Duitsland krijgt gat van een half miljard Ex-autocoureur Loek Keet, nu broeder Titus in Achelse Kluis Postorder üeidóaQowtcunt BONN - Duitsland boort een gat voor 450 miljoen mark ofwel zo'n half mil jard gulden. Grondigheid is altijd al een principe van onze oosterburen geweest, maar wat er nu gebeurt graaft aanmerkelijk dieper. Veertien kilometer om pre cies te zijn. Het huzarenstukje heeft inmid dels zijn voorzichtige aanloop gekregen in de Oberpfalz in Beieren, bij het plaatsje Win- discheschenbach. Er wonen zes duizend mensen. Een Heimat- museum, een porseleinfabriek en enkele kilometers kastelen wandelpad is alles wat Win- discheschenbach aan bijzonders te bieden heeft Wie daar niet moet zijn, zou nooit op het idee komen er naartoe te gaan. Sinds kort is dat anders. De E)eutsche Schachtbau- und Tiefbohrgesellschaft uit Lingen, in het Emsland vlakbij de Ne derlandse grens, is ver van huis getogen en heeft hier een boor toren van vijfenvijftig meter hoogte opgericht. Op dit mo ment wordt een voorboring uit gevoerd. Over twee jaar begint de echte boring. Dan komt er een boortoren van tachtig me ter op de lokatie. De Windischeschenbachers voelen zich opgestoten in de vaart der volkeren. In de schaarse winkeltjes liggen sou venirbordjes te koop en de VVV heeft een groot aantal kaartjes laten drukken die de bezoekers de boorlokatie hel pen vinden. Het is daar nu al druk, overigens meer door nieuwsgierigen uit de directe omgeving dan door van heinde en verre komende geologen en geologisch geïnteresseerden. Die kunnen pas over een aantal jaren worden verwacht. De eer ste jaren blijft het „gat van Windischeschenbach" louter toeristisch interessant. Het dure gat is een project van het ministerie v&n onderzoek en ontwikkeling in Bonn en heet officieel KTB. Die letters staan voor Kontinentale Tief- Bohrung. Met de KTB wil het ministerie de wetenschap letter lijk diepte-onderzoek laten doen. Wat moet er ontdekt worden? Niemand die het kan zeggen, want hoe de aardkorst er op die diepte van veertien kilometer, bij een temperatuur van naar schatting 300 graden Celsius, uitziet weet nog nie mand. Er is wel een goede reden aan te wijzen waarom juist hier het diepste en duurste gat ter we reld moet komen. Vast staat namelijk, dat onder de Oberp falz sinds 350 miljoen jaar twee oer-continenten over elkaar schuiven: de Europese en de Afrikaanse schol. Zeer lichte aardbevingen doen de bewo ners dat af en toe meebeleven. Woordvoerder Peter Heinrich van het KTB-project spreekt vol verwachting van het in de hele wereld unieke geologische meetprogramma dat dank zij de boring kan worden uitge voerd. Er komen volgens hem zonder twijfel uiterst waarde volle wetenschappelijke gege vens over de samenstelling van en de werkingen in de aard korst aan het licht. Zo'n drie honderd geologen en andere ge ïnteresseerde wetenschapsmen sen uit de Bondsrepubliek, en een veelvoud daarvan uit de rest van de wereld, hebben al hooggespannen verwachtingen over de resultaten van de meet- sensoren die in het gat zullen worden neergelaten. En over de gesteenten die aan de opper vlakte zullen komen zegt Hein rich: „Ze zullen internationaal net zo felbegeerd zijn als het ge steente van de maand. Een nieuw tijdperk voor de aardwe tenschap staat voor de deur". Met het project, dat in totaal naar schatting twaalf jaar gaat duren, zijn aan boortechnische zijde vijfentachtig mensen in ploegendienst dag en nacht be zig. De eerste fase is het boren van een gat tussen drie en vijf kilometer. Daarna volgt de ei genlijke boring, waarvan nu al vast staat dat die door graniet- lagen van uitzonderlijke hard heid moet voeren. Het feitelijke boorwerk duurt naar schatting acht jaar of iets meer. Aanvankelijk heeft het boorgat