Regeringsrapport
uit '69 toont
topje van ijsberg
BINNENLAND
£eidóc(3oma/nt
WOENSDAG 9 DECEMBER 1987 PAGINA
Een telegram van Felderhof
aan de officier van justitie le
galiseerde het optreden: „Aan
gelegenheid door mij be
schouwd als in nood recht ge
gronde militaire actie stop ver
zoek uwerzijds attentie en mij
tijdig inlichten als noodzaak
ontaardt in nodeloos exces of
omstandigheden' verzachting
toelaten". En twee weken later
stelde de plaatsvervangende
officier van justitie te Makas
sar voor aan alle KNIL-offi-
cieren op Zuid-Celebes „een
zekere straffeloosheid" te
waarborgen. Uiteindelijk werd
toegestaan dat „indien zulks
noodzakelijk mocht zijn" ook
onder leiding van andere offi
cieren dergelijke acties moch
ten worden ondernomen, al
werd daarbij „bepaaldelijk een
beperking tot het uiterste mi
nimum" gewenst.
Westerling
Volgens De Jong was niet op
dat laatste telegram gewacht.
Er waren „naast Westerling
die zijn acties had voortgezet
(hij had persoonlijk velen
doodgeschoten, in enkele ge
vallen ook kampong-bewoners
twee aan twee laten worstelen
waarna de verliezer was dood
geschoten), tevens andere offi
cieren, soms zelfs onderofficie
ren, tot de contra-terreur
overgegaan en bovendien had
den de politie en de zogenaam
de kampong-politie hetzelfde
gedaan. Velen waren ver
moord, kampongs waren in
vlammen opgegaan, er was ge
plunderd, er was lijkenroof ge
pleegd, er waren Indonesiërs
die in voorarrest zaten uit de
gevangenissen
oorlogs
misdrijven
in
Nederlands-
Indië dan
officieel
bekend
Gevangen genomen Indonesische sluipschutters met de patro-
nengordels nog om hun nek.
FOTO: AP
de wijze op: hij omsingelt een
dorp, drijft de inwoners bij el
kaar en vraagt dan wie extre
misten zijn. Indien er dan eni
ge personen gevonden
worden, die deze extremisten
aanwijzen, worden eerst de ex
tremisten doodgeschoten en
daarna zij, die de extremisten
hebben aangewezen. Het is
waar, dat op deze wyze inder
daad een herstel van rust
wordt verkregen; de schrik
komt er geweldig in; maar U
zult het wel met mij eens zijn,
dat het is te hopen, dat derge
lijke methoden niet voor het
wereldforum bekend worden!"
Die hoop bleek ijdel. Vrij Ne
derland publiceerde in juli
1947 de getuigenis van de Ja
vaanse makelaar over de
moordpartij in de kampong op
17 december 1946. Er werden
kamervragen gesteld. Een
commissie toonde in april 1948
begrip voor de strenge maatre
gelen, maar achtte wel vervol
ging raadzaam van drie offil
eieren die in de contra-terreur
te ver waren gegaan, maar
verder dan voorbereidingen
daartoe kwam het niet.
Uiteindelijk vertrokken in ok
tober 1949 drie juristen naar
Batavia om een onderzoek in
te stellen naar excessen. De
Jong meldt dat pas vijf jaar la
ter, eind 1954, werd gerappor
teerd dat „wat geschied was,
met een rechtsstaat niets te
maken had gehad en ook niet
gekwalificeerd kon worden
als een „in noodrecht ge
gronde militaire actie".
Hun rapport plaatste het kabi
net voor de vraag of de justitie
toch nog stappen moest onder
nemen tegen Westerling en de
drie andere, eerder bedoelde
militairen. Met grote meerder
heid werd eind december be
sloten om dat na te laten".
„Geen proces dus", stelt De
doodgeschoten in één geval
twee die tot gevangenisstraf
waren veroordeeld. De meeste
slachtoffers bij één gelegen
heid maakte een onderluite
nant van Westerlings eenheid,
die in aanwezigheid van een
KNIL-kapitein op 1 februari,
geprikkeld door het bericht
dat drie militairen van het
Korps in een nabije kampong
bij, een gevecht gesneuveld
waren, in de kampong die hij
onderzocht lukraak liet schie
ten op mannen, vrouwen en
kinderen er vielen 364 do
den".
