WÈËaÊm
„De
mooiste
tuinen
zijn door
vrouwen
aangelegd"
li
l,in8'
"g
wlnterklaar
WIM OUDSHOORN
SjÈÊÊÊ^: ïKJ
SCHRIJVER VAN
BESTSELLERS
Regenwulpen
Breien
Schoffelen
Zee
1 £eidóe (Sowiard
ZATERDAG 14 NOVEMBER 1987
aartj
Hogt
al je
eve' «n
ongedier<°-
«■«"S'MIMN
MSTERDAM - De belangstelling
^jor de circa tweehonderdduizend
)[Jïf[plkstuinen in Nederland trekt
eer aan. De tijden van enorme
■vchtlijsten zijn nog niet terugge-
ierd, maar er is hoegenaamd geen
egstand meer. Uiteraard blijft het
)or de tuinlozen of kleinbehuis-
;n in de Randstad moeilijker dan
de dunner bevolkte streken een
Q Jukje land naar wens te veroveren,
let verrassend is dat ook vanuit
de groep etnische minderheden een
toenemende interesse bestaat voor
een „eigen" moestuin.
„Het Tsjernobyl-effect is aan het wegeb
ben. Wij hebben ook sterk de indruk dat
de mensen door de vele berichten over
verontreinigde grond heenkijken of daar
apatisch op zijn gaan reageren", vertelt.
Johan G.J. Willems, voorzitter van het
„Algemeen Verbond van Volkstuinvere
nigingen in Nederlarid" te Amsterdam.
„In de Randstad was er in 1980 vooral
als gevolg van de economische crisis een
verminderde belangsteling voor dag- c.q.
verblijfsrecreatietuinen. Maar ook dat
begint weer te leven".
Voor volkstuinen, al dan niet met een
huisje (waar vanaf nu tot de lente niet
overnacht mag worden), bestaan „ideale
maten". Willems: „Een moestuin zonder
huisje is meestal tussen de 100 en 150
vierkante meter groot. Ook 200 vierkan
te meter komt voor. Maar als ideologen
zeggen wij: een moestuin van 150 vier
kante meter is ideaal om op te telen. Dat
is groot genoeg voor een amateurtuinder
om zich op uit te leven. En klein genoeg
om geen overproduktie te krijgen waar
door je niet weet waar je met de „rot
zooi" naar toe moet. Want je mag de
produkten niet verkopen. Dagrecreatie-
tuinen zijn meestal tussen de 200 en en
275 vierkante meter. Wij achten 250
vierkante meter ideaal. Ideaal voor een
verblijfsrecreatietuin is een oppervlakte
van 300 vierkante meter".
Sommige gemeenten kennen het begrip
„hobbytuin". In Den Haag bijvoorbeeld
gaat het daarbij om complexen bestemd
voor de buurtbewoners waarop men een
stukje grond van circa dertig vierkante
meter kan huren. Een nadeel daarvan is
dat iemand die slechts van de ene wijk
naar de andere verhuist al verplicht is in
een ander tuinencomplex te „aarden".
Deze maand verdwijnen de meeste ge
wassen van het veld. Veel amateurtuin-
ders zijn al begonnen hun terrein „win-
terklaar" te maken. „Kijk", zegt Wil
lems, „als de gemeente dat doet, dat
pakt de plantsoenendienst een ploeg en
behandelt alle tuintjes als eenheidsworst.
In de volkstuinen van onze verenigin
gen, waarop je het hele jaar door bezig
mag zijn, kan ieder de bodem van zijn
tuin op eigen wijze bewerken zodat hij
in het voorjaar direct leuk kan telen".
In het verbondsblad „de amateurtuin
der" staan daarvoor voldoende tips. Zo
moet het werken in de tuin nu bij droog
weer gebeuren, daar anders de structuur
van de grond achteruit gaat. En zware
gronden en vaak natte gronden moeten
vóór de winter worden gespit opdat deze
tijdens de vorst kunnen doorvriezen.
Het onderspitten van stalmest op natte
gronden mag pas in het voorjaar. Win
tergroenten moeten tijdig worden ge
oogst.
HERMAN JANSEN
\RMOND - Van de zevenen-
■[intig groenboeken die hij in de
pp der jaren heeft geschreven,
|n er inmiddels ruim een miljoen
Ier de toonbank gegaan. Toch is
j bij het grote publiek nauwelijks
ikend. Hoe bescheiden Wim
udshoorn ook is, dat idee kan er
j hem toch niet helemaal in. „Na
pb Herwig ben ik de grootste in
derland", zegt hij enigszins ont-
lld. „Maar", vervolgt hij aarze-
pd, „blijkbaar ben ik voor veel
(ensen de schoolmeester die ook
«ken schrijft".