een doorsnee van ongeveer zes tig centimeter. Maar op veer tien kilometer diepte is de doorsnee nog maar vijftien cen timeter. De boor waarmee van af zesduizend meter diepte moet worden gewerkt is een technisch hoogstandje. Hij ziet er uit als een „stalen strohalm": een flexibel en telescopisch ge heel met een zelfstandig rote rende beitelkop van diamant. Het boorwerk in de onbekende diepte moet de Westduitse boortechniek weer aan de top brengen waar ze voor de Twee de Wereldoorlog onbetwist stond. In 1938 verbaasde nazi- Duitsland de wereld nog met een boring bij Heide in Hol- stein, die een laagterecord van 3818 meter bereikte. Inmiddels exploiteren de Amerikanen het aardgasveld Bertha Rogers, dat ze op 9600 meter onder het maaiveld hebben aangeboord. Het Europese boorrecord - in Duitsland, dat wel - ligt nu nog op 8553 meter. Eigenlijk hebben de Sovjets dat record al gebroken, want op hun noorde lijke schiereiland Kola hebben ze met hun onderzoeksboring Kola-SG-3 inmiddels een ni veau van 12.066 meter bereikt. Dat heeft zestien jaar geduurd. De taaie doorzetters hebben la ten weten te willen doorgaan tot veertien kilometer, mis schien zelfs wel tot vijftien. De mensen achter het Duitse KTB-project geloven niet in die Russische voorspelling. Duitse geologen hebben zich herhaal delijk bij het gat in Kola op de hoogte mogen stellen en heb ben geconstateerd dat het een aantal bochten heeft die desas treus zijn voor het boren op grote diepte. De Sovjets hebben bij hun veelvuldig vertraagde boorwerk voor een kapitaal aan boormateriaal verspeeld. Nee, de Duitse boorders zijn ervan overtuigd dat het diepste gat ter wereld over acht jaar in hun Oberpfalz zal liggen. De Russen hebben volgens hen zulke grote problemen, dat ze in de acht jaar die de Duitsers voor hun veertien kilometer hebben ge calculeerd, geen twee kilometer aan hun boring kunnen toevoe gen. RINK DROST Gods stem klonk boven de brullende racewagens uit le vaardigheden". Toch was er een serie waarschuwingen nodig om Titus defini tief uit de cockpit van de racemachine te krijgen. Eerst crashte hij als instructeur op het circuit van Zandvoort met een peperdure Lotus Elite. De auto was to- tal-loss, maar de coureur bleef wonder boven wonder ongedeerd. Daarna kwam een wedstrijd in Duitsland, waarbij hij een motor van tien mille in de soep draaide en op het nippertje aan de dood ontsnapte. Klokje En toen? Geen ongeluk meer, maar een uiterst merkwaardige belevenis die klinkt als een twintigste-eeuwse legende. „We waren aan het trainen op een cir cuit in Zwitserland", vertelt hij. „En in eens hoorde ik boven het gebrul van de motoren uit, heel doordringend een kloosterklokje vanuit de bergen. Het bleef in mijn oren priemen. Ik kon de I gedachte daaraan niet loslaten. Dat sig naal heeft ertoe bijgedragen dat ik uit eindelijk voor het klooster heb geko zen". De lokroep van het klooster. Loek, alias Titus, hoorde hem letterlijk. Toch kwam hij niet helemaal uit de hemel vallen, want hij had zich al eerder een tijdje teruggetrokken. Dat was in het klooster van Echt. Een bezinningstijd, om zijn zaakjes eens op een rijtje te zet ten. Maar monnik word je niet van de ene dag op de andere. Pas na een proef tijd van vijf jaar was voor Titus in de Achelse Kluis de tijd aangebroken om zich ter aarde te werpen en de religieuze geloften uit te spreken. God kreeg er een monnik bij, het autocircus was definitief een waaghals kwijt. Via natuurlijk ver loop. Die eerste vijf jaren waren niet de ge makkelijkste. „In het begin kwamen er veel journalisten", zegt Titus. „Ze begre pen niks van mijn keus. Ik moet beken nen dat ik het fijn vond telkens weer dat hele verhaal te vertellen. Het is goed je zelf te horen betogen waarom je