Nederlandse cijfers wijzen uit
dat door de Indonesische ver
zetsgroepen tussen 1 juli 1946
en 1 juli 1947 op Zuid-Celebes
1200 personen werden geliqui
deerd en ruim 400 ontvoerd,
vermoedelijk in grote meer
derheid Indonesiërs. Neder
landse militairen vermoord
den volgens de officiële rap
porten 3144 Indonesiërs, maar
De Jong vraagt zich af of die
cijfers wel volledig zijn. Hij
stelt vast dat volgens de offi
ciële rapporten daarvan 1533
op rekening komen van het
Korps Speciale Troepen (de
eenheid van Westerling), 136
op die van politie-eenheden en
576 op die van de kampong-
politie. De Jong concludeert
dat het KST „dus minder
heeft gemoord dan andere
eenheden van het KNIL".
Van de 1533 slachtoffers wer
den er 388 vermoord onder de
persoonlijke leiding van Wes
terling en 1055 onder die van
de eerder vermelde onderoffi
cier.
Wereldforum
De manoevres van Westerling
werden door zijn superieuren
volledig gedekt. Van zijn chef,
kolonel De Vries, kreeg hij
een bijzondere tevredenheids
betuiging. „Hij had, zo werd
gemeend, slechts schuldigen
van het leven beroofd en zich
dus op loffelijke wijze van een
moeilijke opdracht gekweten"
Later sprak ook generaal
Spoor per brief „alle lof en
waardering" uit „voor uw uit
zonderlijke prestaties". En in
Den Haag stelde minister
Jonkman vast dat het KST
„met volledig succes optrad".
In Batavia zelf zorgden de ac
ties voor meer verontrusting.
Van Poll, lid van de commis
sie-generaal, schreef in een
brief aan minister-president
Beel: „Kapitein Westerling
treedt in Celebes op de volgen-
daartoe kwam, blijken zou dat
de ambtelijke en de militaire
top in Batavia en in Makassar
bij de contra-terreur betrok
ken waren geweest. De meeste
ministers gaven er de voor
keur aan de zaak in de doofpot
te stoppen".
Verhoren
„Een voorbehoud wordt ge
maakt voor de Zuid-Celebes-
affaire en (hoewel vrijwel
geen archiefmateriaal terzake
is aangetroffen) ook voor het
geen kan zijn geschied ter ver
zameling van inlichtingen om-
AMSTERDAM/DEN
HAAG „Er zijn oor
logsmisdrijven gepleegd.
Van de elf die wij eerder
opsomden, noemen wij er
zes: moord en massa
moord, systematische ter
reur, foltering van bur
gers, verkrachting, plun
dering en bevel om geen
kwartier te geven. Bij alle
zes zijn hogere autoritei
ten betrokken geweest".
Dat is de conclusie van prof.
dr. Lou de Jong aan hft slot
van het onderdeel „oorlogs
misdrijven" in het concept
hoofdstuk 7 over de worsteling
van Nederland met de repu
bliek Indonesië. Het is be
stemd voor „Epiloog", het
twaalfde deel van zijn stan
daardwerk „Het Koninkrijk
der Nederlanden in de Tweede
Wereldoorlog".
„De kerkgenootschappen, die
tijdens de bezetting keer op
keer hadden geprotesteerd te
gen het door de Duitsers be
dreven onrecht, zwegen, de
dagbladcorrespondenten in In
donesië maakten nooit mel
ding van oorlogsmisdrijven en
de publieke opinie als geheel
kwam nimmer in beroering.
