Hollandse boeddhist maakt furore in Verre Oosten Tweed is topper Middel ■VAN HUIS UIT CcidaeSomfMit MAANDAG 7 DECEMBER 1987 PAGIM Edwardian is terug in tweeds bij sport. Voor man èn vrouw. De perfecte En gelse gentleman rookt een pijp en geen sigaretten. Hij rijdt in een oude Wolseley met versleten le ren banken: zijn schoenen zijn al tijd gepoetst en hij draagt nooit een pochette. De perfecte Engelse lady weet precies hoe ze haar eigen rozen moet snoei en; als iemand iets tegen haar zegt wat haar niet bevalt, zegt ze: „really??" (wer kelijk?) en ze heeft groene hoge rubber laarzen voor in de tuin. Beiden dragen tweeds! Tweed heeft de mode voor winter 1987/ 88 veroverd. Het is een ruige wol len stof, oorspron kelijk in Schot land en Ierland met de hand ge sponnen en gewe ven in huisvlijt. Er werden eigen gemaakte kleur stoffen gebruikt in simpele goed- gedekte tinten. Echte tweeds zijn „Harris" en „Do negal". Harris- tweed heeft onre gelmatige garens met harde vezels. Het Ierse Done gal-tweed is soe peler. Tweeds worden allerwe gen nagemaakt. Maar de echte handgeweven „Harris komt nog altijd van de He- briden (de noord westkust van Schotland) en is in 150 jaar nog niet veranderd; 700 wevers zitten nog altijd achter hun getouwen op de eilanden Har- ris en Lewis. Ze weven de pouide tweeds, rijk aan traditie, mytholo gie en romantiek. De wilde eilan dengroepen, sa mengebracht on der de naam He- briden, stikten dan ook van de legenden. De rol stenen uit de Ij stijd en de schaapherders met hun kudden gaven daar ook alle aanleiding toe. Het mysterie van de tweeds, zo zeggen de her ders, ligt in de luizen van de schapen, die de vacht zo'n bijzon dere kleur geven. De kleuren van de Hebriden zijn traditioneel, roes tig bruin (smerig), granietgrijs (rots), mosgroen, vuil wit, bleekblauw en wat geel. De historie van tweed in de inter nationale kledin gindustrie begon in 1840 toen Lady Dunmore, echtge note van een lan deigenaar op Har- ris, tweeds mee nam naar de Schotse Hooglan den om er daar een markt voor te vinden. De tradi tioneel Victori aanse bevolking uit de hogere standen, verzot op jagen en vissen, was meteen te porren voor de degelijke stof, die ze goed konden laten verwerken om zich op hun tochten warm en droog te houden. Lady Dunmore's idee vond ingang. Aangezien alleen de aristocratie zich veroorloven kon te jagen en te vissen op de schaal die hen voor ogen stond (te paard en met duur visgerei, urenlang met lies laarzen in het wa ter staan voor vertier), kreeg tweed rond 1900 meteen een soort adelbrief mee, een sociale stan ding die ze nog steeds heeft. Van daar dat tweed door ontwerpers ook wel „happy tweed" wordt ge noemd, omdat je er leuke dingen in doet. Tweed is er in drie kwali teiten: standaard, medium en licht gewicht TINY FRANCIS Na het schoonmaken moet de geweven stof worden nageke ken op losse draadjes of andere onregelmatigheden. FOTO'S: PR Nu eens is er voorspoed en dan weer tegenslag. In de ene periode is er hoon, in de volgende klatert het applaus. De boeddhist weet dat. Het hindert hem niet. Het is o.k. Zoals het o.k. is dat de dag gaat en de nacht komt. En de nacht gaat en de dag komt. Alles stroomt, niets is besten dig. Onbevangen, onge ïnteresseerd zelfs, slaat de boeddhist de stroming gade. Dat de boeddhistische leraar Dhammawiranatha thans in een zeer succesvolle fase van zijn leven is gekomen, inte resseert hemzelf dan ook geen zier. Zijn leerlingen ha len er, getrouw de lessen van hun meester, eveneens de schouders over op. Terwijl zijn buren alles goed vinden zolang het maar