Je kunt Hem bezingen,
je kunt Hem beschilderen,
dat maakt Hem niet uit
Pokken
CcidóGSoumnt
Maquillage voor
een donkere huid
Shirts zonder jasje
HOVELING VAN ONZE LIEVE HEER
BREVIERT MET ZIJN PENSEEL
Verlies LAA
VAN HUIS UIT
MAANDAG 9 NOVEMBER 1987 PAGINA^
Met de koers die
de maquillage
Huizen voor deze
winter hebben in
geslagen door bij
na unaniem met
bleke foundation
te komen hebben
vrouwen met een
donkere huid het
moeilijk. Revlon
heeft echter een
paar produkten
die voor alle
huidtypen zwe
mend naar don
ker. geschikt zijn.
De ..Touch and
Glow" is een
vloeibare emulsie,
die de huid be
schermt en een
dauwachtige
glans geeft (12%
kleur en 88%
moisturizers).
Daarover gaat
losse poeder voor
de finish. Het
produkt is er in
mat bruin tot een
meer verdiept
bruin onder de
naam „Black Cos
metics". De color-
frost Eyeshadow
is een warm ge
tinte rouge, die op
een vochtige huid
(direct na de ge
kleurde dagcrè
me) moet worden
uitgewerkt, zodat
ze makkelijker
„pakt". Een mois
ture lipstick is in
45 tinten te krij
gen. Ze is crèmig.
hydraterend en
licht glanzend.
„Big Brush Mas
cara" blijft van
's morgens tot
's avonds zitten.
De hals van de
mascarahouder is
zo gemaakt dat
met het uitnemen
van de borstel
precies de juiste
hoeveelheid mas
cara naar buiten
komt tegen lek
ken en uitdrogen.
De kleuren van
de wimperver
fraaiing zijn
zwart, zwart
bruin, donker
blauw (navy), La
pis en Teal.
De man behoort
het overhemd
naar waarde te
schatten. Het
heeft aan belang
rijkheid gewon
nen. In Italië is
het aanbod
luxueuzer en
kostbaarder dan
in Nederland,
maar de betere
zaken doen mee
aan de shirtmode
uit hoogwaardige,
puur katoenen
stoffen. Subtiele
details zetten
puntjes op de I.
Klepsluitingen,
mooi afgewerkte
manchetten, sier
lijk sluitende
boordjes, zacht
van karakter en
kleine lusjes van
achteren geven
het overhemd de
voorkeursplaa ts
die het deze win
ter gaat innemen
bij de mannenmo
de.
In Italië werden
op de herenshows
wollen shirts ge
toond zonder das,
maar bij de ver
fijndere modellen
toont de das dik
wijls een opzette
lijk contrastre-
rend dessin met
het hemd. Ge
streept in perfecte
afwerking en een
schitterend kleu
renbeeld is troef
qua motief. Het
nog jonge shirtla-
bel DiMaggio
richt zich speciaal
op luxe en maakt
een uitdagend ge
bruik van alle
mogelijke streep-
variaties. De stof-
kwaliteiten zijn
zo mooi dat het
totaaleffect bril
jant is. Zowel de
contraststrepen
op een wit fond
als de zeer lichte
strepen op een
donker fond staan
heel feestelijk. Er
is dit jaar een
trend naar meer
formele dress-
shirts, die zelfs
zonder jasje bij in
formele gelegen
heden kunnen
worden gedragen.
deronsjes doet de
streep het goed en
de vrouwen vin
den dat hun man
er leuk uitziet als
hij het overhemd
als interessant
kledingstuk be
schouwt. Oversi
zed en noncha
lance wordt niet
op prijs gesteld als
ze zich samen met
hem vertonen.
