CARLO CARERA,
verslaafd aan de stunl
GETILD
TWEEËNVIJFTIG BOTBREUKEN
(mag het een beetje meer zijn?)
GEEN REDEN OM TE STOPPEN
vrij zijn
Dreun
Doden-louping
CcidócGouaant
Niet stoppen
ZATERDAG 19 SEPTEMBER 198!
door Gerard Kessels
Over Italiaanse taxichauffeurs is een
boek te schrijven. Ze rijden allemaal
Fiat, maar op hun auto's, in Rome
tenminste, maken ze met grote sticken
reclame voor Opel. Favoriete
gespreksonderwerp: calcio, oftewel
voetbal. Toen ik dit voorjaar in Turijn
was voor een interview met Torino-
spits Wim Kieft, zag ik op de terugweg r'en'
naar het vliegveld een rood-witte
supporterstas op de achterbank van de
taxi. Bij het vallen van de naam Kief
hief de chauffeur een klaagzang aan
over de verminderde scoringsdrift van
de Nederlander. Een verdomd aardige
vent die Kieft, altijd vriendelijk en
beleefd, maar waar bleven zijn goals?
Aangekomen bij het vliegveld gaf ik
een iets grotere fooi dan normaal. „Ah
kleine troost van een andere
Nederlander", zo legde ik uit. De
chauffeur was daardoor zo
gecharmeerd, dat hij erop stond mij
een cappuccino aan te bieden in de bar
van het vliegveld. „Als u weer in Turijn
bent, laat ik U de hele stad zien tegen
een vriendenprijsje", beloofde hij.
Niet elke taxirit verloopt zo rimpelloos.
Terug van de pausreis in mei naar
Duitsland stond ik om twaalf uur
's nachts met een groep collega 's op de
Romeinse luchthaven Fiumicino. Ik
had geluk, dacht ik, want ik had de
allerlaatste taxi. Een gele uiteraard,
want dat zijn de officiële. De snorders,
waar Fiumicino van vergeven is, zijn
boeven die er niet voor terugdeinzen
halverwege de rit te stoppen en alvast
een voorschot te vragen van 100.000
lire, oftewel ruim honderdvijftig
gulden. Wie weigert, staat niet zelden
tegenover twee, arie man, die
handtastelijk dreigen te worden.
Maar ook bij de gelen zijn er die hel
niet zo nauw nemen met recht en wet.
Wanneer ze menen een onwetende
toerist voor zich te hebben, willen ze
nogal eens friemelen met de meter,
zodat die in een keer overschakelt op
een flitsend miljonairstariefje. Ook de
chauffeur die lauwwarme nacht op
Fiumicino wilde een slaatje slaan uit
het feit dat hij wijd en zijd de laatste jjjj'
vertegenwoordiger van het openbaar I J
vervoer was. Hij hielp me zeer
bereidwillig met het inladen van de IVI
bagage, maar toen hij de meter
gatic
ierv<
mens
doel
evin
leeft
pen
jnn<
iorp
poe
voor
nng
Grot
eit
een
inschakelde, verscheen daar niet de
gewone beginstand van 4000 lire, maat
werd 25.000 aangegeven.
„Maar hoe kan dal nu?".
„Dat is normaal na twaalf uur".
„Niet waar. Dal accepteer ik niet".
Toch klopt het!".
„Nee, ik stap uit".
„Maar alle bagage is al ingepakt".
„Dan halen we die er maar weer uit".
„Okee, maar dan moet u er wel
rekening mee houden dat u niet meer
weg komt van de luchthaven. Er
komen beslist geen taxi's meer".
We stapten uit en haalden de bagage
uit de kofferruimte. Toen mijn spullen
weer op de grond stonden, begon de
chauffeur uit een ander vaatje te
tappen. Voor hoeveel ik dan in Rome
dacht te komen. Ik noemde een bedrag
dat, gezien het late uur, tien procent
boven het normale dagtarief lag. Even
stilte. Goed, zei hij toen. En hup, daar
werd de bagage voor de tweede keer
ingeladen. We stapten weer in en daar
ging het naar de stad toe. De rit verliep
niet in de ijzige stilte die na de hele
voorgeschiedenis verwacht had kunnen
worden. Nee hoor, de chauffeur
vertelde honderduit over koetjes en
kalfjes alsof we de beste vrienden
waren en elkaar al jaren kenden.
