Hollandse boeddhist
maakt furore in Verre Oosten
Tweed is topper
Middel
■VAN HUIS UIT
CcidaeSomfMit
MAANDAG 7 DECEMBER 1987 PAGIM
Edwardian is terug in tweeds bij sport. Voor man èn vrouw.
De perfecte En
gelse gentleman
rookt een pijp en
geen sigaretten.
Hij rijdt in een
oude Wolseley
met versleten le
ren banken: zijn
schoenen zijn al
tijd gepoetst en
hij draagt nooit
een pochette. De
perfecte Engelse
lady weet precies
hoe ze haar eigen
rozen moet snoei
en; als iemand
iets tegen haar
zegt wat haar niet
bevalt, zegt ze:
„really??" (wer
kelijk?) en ze
heeft groene hoge
rubber laarzen
voor in de tuin.
Beiden dragen
tweeds! Tweed
heeft de mode
voor winter 1987/
88 veroverd. Het
is een ruige wol
len stof, oorspron
kelijk in Schot
land en Ierland
met de hand ge
sponnen en gewe
ven in huisvlijt.
Er werden eigen
gemaakte kleur
stoffen gebruikt
in simpele goed-
gedekte tinten.
Echte tweeds zijn
„Harris" en „Do
negal". Harris-
tweed heeft onre
gelmatige garens
met harde vezels.
Het Ierse Done
gal-tweed is soe
peler. Tweeds
worden allerwe
gen nagemaakt.
Maar de echte
handgeweven
„Harris komt nog
altijd van de He-
briden (de noord
westkust van
Schotland) en is
in 150 jaar nog
niet veranderd;
700 wevers zitten
nog altijd achter
hun getouwen op
de eilanden Har-
ris en Lewis. Ze
weven de pouide
tweeds, rijk aan
traditie, mytholo
gie en romantiek.
De wilde eilan
dengroepen, sa
mengebracht on
der de naam He-
briden, stikten
dan ook van de
legenden. De rol
stenen uit de Ij
stijd en de
schaapherders
met hun kudden
gaven daar ook
alle aanleiding
toe. Het mysterie
van de tweeds, zo
zeggen de her
ders, ligt in de
luizen van de
schapen, die de
vacht zo'n bijzon
dere kleur geven.
De kleuren van
de Hebriden zijn
traditioneel, roes
tig bruin (smerig),
granietgrijs (rots),
mosgroen, vuil
wit, bleekblauw
en wat geel.
De historie van
tweed in de inter
nationale kledin
gindustrie begon
in 1840 toen Lady
Dunmore, echtge
note van een lan
deigenaar op Har-
ris, tweeds mee
nam naar de
Schotse Hooglan
den om er daar
een markt voor te
vinden. De tradi
tioneel Victori
aanse bevolking
uit de hogere
standen, verzot op
jagen en vissen,
was meteen te
porren voor de
degelijke stof, die
ze goed konden
laten verwerken
om zich op hun
tochten warm en
droog te houden.
Lady Dunmore's
idee vond ingang.
Aangezien alleen
de aristocratie
zich veroorloven
kon te jagen en te
vissen op de
schaal die hen
voor ogen stond
(te paard en met
duur visgerei,
urenlang met lies
laarzen in het wa
ter staan voor
vertier), kreeg
tweed rond 1900
meteen een soort
adelbrief mee,
een sociale stan
ding die ze nog
steeds heeft. Van
daar dat tweed
door ontwerpers
ook wel „happy
tweed" wordt ge
noemd, omdat je
er leuke dingen
in doet. Tweed is
er in drie kwali
teiten: standaard,
medium en licht
gewicht
TINY FRANCIS
Na het schoonmaken moet de geweven stof worden nageke
ken op losse draadjes of andere onregelmatigheden.
FOTO'S: PR
Nu eens is er voorspoed
en dan weer tegenslag.
In de ene periode is er
hoon, in de volgende
klatert het applaus. De
boeddhist weet dat. Het
hindert hem niet. Het is
o.k. Zoals het o.k. is dat
de dag gaat en de nacht
komt. En de nacht gaat
en de dag komt. Alles
stroomt, niets is besten
dig. Onbevangen, onge
ïnteresseerd zelfs, slaat
de boeddhist de stroming
gade.