bepaal de stappen onderneemt. Dat sterkt-je". Langzaam probeerde hij tussen de kloos termuren zijn wortels met het verleden door te hakken, al gebeurde het nog vaak dat zijn gedachten van het schep pingsverhaal afdwaalden naar de Tar- zanbocht op Zandvoort. Maar inmiddels weet Titus dat zijn keus de enig juiste is geweest: „Je moet het vergelijken met een huwelijk. Daar hebben man en vrouw ook wel eens problemen en twij fels of voelen ze zich niet echt gelukkig. Maar daarom gaan ze toch nog niet met een scheiden?". Niet eenzaam Inmiddels is broeder Titus zeventien jaar ouder en van eenzaamheid heeft hij geen last meer. „Een monnik zoekt als enkeling met hulp van de gemeenschap naar God. Dan ben je niet eenzaam. Je bent individualist, maar je mag geen egoïst worden", legt hij uit. Hij wacht even om het effect van zijn woorden te peilen. Dan vervolgt hij: „Het accent wordt verlegd. Wij proberen de kwaliteit van de mens te koppelen aan wat ze zijn. Niet aan wat ze doen. Werklozen, wao'ers zijn even belangrijk als mensen die een regeringspost bekleden". Mist hij de 24 uur van Le Mans pf de Grand Prix van Monza niet? Titus: „Laatst werd ik uitgenodigd om mee te gaan naar een voetbalwedstrijd. Op de eretri bune mocht ik plaatsnemen naast een aantal VIP's. Die mensen gaan daar niet naartoe omdat ze voetbal zo aardig vin den, maar om zich te laten zien. Ach, het- is zo'n lege-hulzengedoe Maar om op de vraag terug te komen: die kick van het hardrijden zou ik nog wel eens willen hebben, ja. Maar het wereldje er omheen absoluut nooit meer. Het kloos ter heeft een Golf en die gebruik ik om naar besprekingen te gaan. Dan rijd ik nog wel eens honderdzestig!". De Achelse Kluis mag zich verheugen in een grote populariteit. Er zijn opvallend veel jongeren die er - al dan niet met zachte dwang van school of ouders - enkele dagen rust en eenvoud komen zoeken. Het leven in de abdij maakt tel kens weer indruk. De monniken hoeven niet te stressen en dat lijkt een garantie bewijs voor het bereiken van een hoge Zeventien jaar geleden baarde de Haagse autocoureur Loek Keet, toen 22 jaar, opzien in het internationale sportwereldje. Hij zei de autoracerij vaarwel om zich blijvend te verstoppen in een Belgisch klooster. In het begin dacht hij wel eens wat meer aan Jacky Ickx dan aan Onze Lieve Heer, maar broeder Titus weet inmiddels dat hij goed gekozen heeft. Al belet hem dit niet om zo nu en dan met honderdzestig over Gods wegen te scheuren. ACHELSE KLUIS - De Neder- lands-Belgische grens loopt dwars door het immense trappistenkloos ter Achelse Kluis. Hier is de lande lijke rust zo tastbaar dat je hem kunt opsnuiven. Vogels hippen krijsend in het struweel boven een gorgelend beekje. Dit is de wereld van broeder Titus. Een heel andere wereld dan hij gewend was. Geen brullende motoren van Formule-I- bolides, geen pitspoezen en schreeuwerige reclames. Maar diep in zijn hart heeft hij dat coureursle ven nooit echt zien zitten. „Voor buitenstaanders was het misschien wel een spectaculaire ommezwaai, maar mensen die me echt kenden, wisten dat ik twijfelde aan het hele wereldje in de racerij", zegt hij. Titus is negenendertig jaar en een beetje kalend. Ondanks zijn pij doet hij op het eerste oog een beetje denken aan popster Phil Collins. Hier, m de Sint-Benedictus- abdij, is hij verantwoordelijk voor het fi- nancieel-economisch beheer. Vergelijk baar met het werk van een boekhouder manager van een middelgrote onderne ming. Ruim veertig monniken huizen er en zij hebben ieder een eigen taak. Er zijn er die zich volledig wijden aan stu die, liturgie en gebed. Anderen dienen „die van hierboven" op een meer we reldse manier. Ze hoeden de varkens, melken de koeien, verzorgen de boom gaard of werken op