In het kielzog van Michiel de Ruyter Waarom nog Het beleid ligt toch al op straat!' Miljoenennota „lesje" voor kamerleden 22 mnenland EaidM<3owvcunt nULS HET el AAR NIETS jtpiTRA KOST..." Politiek Partij Parlement ZATERDAG 12 SEPTEMBER 1967 PAGINA S K HAAG „In een mi uwgeruite kiel, draaide ,tl aan het grote wiel, de atir uhahahanse dag. Zou 1 iemand zijn die dat lied i* ,t kent? Ook nu de va il! landse geschiedenis aen t meer wordt verheer- sald i, is de wonderbaarlij- As! carrière van Michiel '4 riaanszoon de Ruyter, e*j touwslagersleerling admiraal, nog een on- •biddelijke bestseller. veel schade berokkenden. De Zeeuwse admiraal verrichtte dat karwei zo grondig dat er ruim driehonderd jaar later op Plein 4 in Den Haag, waar het ministerie van defensie is ge vestigd, nog zijn zegen wordt afgesmeekt over een vergelijk bare hedendaagse maritieme operatie. Allemaal heel „leersaem ende vermakelijck" die verwijzin gen van Van Eekelen naar de Gouden Eeuw. r men moest toch van een oudere generatie zijn om lister Wim van Eekelen fensie) te kunnen volgen, x hij deze week beweerde mijnenbestrijding in de rzische Golf geheel paste in traditie, gevestigd door ïrlands grootste vlootvoogd. Eekelen doelde erop dat i Ruyter ooit door de Staten- 1 raai naar de kusten van j-Afrika werd gestuurd, een strafexpeditie onder rbarijse zeerovers, die de >1 van de Republiek zo maar de minister vergat erbij te zeggen dat de Republiek in dertijd een supermacht was, zoals de Verenigde Staten nu zijn. Anno 1987 weet het grootste deel van de wereld niet eens waar Nederland ligt Het kon dus niet anders dan dat het uitzenden van „HMS Maassluis" en „HMS Helle- voetsluis" en de parmantige wijze waarop dit besluit werd aangekondigd een komische indruk maakte. „Nederland moet nu een daad stellen", zei Van Eekelen maandag op een persconferentie. Twee dagen later, tijdens een overleg met de kamercommis sies van buitenlandse zaken en defensie, maakte hij het nog bonter. Niemand behoefde zich enige zorg te maken over de veiligheid van de beman ningen, beloofde hij ferm. Elk van beide mijnenjagers zou twee extra mitrailleurs meek rijgen en drie met Stinger-ra- ketjes uitgeruste mariniers. Met andere woorden: geen Ira nees of Irakees die het nu nog in zijn hoofd zou halen onze schepen aan te vallen. Musketschutter Maar Van Eekelen zelf werd wel aangevallen, door Twee de-Kamerleden als Joep de Boer, Ton Frinking (beiden CDA), Bram Stemerdink (PvdA) en Hans van Mierlo (D66), allen deskundigen op militair gebied. In de moderne oorlogsvoering, zo stelden zij, kan men niet volstaan met het plaatsen van een musketschut ter op voor- en achterplecht,, zoals Michiel de Ruyter deed als hij langs verdachte kusten voer. Hoe moet zo'n Stinger- marinier weten of het een vij-t andelijk vliegtuig is dat zijn' schip nadert, informeerde Frinking. Van Eekelen moest het antwoord daarop schuldig blijven. Hij trachtte zich eruit te redden door een tegenvraag te stellen: waarom zou men een mijnenjager aanvallen? Dat ontlokte oud-marine-offi cier Joep de Boer, die de be treffende vergadering voorzat, na afloop de volgende harte- kreet: „Levensgevaarlijk, die Van Eekelen!" Niet zo'n gekke reactie, zeker als men bedenkt dat het Iran is dat de mijnen legt in de Perzische Golf. En ayatollah Khomeini heeft al vele malen getoond dat hij langs geheel andere lijnen denkt aan de politici in het Westen. Als