Verkeers slachtoffers vechten jaren voor schade vergoeding £eidóc Qowuvnt' „Ik heb een andere man gekregen" Juridisch „schrapzetten" DEN HAAG - Raak je betrokken bij een zwaar verkeersongeluk, praat dan nooit met schaderege laars over schuld en toedracht vóórdat er een advocaat is inge schakeld die verstand heeft van medische zaken. Als de wederpartij schuldig is aan het ongeval, dan kan de advocaat zijn honorarium - mits het gaat om in de juristerij gebruikelijke bedragen - claimen bij de desbetreffende verzekerings maatschappij. Ze klinken misschien wat bitter, maar dat zijn de beste raadgevingen die Hilde Maria du Chatinier (57) uit Den Haag verkeersslachtoffers kan geven. De ad viezen die ze geeft als voorzitter van de Stichting Bescherming Verkeersslachtof fers (SBV) komen voort uit eigen erva ring, want vijfentwintig jaar geleden was ze zelf betrokken bij een zwaar ongeval in West-Duitsland. De stilstaande auto waarin zij zat, werd van achteren in vol le vaart aangereden door twee andere wagens. Nu kan ze, doordat haar hersen stam bij het ongeluk zwaar is bescha digd, geen al te fel licht meer verdragen. Pas vijf jaar na het ongeluk keerde haar reisverzekering de helft van de verzeker de som uit, maar van de Duitse aanspra kelijkheidsverzekering motorrijtuigen heeft ze nooit iets gekregen. De Duitse verzekeringsmensen stuurden haar naar vele artsen, keuringen en ziekenhuizen. Rapporten raakten zoek en na twaalf jaar vechten hield Hilde du Chatinier het voor gezien, lichamelijk, geestelijk en financieel uitgeput. Een rechtbank had bepaald dat de maatschappij haar vijfduizend gulden smartegeld moest uit keren, maar de kosten van de rechtszaak die ze hiervoor moest voeren, waren al leen al enkele honderden guldens hoger. Bovendien had de strijd tegen de verze keraars haar al meer dan dertig mille ge kost. De schadevergoeding die ze naar haar smaak had moeten hebben, bedroeg drie ton. Het verhaal van mevrouw Du Chatinier bevat dezelfde elementen als die van zo veel van haar lotgenoten. Ze kent dan ook hun ontreddering, wanhoop, mach teloosheid, pijn en het verdriet dat uit eindelijk overgaat in bitterheid over de manier waarop hun „geval" is afgedaan door „de verzekering". Conflicten Verkeersslachtoffers hebben niet zelden grote moeite om bij verzekeringsmaat schappijen de schadevergoeding los te krijgen waar zij recht op menen te heb ben. Hoewel letsel als gevolg van een on geluk vaak ondubbelzinnig kan worden Hilde Maria du Chatinier, door sommi gen wel „de moeder van de verkeers slachtoffers" genoemd: „Ik wil dat ieder een recht wordt gedaan, zodat zo weinig mogelijk mensen hoeven mee te maken wat mijzelf is overkomen". FOTO: CEES VERKERK aangetoond, is het regelen van een uitke ring een karwei waar soms jaren proce deren voor nodig is. „Alles wijst erop dat conflicten meer regel dan uitzonde ring zijn", concludeerden de Leidse ju risten mr. A.R. Bloembergen en mr. P.J.M. van Wersch enkele jaren geleden al in een onderzoek naar verkeersslacht offers en hun schade. Zij zeggen in hun onderzoek dat de kans om geen schade vergoeding te krijgen opmerkelijk toe neemt naarmate de arbeidsongeschikt heid langer duurt. Van 452 mannen die bij een ongeluk ernstig gewond waren geraakt, bleek dat nog minder dan een derde een schadevergoeding had ontvan gen van de WA-verzekeraar. Omdat effectieve begeleiding nooit op grote schaal is aangepakt, hebben ANWB, het Landelijk Buro Slachtoffer hulp en het Instituut voor Psychotrauma aangekondigd gezamenlijk de opvang van verkeersslachtoffers te verbeteren. Hun hulp richt zich met name op de psychische gevolgen die een ongeluk kan hebben. In de schaduw van deze opera tie werkt Hilde Maria du Chatinier voort aan haar levenswerk, haar SBV. Haar strijd richt zich tegen