'Rnalë
Gladheid
OVERWINTEREN IN BLIJDORP
Rondgang
Ooievaars
HARTVERWARMEND:
EEN
BONTE
RIJ IJS
BEREN
Stevig onthaal
'fteidóaOowumt
ZATERDAG 12 DECEMBER 1987
OTTERDAM - Elk dierenpark
Nederland past zich elke dag een
:tje meer aan de naderende win-
!r aan. Zo ook Diergaarde Blij-
lorp, die het gehele jaar geopend is
/oor het publiek en de mensen lokt
met speciale tentoonstellingen en
„schemerdiners". Wie vreest in
leze koudere tijden weinig dieren
luiten te zullen zien in het Rotter-
lamse park vergist zich. Je kunt er
elfs op rekenen verliefde paartjes
an te treffen en pasgeboren jon-
e' ies.
Vant hoewel de lente nog altijd de po-
ulairste tijd is voor dieren om te paren,
ijn er ook dieren die - net als men
en - niet seizoengebonden zijn. Boven-
ien hebben dieren van het zuidelijk
alfrond geleerd dat het nu lente is. Kou
f geen kou. De verschillende draagtij-
en der dieren zorgen er weer voor dat
et nageslacht zich in de vreemdste
>il laanden kan aandienen, dus ook nu. In
Hijdorp staan op een recente geboorte
lijst onder meer een witstaartgnoe, drie
ju wergoeistities een wisent, tupaia's,
s- tokstaartjes. zoetwatergepen, Ambonne-
e doosschildpadden en een strohalsibis.
r )f er in Blijdorp wel eens dieren dood-
aan van de kou? „Nee", zegt een
woordvoerder met grote stelligheid. „De
winter overleven ze wel, anders zouden
we ze hier niet houden. Bovendien moet
e niet vergeten dat veel dieren in hun
Oorspronkelijke omgeving koudere tem-
>eraturen gewend zijn dan hier voorko
nen".
'tf/Van woestijnen is het inderdaad bekend
en lat je er overdag wegschroeit en
7,e s nachts net zo makkelijk kunt dood-
liezen. Brrr. Vooral dieren met dunne,
ve ïitstekende delen als oren, staarten of
il )oten zijn gevoelig voor vorst. Mens-
apen hebben dan wel geen staart, maar
in iet als de olifanten hebben zij een hekel
Ban een guur weertype. Dan maar liever
binnen, is hun motto. Maar bij
worst die gepaard gaat met windstilte en
wil toch bijna alles wat leeft
jfn niet in een tropisch aquarium,' terrari-
ïm of plantenbak zit naar buiten. Alleen
nogen dieren die normaal in een weide
open dan niet het gras kapot trappen.
<?lVoor hen wordt een buitenterrein spe
ciaal bestraat.
,Er is 's winters meer en moeilijker
b'averk voor de verzorgers dan 's zomers",
■ei\aat de woordvoerder verder. „Tegen de
ijd dat het echt koud kan worden, bel-
ei en zij elke dag naar de weerdienst. Dan
kweten ze of ze bijvoorbeeld extra riet-
natten tegen kou of vocht moeten leg-
>ft ;en bij bepaalde dieren. Ze kunnen ook
:£/jgebruik maken van strobalen als isolatie
of zelfs kacheltjes. Vroeger werden de
cooien vaak verwarmd, maar dan is de
?n overgang van binnen naar buiten niet zo
gezond voor de dieren. Het is beter dat
zij hun binnenverblijf met hun eigen li
chaamswarmte op temperatuur hou
den".
L)e modderige paden kunnen bevriezen,
naar van die gladheid hebben de meeste
lieren geen last, dat voelen ze zelf vrij
;oed aan. Bovendien hebben ze over het
ilgemeen meer poten dan een mens be
ien heeft en dus een betere balans.
3rink- en zwemwater moet ijsvrij ge
houden worden. Ijsberen kunnen tot een
bepaalde ijsdikte zelf een wak slaan in
het ijs en zeehonden houden hun eigen
wak open doordat ze er zo vaak in en uit
lijden.
ievroren zwemwafer of „drempelwater"
kan dieren de gelegenheid geven flink af
te zetten en over de gaasomheining of
De kleine panda
- afkomstig uit
de Himalaya en
Zuid-China -is
in Blijdorp op
vele plaatsen te
bewonderen. Niet
zelden zit dit
koudebestendige
diertje precies
boven je hoofd in
een boomtak.