niet uit de hand loopt met die wierook van hem. Wie, kan men in gemoede vragen, interesseert er zich wèl voor? Zijn moe de? wellicht? Zijn moeder („tante Netty") is zelf één van de eerste leerlingen van de thans 34-jarige Hagenaar, die sommigen zich wellicht herinneren als Pierre Krul uit de Kempstraat. Dhammawiranatha, met zachte maar levendige stem: „De boodschap van de Boeddha is achtzaamheid. Als je achtzaam bent, zie je in dat het geluk broos en on grijpbaar is. Vergankelijk. Even vergankelijk als het on geluk. Pessimisten neigen tot de opvatting dat geluk zich doorgaans maar heel kort stondig manifesteert, terwijl ongeluk zich bij voorkeur permanent in iemands leven vestigt. Als je goed oplet, zul je zien dat het niet waar is. Ook gevoelens van treurnis houden op een gegeven mo ment weer op. Zelfs lichame lijke pijn openbaart zich niet als een constante. Neem bar stende hoofdpijn, een kwaal waar ik zelf nogal eens aan lijd. Als je goed oplet... als je je distantieert van je hoofd pijn en het verschijnsel als het ware van een afstand be ziet, zul je merken dat het voortdurend verschilt in in tensiteit. Soms is de pijn heel intens... dan zakt hij weer weg... dan komt hij misschien terug... dan is hij even hele maal verdwenen... en dan weer is hij opeens in alle he vigheid aanwezig. De volgen de keer dat u ergens flinke pijn hebt, moet u maar eens goed opletten: de intensiteit verschilt voortdurend. Alles in dit heelal is constant in be weging. Geluk en ongeluk, succes en tegenslag het zijn verschijnselen van voor bijgaande aard". Overdreven Waarmee Dhammawiranatha impliciet lijkt te waarschu wen tegen een al te juichende berichtgeving over zijn schit terende Boeddhayana Cen trum aan de Stephenson- straat 13, zoals dat nu enkele maanden functioneert. En vooral ook tegen een over dreven opgetogen melding van het feit dat hij thans op Sri Lanka eveneens een schare leerlingen plus een ei gen centrum heeft. Dhammawiranatha zal niet ontkennen dat zijn radio- en t.v.-optredens hem zowel op Sri Lanka als in Bangladesh een zekere faam hebben be zorgd. Ook weerspreekt hij Dhammawiranatha kan het iedereen aanbevelen: de eerste vierenhalf uur van de dag stilzitten eigen aanwezigheid. niet dat hem verzoeken heb ben bereikt om zich als le raar te vestigen in onder meer Bodh Gaya, waar de Boeddha 2500 jaar geleden de verlichting bereikte. „Maar", voegt hij daaraan direct toe, „dat soort faam stelt zo wei nig voor. Ik verzet me er niet tegen, het hoort bij mijn werk en het is o.k. Maar het stelt weinig voor". Aan het dit jaar ingetreden succes van Dhammawiranat ha is een vrij langdurige aan loopperiode vooraf gegaan. Pierre Krul werd boeddhist op zijn veertiende, toen hij op de H.B.S. zat en in het toen malige blad „Blikopener" fo to's aantrof van een boed dhistische zelfverbranding. Aan die foto's was een korte tekst toegevoegd over de leer van de Boeddha: het leven is lijden, de oorzaak van het lij den is verlangen, het lijden kan ook ophouden, en de Boeddha heeft het pad gewe zen dat via acht treden heen voert naar die staat van niet- lijden. „Elke zin sloeg in als een soort bom", herinnert zich Dhammawiranatha nu. „Ik was altijd een zoet jongetje, heel bang om kritiek te krij gen, heel onzeker. Ik was heel klein, zo'n één meter veertig of zo. Ik werd erg veel geplaagd en was een ze nuwinstorting nabij. Dus ik kon het lijden heel sterk er varen! Ik had heel veel pijn en verdriet. Toen ik las dat verlangen er de oorzaak van was, toen voelde ik ook: je wilt een beetje zekerheid hebben... geborgenheid- vriendschap... je