In het kielzog van Michiel de Ruyter
Waarom nog
Het beleid
ligt toch
al op straat!'
Miljoenennota
„lesje" voor
kamerleden
22 mnenland
EaidM<3owvcunt
nULS HET
el AAR NIETS
jtpiTRA KOST..."
Politiek
Partij
Parlement
ZATERDAG 12 SEPTEMBER 1967 PAGINA S
K HAAG „In een
mi uwgeruite kiel, draaide
,tl aan het grote wiel, de
atir uhahahanse dag. Zou
1 iemand zijn die dat lied
i* ,t kent? Ook nu de va
il! landse geschiedenis
aen t meer wordt verheer-
sald i, is de wonderbaarlij-
As! carrière van Michiel
'4 riaanszoon de Ruyter,
e*j touwslagersleerling
admiraal, nog een on-
•biddelijke bestseller.
veel schade berokkenden. De
Zeeuwse admiraal verrichtte
dat karwei zo grondig dat er
ruim driehonderd jaar later op
Plein 4 in Den Haag, waar het
ministerie van defensie is ge
vestigd, nog zijn zegen wordt
afgesmeekt over een vergelijk
bare hedendaagse maritieme
operatie.
Allemaal heel „leersaem ende
vermakelijck" die verwijzin
gen van Van Eekelen naar de
Gouden Eeuw.
r men moest toch van een
oudere generatie zijn om
lister Wim van Eekelen
fensie) te kunnen volgen,
x hij deze week beweerde
mijnenbestrijding in de
rzische Golf geheel paste in
traditie, gevestigd door
ïrlands grootste vlootvoogd.
Eekelen doelde erop dat
i Ruyter ooit door de Staten-
1 raai naar de kusten van
j-Afrika werd gestuurd,
een strafexpeditie onder
rbarijse zeerovers, die de
>1 van de Republiek zo
maar de minister vergat erbij
te zeggen dat de Republiek in
dertijd een supermacht was,
zoals de Verenigde Staten nu
zijn. Anno 1987 weet het
grootste deel van de wereld
niet eens waar Nederland ligt
Het kon dus niet anders dan
dat het uitzenden van „HMS
Maassluis" en „HMS Helle-
voetsluis" en de parmantige
wijze waarop dit besluit werd
aangekondigd een komische
indruk maakte. „Nederland
moet nu een daad stellen", zei
Van Eekelen maandag op een
persconferentie.
Twee dagen later, tijdens een
overleg met de kamercommis
sies van buitenlandse zaken en
defensie, maakte hij het nog
bonter. Niemand behoefde
zich enige zorg te maken over
de veiligheid van de beman
ningen, beloofde hij ferm. Elk
van beide mijnenjagers zou
twee extra mitrailleurs meek
rijgen en drie met Stinger-ra-
ketjes uitgeruste mariniers.
Met andere woorden: geen Ira
nees of Irakees die het nu nog
in zijn hoofd zou halen onze
schepen aan te vallen.
Musketschutter
Maar Van Eekelen zelf werd
wel aangevallen, door Twee
de-Kamerleden als Joep de
Boer, Ton Frinking (beiden
CDA), Bram Stemerdink
(PvdA) en Hans van Mierlo
(D66), allen deskundigen op
militair gebied. In de moderne
oorlogsvoering, zo stelden zij,
kan men niet volstaan met het
plaatsen van een musketschut
ter op voor- en achterplecht,,
zoals Michiel de Ruyter deed
als hij langs verdachte kusten
voer. Hoe moet zo'n Stinger-
marinier weten of het een vij-t
andelijk vliegtuig is dat zijn'
schip nadert, informeerde
Frinking. Van Eekelen moest
het antwoord daarop schuldig
blijven. Hij trachtte zich eruit
te redden door een tegenvraag
te stellen: waarom zou men
een mijnenjager aanvallen?