Dat de boeddhistische leraar
Dhammawiranatha thans in
een zeer succesvolle fase van
zijn leven is gekomen, inte
resseert hemzelf dan ook
geen zier. Zijn leerlingen ha
len er, getrouw de lessen van
hun meester, eveneens de
schouders over op. Terwijl
zijn buren alles goed vinden
zolang het maar niet uit de
hand loopt met die wierook
van hem. Wie, kan men in
gemoede vragen, interesseert
er zich wèl voor? Zijn moe
de? wellicht? Zijn moeder
(„tante Netty") is zelf één
van de eerste leerlingen van
de thans 34-jarige Hagenaar,
die sommigen zich wellicht
herinneren als Pierre Krul
uit de Kempstraat.
Dhammawiranatha, met
zachte maar levendige stem:
„De boodschap van de
Boeddha is achtzaamheid.
Als je achtzaam bent, zie je in
dat het geluk broos en on
grijpbaar is. Vergankelijk.
Even vergankelijk als het on
geluk. Pessimisten neigen tot
de opvatting dat geluk zich
doorgaans maar heel kort
stondig manifesteert, terwijl
ongeluk zich bij voorkeur
permanent in iemands leven
vestigt. Als je goed oplet, zul
je zien dat het niet waar is.
Ook gevoelens van treurnis
houden op een gegeven mo
ment weer op. Zelfs lichame
lijke pijn openbaart zich niet
als een constante. Neem bar
stende hoofdpijn, een kwaal
waar ik zelf nogal eens aan
lijd. Als je goed oplet... als je
je distantieert van je hoofd
pijn en het verschijnsel als
het ware van een afstand be
ziet, zul je merken dat het
voortdurend verschilt in in
tensiteit. Soms is de pijn heel
intens... dan zakt hij weer
weg... dan komt hij misschien
terug... dan is hij even hele
maal verdwenen... en dan
weer is hij opeens in alle he
vigheid aanwezig. De volgen
de keer dat u ergens flinke
pijn hebt, moet u maar eens
goed opletten: de intensiteit
verschilt voortdurend. Alles
in dit heelal is constant in be
weging. Geluk en ongeluk,
succes en tegenslag het
zijn verschijnselen van voor
bijgaande aard".
Overdreven
Waarmee Dhammawiranatha
impliciet lijkt te waarschu
wen tegen een al te juichende
berichtgeving over zijn schit
terende Boeddhayana Cen
trum aan de Stephenson-
straat 13, zoals dat nu enkele
maanden functioneert. En
vooral ook tegen een over
dreven opgetogen melding
van het feit dat hij thans op
Sri Lanka eveneens een
schare leerlingen plus een ei
gen centrum heeft.
Dhammawiranatha zal niet
ontkennen dat zijn radio- en
t.v.-optredens hem zowel op
Sri Lanka als in Bangladesh
een zekere faam hebben be
zorgd. Ook weerspreekt hij
Dhammawiranatha kan het iedereen aanbevelen: de eerste vierenhalf uur van de dag stilzitten
eigen aanwezigheid.
niet dat hem verzoeken heb
ben bereikt om zich als le
raar te vestigen in onder
meer Bodh Gaya, waar de
Boeddha 2500 jaar geleden de
verlichting bereikte. „Maar",
voegt hij daaraan direct toe,
„dat soort faam stelt zo wei
nig voor. Ik verzet me er niet
tegen, het hoort bij mijn
werk en het is o.k. Maar het
stelt weinig voor".
Aan het dit jaar ingetreden
succes van Dhammawiranat
ha is een vrij langdurige aan
loopperiode vooraf gegaan.
Pierre Krul werd boeddhist
op zijn veertiende, toen hij op
de H.B.S. zat en in het toen
malige blad „Blikopener" fo
to's aantrof van een boed
dhistische zelfverbranding.
Aan die foto's was een korte
tekst toegevoegd over de leer
van de Boeddha: het leven is
lijden, de oorzaak van het lij
den is verlangen, het lijden
kan ook ophouden, en de
Boeddha heeft het pad gewe
zen dat via acht treden heen
voert naar die staat van niet-
lijden.
„Elke zin sloeg in als een
soort bom", herinnert zich
Dhammawiranatha nu. „Ik
was altijd een zoet jongetje,
heel bang om kritiek te krij
gen, heel onzeker. Ik was
heel klein, zo'n één meter
veertig of zo. Ik werd erg
veel geplaagd en was een ze
nuwinstorting nabij. Dus ik
kon het lijden heel sterk er
varen! Ik had heel veel pijn
en verdriet. Toen ik las dat
verlangen er de oorzaak van
was, toen voelde ik ook: je
wilt een beetje zekerheid
hebben... geborgenheid-
vriendschap... je wilt wat
groter zijn... een beetje stevi
ger gebouwd, zodat je ook
eens een uithaal kan geven-
je wilt allemaal zoveel... dus
dat sloeg toen heel diep aan.
