Klaas Boot is overtuigd van wervende waarde WK 'V» Gokje Als er iemand reikhalzend uitkijkt naar de wereldkampioenschappen turnen in Nederland is het wel Klaas Boot. De tienvoudig turnkampioen van Nederland beschouwt het omvangrijke toernooi, dat van 18 tot en met 25 oktober in het Rotterdamse sportpaleis Ahoy' wordt gehouden, tot op zekere hoogte als een persoonlijke triomf. Hij heeft intensief gelobbied om het hoog aangeschreven evenement naar ons land te krijgen. Dat het nietige Nederland daarin is geslaagd en hij daar een bijdrage aan heeft mogen leveren schenkt de turnman in hart en nieren veel voldoening. Klaas Boot spreekt het dan wel niet uit, maar hij ziet de WK turnen toch ook als een bekroning van het vele werk dat hij voor de gymnastieksport in Nederland heeft verricht. De zestigjarige parttime tumverslaggever van Studio Sport vertelt over zijn passie voor de turnsport en de naderende WK in Rotterdam. ZATERDAG 3 OKTOBER 1967 A door Frank Werkman Zwitserland verhoudt zich ongeveer tot de rest van Europa als België tol Nederland. Weliswaar zijn ze in het Alpenland minder behept met een minderwaardigheidscomplex dan oosterbuur Oostenrijk, maar erg veel reden om trots te zijn op hun land hebben de Zwitsers toch niet. Goed, uurwerken uit dat land klinken als een klok. En de financiële instellingen hebben voor de vermogenden een betere klank dan de Bank van Engeland. Maar dan houdt het wel zo ongeveer op. Ik ben er al een tijd niet geweest. Een jaar of dertien zo ongeveer. Als ik daarna nog wel eens in de buurt kwam, vermeed ik de Zwitserse autowegen. De hoogte van de benzineprijs lag me daarbij'altijd nogal zwaar op de maag. En ook dat landschap, daar zag ik altijd als een berg tegenop. Zeker in de tijd aal ik me nog verplaatste in een armetierig vehikel, een vervoermiddel dat kreunend en steunend de haarspelden nam. Zwitserland. Voor de beter gesitueerden een ideale plek om de wintersportvakantie door te brengen. Sankt Moritz heeft toch wat meer stijl dan Sankt Johann in Oostenrijk. Daar trekken de ski-navallers (een combinatie van skiërs en carnaval- liefhebbers) met buss envoi naartoe. Naar Zwitserland vlieg je of rijd je in je 700-serie of je 350 SEL. Toch blijft het Alpenland het imago houden van iets achterlijks. Iets van Jeroen Bosch, de man die Boudewijn de Groot ooit in een ander verband bezong. Hoe komt dat, vroeg ik me deze week af toen ik het nieuws vernam dat een Zwitserse atlete voor twee jaar was geschorst omdat ze onlangs in Rome doping had gebruikt. Een extreem hoog percentage tostesteron. had een drievoudig onderzoek uitgewezen. Sandra Gasser was de boosdoenster. Omdat ze graag snel wilde zijn op de 1500 meter haa ze de pillenpot met mannelijke hormonen leeggegeten. En dat was dom van Sandra, overigens één van de charmanter ogende deelneemsters daar in Rome - daar niet van. Je zou het gebruik van mannelijke hormonen bijna eerder hebben verwacht van andere dames. Sandra Gasser werd deze week ineens nieuws in de Nederlandse media. Normaal gesproken zou een bericht, dat een sporter doping zou hebben gebruikt, zijn afgedaan met een drieregelig éénkolommertje. Maar doordat de straf voor Zwitserse Sandra voordeel betekende voor onze bloedeigen Elly van Hulst promoveerde de alpiniste tot een item. Hetgeen ze had kunnen vermijden als ze net als alle andere honderden deelnemers aan de WK in Rome op tijd was gestopt met het gebruik van stimulerende middelen. De meeste sportjongens en -meiden zijn tegenwoordig wel zo slim dat ze een kuurtje op een zodanig tijdstip beëindigen dat een dopingcontrole op een groot toernooi er geen spoor meer van