Oudshoorn (53 jaar) is een olijk la-
Vnde man die duidelijk plezier heeft in
werk. Onderwijs en schrijven zijn
lust en z'n leven. Vooral de combi-
itie bevalt hem prima. „Ik zou niet
Bag hele dagen boeken schrijven of al-
In maar lesgeven. Ik zit trouwens hele-
Bal niet graag binnen; ik ga veel liever
iar buiten. Voor de plantjes, maar ook
n n te sporten. Ik doe vaak mee aan hal-
h marathons".
Mj geeft nu drie dagen les en zit twee
igen thuis. Dat huis staat aan de War-
17jji0ndse Endepoellaan en onderscheidt
■»th in niets (ook niet wat de omvang
Omn de tuin betreft) van de eengezinswo-
)rgj(hgen zoals die de laatste decennia in
ederlandse nieuwbouwwijken zijn ge-
ZlJIWd. In januari hoopt Óudshoom er
Ijk 08 een halve vrije dag bij te krijgen
jant het schrijfwerk stapelt zich op.
verbis je minder gaat werken, lijkt het wel
sof ze je van alle kanten bespringen
t werk. Per 1 januari krijg.ik ook een
'^'•iste rubriek in het weekblad „Flair",
IQOlGrtelt hij niet zonder enige trots.
n a ruim tien jaar adjunct-directeur van
Rijswijkse middelbare tuinbouw-
dQtihool „Huis te Lande" te zijn geweest,
J het voor Oudshoorn een hele opluch-
jig weer „gëwoon" docent te kunnen
QCfljn. „Als adjunct-directeur kom je met
iveel dingen in aanraking die niets met
[t vak te maken hebben en is er zoveel
Iministratieve rompslomp datje steeds
1 miiinder tijd overhoudt om les te geven.
...lijp lesgeven doe ik juist ontzettend
/ul Taag; over alle vakken waar ik les in
ïef, bijenteelt en plantenkennis, schrijf
j ook".
h
fgpL/HAOOT
det schrijven is min of meer als geintje
tonnen. Peinzend zegt hij: „Het groei-
min of meer ongewild steeds verder
it. Ja, hoe moet je dat zeggen. Ik ben er
'oon ingerold".
:h blijft hij een echte schoolmeester
it hij dan ook grif toegeeft. „Als ik het
•nieuw moest doen, zou ik toch weer
or het onderwijs kiezen", zegt hij stel-
om zich daarna af te vragen hoe dat
jenlijk komt. „Het kost ontzettend
eel energie, maar ik heb de indruk dat
'HÉ hinderen graaê naar me luisteren. Ik
'llbud van mijn vak en ik ben zo enthou-
Etest over plantjes dat ik zoveel mogelijk
lensen wil laten meegenieten. Verder
3P. en ik een enorme chaoot. Ik geef les in
frschillende vakken en de leerlingen
1
Oudshoorn gaat het vertellen over planten goed af. Maar tot zijn schande
moet hij bekennen dat het werk in de eigen tuin door zijn vrouw wordt
gedaan.
FOTO: CEES VERKERK
weten nooit met welk vak ik bezig ben.
Ik krijg dan ook vaak de vraag te horen:
„Meester, voor welk vak geldt dit?".
Dat zijn enthousiasme niet altijd gedeeld
wordt, schijnt hem niet te deren. Hij is
in staat om midden op de weg opeens te
stoppen als iets groens zijn aandacht
trekt. „Maar ik vind een plant pas mooi
als ik weet hoe hij heet; dan pas gaat hij
voor me leven. Ik erger me aan alles wat
ik niet weet". Dat blijkt dan ook wel uit
de inrichting van zijn studeerkamer die
helemaal is volgebouwd met plantenboe
ken en waar zijn eigen collectie een
vooraanstaande plaats inneemt.
Een van zijn beste boeken vindt hij zijn
varenboek „Verrassende varens". „En
dat is uitgerekend het boek waar ik het
langst aan heb gewerkt en het minst aan
heb verdiend. Het is het dunste boek dat
ik geschreven heb. Het blijkt wel dat ik
totaal geen commerciële instelling heb.
Anders zou ik met m'n miljoen boeken
ook niet in een rijtjeshuis wonen".