wat zij noemt „de aasgieren en de lijkepikkers" die de slachtoffers platwalsen. „Ik wil dat iedereen recht wordt gedaan, zodat zo weinig mogelijk mensen hoeven mee te maken wat mijzelf is overkomen". Vreemd genoeg zijn er verschillende red ders van verkeersslachtoffers naast el kaar actief. Zo worden de activiteiten van mevrouw Du Chatinier in kringen van verzekeraars en van de ANWB met enige meewarigheid bekeken. De verze keraars hebben in het verleden laten blij ken weinig vertrouwen te hebben in de SBV van mevrouw Du Chatinier, die zich volgens sommigen te zeer zou laten leiden door haar eigen bitterheid. Ook Hans van Ronkel, hoofd voorlichting van het Verbond van Verzekeraars, is enigszins gereserveerd. „Ik kan de ken nis van zaken die de stichting in huis heeft niet beoordelen en weet dus ook niet of verkeersslachtoffers er goed aan doen bij deze stichting aan te kloppen voor hulp. Ik weet wel dat ANWB en werknemersorganisaties een behoorlijke dosis deskundigheid bezitten om bij stand te verlenen. In één van de voor lichtingsfolders die door het verzeke ringswezen zijn uitgegeven wordt ver keersslachtoffers de raad gegeven zich zo snel mogelijk te voorzien van deskundi ge hulp en raad van een organisatie of van een advocaat", zegt Van Ronkel. De SBV rekent de ANWB daar niet onder. „Je gaat toch niet de hulp inroepen van een organisatie die zelf ook dik verdient aan verzekeringen?", vraagt mevrouw Du Chatinier zich in opperste verbazing af. „Laat de ANWB zich maar beperken tot het verkopen van verzekeringen". Verzekenngswoordvoerder Van Ronkel erkent dat het regelen van een schade vergoeding soms wel jaren kan duren. Dat ligt volgens hem niet aan „zuinig heid" bij verzekeraars. „Het is nu een maal zo dat een eindregeling pas kan worden getroffen als de medische eind toestand is bereikt, waarin de toestand van de persoon in kwestie niet verbetert of verslechtert. Het kan inderdaad jaren duren voordat het zover is", zegt Van Ronkel, die erop wijst dat in sommige gevallen wel tussentijdse uitkeringen worden gedaan. Wie niet tevreden vs over de afhandeling door de verzekering, kan volgens Van Ronkel altijd nog te recht bij de rechter of bij het tuchtcolle ge, de Raad van Toezicht op het Schade verzekeringsbedrijf. „Die raad, met le den die geen binding mogen hebben met verzekeraars, beslist bijvoorbeeld over de handelwijze van de verzekeraar, over de hoogte van de uitkering en de duur ervan". Mevrouw Du Chatinier noemt die raad echter „een verguld ornament aan de verzekeringshemel" aangezien deze geen enkele sanctiemogelijkheid be- In de namiddag van een koude februari dag in 1985 trekt Cor (55) de deur van de banketbakkerij waar hij werkt achter zich dicht. Hij stapt op z'n fiets om naar huis te rijden. Niet veel later rolt Cor over straat. Hij is van zijn fiets geramd nadat twee auto's op een kruising met el kaar in botsing zijn gekomen. Een van de auto's schiet na de klap door, daarbij de baan kruisend van de onfortuinlijke Cor, die als een lappenpop door de lucht vliegt. Aanvankelijk lijkt Cor er met een wat pijnlijke arm en een loshangende duimnagel redelijk van af te zijn geko men. Het ongeluk gebeurde bijna drie jaar geleden en sindsdien heeft Cor geen dag meer kunnen werken. De klusjes die hij anders zo graag in huis opknapte, kan hij door de pijn nauwelijks meer aan. Bukken lukt hem bijna met meer, zijn vrouw moet zelfs z'n veters vastma ken. Bij de geringste inspanning in de tuin is hij de uitputting nabij, net con centratievermogen is behoorlijk vermin derd en ook zijn geheugen lijkt te zijn aangetast. Cor. inmiddels wao'er, is na de botsing en de landing met zijn hoofd tegen de bumper van een geparkeerde auto een héél ander mens geworden. „Ik heb een heel andere man gekregen", zegt Rie