terugvindt. Niet Sandra, de Zwitserse. Die had waarschijnlijk een week voor de finale van de 1500 meter, waarop ze 'overigens slechts brons won, nog een bezoekje aan de apotheek in Sankt Gallen gebracht om een inspirerende injectie te halen. Dom van Sandra. Die nog zo blii plaatsnam op het erepodium om zich de medaille om de hals te laten hangen en de oorkonde in ontvangst te nemen. Blijdschap ook thuis natuurlijk, want Zwitserland is niet zo verwend met sportsucces. Als die Alpenlopers zelfs een vroegere Haagse B-atlete, de donkerhuidige Martha Derby, afvaardigen naar Rome, weel je wel zo ongeveer hoe laat het is. Daar heb je geen Zwitsers horloge voor nodig. Sandra Gasser, een naam om nooit meer te vergeten. Dat kan ze zelf trouwens doen met Seoul, waarvoor ze zich de voorbije jaren toch de blubber heeft getraind. Als volgend jaar de olympische hymne weerklinkt op de flanken van een Zuidkoreaanse heuvel, zit Sandra te kniezen in het Zwitserse berglandschap. Hoedt ze koeien of karnt ze Zwitserse kaas. Van Sandra Gasser zal de sportwereld nimmer meer iets vernemen. Uitgerekend een arme Zwitserse werd het slachtoffer van het hypocriete systeem van officials, die slechts bij grote evenementen de mouwen van de blazer opstropen om op z'n minst een voorbeeld op te sporen. Een startnummer, dat vervolgens kan worden gebrandmerkt en' tevens als levend bewijs kan dienen voor de vlekkeloze wijze waarop de heren bestuurders hun controle toch maar weer mooi waterdicht hadden gekregen. Wat er voor en na dit soort grote evenementen gebeurt, ach dal zal de heren een grotezorg zijn. Het probleem van de doping met wortel en lak uitroeien doen ze niet. Kost te veel, zullen ze zeggen. Alsof er tegenwoordig niet voldoende inkomsten zijn te peuren uit de verrichtingen van alle Sandra Gassers en haar mannelijke collega's bij elkaar. Barbertje moest hangen, aai was Sandra 's probleem. Natuurlijk was zij niet de enige, die in Rome nog voortijlde op een wolk van stimulantia. Z.ij had alleen de pech dat ze htiar plasje moest inleveren. Zij heeft gegokt, en verloren. Elly van Hulst zal er niet mee zitten. Die loopt dezer dagen vrolijk de ene wedstrijd na de andere in Amerika. Waar het gerinkel van de dollars het vol kletteren van de'urinestalen verre in volume overtreft. Lopen betekent tegenwoordig geld verdienen. En niet alleen de echte verslaafden doen dan een gokje. Het hele leven is een gok, hoorde ik iemand onlangs zeggen. Misschien heeft hij wel gelijk. Af zal Sandra Gasser daar nu anders over denken. BERGEN - De mensen die Klaas Boot een beetje kennen zullen zich moeilijk kunnen voorstellen dat hij als jongetje liever andere sporten be dreef dan gymnastiek. Voetballen en schaatsen genoten toen zijn uitdruk kelijke voorkeur. Als Klaas Boot sr. niet gymnastiekleraar was geweest zou zoonlief waarschijnlijk nimmer turnkampioen van Nederland zijn gewor den, laat staan zich zo intensief met die sport hebben bemoeid als hij tot voor twee jaar heeft gedaan. Klaas Boot groeide op in Noord-Scharwoude onder de rook van Alkmaar, waar de sportmogelijkheden toentertijd ge ring waren. De jeugd kon naar de gymvereniging, voetballen of 's winters schaatsen. Die periode kan Klaas Boot zich nog vrij gedetailleerd herinneren. Met veel genoegen blikt hij terug. „In een kleine gemeenschap als Noord-Scharwoude had je vroeger een voetbal- en een gymnas tiekvereniging. Meer niet. Ik wilde graag voetballen. Het probleem was echter dat je op je zesde al op de gymnastiekvereni ging werd toegelaten, terwijl je op je twaalfde pas bij de voetbalclub terecht kon. Zo is het gekomen, maar ook door dat mijn