Dat ontlokte oud-marine-offi
cier Joep de Boer, die de be
treffende vergadering voorzat,
na afloop de volgende harte-
kreet: „Levensgevaarlijk, die
Van Eekelen!" Niet zo'n gekke
reactie, zeker als men bedenkt
dat het Iran is dat de mijnen
legt in de Perzische Golf. En
ayatollah Khomeini heeft al
vele malen getoond dat hij
langs geheel andere lijnen
denkt aan de politici in het
Westen. Als het ooit in zijn
Straat van Hormuz te pas
komt, zal hij geen moment
aarzelen de Nederlandse mij
nenjagers aan te laten vallen.
Wat te denken van het feit dat
Teheran, alle gesprekken van
minister Hans van den Broek
(buitenlandse zaken) met de
Iraanse ambassadeur in Den
Haag ten spijt, het Nederland
se besluit onmiddellijk veroor
deelde?
Daarmee rijst de vraag of Van
den Broek zich dit soort conse
quenties niet heeft gereali
seerd. Want in tegenstelling
tot Van Eekelen wordt hij er
voor betaald om over zulke za
ken na te denken. En soms
doet hij dat ook. Toen in mei
Washington het verzoek deed
mijnenjagers te sturen, omdat
de Amerikanen zelf weinig er
varing hebben met dit werk,
zei Van den Broek „neen". Als
de Nederlandse marine ooit
naar de Golf zou gaan, dan als
onderdeel van een vloot van
de Verenigde Naties.
Drie weken geleden verliet de
minister dit standpunt ineens.
Nederland was in principe be
reid mijnenjagers naar de Per
zische Golf te sturen, ver
klaarde hij drie weken gele
den na een vergadering van
de Westeuropese Unie in Den
Haag. De WEU is een bondge
nootschap van zeven landen:
Frankrijk, Engeland, West-
Duitsland, Italië en de Bene
lux. Tot voor kort leidde de
WEU een slapend bestaan,
omdat sinds 1948 alle defensie-
belangen werden besproken in
de NAVO. Maar nu West-Eu
ropa zich wat onafhankelijker boom kijken (maandag beslist
van de Verenigde Staten wil
maken, worden er verwoede
pogingen gedaan de WEU uit
haar sluimering te wekken.
Sinds 1 juli is ons land voorzit
ter van dit bondgenootschap.
Volgens ingewijden heeft Van
den Broek zich in het hoofd
gezet dat hij de prins is die het
WEU-Doornroosje wakker
kust. Door zijn verrassende
uitspraak begin augustus,
waarover hij in het kabinet
geen enkel overleg had ge
voerd, zou de minister gehoopt
hebben Italië en België over
de streep te trekken. Want
omdat Frankrijk en Engeland
al besloten hadden naar de
Perzische Golf te gaan, leek
een prachtige kans aanwezig
voor het „verenigde" Europa
voor een eerste gezamenlijk
militair optreden.
Maar die hoop werd snel de
bodem ingeslagen. Italië
kwam pas in actie toen er een
Italiaans koopvaardijschip in
de Golf werd aangevallen, en
besloot toen een eigen vloot-
verband te sturen. België wil
de nog even de kat uit de
kijk
Brussel of het twee - stokoude
- mijnenvégers zal doen opsto-
men). Geen WEU-operatie
dus. Zo raakte Van den Broek
in een heel vreemde situatie.
Moest hij met de staart tussen
de benen terugkrabbelen of
moest hij doorzetten, in de
hoop dat er misschien in de
Golf „vanzelf' een Europese
samenwerking zou ontstaan.
Hij koos voor het laatste en
stelde het kabinet voor dan
ook maar met een eigen „task
force" op te stomen.
Uitgezonderd Van Eekelen die
wel voelde voor wat vlagver
toon aan verre kusten, keken
de andere ministers vreemd
aan tegen dit voorstel. Zij wil
den echter hun collega niet
voor schut zetten tegenover
zijn WEU-ambtgenoten en
gingen dus akkoord, mits
het niets extra zou kosten. Van
Eekelen moest de operatie
maar betalen uit zijn oefen
budget voor de marine. Van
daar dat admiraal Brainich
von Brainich Felth nul op het
rekest kreeg, toen hij sugge
reerde de mijnenjagers een
paar fregatten ter bescherming
mee te geven. Eén zo'n schip
kon er misschien nog vanat,
zei minister Van Eekelen.