het ooit in zijn Straat van Hormuz te pas komt, zal hij geen moment aarzelen de Nederlandse mij nenjagers aan te laten vallen. Wat te denken van het feit dat Teheran, alle gesprekken van minister Hans van den Broek (buitenlandse zaken) met de Iraanse ambassadeur in Den Haag ten spijt, het Nederland se besluit onmiddellijk veroor deelde? Daarmee rijst de vraag of Van den Broek zich dit soort conse quenties niet heeft gereali seerd. Want in tegenstelling tot Van Eekelen wordt hij er voor betaald om over zulke za ken na te denken. En soms doet hij dat ook. Toen in mei Washington het verzoek deed mijnenjagers te sturen, omdat de Amerikanen zelf weinig er varing hebben met dit werk, zei Van den Broek „neen". Als de Nederlandse marine ooit naar de Golf zou gaan, dan als onderdeel van een vloot van de Verenigde Naties. Drie weken geleden verliet de minister dit standpunt ineens. Nederland was in principe be reid mijnenjagers naar de Per zische Golf te sturen, ver klaarde hij drie weken gele den na een vergadering van de Westeuropese Unie in Den Haag. De WEU is een bondge nootschap van zeven landen: Frankrijk, Engeland, West- Duitsland, Italië en de Bene lux. Tot voor kort leidde de WEU een slapend bestaan, omdat sinds 1948 alle defensie- belangen werden besproken in de NAVO. Maar nu West-Eu ropa zich wat onafhankelijker boom kijken (maandag beslist van de Verenigde Staten wil maken, worden er verwoede pogingen gedaan de WEU uit haar sluimering te wekken. Sinds 1 juli is ons land voorzit ter van dit bondgenootschap. Volgens ingewijden heeft Van den Broek zich in het hoofd gezet dat hij de prins is die het WEU-Doornroosje wakker kust. Door zijn verrassende uitspraak begin augustus, waarover hij in het kabinet geen enkel overleg had ge voerd, zou de minister gehoopt hebben Italië en België over de streep te trekken. Want omdat Frankrijk en Engeland al besloten hadden naar de Perzische Golf te gaan, leek een prachtige kans aanwezig voor het „verenigde" Europa voor een eerste gezamenlijk militair optreden. Maar die hoop werd snel de bodem ingeslagen. Italië kwam pas in actie toen er een Italiaans koopvaardijschip in de Golf werd aangevallen, en besloot toen een eigen vloot- verband te sturen. België wil de nog even de kat uit de kijk Brussel of het twee - stokoude - mijnenvégers zal doen opsto- men). Geen WEU-operatie dus. Zo raakte Van den Broek in een heel vreemde situatie. Moest hij met de staart tussen de benen terugkrabbelen of moest hij doorzetten, in de hoop dat er misschien in de Golf „vanzelf' een Europese samenwerking zou ontstaan. Hij koos voor het laatste en stelde het kabinet voor dan ook maar met een eigen „task force" op te stomen. Uitgezonderd Van Eekelen die wel voelde voor wat vlagver toon aan verre kusten, keken de andere ministers vreemd aan tegen dit voorstel. Zij wil den echter hun collega niet voor schut zetten tegenover zijn WEU-ambtgenoten en gingen dus akkoord, mits het niets extra zou kosten. Van Eekelen moest de operatie maar betalen uit zijn oefen budget voor de marine. Van daar dat admiraal Brainich von Brainich Felth nul op het rekest kreeg, toen hij sugge reerde de mijnenjagers een paar fregatten ter bescherming mee te geven. Eén zo'n schip kon er misschien nog vanat, zei minister Van Eekelen. „Maar één fregat is geen fre gat", had Brainich geant woord. Dus moest Van Eekelen met de pet in de hand naar de En