„Koud, hè?"
muur te springen. Daarom moet dat ijs
elke dag gecontroleerd worden en zono
dig kapotgemaakt. Heel vroeger speelde
het omgekeerde probleem in een warme
zomer. Toen had men niet tijdig door
dat het zwemwater van een tijger door
de verdamping steeds ondieper werd.
Opeens voelde het dier tijdens het
zwemmen grond onder z'n poten, zette
zich af en landde op de muur. Omdat de
bezoekers begonnen te gillen sprong de
tijger geschrokken weer terug. Dus. ook
de waterdiepte wordt sindsdien vaker en
beter gecontroleerd.
Aan het voedsel wordt in de zonarmere
maanden eveneens extra aandacht be
steed. Vooral de mensapen en de tropi
sche vogels hebben dan meer vitaminen
nodig. De okapi's vormen helemaal een
probleem. Deze laat ontdekte verwanten
van de giraffe zijn erg kieskeurig. Hun
verzorger kan hen niet zomaar balen
hooi en graan geven. Okapi's willen ook
's winters verse groente en met name
verse wilgetakjes, die daarom in diep
vriesruimten opgeslagen liggen: „Vers
tot
Het meest verfrissende van een diergaar
dewandeling buiten het zomerseizoen is
de rust. 's Zomers zien de dieren dui
zenden mensen langskomen, in deze
maanden voel je je - slechts omgeven
door een handjevol soortgenoten - be
voorrecht dat je je mag wanen in het
oorspronkelijke natuurgebied van exoti
sche dieren. Indrukwekkend en loute
rend. Eerst overal de sfeer opsnuiven,
vertederd raken door de vaak onbeken
de beestjes. Bij een volgende ronde of
een volgend bezoek kun je dan gericht
en met meer nieuwsgierige aandacht alle
details gaan lezen en in je opnemen.
„Zie meer dan de helft, koop een gids"
staat er op een bord als je de kassa van
Blijdorp, waar die gids verkocht wordt,
al voorbij bent. Terug dus. De wandelsa
fari is deze dag wegens .jong" gesloten
voor het publiek. Honden zijn in de hele
diergaarde verboden, omdat herten en
antilopen in paniek overal tegenaan zou
den rennen. Zij zien elke hond aan voor
een roofdier.
De losse plattegrond in de gids bewijst
zijn nut al direct. De pinguins, nummer
1 van de route, blijk je al te hebben
overgeslagen als je bij de flamingo's en
ooievaars arriveert (nr. 2). Weer terug.
Een blik over een rotsmuurtje levert
twee paar starende pinguinoogjes op. De
twee „kelnertjes" besluiten niet de
voyeur te pikken met hun snavels, maar
elkaar. Eén heeft al een heel kaal kopje
overgehouden aan dat gestoei. Met deze
v etganzen hoef je 's winters geen mede
lijden te hebben, vorst is hun koning.
Maar die zeven ooievaars, wat doen die
nu eigenlijk nog hier? Dat zijn toch trek
vogels, die nu in het warme zuiden
thuishoren? Het feit dat zij Nederlandse
gezinnen ook in de donkere maanden
van baby's dienen te voorzien blijkt niet
de reden van hun geringe reisdrang.
Oppassers, verzorgers, voorlichters,
abonnementhouders, iedereen in de
diergaarde blijkt alles af te weten van
elke diersoort. Dus ook van ooievaars.
De verklaring voor hun aanwezigheid
blijkt simpel. De ooievaars die na een
ongeluk een plekje hebben gekregen in
Blijdorp en nooit meer de kracht in hun
vleugels hebben teruggekregen om zelfs
maar op het idee te komen Holland In
ternational en Arke Reizen achterna te
vliegen, blijven zitten waar ze zitten.
Hun jonkies - want ooievaars leveren
ook aan hun eigen soort - verkeren na
hun jeugd in tweestrijd. De één gaat er
gens anders overwinteren, de ander ziet
dat zijn ouders Blijdorp niet verlaten en
besluit tegen andere instincten in ook
maar te blijven. Ze worden niet gekort
wiekt, zo wordt verzekerd.
Iets verderop maakt een Laplanduil ook
niet de indruk dat hij hem zal smeren
zodra de sneeuw arriveert. Hij zou ook
niet wegkunnen, want hij zit niet zo vrij
Het amoer luipaard
komt uit Zuid-
Mongoliè.
's Winters is zijn
bont voor hem zelf
nog waardevoller
dan voor een chique
dame.
als de ooievaars en de Andes-condor. En
ook niet zo vrij als de kleine panda die
in een ver uitstekende tak boven het
hoofd van de wandelaars ligt te dutten.
Eén nachtmerrie en hij valt op iemands
hoofd. Gelukkig houdt hij meer van
planten en af en toe een vogeleitje dan
van mensenvlees.