„Maar één fregat is geen fre
gat", had Brainich geant
woord.
Dus moest Van Eekelen met
de pet in de hand naar de En
gelsen om hen te verzoeken de
Maassluis en Hellevoetsluis
onder de vleugels van hun
oorlogsschepen te nemen. Het
antwoord van de Britse onder
minister Stewart was wat ver
nederend: als de Nederlanders
zich bedreigd voelen, moeten
zij maar zorgen dat ze in de
buurt van de Britse schepen
komen. Alle woede van de ka
merfracties van CDA, PvdA
en D66 heeft daar niets aan
kunnen veranderen. „We gaan
op eigen houtje naar de groot
ste oorlog die er op dit mo
ment op de wereld woedt", al
dus PvdA-woordvoerder Ter
Beek. In het kielzog van Mi
chiel de Ruyter... maar zonder
zijn veelheid aan schepen en
kanonnen.
RIK IN T HOUT
HAAG Toen
van Mierlo onlangs
de trein de aankondi-
las van onderwijsmi-
ir Deetman dat er fors
igd zou worden op
M-scholen, gebeur-
er iets. Ineens reali-
Je de D66-leider zich
pre« de regering alweer
bekend had gemaakt
op Prinsjesdag be-
irt te gebeuren.
Iraaid, dacht ik, dat is de
Jopen maanden aan één
ir zo geweest. Vroeger
er ook wel eens iets uit.
ar nu lijkt het structureel,
r al kun je helemaal invul-
L iwat er in 1988 te gebeuren
iat, bezuinigingen en belas-
igverlaging en wat dies
eer zij", zegt Van Mierlo,
t j rwijl zijn toch al felle ogen
en] meien van verontwaardi-
11 të-
pp, ant de voorman van de De-
ocraten ziet kwalijke kanten
;eil|an het gedrag van de rege-
k ng. „Men ontneemt de Twee-
Kamer de mogelijkheid het
p fhele beleid in al zijn ver-
on billende componenten te be-
e! rdelen. Daardoor kun je als
ap rlementariër, als controleur
n an de regering, niet goed
iar mmentaar geven. Er is im
kers geen onderbouwing en je
re, eet niet hoe dat ene deel van
rs t beleid zich tot de rest ver-
rm «k*1"-
iU rwijl hij zijn haar, al spre-
Ler nd, nog wat meer in de war
ijkt - een teken dat hij zich
eeds meer zit op te winden -
n tlt Van Mierlo dat de rege-
y ng mogelijk met opzet zo
je; ndelt. „De kamerleden die
Ui voor betaald worden de re-
ring in de gaten te houden,
jn op reces. Een groot deel
in de spraakmakende ge-
eenschap van Nederland is
jg »k met vakantie. En uitgere-
end op dat moment komt de
gering met een aantal verve-
le ftde boodschappen".
angezien er niet onmiddel-
;c k tegengas gegeven kan
'e; orden, komt het slechte
e euws niet zo hard aan. Het is
n e langzame methode. Drup-
|n! Isgewijs, elke keer op een
P ider vlak wordt hij toegepast,
dat op Prinsjesdag heel veel
a; cht nieuws al bekend is en
a; t dus minder negatieve re-
1 hes oplevert dan wanneer
es nog nieuw zou zijn".
'u zegt men dat die methode
ed is voor „het veld", omdat
G: it dan langer de tijd heeft om
t in opvattingen te geven. Men
aait het dus zo alsof men
1 mdelt ten gerieve van de ge-
ipeerde groepen! Dat is na-
urlijk onzin. Want als de re-
ring zoals gebruikelijk de
annen op Prinsjesdag pre
steert, dan duurt het nog
weken eer de Tweede Ka-
er daar een algemeen oor
lel over geeft. En vervolgens
iurt het nog weken of zelfs
aanden voordat de verschil
de begrotingshoofdstukken
n de orde komen. Alle tijd
s voor alle belangengroepen
a zich te beraden en te rea-
ren".
