertier te vinden is dan in Saudiarabiè, het reis doel indertijd van de Haarlem en de Harlingen. „Hier is veel meer mogelijk, ook wat alcohol be treft. En de mannen kunnen nu bijvoorbeeld ook gebruikmaken van de zwembaden bij de schitte rende hotels". „Maar er blijven natuurlijk grenzen en je moet je aanpassen. Je kunt bijvoorbeeld niet in een korte broek op straat lopen en je moet er ook rekening mee houden dat de dames hier een andere status hebben dan bij ons". Zo zijn er meer zaken waar Westeuropeanen an ders tegen aankijken dan Arabieren. Een Belgisch Hercules-transportvliegtuig, met aan boord twee mini-onderzeeërs voor het opsporen en eventueel vernietigen van verdachte voorwerpen, werd bij voorbeeld enkele dagen vastgehouden omdat de Arabische autoriteiten de geelgekleurde apparaten voor raketten aanzagen. Maar uiteindelijk werd de militaire lading toch vrijgegeven. En dat was maar goed ook, want de meegestuurde chocolade letters stonden op het punt te smelten. Wat zeker ook bijdraagt tot een goede stemming onder de bemanning, is dat de reis financieel aan trekkelijk is. De Jannen houden behoorlijk wat geld over van hun gage, want op zee zijn de mo gelijkheden om geld uit te geven gering. Maar vooral ook de buitenlandse toelage tikt lekker aan. Overigens is er wat dat betreft geen sprake van een extra gevarentoeslag; de honorering is ge baseerd op verblijf in de tropen en wijkt niet af van wat bijvoorbeeld de Nederlands militairen op Curacao krijgen. Met name de ongehuwden, de „vrije jongens" zit ten er in de hitte-Golf warmpjes bij: hun toeslag bedraagt maar liefst 85 procent, terwijl hun ge huwde medestrijders op veertig procent blijven steken. Bert Miltenburg, vader van twee kinde ren, legt uit: „Voor sommigen is die beloning een drijfveer geweest om zich als vrijwilliger aan te melden. Ik heb er bijvoorbeeld een bij zitten die helemaal dwaas is van een BMW van zestigdui zend gulden. Hij zet alles opzij voor die auto". En wat de militaire dreiging van de Iraanse gar disten betreft: die werd door luitenant Miltenburg niet of nauwelijks gevoeld. Het meeste indruk maakte op hem in Feite nog de aanblik van het Iraanse booreiland Rostam. Dat werd door de Amerikanen vernietigd als repressaille voor het beschieten van de onder Amenkaanse vlag varen de Kuwaytse tanker Sea Island City. Vele weken na datum brandde het platform nog als een fak kel. In de Straat van Hormuz, die werd gepas seerd onder dekking van de Engelse jager York, was nauwelijks Iraanse activiteit te bespeuren. Luitenant Miltenburg: „We zijn een Iraans fregat op tweehonderd meter afstand gepasseerd. De be manning gaf ons zelfs een saluut. Niets aan de hand dus". HARRY BRINK

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1987 | | pagina 27