TINY FRANCIS
Mooie manchetten, een perfect kraagje en een noppen das:
avantgarde, maar wel keurig. FOTO'S- PR
voormalig huisschilder, stalknecht, betonstorter, kleermaker en kok - In zijn atelier aan de Haagse
Benoit is zijn naam en hij is
72 jaar oud. „Dag meneer Be
noit", begroet je de Haagse
schilder dus zodra je zijn ate
lier aan de Zuidwal 23 bin-
nenbent. Je hebt daar zo di
rect geen erg in, maar nader
beschouwd is dit de mooiste
begroeting die er te beden
ken valt. Benoit is het Franse
woord voor Benedictus, wat
weer latijn is voor de Geze
gende. „Dag meneer de Ge
zegende" moet de Nederland
se vertaling dan ook luiden
Met zachte stem en precieuze
gebaren noodt de kleine man
ie naar de huiskamer boven
iet atelier. Op de vloer ligt
daar een mozaïek van Tred-
fort-tegels volgens het kleu
renschema van een Perzisch
tapijt. Het lichtblauwe pla
fond wordt bijeengehouden
door wit-rose stukjes hout die
de bewoner zelf benoemt als
wolkjes. Benoit legt de han
den in de schoot en vertelt:
„Als mensen mijn werk be
kijken, zeggen ze vaak: „Het
is me niet onbekend. Ik her
ken er wel iets in. Maar ik
kan het toch niet thuis bren
gen". En dan noemen ze het
abstract. Zelf zie ik het als
natuurschilderingen. Alleen
schilder ik niet de buitenkant
van de natuur, maar de bin
nenkant. De structuren en
vormen van het inwendige.
Het merkwaardige is dat ik
die vormen niet naar een
welomschreven voorbeeld
maak. Ik ga niet aan de slag
met het idee: nu wil ik eens
een steenstructuur schilde
ren, of de een of andere em
bryonale vorm. Nee, ik ga
gewoon schilderen, en dan
komen die vormen boven
drijven - kenneliik vanuit
mijn onderbewuste
„Soms herken ik achteraf
welke indrukken het zijn ge
weest die in dat onderbewus
te zijn neergestreken, jaren
lang in de hersencellen heb
ben gesluimerd, en toen via
het penseel weer aan het
licht zijn getreden. Ik herin
ner me dat ik iets op het
doek had staan dat verdraaid
veel weg had van dierlijke
botten. Waar komt dat ge
beente toch vandaan?, zat ik
te piekeren. Als je het weet,
is het niet zo moeilijk. In de
Slangenburg ben ik zeven
tien jaar lang kok geweest. Ik
liet er varkens slachten en
zorgde zelf van a tot z voor
de inmaak van het vlees. Ge
durig was ik dus met kluiven
en botten in de weer. Die
vormen heb ik me dusdanig
ingeprent dat ze bij het schil
deren onwillekeurig weer
naar boven kwamen".
„Naar de Slangenburg was ik
in '46 overgeplaatst omdat ze
in Oosterhout, in de Sint
Paulusabdij, niet goed raad
met me wisten. Het was na
tuurlijk bekend dat mijn as
piraties uitgingen naar het
schilderen, maar juist omdat
dat bekend was mocht ik me
er niet mee inlaten. Als mon
nik moest ik beproefd
worden. Mijn wil moest
worden gebroken. En als ze
zagen dat ik in de recreatie
had gesproken met Dom
Vermeij of een andere pater
die zich met beeldende kunst
bezighield, kreeg ik te horen:
frère Benoit, je moet niet
steeds met die kunstpaters
praten. Terwijl ik helemaal
niet met hen praatte. Zij
praatten met mij. De buiten
boel schilderen - dat mocht
wel. In de loop van de jaren
heb ik alle gevels van de Sint
Paulusabdij onder handen
gehad. En in totaal woonden
daar honderd monniken, dus
dat was nog een flink ge
bouw. Soms leende ik de lad
der van mijn vader. Die was
huis- en decoratieschilder.
Hij had een ladder met ze
senvijftig sporten en daarmee
kon ik dus helemaal boven
aan komen".
GODS LOF
„Zelf heb ik, op de ambachts
school in Breda, ook een op
leiding voor huis- en decora
tieschilder gevolgd. Daarna
heb ik nog het diploma deco
ratief tekenen gehaald, de
acte Lager'Onderwijs Teke
nen en de acte Gezel Schilde
ren. In 1936 ben ik Benedic
tijner monnik geworden.