Wie heeft dat gezegd, dat het worden. Het hele beleid ligt
ten voordele is van „het veld"? toch al op straat".
„Minister Brinkman heeft dat
gezegd, in een discussie met de
kamercommissies die terug
kwamen van reces om met
hem te praten over de door
hem vroegtijdig bekend ge
maakte bezuinigingen op on
der andere de gezinszorg. Nota
bene Brinkman die vorig jaar
pertinent weigerde „het veld"
te informeren over de inhoud
van een brief. De regering
lijkt dus maar wat te doen,
Erecies zoals het haar uit-
omt.".
Openheid
Maar D66 heeft toch altijd ge
pleit voor zoveel mogelijk
openheid. Dus wat heeft u nu
te klagen?
„Ja, inderdaad. Wij zijn in de
tweede helft van de zestiger
jaren gaan roepen om meer
openheid. En we heben succes
gehad. Er is veel veranderd.
Maar het is een volstrekte mis
vatting te denken dat D66 er
voor gepleit heeft dat het rege
ringsbeleid in slierten, flarden
en onsamenhangende brokken
aan de gemeenschap wordt ge
presenteerd, waardoor als het
ware de gezamenlijke verant
woordelijkheid van het kabi
net voortdurend wegvalt. Ik
vind dat niet gewenst. Zo
langzamerhand begin ik me af
te vragen waarom er nog een
Prinsjesdag gehouden moet
„Trouwens, ook buiten het re
ces wordt de Tweede Kamer
veronachtzaamd. Afgelopen
maandag gaf minister Van
Eekelen (defensie) een pers
conferentie over het sturen
van twee mijnenjagers naar de
Perzische Golf. De Kamer wist
op dat moment officiëel nog
van niets. De brief van de re
gering was er niet. Maar de
journalisten willen wel onmid
dellijk commentaar van je
hebben. Ik heb slechts heel
kort gereageerd, omdat ik
eerst de brief en dus de argu
menten van de regering wilde
kennen. Zo behoort het na
tuurlijk niet te gaan. Ik behoor
in een positie te verkeren,
waarin ik op een verantwoor
de wijze commentaar kan ge
ven".
„Fracties zijn geneigd wel uit
gebreid commentaar te geven,
op de bonnefooi. Daarin
schuilt een groot gevaar. Want
zonder dat ie alle feiten kent,
leg je je toch al enigszins vast.
Als het CDA op maandag ak
koord gaat met het sturen van
mijneniagers, kan het op
woensdag daar niet meer op
terugkomen, ook al had men
dat misschien wel gewild. Zó
behóórt de parlementaire con
trole niet te functioneren. De
fracties behoren in staat te zijn
tot het geven van bezonken en
weloverwogen oordelen. En de
regering had daar- voor
moeten zorgen. Die brief over
de mijnenjagers had er net zo
goed wel kunnen zijn".
Minachting van het parle
ment?
„Nee, dat is een te groot
woord. Het is meer achteloos
heid, slordigheid-
Waarom is „minachting" een
te groot woord?
„Omdat het een beladen
woord is. „Contempt of parlia
ment". Dat is een heel zwaar
verwijt en er wordt in de Ne
derlandse politiek toch al zo
veel gemoraliseerd. Daar voel
ik niets voor".
Koningin
Aan het eind van de jaren vijf
tig kwam De Volkskrant vóór
Prinsjesdag met een verhaal
over de rijksbegroting. Pre
mier Drees was daar zo boos
over, dat hij de betrokken
journalist voor een jaar de
toegang ontzegde tot de depar
tementen. Volgens Drees had
de man de koningin voor
schut gezet, doordat de essen
tie van de Troonrede al be
kend was. Nu doet de regering
dat zelf.
„Ja, in zekere zin wel. De re
gering behoort zich formeler
te gedragen. Het regeringsbe
leid dient zoveel mogelijk als
eenheid te worden gepresen
teerd. Voor de goede orde:
mijn verzet richt zich niet te
gen incidentele „lekkages". Ik
maak bezwaar tegen het feit
dat nu alle essentiële contou
ren van het in 1988 te voeren
regeringsbeleid lang vóór
Prinsjesdag op straat liggen.