En dat er een ophouden van
het lijden was trof me. De
acht treden van het pad heb
ik toen zo één voor één over
wogen: inderdaad als ik die
factoren doe... als ik daarnaar
leef... dan houdt mijn lijden
op! Vanaf dat moment heeft
het me niet meer losgelaten
en heeft altijd voorop ge
staan: DIT IS HET".
Pierre Krul kwam in contact
met aanhangers van het the-
rawada boeddhisme (dat
vooral in Birma, Sri Lanka
en Thailand sterk is ver
breid), vond een leraar in
Malang op Oost-Java, en liet
zich in het voorjaar van 1977
inwijden als de monnik
Dhammawiranatha. Wat be
tekent: hij die altijd energiek
is en vol van Boeddha's leer.
Samen met vrienden opende
hij in 1978 een boeddhistisch
centrum in de Buys Ballot
straat', dat echter drie jaar la
ter alweer op de fles ging.
„In 1981 had ik hooguit zo'n
vijftien leerlingen", aldus
Dhammawiranatha, „wat als
draagvlak voor een centrum
veel te weinig is. Ik verhuis
de naar een etage in de Fro-
nemanstraat en ging leven
van een uitkering. Op een
gegeven moment kreeg de
bovenbuurman genoeg van
de wierookgeur, sloeg ^een
ruit in, en strooide ammoni
ak naar binnen. Dat was een
goede test voor mijn geduld,
vriendelijkheid, zachtmoe
digheid en het vermogen om
mijn evenwicht te bewaren".
Standvastigheid
Dhammawiranatha behield
zijn evenwicht en ging rustig
door op het pad dat de
Boeddha heeft gewezen. Met
zoveel ijver en standvastig
heid dat het aantal leerlingen
uiteindelijk toch sterk ging
groeien. Inmiddels zijn het er
ruim honderd, verspreid over
het hele land. Zij zien hun le
raar minimaal één keer per
week. Honderden anderen
bezoeken de leringen en me
ditaties van de Hagenaar te
hooi en te gras.
Vorig jaar besloot de kern
van zijn vaste aanhang dat
het met dat ammoniak-gedoe
in de Fronemanstraat zo niet
tenger kon. De Nederlandse
Buddha-Dhamma Stichting
werd in het leven geroepen,
en deze is nu de exploitante
van het Boeddhayana Cen
trum aan de Stephenson
straat 13. Een fraai gerestau
reerd pand waarvan de bega
ne grond is ingericht als me
ditatie-ruimte met Boedd
ha-beelden, kaarsen, wierook
en bloemen, en op de vloer
bordeaux-rode vaste vloerbe
dekking. Op de eerste en
tweede verdieping is woon-
en werkruimte voor Dham
mawiranatha plus slaapacco-
modatie voor gasten.
Zó goed gaat het met het cen
trum dat de leraar niet meer
van een uitkering hoeft te le
ven maar geheel wordt on-
derhoudèn door zijn leerlin
gen. Zij ook doen de bood
schappen en brengen Dham->
mawiranatha 's ochtends en
's middags eten in zijn zwar
te bedelnap.
Min of meer gelijktijdig met
het in gebruik nemen van
het Boeddhayana Centrum in
Den Haag, begon de ster van
Dhammawiranatha in Sri
Lanka te rijzen. Op uitnodi
ging van één van zijn leerlin
gen die verbonden is aan Ne
derlandse ambassade in Co
lombo verbleef de Haagse
boeddhist er deze zomer twee
maanden. De belangstelling
voor zijn persoon en voor de
wijze waarop hij Boeddha's
pad naar de verlichting on
derwijst, bleek er zo groot,
dat er binnen de kortste ke
ren een Srilankese pendant
van het Haagse Boeddhayana
Huisarts
in het nauw
Vroeger was een huisarts een dok
ter die alles kon, alles wist of in
elk geval dapper deed alsof. Hij
deed zelf de bevallingen, kon, als
het echt moest, iemand op een bil
jarttafel van zijn blinde darm ont
doen. hechtte zelf kleine wonden
en stuurde iedereen met een re
cept tevreden naar huis. Aan zijn
gezag werd, beroepsquerulanten
daargelaten, nooit getwijfeld.