wilt wat groter zijn... een beetje stevi ger gebouwd, zodat je ook eens een uithaal kan geven- je wilt allemaal zoveel... dus dat sloeg toen heel diep aan. En dat er een ophouden van het lijden was trof me. De acht treden van het pad heb ik toen zo één voor één over wogen: inderdaad als ik die factoren doe... als ik daarnaar leef... dan houdt mijn lijden op! Vanaf dat moment heeft het me niet meer losgelaten en heeft altijd voorop ge staan: DIT IS HET". Pierre Krul kwam in contact met aanhangers van het the- rawada boeddhisme (dat vooral in Birma, Sri Lanka en Thailand sterk is ver breid), vond een leraar in Malang op Oost-Java, en liet zich in het voorjaar van 1977 inwijden als de monnik Dhammawiranatha. Wat be tekent: hij die altijd energiek is en vol van Boeddha's leer. Samen met vrienden opende hij in 1978 een boeddhistisch centrum in de Buys Ballot straat', dat echter drie jaar la ter alweer op de fles ging. „In 1981 had ik hooguit zo'n vijftien leerlingen", aldus Dhammawiranatha, „wat als draagvlak voor een centrum veel te weinig is. Ik verhuis de naar een etage in de Fro- nemanstraat en ging leven van een uitkering. Op een gegeven moment kreeg de bovenbuurman genoeg van de wierookgeur, sloeg ^een ruit in, en strooide ammoni ak naar binnen. Dat was een goede test voor mijn geduld, vriendelijkheid, zachtmoe digheid en het vermogen om mijn evenwicht te bewaren". Standvastigheid Dhammawiranatha behield zijn evenwicht en ging rustig door op het pad dat de Boeddha heeft gewezen. Met zoveel ijver en standvastig heid dat het aantal leerlingen uiteindelijk toch sterk ging groeien. Inmiddels zijn het er ruim honderd, verspreid over het hele land. Zij zien hun le raar minimaal één keer per week. Honderden anderen bezoeken de leringen en me ditaties van de Hagenaar te hooi en te gras. Vorig jaar besloot de kern van zijn vaste aanhang dat het met dat ammoniak-gedoe in de Fronemanstraat zo niet tenger kon. De Nederlandse Buddha-Dhamma Stichting werd in het leven geroepen, en deze is nu de exploitante van het Boeddhayana Cen trum aan de Stephenson straat 13. Een fraai gerestau reerd pand waarvan de bega ne grond is ingericht als me ditatie-ruimte met Boedd ha-beelden, kaarsen, wierook en bloemen, en op de vloer bordeaux-rode vaste vloerbe dekking. Op de eerste en tweede verdieping is woon- en werkruimte voor Dham mawiranatha plus slaapacco- modatie voor gasten. Zó goed gaat het met het cen trum dat de leraar niet meer van een uitkering hoeft te le ven maar geheel wordt on- derhoudèn door zijn leerlin gen. Zij ook doen de bood schappen en brengen Dham-> mawiranatha 's ochtends en 's middags eten in zijn zwar te bedelnap. Min of meer gelijktijdig met het in gebruik nemen van het Boeddhayana Centrum in Den Haag, begon de ster van Dhammawiranatha in Sri Lanka te rijzen. Op uitnodi ging van één van zijn leerlin gen die verbonden is aan Ne derlandse ambassade in Co lombo verbleef de Haagse boeddhist er deze zomer twee maanden. De belangstelling voor zijn persoon en voor de wijze waarop hij Boeddha's pad naar de verlichting on derwijst, bleek er zo groot, dat er binnen de kortste ke ren een Srilankese pendant van het Haagse Boeddhayana Huisarts in het nauw Vroeger was een huisarts een dok ter die alles kon, alles wist of in elk geval dapper deed alsof. Hij deed zelf de bevallingen, kon, als het echt moest, iemand op een bil jarttafel van zijn blinde darm ont doen. hechtte zelf kleine wonden en stuurde iedereen met een re cept tevreden naar huis. Aan zijn gezag werd, beroepsquerulanten daargelaten, nooit