De meeste Nederlanders kon
den zich, zo veronderstellen
wij, niet voorstellen dat Ne
derlandse militairen zich
schuldig maakten aan misdrij
ven, gelijk aan die waarvoor
in diezelfde jaren Duitsers in
Nederland veroordeeld wer
den, en onder diegenen die de
ontvangen informatie voor
juist hielden, waren er ver
moedelijk velen die, zoals
Romme in mei '49 in de Twee
de Kamer deed, zich op het
standpunt stelden dat wat Ne
derland in Indonesië onder
nam, politiek gerechtvaardigd
was ja, er waren, aldus
Romme, „noodwendig ook
kwade gevolgen", maar daar
maakte men zich vanaf met
dooddoeners als: waar gehakt
wordt, vallen spaanders".
De zinnen staan aan het eind
van een 43 tikvellen lange be
schrijving van excessen die
tussen 1946 en 1948, tijdens de
onafhankelijkheidsstrijd van
Indonesië, werden veroorzaakt
door onder Nederlands gezag
staande soldaten in Neder-
lands-Indië. Er is geen sprake
van dat De Jong daarin, zoals
hem intussen door een veel
heid van oud-Indiëgangers en
politieke en militaire groepe
ringen wordt verweten, dè Ne
derlandse strijdkrachten in In-
die als geheel van oorlogsmis
drijven of systematische
wreedheid beschuldigt.
Of voor een juiste beoordeling
van moorden en martelingen
kennis van de lokale situatie
en ervaring met guerilla, ter
reur en contra-guerilla nood
zakelijk zou zijn, zoals bijvoor
beeld wordt aangevoerd door
de OSL Stichtingen voor Vrij
heid en Veiligheid (het voor
malige Oud-Strijders Legioen),
is dubieus. Dat, zoals hier en
daar al is vastgesteld, gespro
ken moet worden van onjuiste
geschiedschrijving, is hoogst
twijfelachtig.
KRITIEK OP DR. LOU DE JONG VOORBARIG
Excessen
De discussie over Nederlandse
wandaden in Nederlands-In-
die begon in 1969. Aanleiding
was een interview dat in de
cember 1968 in De Volkskrant
verscheen. Daarin schetste de
Amsterdamse psycholoog dr.
J E. Hueting een beeld van de
oorlogsmisdrijven waarbij hij
zelf als militair in Indië be
trokken was geweest. De J#ng:
„Reacties bleven uit, maar die
kwamen er zoveel te meer
toen de Vara-actualiteitenru-
briek Achter het Nieuws in ja
nuari '69 aan die oorlogsmis
drijven drie uitzendingen
wijdde: hoge militairen noem
den de beweringen van Hue
ting en anderen leugens".
De Jong vermeldt dat PvdA-
fractieleider Den Uyl om de
instelling vroeg van een com
missie van onderzoek. Minis
ter-president De Jong beloofde
daarop dat uit de overheidsar
chieven alle op excessen be
trekking hebbende stukken in
een nota bijeen zouden
worden gebracht. Lou de
Jong: De term „oorlogsmisdrij
ven" werd opnieuw verme
den".
De nota verscheen in juni
1969. Zij bevatte gegevens over
diverse oorlogsmisdrijven, llO
in totaal, die evenwel nergens
in een systematische samen
hang waren geplaatst. „De re
gering betreurt", zo verklaar
de de minister-president in
een begeleidend schrijven,
„dat er zich excessen hebben
voorgedaan, maar zij hand
haaft haar opvatting dat de
krijg
correct heeft gedra
gen". Dat sloeg, stelt de histo
ricus, op de methoden die bij
verhoren werden toegepast.
Premier De Jong concludeer
de: „De gegevens die in de ar
chieven aanwezig zijn, wijzen
niet uit dat de excessen door
de verantwoordelijke autori
teiten stilzwijgend zijn toegela
ten of verheimelijkt. Wel kan
men zich de vraag stellen of,
naar het inzicht van thans,
niet te veel waarde is toege
kend aan verzachtende om
standigheden". De oud-direc
teur van het RIOD stelt vast:
„Dat klonk allemaal nogal ge
ruststellend, behoudens dan
wat de Zuid-Celebes-affaire en
mogelijkerwijze de verhoor
methoden betrof".