vader, die er als gymleraar wat bijverdiende, mij sterk aanmoedigde om op gymnastiek te gaan. Ik bleek aanleg voor turnen te hebben en over de juiste menlaliteit te beschikken. En het geluk te hebben dat mijn vader, die in 1928 met de nationale ploeg deelnam aan de Olympische Spelen in Amsterdam, een goéde trainer was. Maar toch deed ik lie ver andere sporten. Zoals schaatsen. Wat wil je ook, wij woonden in een wa terland en als 's winters de sloten waren bevroren kon ik zo vanuit onze tuin het ijs op". Talentvol was Klaas Boot zeker als schaatser. Hij reed met het grootste ple zier talrijke wedstrijden en de tijden wa ren voor die tijd (kort na de Tweede Wereldoorlog) zo goed, dat hij zeker een goede schaatser had kunnen worden. Klaas Boot niet zonder trots: „In 1946 reed ik op de vijfhonderd meter bijvoor beeld 49 seconden, terwijl het Neder lands record op 47,3 stond. Op de vijf tienhonderd meter was mijn record 2.43 rond en op de drieduizend meter 5.43. Voor die tijd meer dan behoorlijke tij den. Ik was inmiddels echter ook Neder lands jeugdkampioen turnen. Maar eer lijk gezegd beleefde ik aan de schaats sport veel meer plezier. Begin 1947, toen het nog volop vroor en ik aan vele schaatswedstrijden deelnam, was er in Amsterdam een selectiewedstrijd voor de nationale turnploeg die moest aantre den tegen België. Op sterk aandringen van mijn vader ben ik daar naar toege gaan, hoewel ik eigenlijk helemaal niet wilde. Ik veronderstelde ook geen kans te hebben, omdat er van de dertig deel nemers maar acht voor de ploeg in aan merking kwamen. Hij zei: „Doe nou mee en als je niet slaagt ga je weer schaatsen". En wat wil het geval? Ik werd vijfde en zat dus in de Nederlandse ploeg. Toen heb ik het schaatsen er maar aangegeven. Vanaf dat moment ben ik me ook serieus op het turnen gaan toe leggen. Na een vijfde (1947) en een der de plaats (1948) bij de Nederlandse kampioenschappen werd ik in 1949, in Amsterdam, voor het eerst nationaal kampioen. Dat ben ik tien jaar onafge broken gebleven". Nog een keer Aan zijn heerschappij als Nederlands beste turner kwam pas in 1959 een eind. Klaas Boot had in dat jaar willen stop pen, maar prepareerde zich nog een keer op de nationale titelstrijd. „Ik heb toen de beste wedstrijd van mijn leven ge turnd", blikt hij terug. „Terwijl ik een aantal jaren op mijn sloffen kampioen werd wist ik dat niet alle oefeningen per fect waren gegaan. In 1959 leverde ik een foutloze wedstrijd af, maar werd ik verslagen door Willy Jaegers, die ge woon beter turnde. Dat geeft me tot op de dag van vandaag nog veel voldoe ning". Ook nadien bleef Klaas Boot, die door Omstandigheden nimmer uitkwam op Olympische Spelen, maar een keer 31e werd bij Europese kampioenschappen en 25e bij wereldkampioenschappen, be niet voor. Hij heeft echter een uitgespro ken mening over die kwestie, die er op neer komt dat het met dat gevaar nogal meevalt. „De ontwikkelingen heb ik, zeker als ju rylid, altijd goed bijgehouden. Ik denk niet dat turnen voor jonge meisjes - voor jongens geldt dat in mindere mate - gevaarlijk is. Waarom kinderen niet hoog laten springen en buitelen als ze dat kunnen? Er wordt in de turnsport gewoon vorm aan die sprongen en buite lingen gegeven. Dat is beslist niet ge vaarlijk! Het is gewoon een kwestie van de maximale mogelijkheden halen uit bepaalde bewegingspatronen. Het is wel ongelooflijk belangrijk dat de turnsters technisch en vooral ook medisch goed worden begeleid. Door vakmensen, die niet voor eigen glorie werken. Er komen inderdaad meisjes in actie met. zoals wij dat noemen, twee ruggen, bij wie je al leen aan de neus kunt zien