Het initiatief en de ideeën voor een boek
komen of van hemzelf of van zijn uitge
ver, Zomer en Keuning. Z en K, in de
schrijverswereld beter bekend als „Zui
nig en Karig", geeft zo ongeveer de helft
van alle groenboeken uit. „Volgende
week komt mijn uitgever weer langs om
over de najaarsaanbieding te praten. Ik
zou zelf dolgraag een boek over kuip-
planten schrijven; dat zijn planten zoals
oleanders die in een kuip moeten staan
omdat ze zoveel water nodig hebben.
Maar mijn uitgever heeft liever dat ik
een boek over cactussen schrijf omdat
daar veel meer aan te verdienen valt",
vervolgt hij enigszins moedeloos. „Het
zal dus wel een boek over cactussen
worden. Bij Z en K zijn ze nogal voor
zichtig; misschien is dat ook wel hun
redding, ik weet het niet".
Het feit dat hij bij het grote publiek niet
zo bekend is, zit Oudshoorn toch niet
helemaal lekker. Hij doet dan ook zijn
uiterste best er een verklaring voor te
vinden. „Het is natuurlijk maar een
klein gebiedje. Weet u bijvoorbeeld wie
de grote man op het gebied van de hen
gelsport is? Onder vakgenoten is er nie
mand die mij niet kent, maar bij het
grote publiek ligt dat misschien anders".
Vol vuur vervolgt hij zijn betoog: „Maar
ja, hoe gaat dat? Als je een literatuur
boek wilt hebben, ga je naar de winkel
en vraag je naar een boek van bijvoor
beeld Maarten 't Hart. Met planten ligt
dat heel anders; je zoekt een boek over
cactussen en op de schrijver let je niet
eens. Er is maar één Vlucht Regenwul
pen, maar er zijn ontzettend veel boeken
over kamerplanten".
„Misschien zou ik meer aan mijn pr
moeten doen", twijfelt hij. „Ik ben na
melijk toch wel ijdel. maar niet ijdel ge
noeg om als marskramer langs de deuren
te gaan".
Naast het schrijven van boeken verzorgt
Oudshoorn ook de redactie van het blad
„Bloemen en Planten". „Dat blad loopt
als een trein; het heeft een oplage van
55.000 per maand. Ik krijg ook ontzet
tend veel brieven van lezers die ik alle
maal zelf beantwoord. Er zijn veel men
sen die een foto opsturen met de vraag
wat het is. Er zitten hele aardige brieven
bij; laatst van een weduwnaar die het
graf van zijn vrouw wilde beplanten en
advies vroeg. Verder zitten er ook gek
ken tussen die vragen of je hun tuin wilt
ontwerpen en dan verwachten dat ze
gratis een ontwerp thuis krijgen ge
stuurd".
Oudshoorn is er vast van overtuigd dat
een tuin die door een man is aangelegd
er heel anders uitziet dan een tuin die
door een vrouw is aangelegd. „De
mooiste tuinen in Nederland en in Enge
land zijn door vrouwen aangelegd. De
Zeeuwse tuinen in Domburg bijvoor
beeld zijn schitterend. Vrouwen hebben
veel meer smaak en gevoel voor kleur en
vooral niet te vergeten geduld. De hele
grote parken zijn meestal mannenwerk.
Ik zeg altijd: vrouwen maken een tuin
zoals ze een trui breien. Een stuk breien
en dan weer stukjes uithalen; je ziet het
groeien. Het zijn verfijnde tuinen, ik
noem ze vaak bloemschiktuintjes. Ze
hebben iets pietepeuterigs".
Van de Engelse tuinen wordt altijd hoog
opgegeven. Toch vindt Oudshoorn, die
regelmatig excursies leidt naar Engeland,
dat de gemiddelde Nederlandse tuin
mooier is dan tuinen waar ook ter we
reld. „Het is waar dat er in Engeland
meer uitschieters zijn. Ik moet ook zeg
gen dat de Engelsman een grotere liefde
voor de plant heeft dan de Nederlander.
Als de Engelsen een boom planten, doen
ze dat voor hun kinderen en kleinkinde
ren. Als wij een boom planten, moet hij
gelijk de volgende dag al groot zijn".