Broeder-monnik. Dom Jean
de Puniet de Parry, de eerste
abt van de Sint Paulusabdij,
heeft me toen de naam gege
ven die ik sindsdien altijd be
houden heb: Benoit. Alleen
voor de burgerlijke stand
heet ik Nuyten. Christiaan
Nuyten. Als de Benedictijner
monnik frère Benoit heb ik
tweeëndertig jaar lang Gods
lof gezongen. Want dat is de
primaire taak, en de grond
houding van de koormonnik:
Hem loven en prijzen. Van
ganser harte en met grote
vreugde hel? ik dat altijd ge
daan. Dat begon 's morgens
om een uur of vier met het
zingen van de metten. Om
zeven uur de lauden, dan de
priemen en daarna de Hoog
mis. In de namiddag de ves
pers en voor het slapen gaan
de completen. Tussendoor
had je de gebeden van het
derde, het zesde en het ne
gende uur, plus nog de gees
telijke lezingen".
„Al die hymnen, psalmen,
antifonen waren in het latijn.
Schitterend. Voor een deel
kon ik mijn artistieke be
hoeften daarin wel kwijt.
Maar het schilderen bleef
toch trekken. Wanneer één
van mijn broers of zusters
ging trouwen, vroeg ik de abt
of ik een schilderij als huwe
lijkscadeau mocht geven. Dat
mocht, en langs die weg heb
ik in Oosterhout toch nog
heel wat uurtjes achter de
schildersezel doorgebracht.
Want zo'n huwelijkscadeau
kon natuurlijk geen flut
werkje worden - dat begreep
de abt ook wel. Daar waren
voorstudies voor nodig. Voor
mijn ouders heb ik, ter gele
genheid van hun zilveren
bruiloft, een groep van negen
engelen geschilderd die ieder
een banderol met een heil
spreuk droegen. Het haar
van die engelen, hun vleu
gels, de drapering van hun
kleed - alleen al met de
voorstudies daarvan zat ik
maandenlang onder de pan-
,3ehalve met het schilderen
van de gevels, was ik in Oos
terhout belast met het
schoonmaken van het kip
penhok en de koestal en het
wieden van de moestuin, ter
wijl ik ook wel op het land
werd ingezet. Bij mijn over
plaatsing naar de Sint Willi-
brordusabdij in de Slangen
burg, bij Doetinchem, werd
ik benoemd tot kleermaker.
Maar vooral in de begintijd,
toen het nieuwe klooster nog
in aanbouw was, schakelden
ze me ook veel in als beton
storter, en voor het menien
van de ijzeren balken en de
ramen. Na vijf jaar werd de
kok ziek en heb ik zijn taak
overgenomen. Van 1951 tot
1968 ben ik kok geweest, wat
heel dankbaar werk was
want je mocht het eten net zo
lekker maken als maar
enigszins mogelijk was. Bui
ten de vastendagen mocht je
ook net zoveel eten als je wü-
de".
GELUKKIG
„Tweeëndertig jaar heb ik in
het klooster gezeten, en al die
tijd ben ik gelukkig geweest.
In de psalmen van de lauden
worden alle schepselen opge
roepen om de Heer te loven.
Dat is eigenlijk de kern van
heel het koorgebed, dat ik
elke dag samen met mijn
mede-monniken aan Hem
opdroeg. Min of meer na
mens heel de Kerk. Ja, we
zagen onszelf als de hofhou
ding van Onze Lieve Heer.
Ieder van ons was één der
hovelingen. Dat ik uiteinde
lijk toch besloot om uit te tre
den, in 1968, vloeide voort uit
FOTO: CEES VERKERK
de veranderingen die het
Tweede Vaticaans Concilie
teweeg bracht. Door de her
waardering van de seksuali
teit kreeg het celibaat een
enorme dreun. Ik ging me af
vragen: als de seksualitiet
dus toch niet zo verkeerd is,
waarom zou ik me dan in een
klooster opsluiten?".
„In de Slangenburg had ik al
een eigen ateliertje gekregen.
Na mijn uittreden heb ik me
bij een yoga-groep in Apel
doorn aangesloten, en van
toen af ben ik full-time gaan
schilderen. Nog in datzelfde
jaar 1968 werd ik tot de Beel
dende Kunstenaarsregeling
toegelaten, en vijf jaar later
had ik voldoende geld ge
spaard om dit pand aan de
Zuidwal te kopen. Hier zit ik
dus nog steeds - tenzij op da
gen dat ik in Mariahoeve bij
mijn vriendin ben. Ik schil
der zo'n vijf uur per dag.