het Tand. Het be faamde Abdijbier en een piepklein beetje industrie completeren het kloosterbe- drijf. Snelleloek Broeder Titus, vroeger heette hij Loek Keet. Toen scheurde hij met duizeling wekkende snelheden over de circuits van Zandvoort, Francorchamps of de Nür- burgring. Een jongeman die het hele maal ging maken in de autosport. Geen insider die daar aan twijfelde 'n kleine twintig jaar geleden. Als alles was gelo pen zoals zij verwachtten, zou snelle Loek anno 1987 in de kranten in één naam genoemd worden met Nelson Pi quet, Nigel Mansell, Ayrton Senna of Alain Prost. Maar het liep anders en in plaats van de champagne en de lauwer kransen koos Loek Keet voor het kloos ter. „Die autosport was inderdaad mijn lust en mijn leven", zegt hij. „Toen ik nog pas zestien was probeerde ik al he mel en aarde te bewegen om in een team te komen. Dat was financieel aantrekke lijk, want het is een peperdure hobby". Uiteindelijk kwam hj dan in dat wereld je terecht, maar naarmate hij het métier beter leerde kennen, brokkelde zijn vroe gere ideaalbeeld steeds meer af. Veel coureurs zagen er dan wel uit als on weerstaanbare macho's, in werkelijkheid bleken het maar al te vaak heel eenzame mensen te zijn. Of botte boeren, met wie geen zinnig gesprek te voeren was. „Er zat veel onkruid tussen", zegt Titus. „Je gaat er doorheen prikken. Hoe meer vra gen ik mezelf stelde, hoe duidelijker het voor mij werd dat ik hier niet thuishoor de. Wil je het in dat wereldje volhouden, dan moet je afstand doen van alle socia- Alleen enkele modellen van oude race auto's doen nog denken aan het race-verleden van broeder Titus. FOTO: FRANS WELTERS leeftijd. Titus hoort bij de jonkies. „Als je zeventig bent, kom je hier pas kij ken", zegt hij. „Wij jachten niet. Onze gasten bidden, wandelen of praten met een monnik. Dan komen mensen tot rust. Eigenlijk zou dat in het ziekenfonds moeten zitten. Een paar dagen per jaar verplicht alles van je af laten vallen. Je hoeft niet bang te zijn voor de stilte. Saai is het zeker niet. Je vindt jezelf toch niet saai?". Bitterballen Het leven van Titus en de eenenveertig medebroeders wordt gekenmerkt door afzondering, stilte én individualiteit. Die beschouwelijkheid - met een duur woord de contemplatie - spreekt Titus sterk aan. Hij heert zelfs een persoonlijk getint boek geschreven over zijn ervarin gen in de Achelse Kluis. Een tweede zit in de pen. Toch is het geen ivoren-torenbestaan. De monniken weten deksels goed wat er in de wereld rondom hen gebeurt. De overdaad aan luxe wérkt afstompend en draagt zeker niet bij aan een portie le vensgeluk, vindt Titus. Veel behoeften zijn aangekweekt. „Als ik elke avond te levisie kijk, dan wil ik ook bitterballen. Veel mensen zitten gevangen in die sleur". Het Trappistenrecept: minder blabla, meer bezinning en wat nadruk op sober en verdraagzaam leven. Ook in de Achelse Kluis zijn de ouderen traditio neler ingesteld dan de jongere monni ken, die wel eens een fris windje door het klooster willen laten waaien. Titus: „Dat kan hier zonder botsingen. Ieder kan zijn eigen ideeën kwijt. Het zoeken naar God staat centraal. Dat kan door verdraagzaam te zijn, ook al ben je het niet helemaal met een ander eens". De „kerk van de mensen" lijkt heel wat minder verdraagzaam. „Ja", zegt Titus, „veel oudere mensen komen hier en die zijn enorm teleurgesteld omdat de kerk met meegroeit. Zo moet het voor ho mo's afschuwelijk zijn te horen dat ze ei genlijk niet in de kerk thuishoren. Gij- sen permitteert zich uitspraken waarvan Jezus zou gruwen. De kerk? Dat zijn toch de mensen. Niet een paar kardina len!". HENK SCHROEN door Bert van Velzen De verjaardag van Harry heeft hij ook al verpest. We beginnen ons over hem te schamen. We willen