Een doodshoofdaapje, dat er overigens
helemaal niet griezelig uitziet, stort zich
op een bak vitaminenjke winterkost, ge
mengd met rijst. „Niet kloppen", zegt
een verzorger tegen een Franstalig meis
je, dat prompt nog harder tegen de gla
zen wand van een gorilla verblijf begint
te slaan. Een gorillavrouwtje, ingezakt
als een rode poef, schuift dichterbij maar
snapt dat ook een doorzichtige wand
elke poging om Franstalige meisjes bang
te maken zinloos maakt. Roodharige fa
milieden. van de gorilla, kijken glimla
chend toe terwijl ze zich achteloos met
één hand vasthouden aan heel hoge tak
ken.
Tijgers komen in heel Azië voor, tot in
het barre Siberié. En de tijgers in Blij
dorp stralen dan ook uit dat wat hen be
treft de winter op een stevig onthaal kan
rekenen. In aparte buitenkooien lopen
twee Bengaalse tijgers synchroon langs
twee evenwijdige hekken. Onafgebroken
actief. Een zilverleeuw aan de overkant
maakt daarentegen een gedevalueerde
indruk.
Twee kamelen, de schepen der woestijn,
liggen behaaglijk tegen elkaar afgemeerd.
In de Kiboko-kinderjungle is geen kip,
maar dat zal in het weekeinde en de va
kantie wel anders zijn. Een passerende
trein maakt een grazende „geit" aan het
schrikken, die prompt overeind komt en
zijn weg vervolgt als kangoeroe. Bij de
withandgibbon, die nota bene lekker
binnen zit, wacht mij geen warm ont
haal. Het dier lijkt steeds expres zijn ge
zicht te bedekken met zijn armen, maar
is in feite bezig zich met elkaaf kruisen
de armen te krabben. Als hij kijkt, schie
ten zijn wenkbrauwen telkens als ver
schrikte vogeltjes omhoog. Zijn bezoeker
voldoet niet aan wat het overwegend ve
getarisch menu van de gibbon hem aan
vlees toestaat, namelijk kleine gewervel
de diertjes.
Het is dan wel lekker warm binnen,
maar in het speciale nachtdierenverblijf
lopen -de koude rillingen je over het lijf.
Zeker als je vlak voor de sprong in het
duister leest dat onder meer de vliegen
de hond er vrij rondhangt. Nee, dan
kom je meer tot rust bij de zeeleeuwen,
die leunend op hun vinnen hun kop
richting „zon" houden, de ogen behaag
lijk gesloten.
De giraffen lijken vanwege hun hoogte
geen last te hebben van vorst in de
grond, maar zij zijn door hun vele dun
ne onderdelen wel degelijk kougevoelig.
Net als de mens overigens. Dus tijd om
te gaan. De ijsberen zwaaien bij wijze
van afscheid met hun bonte wanten. Zij
willen absoluut niet mee in een benauw
de auto met beslagen ruiten. Met een
plons storten zij zich weer in hun door
Celsius in de steek gelaten zwembad.
Een hartverwarmend schouwspel.
HERMAN JANSEN
door Piet Snoeren
BLIND
De boekenkasten die optorenen rond het
schrijfblad waaraan dit stukje wordt
geconcipieerd, puilen uit hun voegen,
kraken onder hurvlast, dreigen
voortdurend buiten hun oevers te treden.
Dit wordt te gek. Er rest slechts één
uitweg. Voor elk nieuw boek dat het huis
binnenkomt, dient voortaan een ander
boek het huis te verlaten. Maar het blijft
een akelige ingreep, niet ongelijk aan het
amputeren van een eigen vingerkootje,
want met zijn boeken, daar vergroeit een
mens mee. En er staan zoveel meer
boeken op de planken dan een lichaam
kootjes heeft, zelfs als men de tenen
meerekent. Dat wordt bloeden, de
levensjaren die nog resten.
Ach. kon een mens maar geslagen
worden met leesblindheid. Op dezelfde
manier waarop Jonathan Irving met
kleurenblindheid geslagen werd, wel te
verstaan. Het is niet de bedoeling hier
luchthartig te gaan zitten doen over de
leesblindheid aie zich soms bij scholieren
openbaart, met alle achterstanden van
aien. Zulke kinderen kunnen,
overschaduwd als ze dreigen te worden
door een ongelukkige jeugd die dan weer
leidt tot vandalisme, criminaliteit en
ander maatschappelijk ongemak, recht
doen gelden op innig medeleven. Hun
type leed verdient de kousevoetige
benadering waarop Henk Mochèl met
zijn Rondom Tien hel patent heeft
verworven.