Dingen die je niet onmiddel
lijk kunt thuisbrengen maar
die toch, hoop ik, een zekere
herkenning oproepen. Bin
nen-vormen zijn het. De
groeiprocessen binnenin de
natuur. De natuur onder de
schil".
„Oervormen, zou je ook kun
nen zeggen. Oervormen die,
net als de hymnen, psalmen
en antifonen uit het koorge
bed, de lof van de schepping
zingen. Zoals ik Hem vroeger
bezong in het gregoriaans, zo
doe ik dat nu met het pen
seel. In die zin voel ik me
nog steeds: lid van de hof
houding van Onze Lieve
Heer. Of je Hem nu eert met
gezangen of met schilderijen
- in wezen is het hetzelfde.
In elk geval denk ik niet dat
het Hem veel uitmaakt".
WILLEM SCHEER
Benoit viert het derde lu
strum van zijn schilderscar
rière met een expositie in zijn
atelier-galerie aan de Zuid
wal 23. De tentoonstelling
kan worden bezocht maan
dag tot en met vrijdag van
13.00 tot 18.00 uur.
Twee weken geleden maakte de
Wereld Gezondheidsorganisatie
triomfantelijk bekend dat een van
de gesels der mensheid, de pok
ken, sinds tien jaar is uitgeroeid.
Een 23-jarige Somalische kok, Ali
Maow Maalin, schijnt in 1977 de
laatste mens te zijn geweest die
door de ziekte is bezocht en sinds
dien is er van het pokkenvirus
niets meer vernomen. Nederland
stak de vlag niet uit noch stroom
den de straten vol met juichende
menigten. De mensheid is kort
van geheugen en is de verschrik
kingen van het verleden alweer
vergeten.
Men schat dat het pokkenvirus 1,1
miljard (1.100.000.000!) mensen -
dat is een derde van de huidige
wereldbevolking - naar het graf
heeft gesleept. In de 18e eeuw
stierf één op de drie Europeanen
aan deze verwoestende ziekte.
Kreeg je in de goede oude tijd het
virus via de luchtwegen binnen,
dan gebeurde het volgende. Eerst
zocht het zijn weg naar 3e lymfek
lieren, liet zich vervolgens met het
bloed naar milt, lever en been
merg meevoeren; vermenigvuldig
de zich daar om zich vervolgens
een weg naar de huid te banen.
Daar stak het dan zijn kop op in
de vorm van vlekken, daarna bul
ten, daarna blaasjes. Intussen was
de patiënt, geteisterd door apathie
en koorts, dood- en doodziek. Echt
een dubbeltje op zijn kant, want de
kans om dit te overleven was één
op twee. Als je het al .overleefde
dan was je voor je leven getekend
met een pokdalig uiterlijk. „Krijg
de pokl^yj" was toen géén loze
verwensing, want het virus ver
spreidde zich vanuit opengebroken
puisten als een strovuurtje door de
ondervoede, dicht opeengepakte
en tot aan de hemel stinkende
mensenmassa's.
Toen de nood het hoogst was,
kwam - zoals dat hoort in een
goed verhaal - de held van dit
verhaal de geschiedenis binnen
stappen. Aan het eind van de 18e
eeuw raakte een Engelse medische
student in gesprek met een boe
renmeisje. Die vertelde hem dat ze
niet bang was voor pokken, omdat
ze al eens koepokken had gehad.
Net als zoveel melkmeisjes in die
tijd had ze, na besmetting door een
ontstoken uier van een koe, aan
handen en armen zweertjes opge
lopen. Iedereen op het land wist,
zei ze, dat iemand die koepokken
had gehad, een tamelijk onschuldi
ge ziekte, later nooit pokken
kreeg. Edward Jenner, zo -heette
de held, deed iets geniaals: nij be
sloot deze methode eens uit te tes
ten. Het geniale zat hem er in dat
Jenner iets van een gewone boe
renmeid wilde aannemen. Dat was
niets voor de medische hotemeto
ten van die tijd, die alleen maar
geloofden wat in geleerde boeken
stond. En als de feiten dan niet
klopten met de theorie, zoals He-
gel later zou zeggen, dan was dat
alleen maar jammer voor de fei
ten.