Kom daar nu eens om, want pa-
tienten nemen hun huisdokter
steeds minder serieus. De media
hebben zelfs eefl nieuw slachtoffer
ontdekt: de mishandelde huisarts.
Op de buis en in Vrij Nederland
vertelden onthutste huisartsen
over hun ervaringen met de mon
dige patiënt. Die eist tegenwoordig
een recept en als het verwijsbriefje
naar de specialist niet snel genoeg
gegeven wordt dan trekt men ome
dokter wel even over het bureau.
Citaat VN: „Hij voelt zich minder
dan ooit de dokter en meer en
meer een gewone burger: bang
voor baan en nering, diefstal en
agressie, pressie, bedreiging en
manipulatie, bedrog en tenslotte
een dolkstoot in de rug".
Gemangeld
Nu dreigden huisartsen al veel
eerder gemangeld te worden tus
sen de machtige ziekenhuizen en
de eisen van de patiënt, alleen was
dat voor de buitenwacht nooit zo
duidelijk als nu. Aan het eind van
de jaren vijftig sloeg de latere pro
fessor huisartsengeneeskunde dr.
F. Huygen, samen met. als ik me
niet vergis, de al even vermaarde
firof. Querido alarm. Het na de
aatste oorlog ras wassende specia-
listendom dreigde alle taken van
de huisarts naar zich toe te trek
ken en als dat zo doorging dan had
de huisarts zijn langste tijd gehad.
Het was de hoogste tijd dat huis
artsen eens gingen nadenken over
hun eigen vak en er een zelfstan
dig beroep van maakten. In ieder
geval zou een huisarts meer
moeten zijn dan een optelsom van
kleine specialistjes, want als dat zo
zou zijn dan zou het ziekenhuis
met gemak de taken van de huis
arts kunnen overnemen.
Dat tegenoffensief beleefde zijn
hoogtepunt in de jaren zeventig en
de huisarts werd zelfs het troetel
kind van ziekenfonds en overheid.
Want wat was het geval? De kos
ten van de gezondheidszorg rezen
ook toen zo de pan uit dat staatse
cretaris Jo Hendriks in 1974 be
sloot een dam op te werpen tegen
de peperdure run op de peperdure
ziekenhuizen. Die dam zou een
kundiger huisarts moeten zijn, sa
men met kruiswerk, wijkverple
ging enzovoort. Huisartsengenees
kunde werd een apart specialisme
waarvoor je na het artsexamen
nog een jaar (nu twee jaar) moest
doorleren. Het vak kreeg nieuwe
inhoud en ook het begrip ziek en
gezond. „Waarom komt juist deze
patiënt op dit moment met deze
klachten" werd het uitgangspunt.
Men leerde dat niet alle klachten
medisch zijn, integendeel, en als ze
dat wel zijn ze niet allemaal door
een pilletje of poedertje zijn te ver
helpen of door een bezoek aan de
specialist. Maar ja, om te voorko
men dat zijn patiënten onnodig
door de medische molen gaan
heeft de huisarts gezag nodig, en
juist met dat gezag van de huisarts
is het sinds de jaren zeventig berg
afwaarts gegaan.
Hocus pocus
De patiënten zijn veranderd, mon
diger geworden, en weten zelf wel
wat goed voor ze is. Willen ze een
verwijskaart, dan willen ze een
verwijskaart, en een knappe huis
dokter die ze er dan vanaf praat.
AJs ik niet verwijs, dan lopen mijn
patiënten weg, redeneren vele art
sen. Daar komt bij dat de huisdok
ter veel van zijn hocus pocus heeft
verloren en hocus pocus maakt
dok op de mondige patiënt indruk.
„Vroeger", schreef een huisarts,
„zaten de patiënten met open
mond te kijken als ik de bloed- 1
druk opnam. Nu kopen ze zelf zo'n
apparaat en doen het zelf". Boven
dien hebben de jonge dokters in de
jaren zeventig hun witte jas (met
priesterboord!) uitgetrokken en la
ten zich veelal tutoyeren („zeg
maar Henk"), een sympatieke fout
die hun alternatieve vakbroeders
nooit hebben gemaakt, want die
plegen gehuld in witte jas onbe
grijpelijke therapie met onbegrij
pelijke apparaatjes. Een dokter die
net een gewoon mens is, niet voor
elke kwaal een recept paraat heeft
en verder begrijpelijke dingen
doet, dat kan nooit een echte dok
ter zijn.