Toen ik in Florence een keer dertig
piek moest neertellen voor een ril
waarvoor ik op de heenweg de helft
had betaald, trok ik tandenknarsend
de beurs. Al pratend had ik even de
meter niet in de gaten gehouden en de
chauffeur die ogenschijnlijk een en al
vriendelijkheid was, had daar
kennelijk van geprofiteerd. Ik ging
achter de taxi staan en noteerde zeer
demonstratief het nummer. Een half
uur later, toen ik in mijn hotelkamer
zat te werken en het incident alweer
vergeten was, werd ik door de receptie
gebeld. „Bent U met een taxi vanaf hel
voetbalstadion gekomen? De chauffeur
is hier en wil U even spreken".
Beneden stond de chauffeur met in zijn
hand 15.000 lire. Hij putte zich uit in
verontschuldigingen. Een
verschrikkelijk drukke dag gehad, zijn
moeder ziek en ook nog een keer i
aan de auto. Gezien al dit leed was
zijn concentratievermogen sterk
verminderd en was hij kennelijk op
zeer ongelukkige wijze in aanraking
met de meter gekomen. Kortom, hij
had zich vergist en kwam het geld
vergezeld van vele excuses
terugbrengen.
Na al het voorgaande lijkt het alsof hel
onmogelijk is mij een lire ajhandig te
maken. Niets is minder waar. Ik kan
er alleen niet tegen dat ik bedonderd
wordt op een manier die er duimendik
bovenop ligt. Dat is een belediging van
de menselijke intelligentie. Maar
wanneer een oude Italiaanse
taxichauffeur zuchtend en steunend
een licht koffertje ter hand neemt, het
onderweg nog een keer neer zet, bij de
huisdeur een Kleenex pakt om het niet
aanwezige zweet weg te wissen en
vervolgens drieduizend lire vraagt voor
het dragen van de bagase, in plaats
van de voorgeschreven duizend, dan
mor ik niet. Een goede acteursprestatie
verdient beloning.
Carlo Renner heet hij voor de burgerlijke stand, maar de naam
van een artiest mag wel wat luisterrijker klinken, vond hij. Carlo
Carera werd het dus, precies hetzelfde, maar dan in het Italiaans.
Het was ook niet zo ver van Italië dat hij geboren werd. Dat was
veertig jaar geleden, in Lienz, een plaatsje in Oost-Tirol, op
achthonderd meter hoogte tussen de bergen verstopt, zoals hij dat
zelf zegt. Hij woont momenteel weer in Nederland. Carlo heeft er,
via vuur-crashes en meervoudige salto's, een gewoonte van
gemaakt halsbrekend bezig te zijn, hoewel hij er naar streeft dat
geen al te letterlijke waarheid te laten worden. Menig bot moest al
eens in het gips of anderszins worden ingepakt, maar de nek bleef
tot dusver buiten schot. Daar kijkt hij dan ook wel voor uit.
Daumen drücken. Vijftien jaar lang zit hij nu volop in het vak, na
al wat eerste pogingen zo midden jaren zestig. In vele landen
genoot en griezelde men van zijn toeren. Als het aan hem ligt
blijft dat nog wel een poosje zo. De dokter dacht daar onlangs
anders over. Hooggeëerd publiek, hier is Carlo Carera, stuntman.
Een stunt als
deze ging ee"
keer mis: alleen
al de benen van
Carera waren
op
tweeënvijftig
plaatsen
s,brol?mo: VFI
WINSCHOTEN - Hij heeft weer
eens in de lappenmand gelegen.
Een autostuur tegen zijn linker
schouder en ook elders een beetje
onzacht met weinig meegevende
materialen in aanraking gekomen.
Zes ribben stuk, het sleutelbeen, de
bovenarm, de knie. Zijn been in
eens drie centimeter korter, want
gespleten en toen min of meer in
elkaar gedrukt. Maar dat is al weer
een tijd geleden. De blik is vooruit
gericht. Volgend vooijaar is hij wel
zover dat hij zich weer goed inge
snoerd aan toeren durft te wagen
die voor een normale sterveling
slechts als nachtmerrie zijn wegge
legd.