wat de voor kant is. Ik kan me dan ook goed voor stellen dat veel mensen hun kunststukjes met gemengde gevoelens bekijken. Dat is onnodig zolang in de turnsport maar de weg der geleidelijkheid wordt bewan deld. Het heeft allemaal zijn tijd nodig. Een beweging of een oefening moet gaan „zitten". Het moeten automatismen worden, die stap voor stap worden opge bouwd. En alleen de pure talenten kun nen eens een trede overslaan. Belangrijk vind ik vooral dat de meisjes medisch goed begeleid worden. Hoe zien ze er over vijf jaar uit? Neem oud-kampioe nen als de Roemeense Nadia Commane- ci en Karin Jansz uit de DDR. 't Is dat ik geen jonge vent meer ben, anders ging ik graag met ze op stap. Zo goed zien die er nu nog uit. 't Zijn mooie vrouwen ge worden. Natuurlijk zijn er ook bij die last van blessures hebben en houden. Maar over het algemeen is dat de sub top, die permanent op de tenen loopt. Voor die groep zijn de gevaren het grootst, maar dat geldt voor elke tak van sport". Jurering Een ander punt van voortdurende dis cussie in de turnwereld is de jurering. Zolang er geen alternatief voor een men selijke beoordeling van prestaties wordt gevonden zal dat ook zo blijven. En zal beïnvloeding van de uitslag nimmer ge heel worden uitgebannen. Als oud-jury lid kan Klaas Boot dat alleen maar bea men. „Het is en blijft een menselijke, dus subjectieve beoordeling. Als jurylid heb je de mogelijkheid voor de geringste fout een tiende punt af te trekken. Maar dat kan wél beslissend zijn voor kam pioen worden of niet, zo gering zijn de verschillen aan de top. Kijk er zijn ze kerheden ingebouwd. De laagste en hoogste waardering van de vier juryle den tellen niet mee en bij een waarde ring tussen de 9,5 en tien mogen de ver schillen niet meer dan eentiende punt uit elkaar liggen. Maar er valt wel wat te doen. Ik weet dat er juryleden zijn ge weest uit een bepaald land - het doet er niet toe welk - die van de eigen organi satie de opdracht meekregen hun turn sters een tien te geven. Dat gebeurde een keer. Het gevolg is dat er tegenwoordig bij de toestelfinales geen jurylid actief mag zijn uit een land dat ook een turn ster in de finale heeft. Maar ondanks alle voorzorgen blijft het ongrijpbaar. Ik geef persoonlijk ook altijd een waardering. Ik zit er nooit ver naast. En als dat wel het geval is zeg ik dat ook voor de televi sie". HENK STOUWDAM trokken bij de turnsport. Eind jaren vijf tig studeerde hij af op het CIOS, met als één van zijn specialiteiten vanzelfspre kend turnen. Hij werd internationaal scheidsrechter en jurylid en werd in 1964 door Bob Spaak als turncommen- tator van toen nog Sport in Beeld de te levisiewereld binnengehaald. Met uit zondering van het tv-werk legde Klaas Boot op z'n vijftigste al die functies neer. Zeven jaar later liet hij zich echter overhalen wat voor het gymnastiekver- bond te doen. Hij werd voorzitter van de sectie topsport van het Koninklijk Nederlands Gymnastiek Verbond (KNGV). Uit hoofde van die functie was hij automatisch ook lid van het hoofdbestuur. In no-time was Klaas Boot in de turnwereld weer een bijzon der bezig baasje. „Ik was zo'n dertig tot veertig uur in touw voor de bond. Dat was bijna geen doen, omdat ik inmid dels bij het ministerie van WVC in dienst was getreden als consulent van de Stichting Verenigingshallen. Het kon niet anders of dat moest mislopen. Ik ging op zeker moment dan ook door het stek, volledig doorgedraaid. Toen ben ik overal mee gestopt, behalve met mijn werk voor de televisie. Dat vond en vind ik erg leuk. Je blijf er, zij het op een wat afstandelijke manier, toch bij betrokken." Hele klus Ook vanuit Ahoy' zal Klaas Boot voor Studio Sport verslag van de WK doen, zij.het dat hij assistentie krijgt van Hans van Zetten, de voormalige bondscoach. „Het wordt een hele klus", verzekert Klaas Boot.