Jenner entte in 1798 een twaalfja
rig jongetje, ene James Phipps,
met koepokstof in en kon bewijzen
dat dit inderdaad beschermde te
gen echte mensenpokken. Maar
publiceren durfde hij zijn ontdek
king pas twee jaar later. En te
recht. Toen zijn ontdekking in
druk verscheen steeg er een
enorm geloei op van medische zij
de. Er circuleerden zelfs verslagen
van ten minste één geval van een
kind dat zich na vaccinatie als een
koe was gaan gedragen en „vacci
natie" is eigenlijk een door Franse
artsen verzonnen spotnaam: het
betekent zoiets als „je als een koe
laten behandelen". Gelukkig is
Jenner nog voor zijn dood geëerd
door de medische groten der aar
de.
Pas veel later begreep men dat
Jenner met het koepokvaccin het
afweerapparaat van het lichaam
oefenmateriaal had gegeven om
zich op het echte pokkenvirus in
te schieten. Word je na inenting
alsnog met het wilde virus besmet,
dan wacht een overmaat aan antis
toffen dit virus op en meppen het
onmiddellijk het lichaam uit. Je
bent dan immuun. Toch is er iets
vreemds aan de pokkenvaccinatie.
Het is het enige vaccin dat bereid
is uit een andere ziektekiem (koe
pokken) dan de ziektekiem (pok
ken) waartegen het moet bescher
men. Dat dit toch kan, komt door
dat beide virussen toevallig dezelf
de antistoffen opwekken. Hoe dan
ook, met dit koepokvaccin had
men een machtig wapen in de
hand om die verschrikkelijke pok
kenepidemieën te bestrijden.
Ook om andere redenen was pok
ken makkelijk met inenten te be
strijden. Het virus komt alleen bij
de mens voor, een belangrijk voor
deel. Andere besmettelijke ziekten
(neem aids) komen ook bij dieren
voor, die als een reservoir funge
ren waaruit het virus telkens on
verwacht kan opduiken. Nog een
voordeel. De ziekte is (of was)
makkelijk op te sporen: je hebt
pokken, of je hebt het niet, een
kind kan (kon) de juiste diagnose
stellen. Je had niet de situatie, zo
als nu met aids, dat mensen het
pokkenvirus verspreidden zonder
dat ze zelf wisten dat ze het virus
onder de leden hadden.
De Wereld Gezondheidsorganisa
tie besloot in 1966, dit alles over
wegende, om het pokkenvirus
door wereldwijde en massale vac
cinaties definitief uit te roeien. Dat
is nu gelukt. Slechts twee laborato
ria, een Russisch en een Ameri
kaans, beschikken nog over het vi
rus omdat Russen en Amerikanen
bang zijn dat het ooit als biologisch
wapen wordt ingezet. Dat is eerder
gebeurd: de Spanjaarden roeiden
in Zuid-Amerika hele Indianen
stammen uit door met pokken be
smette dekens gratis uit te delen.
De Wereld Gezondheidsorganisa
tie heeft de beide grootmachten
gevraagd om in 1988 ook die laat
ste restanten te vernietigen en
waarschijnlijk zal dat gebeuren
ook, al was het maar omdat het vi
rus voor biologische oorlogsvoe
ring tamelijk ongeschikt is. Tot
dan houdt men in Genève en New
Dehli tweehonderd miljoen porties
vaccin achter de hand.
vr
YO
er w
ar si
de
vaa
rika:
V'acTe
door Joke Forceville-Van
RoMunltW
rei
d doi
hëf a
Het is een avond dat <j. Moi
vogels kwelen: ftukj
Er is geen zang en speP°Pfr\
wereld meer... YÖkt
e kn
tanai
n de
•ordt
Voor de meeste mensen
vanzelfsprekend dat iemai
die zijn huwelijkspartner
verliest in groot verdriet
Tegenwoordig wil men
langzamerhand ook wel
beseffen dat het verlies dc
scheiding veel leed teweeg
brengt. Als ouders een kit
aan de dood moeten afstam
heeft de omgeving ook bet
voor de wanhoop waaraai
zulke mensen ten prooi zij
Maar daarmee houdt het
meestal wel op.