Nee, bedoeld wordt de vorm van
leesblindheid die lijkt op de
kleurenblindheid waarmee Jonathan
Irving zich geslagen zag. Zijn geval
stona onlangs beschreven in een
wetenschappelijk tijdschrift en baarde het
nodige opzien. Irving, moet men weten,
is een bij liefhebbers niet onbekende
schilder van abstracte werken met een
voorliefde voor felle kleuren. Hoe bonter
hoe béter. Maar dat veranderde nadat hij
- een medische zeldzaamheid - als
gevolg van een opgelopen zware
hersenschudding kleurenblind was
geworden. De hele wereld, aldus het
artikel, leek in zijn ogen plotsklaps louter
uit zwart, grijs en wit te bestaan, terwijl
hij deze tinten tot overmaat van ramp
nog als „smerig en angstaanjagend"
ervoer ook. Hij begon te walgen van zijn
eigen schilderijen. Mensen deden zich
aan hem voor als „tot leven gewekte
grijze standbeelden met een rat-achtige
huidskleur". Tomatensap bliefde hij niet
meer, want die was zwart. Alleen hel
voedsel met een van oorsprong zwarte of
witte kleur wenste hij tot zich te nemen:
zwarte olijven, witte rust, zwarte koffie.
Hij heeft ermee leren leven, maar is wel
een nachtmens geworden.
Zoiets dus. Geen boek meer kunnen zien
behalve, zeg. reisbeschrijvingen van verre
landen of tuinencyclopedieén. Als sneeuw
voor de zon verdwenen, dal kwellende
dilemma van: je hebt nou wel
Perestrojka "van Gorbatsjov
aangeschaft, maar hel betekent dat de
Verzamelde Gedichten van H. Marsman
- want even dik - de prullenmand in
moeten. Welk een staat van genade zou
zulks opleveren. Helaas, bij ontstentenis
daarvan toch weer voor de verleiding
gezwicht om „De kookkunst van-
Alexandre Dumas" te kopen. Eens
kijken. 1,7 centimeter dik. Bevindt zich
ergens op de planken een boek ter dikte
van 1,7 centimeter dat daaraan kan
worden geslachtofferd? „Het Rode Boekje
voor Soldaten", waarom niet? „Onze
aksies moeten we afstemmen op de
belangrijkste tegenstelling in het leger:
die tussen kader en manschappen. Maar
tegelijk mogen we nooit uit het oog
verliezen dat de werkelijke strijd aie is
tussen de werkende klasse en de
kapitalistiesje machtshebbers. Op die
twee prinsiepes kan een krachtige
sosialistiesje soldalenbeweging gebouwd
worden Gedateerde prietpraat uit het
pre-perestrojkaanse tijdperk. Toch?
Hupsakee. Dilemma opgelost, ware het
niet dat dit vingerkootje slechts 1,1
centimeter dik is en er bijgevolg elders op
de plank nog eens zes millimeter
geamputeerd dient te worden. Zo komt
liet dal „De secretaresse, haar banen en
bazen de rooie soldaten achterna gaat.
Geschreven door ene Violet K. Simons,
en hoe. Wanneer de baas zich bukt om
iets op te rapen en hem daarbij een
windje ontsnapt, laat hem dan denken
dat jij meent dat hij zijn rug verrekt heeft
of iets dergelijks. Vraag onmiddellijk: O.
meneer Jansen, uw rug, hebt u zich pijn
gedaan? Barst pas in lachen uit wanneer
je weer veilig in je kamer bent".
Doodzonde van zulk ons'
maar het is niet anders.
De prullenmand.
In de vrijgekomen ruimte heeft zich dus
„De kookkunst van Alexandre Dumas"
gewurmd. Maar eerder had deze auteur
zichzelf behoorlijk geslachtofferd gezien.
Zijn „Drie Musketiers", hoewel ook
onsterfelijk, is al lang geleden vervangen
door het even dikke „Klimmen" van de
Haagse bergentrotter Ronald Naar die
zojuist de Zuidpool beklommen heeft, en
„De Graaf van Monte Cristo" ging
dezelfde weg ten bate van Goa en de
nieuwe natuurkunde" door prof. Paul
Davies waarin deze het gelijk poogt aan
te tonen van Einsteins stelling dal het
Opperwezen niet dobbelt. Maar waarom
in 's hemelsnaam die Kookkunst van
Alexandre Dumas gekocht? Vanwege het
recept voor gesmoorde olifantspoten
natuurlijk. Daarover de volgende keer.