Voorbarig
Oud-premier De Jong verweet
zijn naamgenoot afgelopen
week in een interview in De
Telegraaf nauwelijks in te
Een Nederlandse militair bekijkt een in beslag genomen geweer. Op de achtergrond Indonesische
onafhankelijkheidsstrijders.
FOTO: AP
vermeldt het opensnijden van
de buik van de zwangere
vrouw van een beambte die
met het Nederlandse gezag
bleef samenwerken. Het kind
werd eruit gerukt en orithoofd;
de moeder stervend achterge
laten.
Volgens hetzelfde rapport
maakten zich echter ook som
mige KNIL-officieren schuldig
aan het zonder vorm van pro
ces doodschieten van Indone
siërs die zij van hulp aan het
verzet verdachten, tersluiks en
in strijd met de orders. Het
Nederlandse gezag in Zuid-Ce
lebes kwam in gevaar en daar
om werd een KNIL-bataljon
naar het roerige gebied gezon
den dat, zegt De Jong, „als
enige taak zou hebben de con
tra-terreur uit te oefenen".
Zijn commandant werd Ray
mond Westerling, bijgenaamd
De Turk, omdat hij in Turkije
was geboren. Hij overleed
twee weken geleden, kort na
dat de eerste onthullingen uit
het hoofdstuk in het openbaar
waren gekomen.
In 1984 verscheen van de
hand van W. IJzereef een
boek over Westerling en diens
standrechtelijke executies.
Daaraan ontleent De Jong een
beschrijving van de Neder
landse acties. Een Javaanse
makelaar, die op 17 december
tot de bijeengedreven bevol
king van een kampong be
hoorde, getuigt: „De Turk gaf
bevel aan een van de aanwezi
gen om aan te wijzen wie op
standelingen waren, maar ae
man zei dat hij het niet wist.
De Turk zei hem dat hij dood
geschoten zou worden. Hij be
gon tien personen aan te wij
zen, die doodgeschoten zouden
worden, als de aangewezen
persoon volhield niet te weten
wie de opstandelingen waren".
Volgens het verhaal wees het
slachtoffer toen tien willekeu
rige mensen aan die werden
geëxecuteerd en dat herhaalde
zich nog twee keer.
gaan op de omstandigheden,
waaronder die excessen voor
kwamen. „Bovendien ligt er
veel te veel nadruk op. Alsof
martelen en doodschieten het
enige was, wat onze jongens
daar deden. De argeloze lezer
krijgt zo een totaal verkeerde
indruk". Volgens Piet de Jong
kregen „onervaren jonge Hol
landse soldaten midden in een
voor hen onbekende jungle te
maken met een keiharde guer
rilla. Ik begrijp dan best dat
een officier een gevangen ge
nomen nationalist weieens
hardhandig heeft aangepakt".
De kritiek lijkt voorbarig. In
de voorbeelden die De Jong
geeft is van „hardhandig aan
pakken" geen sprake. Het con
cept van hoofdstuk 7 omvat in
totaal 480 tikvellen. De Jong
schetst daarin de geschiedenis
van Nederlands-Indië tot aan
de soevereiniteitsoverdracht.
Uitsluitend het onderdeel
„oorlogsmisdrijven" is in de
openbaarheid gekomen. Het
lijkt erop dat de ex-premier
dat omstreden concept nog
niet gelezen had.
Andere onderdelen in het
hoofdstuk zijn onder meer
Bersiap, De oorlogsvrijwilli
gers ingezet, Eerste Politionele
Actie, Berechting der Japan
ners en Tweede Politionele
Actie. Het is nog onbekend
hoe De Jong daarover schrijft.
Maar het ligt voor de hand dat
daarin ook de extreme om
standigheden waaronder Ne
derlanders de strijd moesten
voeren aan de orde komen.