Dat bleek heel aardig uit het pro
motie-onderzoek van kinderarts
Leenderd Krol in 1985. Krol stond
als assistent aan het hoofd van een
zaal vol kinderen en vroeg zich op
een gegeven moment af wat nou
precies de reden was waarom die
kinderen in het ziekenhuis terecht
waren gekomen. Wat bleek? Een
kwart van de kinderen lag niet op
zaal omdat ze ziek waren, maar
om een ziekte uit te sluiten. Na
vraag bij de verwijzende huisart
sen wees uit dat die in 60 procent
van de gevallen de ziektever
schijnselen niet verontrustend
vonden en dat 40 procent van de
verwijzingen die verwijzing op ini
tiatief van de ouders was gebeurd.
Liefst een kwart van de kinderen
was op wens van de ouders, maar
tegen de zin van de betrokken
huisarts doorverwezen! „De ouders
hebben kennelijk niet al te veel
vertrouwen in de capaciteiten van
de huisarts", aldus Krol. De huis
arts wordt daardoor een steeds
makkelijker te nemen hindernis
en zal in de toekomst hooguit nog
optreden als toegangsambtenaar
voor het ziekenhuis, zo sprak de
Utrechtse professor Bergsma vorig
en schouwend kijken naar de
FOTO CEES VERKERK
Centrum ontstond. En nu
nog moo'er: inmiddels heeft
het All Ceylon Buddhist
Congress een heuvel van drie
acres aangeboden waar het
Boeddhayana Centrum een
nog fraaier en vooral ruimer
onderkomen zou kunnen
krijgen.
Dit alles dus als gevolg van
de bekering twintig jaar gele
den van Pierre Krul uit de
Kempstraat tot het pad van
de Boeddha.
Hoe het nu met de Verlich
ting van de „anagurika"
(=thuisloze) Dhammawira
natha zelf staat? Zal hij haar
nog in dit leven bereiken?
Vorderingen
„Laat ik zeggen dat ik duide
lijk vorderingen heb ge
maakt. Vooral dank zij de oe
fening die de Boeddha ons
geleerd heeft. De Wipassana-
meditatie, waarbij je stilzit en
je lichamelijke en mentale
processen observeert. Je ei
gen waarnemer wordt. Ik
doe die oefening van onge
veer vier uur 's morgens tot
half negen 's morgens. En ik
kan het iedereen aanbevelen.
Gewoon stilzitten en je ervan
bewust zijn dat je bent.
Schouwend kijken naar je ei
gen aanwezigheid zonder
emotionele betrokkenheid.
Je schouwt je 'voelen', je 'rui
ken', je 'zien', je 'denken'. En
alles blijkt constant in bewe
ging! Alles stroomt, niets is
bestendig".
Dus niet verbaasd zijn als er
morgen weer in de krant
staat dat het slecht gaat met
Dhammawiranatha en dat
zijn Boeddhayana Centrum
andermaal op de fles is. Nu
eens is er voorspoed en dan
weer tegenslag. In de ene pe
riode is er hoon, in de'vol
gende klatert het applaus. En
dat is o.k. Zo is het leven.
WILLEM SCHEER
jaar wat sombertjes een congres
Reden genoeg voor de huisartsen
om opnieuw alarm te slaan. Opval
lend is dat men enige spijt heeft
dat men al te veel verrichtingen
aan de specialist heeft afgescho
ven. Men wil huisartsen weer la
ten bekwamen in typische medi
sche verrichtingen, of in modern
jargon „medical skills", zoals hech
ten van kleine wonden, behande
len van ouderdomsdiabetes, hoge
bloeddruk, enzovoort. Nascholing
moet verplicht worden en het is
niet onmogelijk dat huisartsen in
de toekomst om de zoveel jaar een
examen moeten doen om hun kun
digheid te bewijzen.