En dat terwijl het controle-ap
paraat op vakantie is. Ik vind
dat die ontwikkeling gesigna
leerd moeten worden. Want
dit is geen goede zaak. Dat be
valt me helemaal niet, omdat
met die regeerakkoorden de
parlementaire democratie toch
al een kwestieuze zaak is ge
worden".
Wat wilt u eraan doen?
„Ik zal het bij de Algemene
Beschouwingen zeker aan de
orde stellen. De Kamer moet
erover praten en als er een
meerderheid vóór is, moeten
we er iets aan doen. Misschien
komen we wel tot de conclusie
dat de Kamer niet op reces
kan gaan voordat de begroting
klaar is. Voor de fractieleiders
van de regeringspartijen geldt
dat nu al. Zij onderhandelen
mee en kunnen niet met va
kantie voordat de begroting
rond is".
Is dit alles niet het gevolg van
het feit dat we in Nederland
eigenlijk geen scheiding van
machten hebben? De regering
en de regeringsfracties maken
samen de dienst uit en het par
lement als geheel komt er vrij
wel niet aan te pas.
„Ja, het uithollen van Prins
jesdag is ook een symptoom
van de wijze waarop de ver
houdingen tussen regering en
parlement zich hebben ont
wikkeld. Het voornaamste
kenmerk daarvan is dat onze
kerheid verboden is. Het zou
heel gezond zijn voor onze de
mocratie als de zekerheid over
wat er volgend jaar gaat ge
beuren in net parlement zou
ontstaan. Natuurlijk, ik weet
ook wel dat het land min of
meer onbestuurbaar wordt, als
niet tevoren op hoofdlijnen
een akkoord is Dereikt tussen
regering en regeringsfracties.
Maar nu gaat het veel te ver.
Vrijwel alles wordt tevoren
geregeld. Dat heeft natuurlijk
ook te maken met het feit dat
CDA en VVD, de twee coali
tiepartijen, op deze wijze hun
belangen denken te beharti
gen. Denk eens aan de belas
tingverlaging. Wat hebben de
voorlieden van CDA en VVD
daarover een verklaringen af
gelegd! Alles is partijpolitiek
en machtspolitiek geworden.
Men is alleen maar gericht op
het behoud en het verbeteren
van de eigen positie en men
vergeet dat het gaat om het lot
van mensen".
„Ons politieke systeem heeft
zichzelf overleefd. Het is vol
gelopen. De evenredige verte
genwoordiging die ooit een
verbetering betekende, is flink
veel nadelen gaan opleveren.
Daardoor hebben wij een par
lement bestaande uit mensen
die verantwoording afleggen
aan hun partijen, niet aan de
mensen die hen gekozen heb
ben. Dus zal er een toenemen
de verwijdering ontstaan tus
sen „Den Haag" en de burgers.
De burgers kijken steeds meer
naar ons als een kip naar het
onweer. Die begrijpen daar
niets van, maar vinden het
wel spannend en soms toch
ook beangstigend".
De Tweede Kamer is allang
geen volksvertegenwoordiging
meer. Het is een partijenverte
genwoordiging. D66 is ont
staan en ik ben in de Tweede
Kamer gekomen om daarin
verandering te brengen, bij
voorbeeld via een beperkt dis
trictenstelsel. Maar we hebben
daar nooit een meerderheid
voor kunnen krijgen. Wie de
macht heeft, geeft die niet
makkelijk uit handen. Zij ver
tikken het eenvoudig iets we
zenlijks te veranderen aan ons
politieke systeem".
RIK IN T HOUT
CAREL GOSELING
(Van onze sociaal-
economische redactie)
DEN HAAG Volgen
de week is het weer zo
ver. Het kabinet presen
teert de Miljoenennota
en de bijbehorende be
grotingen. Algemeen
wordt grote waarde ge
hecht aan deze papieren.