Oorlogsmisdrijven
De Jong stelt vast dat over de
oorlogsmisdrijven die door In
dische nationalisten werden
gepleegd weinig gegevens be
kend zijn. Hii constateert dat
circa 3500 Nederlanders en In
dische Nederlanders en een
onbekend aantal Ambonezen
en Chinezen zijn vermoord en
tienduizenden n#nsen onder
slechte omstandigheden ge
vangen zijn gehouden. Boven
dien is een onbekend aantal
krijgsgevangen militairen van
de Koninklijke Landmacht,
het Koninklijk Nederlandsch-
Indisch Leger. (KNIL) en de
mariniersbrigade vermoord
„hun stoffelijke overschotten
zijn menigmaal verminkt aan
getroffen". In hoeverre derge
lijke moorden in opdracht van
hogerhand werden gepleegd
valt, aldus De Jong, niet na te
gaan. „Het ligt in de aard van
verzetsgroepen dat zij hun ei
gen gang gaan".
Zelden kwam het tot vervol
ging van Indonesische oorlogs
misdadigers. „In het perspec
tief van de Republiek (Indone
sië) waren die geliquideerden
collaborateurs met de vijand,
verraders van de zaak van In-
donesië's onafhankelijkheid.
De niet-vervolging van diege
nen die hen liquideerden,
moet op één lijn worden ge
steld met het feit dat de Ne
derlandse illegale werkers die
tijdens de Duitse bezetting en
kele honderden, als belangrij
ke helpers van de vijand be
schouwde Nederlanders liqui
deerden, evenmin zijn ver
volgd".
Over Nederlandse misdaden is
aanzienlijk meer bekend. De
Jong erkent met spijt dat het
hoofdstukgedeelte daardoor
een ietwat onevenwichtig ka
rakter heeft gekregen. Hij ziet
dat echter niet als ongepast:
„de eerste (misdaden) zijn onze
zaak geweest, de laatste de
zaak van Indonesië".
„Weliswaar lang niet alles
maar toch wel veel (werd) ge
rapporteerd via de civiele en
de militaire kanalen. De Ne
derlandse verbindingen func
tioneerden goed, de Republi
keinse slecht. Dit onderscheid
heeft er toe geleid dat wij
over de oorlogsmisdrijven aan
Nederlandse kant veel uitge
breider zijn ingelicht dan over
die aan Republikeinse."
Contra-terreur
Een belangrijke Indonesische
verzetsgroepering was de
TRIS, het „Leger van de Re
publiek op Celebes", 4000 strij
ders sterk, die rond november
1946 werd opgericht. Zijn sol
daten liquideerden talrijke In
donesiërs die met het Neder
landse gezag samenwerkten.
Er zijn bovendien gruwelijke
martelingen bekend. De Jong
Telegram
De officier van justitie in Ma
kassar noemde op 20 december
de acties van het leger in een
Prof. dr. L. de Jong.
FOTO: ANP
rapport aan procureur-gene
raal Felderhof „absoluut nood
zakelijk voor hét herstel van
de verstoorde rust en orde", al
was het „te betreuren dat dit
soms aanleiding kan geven tot
bloedbaden". De hoofdambte
naar die het rapport las liet
Felderhof op 30 december we
ten dat deze werkwijze „for
meel niet anders is dan
moord", maar ook het „enig
overgebleven middel tot we
zenlijke bescherming van de
bevolking".
Nederlandse militairen lo,
patrouille langs een spoorlij
Indonesië. Spoorlijnen wa
geregeld doelwit van aan
gen.
FOTO:,
trent de tegenstander",
werd in juni 1969 vastgesi
in het regeringsrapport o
excessen in Nederlands-In
In het vervolg van het ho<
stukgedeelte vaagt De Ji
dat voorbehoud overtuig
weg. De feiten spreken v
zich, zelfs al zou de histori
in het definitieve hoofds
meer begrip opbrengen v
verzachtende omstandighei
waaronder ze plaatsvonden
Ook over de verhoormethoi
is De Jong duidelijk. De eei
na-oorlogs minister-presid
Schermerhorn sprak, san
met hoofdredacteur
Randwijk van Vrij Nederla
in februari 1947 met een i
daat en noteerde in zijn dl
boek: „Deze soldaat deed i
weer eens een boekje oi
over de methoden die a
onze troepen, althans in gq
meerderheid, worden toq
past De waterproef toej
sen in de vorm van de mi
vol papieren proppen, c
water op laten druppelen,
dat dit papier zwelt, is g
zeldzaamheid. Het was
uitermate triest verhaal i
demoralisatie en beestach
heid".