Ook opmerkelijk is dat men steeds
meer afstand neemt van de „praat-
cultuur" van de jaren zeventig. De
huisarts moet niet gaan concurre
ren met maatschappelijk werkers,
gogen en logen, want die zijn er al
genoeg, maar juist excelleren in ei
gen vak: „liever een goede dokter,
dan een slechte psycholoog". Het is
te hopen dat dit reveil het tij ke
ren kan, want een goede huisarts
is goud waard en kan patiënten
een martelgang door het medisch
circuit besparen. Zelfs al zou een
huisarts weinig weten van bijna
alles, als hij doorverwijst dan komt
u bij een specialist terecht die bijna
alles weet over bijna helemaal
niets.
door Joke Forceville-Van Rotsup
Ik ben een God in het qj
van mijn gedachten. \r
Willem Kloos.
Herinnert u zich nog he
A vro-programma over i
verstrekken van een doil
middel aan ongeneeslijk
zieke jonge mensenr
Een jongen, in een r
vergevorderd stadium tl
een dodelijk ziekteprocer
kreeg een middel mee i
het moment dat hij zijnL
situatie niet meer zou I
aankunnen en een eindt
zijn leven wilde maken,
maanden lang heeft die
jarige jongen de poeder
zich gedragen en zo elkp
zelf kunnen besluiten: tj
nog maar niet. Wat een
beslissing moet het gewi
zijn tenslotte „Ja tegen
middel te zeggen
De jongen is, vanuit eer
vroeger programma, evr
beeld geweest. Veel lam
waren dat zijn moeder ë(r
die met F
bewonderenswaardige n
zich uiterst voorzichtig Cl
hebben opgesteld in deV
dramatische situatie. Wel
hebben de verantwoordi
gehoord van prof. dr. A
Voute ten aanzien van g
handelwijze. Ieder van i
was diep getroffen. lede
ons zal ook respect hebL
gevoeld voor de delicatP
wijze waarop Ria BremP
thema aan de kijkers hi
gepresen teerd. d
Toch zijn er vragen te h
stellen.
Is het verantwoord zo'n]
uitzending te brengen? k
het mensenWordt de jt
zó aannemelijker gemafy
dichterbij gebracht, meq(
„bespreekbaar gemaaktie
Wordt het taboe op steie
en rouw ermee doorbro\
Ik zou willen opmerken
niet elk medisch handéfi
ten overstaan van iedeiri
publiek zou moeten woj
verklaard en verantwofa
Maar indien in een weej->
over zo'n onderwerp is ie
bericht - en dat was hi^\
gebeurd - getuigt het afo
maar van struisvogelpo[(
als de problematiek woL
weggemoffeld. Overige4j
geloof ik dat het versta\0
is veel (niet alles!) eraa
doen om mensen te helij
over de dood na te denle
en te spreken. Of we /ifj
willen of niet, de dood I
bij het leven. Ieder va/>n
krijgt ermee te maken, j]
Maar leidt een uitzendi\,
de onderhavige er niet je
gemakkelijk toe dat iedie
direct een definitief
standpunt meent te kufe\
innemen ten aanzien vt^
enorme probleemDe ol
willekeurige kijker wee
niets van wat zich vddjfe
vrijwillige dood van cfeej
jongen heeft afgespeeldto
Natuurlijk mogen we, t|a
goede gronden, juist ge^
het gedrag van zijn mop
en zus, aannemen dat 4j
het nemen van zijn besl\
niet alleen gelaten wery,
maar we weten niets vafie
eventuele strijd: vandaal
niet, morgen misschien fa
evenmin weten we of 40
familie zich wellicht (74f,
heeft verzet. Mensen roje
zo'n terminale patiënt t
kunnen de omgeving dfa
mond snoeren met de
opmerking: „Jullie weit,
helemaal niet waarovetl
het hebbenDan hebbj
nog gelijk ook. Wij tvefl<j
niets van, ook niet vane
tempo waarin zich het
ziekteproces voltrok, v4n
hevigheid aan pijn die
jongen vermoedelijk lefa
van zijn angst voor de Ifc
al evenzeer als voor hér.
leven.
Tenslotte: brengt elke yjtl
elk lijden in onze k]
samenleving ons per
definitie tot de opvattin^
daar moet een einde aa&
worden geMAAKT? ie
Zijn we allemaal ui teint p
een God in het diepst tg
onze gedachten? Weter)oj
absoluut zeker dat een lij
dierbare dood wil; op dM
bepaalde moment? Zoutfe
ook andere wegen te virl
zijn om met elkaar na^d
einde toe te leven. Ges u
door de ziekenzalving b
misschien, zodat kostbadi
momenten van intens
worden beleefd. Hebbel
en lijden onontkoomba
altijd het laatste woorcft