getwijfeld. Kom daar nu eens om, want pa- tienten nemen hun huisdokter steeds minder serieus. De media hebben zelfs eefl nieuw slachtoffer ontdekt: de mishandelde huisarts. Op de buis en in Vrij Nederland vertelden onthutste huisartsen over hun ervaringen met de mon dige patiënt. Die eist tegenwoordig een recept en als het verwijsbriefje naar de specialist niet snel genoeg gegeven wordt dan trekt men ome dokter wel even over het bureau. Citaat VN: „Hij voelt zich minder dan ooit de dokter en meer en meer een gewone burger: bang voor baan en nering, diefstal en agressie, pressie, bedreiging en manipulatie, bedrog en tenslotte een dolkstoot in de rug". Gemangeld Nu dreigden huisartsen al veel eerder gemangeld te worden tus sen de machtige ziekenhuizen en de eisen van de patiënt, alleen was dat voor de buitenwacht nooit zo duidelijk als nu. Aan het eind van de jaren vijftig sloeg de latere pro fessor huisartsengeneeskunde dr. F. Huygen, samen met. als ik me niet vergis, de al even vermaarde firof. Querido alarm. Het na de aatste oorlog ras wassende specia- listendom dreigde alle taken van de huisarts naar zich toe te trek ken en als dat zo doorging dan had de huisarts zijn langste tijd gehad. Het was de hoogste tijd dat huis artsen eens gingen nadenken over hun eigen vak en er een zelfstan dig beroep van maakten. In ieder geval zou een huisarts meer moeten zijn dan een optelsom van kleine specialistjes, want als dat zo zou zijn dan zou het ziekenhuis met gemak de taken van de huis arts kunnen overnemen. Dat tegenoffensief beleefde zijn hoogtepunt in de jaren zeventig en de huisarts werd zelfs het troetel kind van ziekenfonds en overheid. Want wat was het geval? De kos ten van de gezondheidszorg rezen ook toen zo de pan uit dat staatse cretaris Jo Hendriks in 1974 be sloot een dam op te werpen tegen de peperdure run op de peperdure ziekenhuizen. Die dam zou een kundiger huisarts moeten zijn, sa men met kruiswerk, wijkverple ging enzovoort. Huisartsengenees kunde werd een apart specialisme waarvoor je na het artsexamen nog een jaar (nu twee jaar) moest doorleren. Het vak kreeg nieuwe inhoud en ook het begrip ziek en gezond. „Waarom komt juist deze patiënt op dit moment met deze klachten" werd het uitgangspunt. Men leerde dat niet alle klachten medisch zijn, integendeel, en als ze dat wel zijn ze niet allemaal door een pilletje of poedertje zijn te ver helpen of door een bezoek aan de specialist. Maar ja, om te voorko men dat zijn patiënten onnodig door de medische molen gaan heeft de huisarts gezag nodig, en juist met dat gezag van de huisarts is het sinds de jaren zeventig berg afwaarts gegaan. Hocus pocus De patiënten zijn veranderd, mon diger geworden, en weten zelf wel wat goed voor ze is. Willen ze een verwijskaart, dan willen ze een verwijskaart, en een knappe huis dokter die ze er dan vanaf praat. AJs ik niet verwijs, dan lopen mijn patiënten weg, redeneren vele art sen. Daar komt bij dat de huisdok ter veel van zijn hocus pocus heeft verloren en hocus pocus maakt dok op de mondige patiënt indruk. „Vroeger", schreef een huisarts, „zaten de patiënten met open mond te kijken als ik de bloed- 1 druk opnam. Nu kopen ze zelf zo'n apparaat en doen het zelf". Boven dien hebben de jonge dokters in de jaren zeventig hun witte jas (met priesterboord!) uitgetrokken en la ten zich veelal tutoyeren („zeg maar Henk"), een sympatieke fout die hun alternatieve vakbroeders nooit hebben gemaakt, want die plegen gehuld in witte jas onbe grijpelijke therapie met onbegrij pelijke apparaatjes. Een dokter die net een gewoon