- „We beginnen dan welis waar pas op woensdag met de uitzendin gen, maar ik heb de eerste dagen hard nodig om de krachtsverhoudingen te le ren kennen en om trainingen te bezoe ken. Verder moet mijn rol niet worden overdreven. Kijk, turnen levert op de te levisie mooie plaatjes op. Die moet je als commentator zo weinig mogelijk met je gepraat verstoren. Het is ook nutte loos om alle oefeningen voor de televisie te gaan uitleggen. Ik geef voor de kijker in het kort aan wat ze zien; de insiders weten dat zelf wel. De WK worden voor Studio Sport een gigantische operatie. Werkelijk alles zal worden opgenomen, zodat een oefening van een kanshebber niet wordt gemist omdat een andere ca mera tegelijkertijd op iemand is gericht die in het hele spel niet voorkomt. Het wordt voor mij een lange zit. Ik ben trouwens wel iets gewend, want tijdens de Olympische Spelen in Los Angeles heb ik een keer van half elf 's avonds tot kwart voor zeven 's ochtends onaf gebroken verslag gedaan. En al die tijd staande, omdat ik naast de twee monito ren ook zicht op de wedstrijdvloer wilde houden. En dat kon alleen als ik er bij stond". De televisie zal voor een belangrijk deel de publicitaire waarde van de WK bepa len. En, zo hoopt Klaas Boot vurig, er toe bijdragen dat de turnsport toeneemt in populariteit. „Daarvoor zou het goed zijn als de Ne derlandse deelnemers goede prestaties leveren. Wat Fanny Blankers-Koen en Anton Geesink voor atletiek en judo hebben betekend is geweldig. Hun pres taties werken nu nog door. Maar ik weet het, de Nederlandse deelnemers zullen niet voor aansprekende resultaten gaan zorgen in Rotterdam. De organisatie kan dat echter wel. Ik verwacht dat er een grote stimulans voor de turnsport zal uitgaan van de WK. De vraag is alleen of de gymnastiekbond dat goed zal op vangen en uitwerken. Dat de WK in dat opzicht goed is voor Nederland en resul-' taat zal opleveren staat voor mij vast. Grootbelang Het feit dat alle kaartjes voor de laatste drie dagen nu al de deur uit zijn en de passe-partouts voor Ahoy' al drie maan den zijn uitverkocht onderstreept mijn mening. Ik hoop ook dat de jeugd zich na de WK zal gaan identificeren met de grote sterren, zoals wij ons vroeger bij het voetballen spiegelden aan Bep Bak huis. Daar gaat het om. 't Is gewoon een natuurlijk verschijnsel". Buiten dat vindt Klaas Boot het van groot belang dat Nederland bewijst een massaal sportevenement organisatorisch aan te kunnen. „Daar ben ik trouwens van overtuigd, anders had ik niet zo in tensief meegelobbied", meldt hij. „Tja, hoe groot was mijn invloed? Dat is moeilijk aan te geven. Kijk, vanaf 1968 heb ik alle grote wedstrijden bijgewoond. Ik ben jaren internationaal scheidsrech ter en jurylid geweest. De meeste men sen in de turnwereld ken ik. De Rus Ti- tov, voorzitter van de internationale turnbond, is zelfs een persoonlijke vriend. Ik heb in elk geval iets kunnen doen". Het staat wel vast dat tijdens de WK in Rotterdam ook de discussies weer zullen oplaaien. Of het wel verantwoord is ion- ge, tengere meisjes met dinky-toy-afme- tingen zwaar te belasten en oefeningen te laten uitvoeren die de verbeeldings kracht soms te boven gaan. Klaas Boot kent de kritiek en sluit zijn ogen daar Dat de wereldkampioenschappen turnen in Nederland worden gehouden is voor Klaas Boot een persoonlijke triomf. FOTO: Joop Boek £«icUc Soutcwit'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1987 | | pagina 23