Over de verhoren is al v
meer geschreven. De Jong
teert uit een studie „Het 1
derlands-Indonesische ci
flict" van Van Doorn en Hi
drix het verslag van de laat
die enkele malen bij verhoi
aanwezig was. „De comm;
dant zat meestal achter een
feitje, terwijl dikwijls Indo
siscne handlangers de hai
technieken toepasten. Het
fereel deed denken aan oi
prenten met tortuur als one
werp: de beulen ruw en vo
de inquisiteur met enige
tigheid toeschouwer. De v
horen begonnen mee
vriendelijk en welwillend,
na het „dichtklappen" van
gevangene begon de Indoni
sche hulp met een knuppe
te slaan en werden bedreig
gen geuit en stompen toe
diend. Dan kwam de stro<
inductor voor de dag, eerst
vestigd aan vingers en ten
Het werkelijke third degi
verhoor begon pas als de
vangene uitgeput raakte; n
bracht de stroomdraden
over naar de genitaliën. So
mige verhoorden verloren
het bewustzijn. Bij de elect
tortuur raakt de verhoo
vaak urine of ontlasting kv
en springt vreemd op, 1
achter zijn rug tot onderdr
gelach leidt. De verhoren i
voorbestemd om tot de uitp
ting van de gemartelde te
den, in de verwachting dat
verraad zal plegen. Vaak e
ter sloeg hij dicht".
Ijsberg
De Jong sluit zich aan bij
conclusies uit eerdere one
zoeken dat de „excessen" ii
regeringsnota slechts het t<
van de ijsberg vormen. Sle<
een klein deel kwam ter k
nis van de hogere justitiële
toriteiten. Er werd wel a
gepubliceerd. Een reeks
dag- en weekbladen beste
den tussen 1946 en 1949 a
dacht aan ontsporingen
Nederlandse militairen,
meeste van deze artikeli
zegt De Jong, „leidden er
dat leden van de Tweede
Eerste Kamer vragen stek
In de regel kregen de i
genstellérs te horen dan
zaak onderzocht zou worde
dat was dan het laatste
vernomen werd".
De Jong citeert met insti
ming de conclusie van
Doorn en Hendrix: „Hoe
het militaire optreden van
derland ook is geweest en I
vaak het uit de hand is gi
pen; hoe stelselmatig geweli
aangewend tegen burgers, I
name door de inlichting!
diensten en de speciale tr
pen; hoezeer de inzet
technische wapens vele
schuldige slachtoffers heeft
maakt: hoe waar dit alles
is, wie kennis neemt van
verloop van de dekolonisal
oorlogen in de Franse en P
tugese overzeese gebiedsde
en van het geweld dat op Vi
nam is losgelaten, zal moe
vaststellen dat Nederland
alle opzichten verhoudings
wijs minder hardhandig fs
getreden".
Hij concludeert: „Dat is ju
Even juist is evenwel dat,
moge het waar zijn dat
meeste in Indonesië ingezi
Nederlandse militairen p
soonlijk niet bij oorlogsmisd
ven betrokken zijn gewe
toch, gegeven het karak
van de oorlog (de afweer'i
een guerilla waarbij de str
methoden van het KNIL vi
den overgenomen) oorlogsn
drijven zijn gepleegd op i
heel veel grotere schaal dan
regeringsnota in '69 deed v
moeden en dat de vervolg
en de berechting daan
schril afsteken bij die van
oorlogsmisdrijven, bedrei
door Duitsers en Japanrx
Onze Vrouwe Justitia h(
met twee maten gemeten".
De Jong suggereert dus
dat de Nederlandse str
krachten zich als geheel scl
dig zouden hebben gema
aan oorlogsmisdaden. Hij C
cludeert slechts dat de om»
veel groter was dan tot nu
op grond van officiële rt
ringsrapporten mocht won
verondersteld. Dat is een I
torisch feit van formaat. 1
verzwijgen zou neerkomen
geschiedsvervalsing. -
ANDRÉ HORLIN