in hun woning in een Goudse nieuw bouwwijk. De twee hebben een ware lij densweg achter de rug en wie weet hoe ver er nog te gaan is. Het echtpaar vecht nog altijd voor een schadeloosstelling. Omdat het gevecht (Rie: „Tegen een denkbeeldige muur, wel te verslaan nog steeds gaande is, wil het echtpaar niet met volledige naam in de krant worden genoemd. „O ja, de verzekering heeft de fiets be taald, hoewel vijfhonderd gulden de scha de bij lange na niet dekt. En ook de au- DE AFFAIRE „COR": toschade is inmiddels allang geregeld. En mag mijn man dan geen uitkering heb ben?". Door artsen van de bedrijfsvereni ging is Cor tachtig tot honderd procent arbeidsongeschikt verklaard, maar de artsen van de verzekeringsmaatschappij komen vooralsnog tot een heel andere conclusie. In het kort komt het erop neer dat de maatschappij de banketbakker geen schadevergoeding wil geven omdat hij ten eerste niks zou mankeren en hij eventuele lichamelijke ongemakken niet van de botsing in februari 1985 kan heb ben overgehouden. Rie: Tien artsen en specialisten hebben mijn man inmiddels onderzocht, de meesten waren aangewezen door de ver zekering. Tot nu toe zijn we van alle kanten tegengewerkt, zijn er verkeerde conclusies getrokken, is de ernst van de verschijnselen gebagatelliseerd en sugge reerden de medici zelfs dat mijn man wellicht geen zin meer zou hebben in werken. Normaal gesproken zouden we De SBV heeft een aantal vuistregels opgesteld die de kans op het verkrijgen van een schadevergoeding te verhogen. Neem bijvoorbeeld geen juristen, organisaties of schaderegelingsbureaus in de arm die werken op basis van „no cure no pay", want die zijn volgens de SBV niet echt begaan met het lol van de getroffene en doen dus ooi niet genoeg om werkelijk het rech zijn beloop te laten hebben. Denk ook aan de mogelijkheid eventuet in aanmerking te komen voor dooi de overheid gefinancierde rechtshulp. Wie een rechtsbijstandsverzekering heeft moet op z'n minst verlangen dat d af te sluiten eindregeling vooraf aan een deskundig advocaat ter inzage kan worden gegeven. Vraa ook altijd zo snel mogelijk afschriften op v$n de volledige medische documentatie bij de huisarts, want iedereen heeft daa tegenwoordig recht op. Niemand hoeft zich te onderwerpen aan ee medische keuring in opdracht vai de wederpartij. Wie daar toch op in wil gaan, kan vooraf de vraagstelling opeisen die aan de keuringsarts wordt gestuurd. „Sommige verzekeringsmaatschappijen zijn geneigd verkeersslachtoffers voor een keuring te verwijzen naar artsen die niet altijd even neutral zijn. Wees daarom ook altijd uiterst voorzichtig met het verlenen van toestemming om keuringsartsen of schaderegelaars medische gegevens te laten opvragen. Je weet immers niet altijd wat er over je geschreven is" aldus de voorzitster. Vaak kunnen verkeersslachtoffers door hun ongeval niet meer werken, zodat ze meestal een behoorlijke inkomensschade lijden. Het berekenen van de exacte bedragen kan het best gebeuren door een objectief actuaris. Die betrekt in de berekening onder meer ook eventuele pensioenschade bij loonderving en jaarlijkse kosten ten gevolge van het letsel, zoals hulp in de huishouding en klusjes in en om het huis die het verkeersslachtoffer zelf niet meer kan verrichten. Bij de eindafwikkeling moet er in elk geval op worden gelet, dat over d< uitkering geen belasting wordt geheven. Een heet hangijzer is doorgaans ook de „finale kwijting". Als een slachtoffer daa een handtekening onder plaatst, wordt letterlijk een punt gezet achter de zaak, zodat voor letsel dat zich later openbaart geen uitkering meer mogelijk is. Vorige week stond het in de kranten: ba by's die op hun buik slapen, zo was uit een onderzoek van kinderarts prof. G. de Jonge gebleken, hebben een grotere kans om