graag afstand van hem doen. Vroeger was oom Willem gewoon een beetje vreemd, maar nu wordt hij met de dag gekker. De laatste jaren is hij wat ranzig, naar lichaam zowel als naar ziel. Hij is een oude sloeber van een vrijgezel, die na de vlucht van zijn vrouw, al weer jaren feleden, is achtergebleven in een olwerk van tegendraadse nurksheid. Een struise vrouw uit een oud Urlcs geslacht ruimt zijn huis op. tegen het algemeen geldende tarief, de opbrengst van lege flessen en kratten en af en toe een strippenkaart voor de bus. Oom Willem leeft een beetje als een Batavier, onder een heilige eik van zorgvuldig opgepoetste vooroordelen. Met die vrouw uit Urk bespreekt hij de bewoonbaarheid van Zuiaafrika en de bloeddorst der Tamils. Hij is nu achter in de vijftig en heeft, onder de invloed van een overbelast hart een wat zeulende tred ontwikkeld. Vrouwen beschouwt hij als een aantrekkelijk soort muilezels en aangezien hij die opvatting met alles behalve gedempte stem uitdraagt, houden we rekening met de mogelijkheid dat hij op een goede dag bij net verlaten van de kroeg wordt opgewacht door een damesknokploeg. De ruzie bij Harry ontstond toen oom Willem alweer begon te zeuren over zijn plannen om via een soort postorderbedrijf een vrouw uit de Filipijnen te betrekken. Om mee te trouwen. Oom Willem draagt in zijn portefeuille een kranteknipsel mee uit het deftige Britse zondagsblad „The Observer" waarin een groeiende import van Derde- Wereldbruiden naar Engeland wordt gesignaleerd. De eerste regels van het verhaal zijn oom Willem op het lijf geschreven: „Als u een korte, dikke, zwaar rokende en hard drinkende gescheiden man bent van 51 en elektricien van beroep, dan zijn uw kansen om een slanke, mooie vrouw van in de twintig met succes het hof te maken niet best". Maar zie, een verslaggever, die zich achter deze niet bepaald adembenemende identiteit verborg, kreeg via menslievende instellingen met namen als „Global Contacts", Filippino Friendship Club" en „Eastern Promise" contact met de trouwlustige schoonheden Julie, Rosalinda, Mary Ann en Bermavidita, die klaarblijkelijk bereid waren met elk wrakstuk op de Britse huwelijksmarkt in zee te gaan. Fantastisch, zegt oom Willem, aanhankelijke jonge vrouwen, die de boodschappen voor je verslepen, weinig eten en aie, zelfs ais ze een opleiding boekhouden hebben, al heel tevreden zijn met een staanplaats in de keuken. Bij dat soort uitspraken kijkt oom Willem verwijtend om zich heen en zegt: En dankbaar dat ze zijn Dan is de boot natuurlijk aan. Willem overschreeuwt het rumoer. Die Filipijnse vrouwen snurken nooit, roept hij, ze spinnen! Voor drieduizend dollar heb je.er een, franco huis. Ik heb al een roodkanten jurk voor haar gekocht op de markt en ik koop voor mezelf een lichtblauwe smoking met ruffels als we gaan trouwen. Geld is geen probleem. Die Urker die bij me over de vloer kruipt kost me drieduizend gulden 's jaars en die heeft langzaam maar zeker allerlei regelingen afgedwongen die me niets bevallen. Ik moet de vuilniszakken buiten zetten. Prullenmanden leeggooien. Kruimels van de tafel vegen. Aangekitte tandpasta van de planchetten bikken. Afivas in de week zetten. Toiletten controleren op remsporen. Geen wonder dat ze psalmenzingend door het leven gaat, bromt Willem. Met zo'n Filipijnse in huis hoef je maar naar een prulletje te kijken en ze sluipt er heen om het met een sierlijk gebaar weg te werpen. Ze kunnen prachtig zingen, als lijsters, terwijl ze je haar borstelen of rustig bij het kaarslicht zitten te haken. En ze hoeft me geen bwana te noemen, zegt oom Willem. Zeker niet als we zijn getrouwd. Hij veroorzaakt onrust in de familie. De rat.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1987 | | pagina 20