Het zat er al vroeg in. Een oom had
- oh nostalgie - een steile wand vopr
op de kermis en hij een skeltertje. Die
combinatie vroeg om een sportieve pres
tatie en zo kon het gebeuren dat hij op
de leeftijd van circa tien jaar al gemoto
riseerd de wand beklom. Tot de eerste
gele streep, had oom als restrictie be
dacht. Jarenlang bleef hij in de vakanties
op de kermis werken. Ondertussen leek
zijn toekomst er een van alledag te
worden. Hij leerde voor elektromonteur,
tot zijn vader overleed en hij het voor
nemen opvatte de wijde wereld in te
trekken. Het is hem, men kan niet an
ders zeggen, redelijk gelukt. Aan stunt
man worden dacht hij trouwens in den
beginne niet. In safariparken in Oosten
rijk en Duitsland kwam hij terecht, waar
hij tussen de roofdieren belandde. Dat
heeft hij ook overleefd.
Contact met familie van de Canadian
Hell Drivers, daar kwam het van. Heli
Driver werd hij zelf dus eveneens, waar
bij hij het stunten in auto's met open
dak en dito deuren niet schuwde. „Le
vensgevaarlijk was dat". En motorwerk
deed hij in het begin ook, maar daar
maakte één van de reeks niet berekende
ongevallen een eind aan. Hij raakte aan
zijn rug gewond. „Jong, te wild toen.
Ach, dat publiek, die meisjes. Dan zie je
er een staan en je wuift en op die manier
krijg je dat". Geen motor meer dus.
Maar het snelle werk in de auto bleef,
waarbij Carlo zich specialiseerde in ster
ke staaltjes met vuur. Rijden in een
brandende auto en dan een aantal ande
re die met benzine overgoten zijn ram
men of zo, wat spectaculaire beelden op
levert. „Ja, vuur, daar ben ik een duivel
in". Liefhebbers van dat werk moet je
met een lichtje zoeken, sinds een aantal
jaren geleden een Duitse collega zware
brandwonden opliep.
Natuurlijk ging het ook bij Carlo vier
wielig af en toe fout. Een botje hier, een
ribbetje daar, maar daar wen je aan. Pijn
ook. Als je er niet al te erg aan toe bent
zit je een dag of twee dagen later met
iets van een harnas om wel weer achter
het stuur. Maar erger blijft niet steeds
uit en hij vormde daarop al vroeg geen
uitzondering. Een ernstig ongeval deed
hem onder zijn auto belandden (eigen
schuld, vindt hijzelf, had hij maar meer
aandacht aan de gordel moeten beste
den), volstrekt bekneld en diep in de
kreukels. De kamikaze-crash had hij uit
gevoerd, inhoudende het in een duik
vlucht in één klap tot schroot verwerken
van diverse auto's. Zelf had hij een beet
je meer in tact moeten blijven, een
standpunt dat ook zijn toenmalige
vrouw bleek aan te hangen. Ze maakte
er een punt van: stoppen met dat gek
kenwerk of als vrijgezel verder. In het
ziekbed had hij twee maanden de tijd
om na te denken en hij kwam tot de
conclusie dat een leven zonder de stunt
hem niet lokte. Zijn vrouw ging.
In feite is het een verslaving, stelt hij
vast. Hij kan wel in zeg maar een fabriek
gaan werken - heeft hij ook wel gedaan,
in de stille (winter)periode - maar dat
houdt hij maar tijdelijk vol. „Ik moet
Rijden in brandende auto's daarin is Carera
vrij zijn, met de caravan reizen en zo".
Want de woonplaats mag dan (sinds een
jaar of tien) wel Winschoten zijn, dik
wijls kan hij natuurlijk elders op de
aardbol worden aangetroffen. Zijn werk
terrein lag in praktisch geheel Europa
- behalve het Oostblok - in Indonesië,
de Verenigde Staten, Mexico. Optredens
voor de tv, in films, serie-voorstellingen
op verzoek van een grote wasmiddelen
fabrikant of in het kader van deze of
gene dorpsfestiviteit, men bedenke het
wel verder. Voor "zichzelf of als onder
deel van een groep, zoals daar waren Les
Aranis, de Maatz Brothers, the Ameri
can Auto Rodeo Show, het eigen Carlo
Carera stuntteam (zes mannen, twee
„girls", los-vast). Nu al weer contacten
met de Brit Steve Jonsen om in het Ver
enigd Koninkrijk straks bij herhaling ge-
pland over de kop te gaan, mede ten be
hoeve van kinderen in de Derde Wereld.