aan wiegedood te overlijden. De buikligging was zelfs zo verdacht, dat hij aanraadde kinderen onder een jaar bij voorkeur op de rug te slapen te leg gen. Het bericht sloeg in als een bom en vervolgens brak de hel los. De Nationale Kruisvereniging adviseert nu zuigelingen niet op hun rug, maar op hun zij te leg gen; de Inspectie van de Volksgezond heid overweegt een „genuanceerd ad vies" en een andere wiegedood-deskun- dige, kinderarts A. van Vught, vindt de conclusies van De Jonge volstrekt voor barig. De theorie van De Jonge is verlei delijk eenvoudig. In Nederland kwam wiegedood (het plotselinge en onver klaarbare overlijden van een zuigeling) in de jaren zestig drie keer zo weinig voor als in de jaren daarna. Hoe kan dat nou? Enkele medische studenten van de Vrije Universiteit in Amsterdam was het bij een onderzoek van zes gevallen van wiegedood opgevallen dat vijf van de baby's op hun buik hadden geslapen. De vakgroep Kindergeneeskunde van de Vrije Universiteit besloot dit gegeven eens haarfijn uit te zoeken: honderdvijf tig ouders die een kind door wiegedood hadden verloren werd gevraagd hoe de het misschien bij medicus nummer ne gen hebben opgegeven. Totdat we ergens lazen van een Stichting Bescherming Verkeersslachtoffers. Op advies van me vrouw Du Chatinier van de stichting kwamen we bij een hoogleraar terecht in het Academisch Medisch Centrum in Amsterdam. Die stelde vast dat er wel de gelijk het een en ander flink mis is. Hoe wel die diagnose op zich geen vrolijke was, viel er wel iets van ons af Het was een soort erkenning, een bewijs dat Cor niet simuleerde". In het AMC werden onder meer bescha digingen van de ruggemergzenuw en van de kleine hersenen aangetoond. Ook kwam aan het licht dat Cor door het on- feluk een kleine hersenbloeding moet ebben gehad. Het onderzoek leverde in elk geval voorlopig genoeg gegevens op om een inmiddels in de arm genomen advocaat met enige kans op succes de verzekering te laten bestoken. In de uren waarin het echtpaar het hart uitstort over Cors wederwaardigheden, duikt steeds vaker de bitterheid op over artsen die keer op keer willen doen geloven dat Cors verschijnselen op suggestie berusten. „Meneer, vergeet u nu alstublieft uw on geluk. Het is vast psychisch, gaat u maar weer aan het werk, dan gaat het vanzelf over", heeft de huisarts zelfs een keer ge zegd, waarop het echtpaar hem in hun kwaadheid aan de dijk zette. „Ik barst soms van de pijn. Af en toe vraag ik me wel eens af of er nog wel iets terecht zal komen van onze plannen om een reis te maken. Bij het fietsen krijg ik helse pij nen als ik door een kuiltje rij, hoe moet dat in een vliegtuig? Gevfogen heb ik nog nooit, maar ik weet wel: één luchtzak en ik ga door het dak". ARJEN VAN DER SAR baby normaal in bed was gelegd en in welke houding het de volgende ochtend dood was aangetroffen. En inderdaad: negen van de tien kinderen hadden op hun buik geslapen. Omdat, en dat is ook uitgezocht, zestig procent van de Neder landse zuigelingen op hun buik onder de wol worden gestopt, redeneerde de Jonge als volgt. Kijk, zegt hij, vanaf het begin van de jaren zeventig, toen buikligging in de mode kwam omdat dat beter voor het kind zou zijn, zie je het aantal geval len van wiegedood drievoudig stijgen tot gemiddeld 216 kinderen per jaar. Dat kan geen toeval zijn: het is dus heel aan nemelijk dat buikligging het risico op wiegedood van 0,45 op de duizend in de jaren zestig (toen alle zuigelingen nog op hun zij sliepen) heeft laten toenemen tot een kans van 1,2 op de duizend nu. Wat kun je tegen die theorie inbrengen? Eigenlijk niets, want buiten de VU heeft niemand het onderzoek onder ogen ge had. Omdat collega-deskundigen niet kunnen controleren of De Jonge niet in een van de beruchte valkuilen van