mens is, niet voor elke kwaal een recept paraat heeft en verder begrijpelijke dingen doet, dat kan nooit een echte dok ter zijn. Dat bleek heel aardig uit het pro motie-onderzoek van kinderarts Leenderd Krol in 1985. Krol stond als assistent aan het hoofd van een zaal vol kinderen en vroeg zich op een gegeven moment af wat nou precies de reden was waarom die kinderen in het ziekenhuis terecht waren gekomen. Wat bleek? Een kwart van de kinderen lag niet op zaal omdat ze ziek waren, maar om een ziekte uit te sluiten. Na vraag bij de verwijzende huisart sen wees uit dat die in 60 procent van de gevallen de ziektever schijnselen niet verontrustend vonden en dat 40 procent van de verwijzingen die verwijzing op ini tiatief van de ouders was gebeurd. Liefst een kwart van de kinderen was op wens van de ouders, maar tegen de zin van de betrokken huisarts doorverwezen! „De ouders hebben kennelijk niet al te veel vertrouwen in de capaciteiten van de huisarts", aldus Krol. De huis arts wordt daardoor een steeds makkelijker te nemen hindernis en zal in de toekomst hooguit nog optreden als toegangsambtenaar voor het ziekenhuis, zo sprak de Utrechtse professor Bergsma vorig en schouwend kijken naar de FOTO CEES VERKERK Centrum ontstond. En nu nog moo'er: inmiddels heeft het All Ceylon Buddhist Congress een heuvel van drie acres aangeboden waar het Boeddhayana Centrum een nog fraaier en vooral ruimer onderkomen zou kunnen krijgen. Dit alles dus als gevolg van de bekering twintig jaar gele den van Pierre Krul uit de Kempstraat tot het pad van de Boeddha. Hoe het nu met de Verlich ting van de „anagurika" (=thuisloze) Dhammawira natha zelf staat? Zal hij haar nog in dit leven bereiken? Vorderingen „Laat ik zeggen dat ik duide lijk vorderingen heb ge maakt. Vooral dank zij de oe fening die de Boeddha ons geleerd heeft. De Wipassana- meditatie, waarbij je stilzit en je lichamelijke en mentale processen observeert. Je ei gen waarnemer wordt. Ik doe die oefening van onge veer vier uur 's morgens tot half negen 's morgens. En ik kan het iedereen aanbevelen. Gewoon stilzitten en je ervan bewust zijn dat je bent. Schouwend kijken naar je ei gen aanwezigheid zonder emotionele betrokkenheid. Je schouwt je 'voelen', je 'rui ken', je 'zien', je 'denken'. En alles blijkt constant in bewe ging! Alles stroomt, niets is bestendig". Dus niet verbaasd zijn als er morgen weer in de krant staat dat het slecht gaat met Dhammawiranatha en dat zijn Boeddhayana Centrum andermaal op de fles is. Nu eens is er voorspoed en dan weer tegenslag. In de ene pe riode is er hoon, in de'vol gende klatert het applaus. En dat is o.k. Zo is het leven. WILLEM SCHEER jaar wat sombertjes een congres Reden genoeg voor de huisartsen om opnieuw alarm te slaan. Opval lend is dat men enige spijt heeft dat men al te veel verrichtingen aan de specialist heeft afgescho ven. Men wil huisartsen weer la ten bekwamen in typische medi sche verrichtingen, of in modern jargon „medical skills", zoals hech ten van kleine wonden, behande len van ouderdomsdiabetes, hoge bloeddruk, enzovoort. Nascholing moet verplicht worden en het is niet onmogelijk dat huisartsen in de toekomst om de zoveel jaar een examen moeten doen om hun kun digheid te bewijzen. Ook opmerkelijk is dat men steeds meer afstand neemt van de „praat- cultuur" van de jaren zeventig. De huisarts moet niet gaan concurre ren met maatschappelijk werkers, gogen en logen, want die zijn er al genoeg, maar juist excelleren in ei gen vak: „liever een goede dokter, dan een slechte psycholoog". Het is te hopen dat dit