Aan de Tatort-serie werkte hij mee. Wat
de films betreft moeten die van Herbie
genoemd worden, dat eigenzinnige en
overgevoelige Volkswagen-kevertje. „Op
het moment dat je er mee bezig bent
weet je totaal niet wat voor film het gaat
worden. Je doet je werk tot de regisseur
eindelijk tevreden is en tegen de tijd dat
de echte acteur met ketchup op zijn
hoofd in het wrak heeft plaatsgenomen
zit je al weer in de kantine". Regisseurs
zijn zelden tevreden. Scènes van aanrij
dingen waarbij hij de voetganger speelde
of van trapopwaarts duellerende midde
leeuwers van wie de één pas bovenaan
de fatale steek krijgt toebedeeld willen
hem nog best heugen. Eén keer van een
stenen trap afbuitelen gaat nog, maar als
het vertoonde de tiende keer pas goed
bevonden wordt, is het lichaam inmid
dels wel in opstand gekomen. „Dan ben
je pas goed stuk".
Maar kapotter dan hij was toen hij die
een duivel.
val van tweeënveertig meter maakte kan
bijna niet. Dat was in '82. Een knots van
een stunt, waarbij de auto met hem erin
tot die hoogte werd opgetakeld en ver
volgens losgelaten. Op de grond stonden
enkele andere auto's saamgepropt om de
val te breken. Maar hij kwam niet hele
maal goed terecht, schoot tussen twee
wagens door en beleefde de grootste
dreun van zijn leven. Alleen al zijn be
nen waren op tweeënvijftig plekken ge
broken, zoals hij later met assistentie
van de chirurg vaststelde. Er was meer,
maar kleinigheden als gebroken vingers
wil hij niet meetellen. Hij was niet eens
bewusteloos trouwens, wat hem de gele-
genheid liet zich nog even door de ma
ten op de schouders te doen hijsen en
het publiek toe te wuiven, waarna hij
richting ziekenhuis werd vervoerd. Zijn
valhelm hield hij om begrijpelijke rede
nen maar even op.
Heeft hem op zo'n moment of ooit wel
eens de gedachte bevlogen dat het maar
eens afgelopen moest zijn? Zeker. „Ik
heb vaak wel het idee gehad: nou doe ik
het niet meer. Elke keer als ik denk:
„Dat was kiele kiele". En vaak aan het
eind van het seizoen. Maar na de winter,
is er weer de kwestie van het geld en wat
doe je dan? Tegen die tijd ben je het ook
weer vergeten". En slaat de angst nooit
toe? Ook zeker wel en natuurlijk. „Als
een mens geen angst heeft is hij niet ge
zond". Bij hem manifesteert het ver
schijnsel zich met name vóór hij in de
auto zit. Er is sprake van enige routine,
vanzelf, maar toch Nog een keer of
twee naar de wc terwijl hij niet hoeft,
even snel een trekje aan een sigaret
waarin hij geen zin heeft, zoiets. Als hij
eenmaal bezig is fladderen er nog wel
wat vlinders in de buik - als hij op die
tweeënveertig meter hangt en hij hoort
het aftellen, bijvoorbeeld -, maar dan
moet hij zich concentreren op het werk.
Hij heeft ze wel gekend, de collega's die
zich erop beroemden geen angst te ken-
FOTO: SP
nen. „Maar dat waren degenen die het
hardst stonden te trillen als er iets niet
goed gegaan was". Angst is ook niet iets
om je voor te schamen. Als je - zoals
hem in Eindhoven gebeurde - vastge
klemd onder een auto ligt en er stroomt
benzine in de richting van je hoofd, ter
wijl elders in de schroothoop vuur
brandt en de brandweerspuit op dat mo
ment geen water wil produceren, dan
mag het geen wonder heten als je bang
wordt.
Of hij nooit eens reden heeft gezien een
stunt te weigeren? Toch wel, althans in
eerste instantie. Het ging om de „tien
voudige doden-louping". Men stelle zich
een gekantelde steile wand in mini-for
maat voor die op een vijfenveertig meter
hoge mast is bevestigd (.je wordt er he
lemaal gek van"). De zoon van de baas
van 't spul was bij die stunt net doodge
vallen en toen zou Carlo aantreden.