me- disch-wetenschappelijk onderzoek is ge trapt, heeft zijn befaamde advies strikt wetenschappelijk gezien geen enkele waarde. Valkuilen zijn er genoeg. Bij voorbeeld. De Jonge's onderzoek is re trospectief: een onderzoek naar gebeurte nissen die zich in het verleden hebben afgespeeld. Een typisch nadeel van dit soort onderzoek is dat je nooit zeker weet of het geheugen van de getuigen (in dit geval zeer geëmotioneerde ouders) wel betrouwbaar is. Vraag tien mensen wat zich bij een dodelijk ongeval heeft afgespeeld, en alle tien hebben een ander verhaal. Maar als de gegevens van het onderzoek wel betrouwbaar zijn, dan doemt onmid dellijk het volgende probleem op. De Jonge zet twee statistische gegevens in een oorzakelijk verband: het in de mode raken van de buikligging en het stijgen van het aantal gevallen van wiegedood. „Post hoc aut propter hoc?", zal menig methodoloog zich geleerd afvragen: mag je - vrij vertaald - uit het feit dat de haan kraait voordat de zon opgaat, con cluderen dat de zon opgaat omdèt de haan heeft gekraaid. Er zijn ook ahdere verbanden te verzinnen. Wie weet is de stijging van het aantal gevallen van wie- gedood een gevolg van de toegenomen medische kunde. Er worden nu meer kinderen geboren die het vroeger niet zouden hebben gered, en misschien lo pen deze zorgenkindjes meer risico. En dan nog, bij wiegedood kunnen zoveel factoren een rol spelen dat het onaanne melijk is dat één factor, die buikligging, een verdriedubbeling van het aantal ge vallen kan verklaren. Tot op heden weet niemand wat de oor zaak is van wiegedood. Aan theorieën geen gebrek natuurlijk. Die worden met zo'n regelmaat geopperd en zijn vaak zo tegenstrijdig, dat iemand ooit onderzoe kers van wiegedood de „Theorie van de maand club" noemde. Uit de stapels on derzoek laat zich hooguit een hele vage theorie destilleren. Men heeft het ver moeden dat wiegedoodkinderen toch wat anders zijn dan andere kinderen, maar hoe anders weet niemand. Wiege dood zou meer voorkomen bij jongetjes, bij kinderen van moeders onder de twin tig, gezinnen met een laag inkomen, on gehuwde moeders enzovoort enzoverder. maar al die aanwijzingen gaan honderd richtingen tegelijk uit zodat je er nauwe lijks conclusies aan kunt verbinden. De enige min of meer duidelijke theorie waarin kinderartsen min of meer gelo ven is die van Steinschneider uit 1972. Volgens Steinschneider kan wiegedood optreden bij kinderen met een minder uitgerijpt vermogen om hartslag en ademhaling te controleren, zodat een on schuldige ziekte, een lichte verkoudheid bijvoorbeeld, al te veel kan zijn. Prakti sche consequenties heeft die theorie niet, want alle kinderen zijn geregeld verkou den en niemand weet voor welk kind dat gevaarlijk zou kunnen zijn. Een van de weinige zekere feiten die het onder zoek heeft opgeleverd is dat aanleg wiegedood niet erfelijk is. Dat De Jonge de zoveelste theorie uitzoeken valt te prijzen, maar de nier waarop hij de resultaten maakte is onvergeeflijk knullig. Hij op twee vingers kunnen natellen dal les wat in Nederland microfoon of vast kan houden zich onmiddellijk het sensationele nieuws zou storten, ras bleek toen dat andere niet van de gegevens van het op de hoogte waren (want niet ceerd) en de verwarring nog maakten. Zelfs de kinderarts Van die herhaaldelijk op dit gebied nauw De Jonge heeft samengewerkt, wist niets. Bezorgde ouders die het hebben gevolgd, kunnen nu beslissen of ze het kind Jonge) op zijn zij soms zus, soms zo ofv (Inspectie V maar op de buik te slapen leggen. Als Jonge deze voorlichtingsramp nog beetje wil bestrijden, dan dient hij al: gesmeerde bliksem zijn onderzoek te bliceren zodat deskundig Nederland zorgde ouders een eensluidend ad kan geven.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1987 | | pagina 22