Het verlies van jonge kim
die hun vader of moeder
sterven wordt veel te weii
opgemerkt. Al dikwijls h>
bij begrafenis of crematie
ervaren dat kinderen zich\
door al die rouwende
volwassenen danig in de
gelaten voelen. Kinderen
die situatie worden niet
geholpen met allerlei
afleidingspogingen. We di
er helemaal geen goed aa\
problemen voor hen te
verbergen door hen
bijvoorbeeld niet mee te 7iyan
gaan naar de uitvaart.
Kinderen hebben óók
verdriet, groot verdriet, in I
situatie. Hun heel eigensooi
dikwijls angstig verdriet. I
Niet veel anders is het gei
met mensen die zelf allan}^^
volwassen zijn, soms een ej
gezin hebbend, een van
ouders verliezen door de
Opmerkingen als: je hebt
hem //haar toch lang moe^f v|
houden, er was toch sprak\s
van een ongeneeslijke zielj
dat leven was toch voltooibY)^
troosten een mens niet.
immers „vader", „moeder'L
wegvalt. Daar helpen zulle eer«
woorden niet voor. Vooraleren(
die gevallen waarin de 7a^jujc
der ouders sterft, kan het J
it wij
heel wat met zich meeslep^rby
Het gevoel o.a. dat men
de dragende, oudste generL(sn(j
is. Een - niet te bagatellisé^^
besef -dat men niemands ï0ni<
feeJis- .met
In de generatie van niet n jje,
zo jonge mensen vooral, je jj;
ontmoeten we nogal eens t
vrouwen die haar leven 7^n
voor de ouder wordende B te
ouders hebben gezorgd. 7V^t
zelden zijn ze juist daarom. van
nooit aan de opbouw van I
eigen bestaan toegekomen^
Voor het vinden van een
:heui
huwelijkspartner is nauweze^
gelegenheid geweest. Precj
zulke vrouwen voelen ziel
nogal eens erg onbegrepen L.*
ze na de dood van haar lat
ouder met het verdriet we zejj
raad weten. Onlangs zei eje trj
zestigjarige vrouw me, Lt j
treurend over haar pas »am
overleden vader van [ainei
vierentachtig, dat ze haar j^et
leven verschrikkelijk 7eegL
vond en haar bestaan we'\e Dj(
de moeite waard. Ze was
bij haar ouders blijven wc
Ze had wel een kantoorb, iua
maar zag het als haar
haar vader en moeder, na. v
jaren nog alleen haar vade
gezelschap te houden en j.
voorzover nodig bij te
Nu haar vader was gaan
hemelen, meenden de i
getrouwde broers en zuster j O
haar niet genoeg te kunnej j
aansporen om eens flink QCl
vakantie te nemen, eens i
lekker uit te gaan en veelt^g^
vertier buitenshuis te zoelf
Er i
Nu was ze immers aan nieL,
niemand meer gebonden
Er was niets ongezonds ii
relatie met haar vader, vi
de vrouw, maar ze haddei
burg
le vc
j i J-0 ne
samen goed gehad en ze n jej
hem verschrikkelijk. Aan i t
verstrooiing voelde ze no^oncu
helemaal geen behoefte. !Vf
Misschien deed het haar rigide
wel het meeste zeer dat b(
leven van haar ouders det
getrouwde zusters en bi
zich nooit hadden af gevrij
of ze niet eens zorgeloos
vakantie moest. Nooit hai
ze hun ouders te logeren
gevraagd om héér te ontli
En over de nalatenschap
vader ontstonden woordei
Want ieder had immers
op evenveel!
Rouw is de pijn om het
van een dierbare.
En of dat nu je
huwelijkspartner (ja ook:
partner met wie je
samengewoond hebt) je
vriend, vriendin, kind of
van je ouders is, maakt in\
diepste wezen nauwelijks j
verschil. Hét is de warmte
de voorbije relatie die
uiteindelijk, bepalend is vN
de hevigheid van het veré
November, Allerzielenmait
van oudsher. Ook maand
treurenden te troosten. P
tr K
lijn p
iters
ke
imm
een
Hat dt
Ier o]
taker
had
ing v
schuv