Maar de constructie was hem te krakke
mikkig. Overigens: hij doet alleen stunts
waarvoor hij in de winter getraind heeft.
Meest auto-toeren, zoals al duidelijk zal
zijn geworden, vaak met vuur daarbij.
In een goed seizoen jaagt hij er wel zes
honderd doorheen, afdankertjes meestal,
maar soms geleverd door de autowereld
(als bepaalde onderdelen uitgetest
moeten worden). Koorddansen doet hij
ook als het zo uitkomt, hoewel hij zich
daar niet zo'n geweldenaar in voelt.
Maar hij liep toch al eens via een kabel
tegen de Winschoter toren op. Dat moet
in 1976 of 1977 geweest zijn.
Een leven vol risico's dus. hoewel hij
graag kwijt wil dat zijn werk „minder ge
vaarlijk is dan een zebrapad oversteken
als er een dronken automobilist aan
komt. Je beschermt je en je weet waar je
mee bezig bent". Maar aan één ding kan
hij weinig doen: het feit dat hij eigenlijk
Carlo CareraAls een mens geen angst
heeft is hij niet gezond"
FOTO: ANNE MARIE KAMT
een beetje te groot is voor het vak. De
ideale stuntman is niet groter dan 1,70
meter en hij is acht centimeter langer.
Hij steekt in feite te ver boven de auto
stoel uit, waardoor hij helemaal onder
uitgezakt, zover mogelijk achterover leu
nend en met zijn hoofd scheef gehou
den, moet rijden. Maar dat hoofd is er
nog steeds goed van afgekomen, afgezien
dan van die ene keer dat zijn wang een
optater kreeg en een flinke scheur op
liep. Verder was er alleen wat glasscha
de. HoewelHoe mijn hersenen er
uit zien weet ik natuurlijk niet".
Die heeft hij wel nodig, trouwens. Kop-
pie erbij is voorwaarde voor een goede
afloop. Eén keer had hij dat niet. Con
troleerde niet of er iets in de kofferbak
lag en het wiel dat er uitvloog verwond
de een vrouw en een kind in het publiek.
Een gebroken been en schaafwonden,
het had beroerder gekund, maar toch
greep het hém zeer aan. Die dag - nor
maal drinkt hij niet - sloeg hij een hal
ve fles whisky achterover en toen kwa
men de tranen. Het is hem nooit meer
overkomen
Op het ogenblik timmert hij weer hard
aan de juiste vorm voor het komend sei
zoen, hoewel de dokter hem na zijn laat
ste grote ongeval de raad gaf nu maar te
stoppen. Doet hij niet. Hij is al weer be
zig met krachttraining (veel komt op de
armen aan), met hardlopen. Het dage
lijkse verblijf in een sportcentrum doet
hem meer goed dan de revalidatie die
eraan voorafging, zegt hij. „Ze wilden
voorlopig alleen maar bewegingsthera
pie. De kracht komt later wel, zeiden ze.
Maar ik kan geen jaar stoppen. Net als
een bokser; die kan dat ook niet". Twee
endertigduizend gulden heeft de medi
sche behandeling hem inmiddels gekost:
er mag dus ook wel weer eens wat bin
nengehaald worden. Dat bedrag moest
uit eigen zak worden betaald. Een stunt
man kan zich wel laten verzekeren,
maar dan betaalt hij zich evengoed
blauw.
En hoe lang nu nog? Weet hij niet. Hij
heeft al eens samengewerkt met iemand,
van 52. „Het komt er maar op aan hoe
je conditie is". Hij voelt zich vijfen
twintig, geen veertig, en opmerkingen
vanuit de hoek van het andere geslacht
hebben hem in dat gevoel gesterkt. Maar
uiteindelijk? Ach, men zou bij het vak
betrokken moeten blijven. Reclame-
werk, de technische zaken doen, of trai
ner worden. Hoewel hij dat laatste voor
zichzelf nog niet zo ziet zitten. Geen ge
duld: hij zou de neiging hebben toch
weer achter het stijur te kruipen om het
voor te doen.
Voorlopig is dat nog even niet aan de
orde. En nu maar hopen dat de ongeluk
ken een beetje uitblijven. Hals- und
Beinbruch. Overigens: het allerlaatste
dat hem overkwam verdreef hem uit
zijn huurkamer. Een voorval in de be
lendende woonruimte. Brand
JAAP KWAK