reveil het tij ke ren kan, want een goede huisarts is goud waard en kan patiënten een martelgang door het medisch circuit besparen. Zelfs al zou een huisarts weinig weten van bijna alles, als hij doorverwijst dan komt u bij een specialist terecht die bijna alles weet over bijna helemaal niets. door Joke Forceville-Van Rotsup Ik ben een God in het qj van mijn gedachten. \r Willem Kloos. Herinnert u zich nog he A vro-programma over i verstrekken van een doil middel aan ongeneeslijk zieke jonge mensenr Een jongen, in een r vergevorderd stadium tl een dodelijk ziekteprocer kreeg een middel mee i het moment dat hij zijnL situatie niet meer zou I aankunnen en een eindt zijn leven wilde maken, maanden lang heeft die jarige jongen de poeder zich gedragen en zo elkp zelf kunnen besluiten: tj nog maar niet. Wat een beslissing moet het gewi zijn tenslotte „Ja tegen middel te zeggen De jongen is, vanuit eer vroeger programma, evr beeld geweest. Veel lam waren dat zijn moeder ë(r die met F bewonderenswaardige n zich uiterst voorzichtig Cl hebben opgesteld in deV dramatische situatie. Wel hebben de verantwoordi gehoord van prof. dr. A Voute ten aanzien van g handelwijze. Ieder van i was diep getroffen. lede ons zal ook respect hebL gevoeld voor de delicatP wijze waarop Ria BremP thema aan de kijkers hi gepresen teerd. d Toch zijn er vragen te h stellen. Is het verantwoord zo'n] uitzending te brengen? k het mensenWordt de jt zó aannemelijker gemafy dichterbij gebracht, meq( „bespreekbaar gemaaktie Wordt het taboe op steie en rouw ermee doorbro\ Ik zou willen opmerken niet elk medisch handéfi ten overstaan van iedeiri publiek zou moeten woj verklaard en verantwofa Maar indien in een weej-> over zo'n onderwerp is ie bericht - en dat was hi^\ gebeurd - getuigt het afo maar van struisvogelpo[( als de problematiek woL weggemoffeld. Overige4j geloof ik dat het versta\0 is veel (niet alles!) eraa doen om mensen te helij over de dood na te denle en te spreken. Of we /ifj willen of niet, de dood I bij het leven. Ieder va/>n krijgt ermee te maken, j] Maar leidt een uitzendi\, de onderhavige er niet je gemakkelijk toe dat iedie direct een definitief standpunt meent te kufe\ innemen ten aanzien vt^ enorme probleemDe ol willekeurige kijker wee niets van wat zich vddjfe vrijwillige dood van cfeej jongen heeft afgespeeldto Natuurlijk mogen we, t|a goede gronden, juist ge^ het gedrag van zijn mop en zus, aannemen dat 4j het nemen van zijn besl\ niet alleen gelaten wery, maar we weten niets vafie eventuele strijd: vandaal niet, morgen misschien fa evenmin weten we of 40 familie zich wellicht (74f, heeft verzet. Mensen roje zo'n terminale patiënt t kunnen de omgeving dfa mond snoeren met de opmerking: „Jullie weit, helemaal niet waarovetl het hebbenDan hebbj nog gelijk ook. Wij tvefl<j niets van, ook niet vane tempo waarin zich het ziekteproces voltrok, v4n hevigheid aan pijn die jongen vermoedelijk lefa van zijn angst voor de Ifc al evenzeer als voor hér. leven. Tenslotte: brengt elke yjtl elk lijden in onze k] samenleving ons per definitie tot de opvattin^ daar moet een einde aa& worden geMAAKT? ie Zijn we allemaal ui teint p een God in het diepst tg onze gedachten? Weter)oj absoluut zeker dat een lij dierbare dood wil; op dM bepaalde moment? Zoutfe ook andere wegen te virl zijn om met elkaar na^d einde toe te leven. Ges u door de ziekenzalving b misschien, zodat kostbadi momenten van intens worden beleefd. Hebbel en lijden onontkoomba altijd het laatste woorcft

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1987 | | pagina 10