De cijfertjes, denk aan de
gegevens over de koop
kracht, worden bijna als
heilig beschouwd. Zowel
binnen als buiten de po
litiek.
Ten onrechte. Een begro
ting, en daarmee ook de
Miljoenennota, wordt voor
een groot deel bepaald door
het verleden. Door beslui
ten die zijn genomen, con
tracten die werden afgeslo
ten en leningen die werden
aangegaan. Deze verplich
tingen bepalen voor een
groot deel de financiële
ruimte die er nog is voor
het doen van „leuke dingen
voor de mensen". De laatste
jaren is het daar echter niet
meer van gekomen, aange
zien de ontvangsten van de
overheid te gering waren.
Er moest dus bezuinigd
worden.
Er is echter nog iets anders
aan de hand met de reeds
aangegane financiële ver
plichtingen. Zij werpen hun
schaduw vooruit, want alle
ministeries maken op basis
van de lopende zaken toe
komstvoorspellingen, die fi
nancieel worden vertaald
en opgenomen in zoge
naamde meerjarenramin
gen.
Nu hebben deze meerjaren
ramingen weliswaar geen
formele status, maar in het
maken van de begrotingen
spelen zij wel een grote rol.
Want die ramingen bepalen
mede de hoeveelheid geld
die er nog over is om nieuw
beleid uit te stippelen of
lasten te verlagen.
Natte vinger
Voor het opstellen van de
meerjarenramingen bestaan
enkele globale richtlijnen,
die elk ministerie zou
moeten hanteren. In de
praktijk gebeurt dat echter
niet. Elke beleidsafdeling
stelt eigenlijk met de natte
vinger (het zijn ramingen!)
voor zichzelf vast hoeveel
geld zij in de toekomst no
dig denkt te hebben om het
lopende beleid uit te voe
ren. Het blijkt in de prak
tijk van alledag steeds
moeilijker aan te tonen
waar fouten gemaakt zijn.
Zelfs de controleurs van de
afdelingen financieel-eco-
nomische zaken en de eigen
accountantsdiensten van de
ministeries hebben steeds
minder inzicht in dat proces
en de toekomst is per defi
nitie voor iedereen onge
wis.
Nu bestaat er op elk minis
terie de haast natuurlijke
neiging om de meerjarenra
mingen zo hoog mogelijk
vast te stellen. Zo wordt ge
probeerd kunstmatig finan
ciële ruimte te creëren voor
het voeren van een eigen
beleid. Het is ook niet voor
niets dat ondanks de bezui
nigingen bij de rijksover
heid (die steeds slaan op de
meerjarenramingen) de uit
gaven nog steeds stijgen.
Op het ministerie van fi
nanciën tracht men daaren
tegen de meerjarencijfers
van de andere departemen
ten zo veel mogelijk te
drukken. Daar heeft men,
zeker in een tijd van geld
gebrek, geen behoefte aan
eigen beleid van anderen
zonder dat dit gecontro
leerd kan worden.
Probleem voor Financiën
vormt echter het gebrek
aan inzicht in het financiële
reilen en zeilen op de overi
ge dertien ministeries. Er
bestaan richtlijnen voor het
opstellen van de begrotin
gen maar die worden stel
selmatig overtreden. De di
verse ministers geven nog
altijd meer uit dan zij
mochten. Ook het door mi
nister Ruding ingevoerde
beleid dat begrotingsover
schrijdingen bij hetzelfde
ministerie gecompenseerd
moeten worden door bezui
nigingen, heeft nog geen ef
fect gesorteerd.
De minister gooide het
daarom over een andere
boeg. Hij wilde zien te be
reiken dat er op de diverse
Haagse burelen eindelijk
eens een goede adminin-
stratie werd opgebouwd.
Hiervoor ontwierp de mi
nister een wijziging van de
Comptabiliteitswet.