Oudshoorn geeft hoog op van het Ne
derlandse vakmanschap. „We zijn veel
te veel verwend, we kunnen goed produ
ceren. Kijk maar naar het Westland,
Aalsmeer en de Bollenstreek. We zitten
echt aan de bron. Het Nederlandse
groenbeleid is toonaangevend. Zelf ben
ik een echte „randstadter". Ik vind het
hier in Warmond ideaal wonen, midden
tussen de bollen, de bloemen en de bo
men en heerlijk centraal. Ik zit dichtbij
de belangrijkste Nederlandse tuinen: de
hortus in Leiden, Amsterdam, Utrecht
en Rotterdam zijn gemakkelijk te berei
ken. Bovendien worden de Floriades
ook altijd in het westen gehouden".
Hij vindt het moeilijk om een algemene
uitspraak te doen over de aanleg van een
tuin. „Wild of gecultiveerd, dat is heel
erg afhankelijk van de mensen. Een ge
knipt haagje vind ik schitterend, maar
niet bij mij in de tuin. Onze tuin staat
vol met sempervivums, zo hebben we
altijd iets groens. Verder hebben we drie
of vier planten uit Nederland; de rest
komt van ver, uit Azië. Afrika enzo
voort. Waar ik in elk geval niet in ge
loof, zijn uitspraken als: „Laat maar
groeien, doe maar niks". Dat is onzin.
Al kosten sommige wilde planten dan
geen onderhoud, je moet ze altijd bege
leiden".
„Wat me vaak opvalt", vervolgt hij, „is
dat veel mensen hun tuin voor een an
der hebben. Een tuin moet je bekijken
vanachter het raam. Als je erop gaat let
ten, zie je dat de meeste mensen de
straat op gaan om te kijken hoe hun tuin
eruit ziet".
In een siertuin hoeft volgens hem niet
zoveel geschoffeld en geharkt te worden.
Te veel bewerking verstoort het even
wicht in de grond. „Hoe meer je „rom
melt", hoe minder hommels, vlinders en
bijen je ziet. Die hebben een schuilplek
nodig. En wat is er heerlijker dan hom
mels en vlinders in je tuin te zien flad
deren! Wij laten de bladeren altijd lig
gen, die verteren ter plekke".
Met inmiddels een miljoen boeken op
zijn naam mag Oudshoorn een schrijver
van bestsellers genoemd worden. Zelf is
hij wel de laatste die dat ooit had dur
ven dromen; zeker niet als hij terug
denkt aan de tijd dat hij in het Haagse
Queens Gardenrestaurant als aanko
mend kelner de tafels moest afhalen.
Zijn liefde voor planten is pas zeer laat
ontloken. Toen hij net van school af
kwam, voelde hij er niets voor om bij
zijn vader te gaan werken die een kwe
kerij van vaste planten had. „Zoals elke
rechtgeaarde jongen wilde ik naar zee
toen ik van school afkwam. Helaas is die
droom nooit werkelijkheid geworden
want ik ben een talenmens en ook nog
eens in hoge mate bijziend. Eigenwijs als
ik was nam ik me voor om steward te
worden zodat ik me in 1951 bij de Ho
gere Hotelschool heb ingeschreven.
Maar met die opleiding heb ik het nooit
verder gebracht dan Queens Garden
waar ik het ook niet Jang heb uitgehou
den. Mijn nieuwe idee om naar de
kweekschool te gaan, vond helaas geen
gehoor en mijn vader besloot dat ik
maar bij hem moest komen werken. In
het begin vond ik het verschrikkelijk,
maar ik kreeg steeds meer belangstelling
voor plantjes".
Sinds die tijd nam zijn loopbaan een
grote vlucht. In de jaren zeventig presen
teerde hij samen met Maartje van Wee
gen het tv-programma „Studio Vrij",
een bloemen- en plantenprogramma. Nu
nog heeft hij op zaterdagochtend een
vaste radiorubriek bij de „Tros Nieuws
show" die hij niet graag zou willen mis
sen. „Ik ga elke week weer met plezier
naar Hilversum toe; het is ook altijd erg
gezellig. Ik vind het ook heel leuk om
met Wim Bosboom samen te werken. In
het begin moest ik er wel aan wennen
dat hij vaak van de tekst afweek, maar
dat maakt het juist levendig. Wat ik heel
erg mis, is een goed tuinprogramma op
de tv. Dat schijnt, ondanks het grote
vakmanschap in Nederland, niet te kun
nen".
Praten over tuinen gaat Wim Ouds
hoorn prima af, maar voor het prakti
sche werk ben je bij hem aan het ver
keerde adres. „Tot mijn schande moet ik
bekennen dat ik het tuinwerk aan mijn
vrouw overlaat".
JEANNETTE VOORBIJ