In goede aarde
Het streven van Ruding
viel bij de Kamer in goede
aarde. Men had net de par
lementaire enquête over
het RSV-concern achter de
rug. Daar kwam onder
meer naar boven dat de
Kamer geen enkele greep
had op de uitgaven voor dit
bedrijf. Mede naar aanlei
ding van deze constatering
besloot de Kamer de begro
tingen van ministeries
voortaan financieel per ar
tikel na te pluizen. Het „fei
tenonderzoek" deed zijn in
trede.
Eind 1986 werd een feite
nonderzoek gedaan naar
vijf begrotingen. De bevin
dingen van de Kamerleden
waren ronduit stuitend. De
administratie op de diverse
ministeries bleek van geen
kant te kloppen. Er werden
uitgaven gedaan buiten de
door de Kamer goedgekeur
de begrotingen om: liefst 38
miljard gulden in de laatste
vijf jaren. Van dat feit werd
de Kamer pas jaren later
via wijzigingen op de reeds
lang aangenomen begrotin
gen op de hoogte gesteld.
Men kon alleen nog for
meel ja" knikken. Het geld
was immers toch al ver
dwenen.
Wat het beeld nog meer
vertroebelde, was dat de ar
tikelen op de begrotingen
vrijwel jaarlijks bleken te
wisselen. Voorts ontdekte
men dat veel artikelen wer
den samengevoegd tot
„nieuwe" grote posten, zon
der dat bekend werd waar
het geld allemaal precies
naar toe ging. Ook kwam
men er achter dat door het
goedkeuren van een begro
ting meteen de financiële
ruimte voor de volgende ja
ren werd vastgelegd. Zo
kon een bewindspersoon
dus ook voor latere jaren al
uitgaven vastleggen.
Paniek
Bij de ministeries, die met
een feitenonderzoek van de
Kamer werden geconfron
teerd, sloeg de paniek toe.
Op veel vragen was geen
antwoord te geven omdat
men intern de gegevens
niet meer kon vinden. Op
Economische Zaken werd
zo onder meer besloten een
extern accountant in te
schakelen voor het oprui
men van de financiële cha
os.
In de Kamer heeft men in
middels de smaak te pak
ken. Bij de begroting 1988
wil men nu Mie stukken
aan een feitenonderzoek
onderwerpen. Hier zag Ru
ding zijn kans, al weer ge
holpen vanuit de Tweede
Kamer. Daar voelden ka
merleden en medewerkers
de noodzaak om hun eigen
begrotingskennis bij te spij
keren. Zo dacht men nog
meer misstanden op de di
verse departementen te
kunnen ontdekken.
Voor die kennis klopte men
aan bij het ministerie van
financiën. Na enig heen en
weer gepraat werd besloten
een cursus begrotingstech
niek voor onder meer ka
merleden, medewerkers en
kamerpersoneel te starten.
Niet op het ministerie zelf.
Dat zou leiden tot verhalen
over manipulatie en beïn
vloeding. Er werd dus een
neutrale plek gekozen: de
Tweede Kamer zelf.
Minister Ruding werkte
van harte mee aan de opzet.
Hij gaf topambtenaren van
zijn ministerie vrijaf voor
een bijdrage aan de cursus.
En dat zelfs in een periode
waar de Miljoenennota 1988
tot in de puntjes opgesteld
moest worden. De sluwe
vos Ruding had immers zijn
belang bij het geheel onder
kend: slimmere, „geschool
de" kamerleden stellen im
mers intelligentere vragen.
Zij dwingen de betrokken
ministeries en bewindslie
den tot het aanpakken van
de administratieve en fi
nanciële chaos. Daarmee
komen ook alle begrotings
trucs boven water. Hetgeen
Financiën weer helpt bij
het aanpakken van onge
wenste uitgaven elders.
En zo is de cirkel weer ge
sloten. Via een omweg
krijgt minister Ruding
greep op de foefjes in de
meerjarenramingen van de
diverse ministeries. Zo kan
hij in de toekomst meer
zicht krijgen op uitgaven
hetgeen weer van nut is bij
het beleid gericht op een la
ger financieringstekort bij
de overheid. Het vrijwel
heilige doel van deze minis
ter van financiën.
CAREL GOSELING