gelsen om hen te verzoeken de Maassluis en Hellevoetsluis onder de vleugels van hun oorlogsschepen te nemen. Het antwoord van de Britse onder minister Stewart was wat ver nederend: als de Nederlanders zich bedreigd voelen, moeten zij maar zorgen dat ze in de buurt van de Britse schepen komen. Alle woede van de ka merfracties van CDA, PvdA en D66 heeft daar niets aan kunnen veranderen. „We gaan op eigen houtje naar de groot ste oorlog die er op dit mo ment op de wereld woedt", al dus PvdA-woordvoerder Ter Beek. In het kielzog van Mi chiel de Ruyter... maar zonder zijn veelheid aan schepen en kanonnen. RIK IN T HOUT HAAG Toen van Mierlo onlangs de trein de aankondi- las van onderwijsmi- ir Deetman dat er fors igd zou worden op M-scholen, gebeur- er iets. Ineens reali- Je de D66-leider zich pre« de regering alweer bekend had gemaakt op Prinsjesdag be- irt te gebeuren. Iraaid, dacht ik, dat is de Jopen maanden aan één ir zo geweest. Vroeger er ook wel eens iets uit. ar nu lijkt het structureel, r al kun je helemaal invul- L iwat er in 1988 te gebeuren iat, bezuinigingen en belas- igverlaging en wat dies eer zij", zegt Van Mierlo, t j rwijl zijn toch al felle ogen en] meien van verontwaardi- 11 të- pp, ant de voorman van de De- ocraten ziet kwalijke kanten ;eil|an het gedrag van de rege- k ng. „Men ontneemt de Twee- Kamer de mogelijkheid het p fhele beleid in al zijn ver- on billende componenten te be- e! rdelen. Daardoor kun je als ap rlementariër, als controleur n an de regering, niet goed iar mmentaar geven. Er is im kers geen onderbouwing en je re, eet niet hoe dat ene deel van rs t beleid zich tot de rest ver- rm «k*1"- iU rwijl hij zijn haar, al spre- Ler nd, nog wat meer in de war ijkt - een teken dat hij zich eeds meer zit op te winden - n tlt Van Mierlo dat de rege- y ng mogelijk met opzet zo je; ndelt. „De kamerleden die Ui voor betaald worden de re- ring in de gaten te houden, jn op reces. Een groot deel in de spraakmakende ge- eenschap van Nederland is jg »k met vakantie. En uitgere- end op dat moment komt de gering met een aantal verve- le ftde boodschappen". angezien er niet onmiddel- ;c k tegengas gegeven kan 'e; orden, komt het slechte e euws niet zo hard aan. Het is n e langzame methode. Drup- |n! Isgewijs, elke keer op een P ider vlak wordt hij toegepast, dat op Prinsjesdag heel veel a; cht nieuws al bekend is en a; t dus minder negatieve re- 1 hes oplevert dan wanneer es nog nieuw zou zijn". 'u zegt men dat die methode ed is voor „het veld", omdat G: it dan langer de tijd heeft om t in opvattingen te geven. Men aait het dus zo alsof men 1 mdelt ten gerieve van de ge- ipeerde groepen! Dat is na- urlijk onzin. Want als de re- ring zoals gebruikelijk de annen op Prinsjesdag pre steert, dan duurt het nog weken eer de Tweede Ka- er daar een algemeen oor lel over geeft. En vervolgens iurt het nog weken of zelfs aanden voordat de verschil de begrotingshoofdstukken n de orde komen. Alle tijd s voor alle belangengroepen a zich te beraden en te rea- ren". Wie heeft dat gezegd, dat het worden. Het hele beleid ligt ten voordele is van „het veld"? toch al op straat". „Minister Brinkman heeft dat gezegd, in een discussie met de kamercommissies die terug kwamen van reces om met hem te praten over de door hem vroegtijdig bekend ge maakte bezuinigingen op on der andere de gezinszorg. Nota bene Brinkman die vorig jaar pertinent weigerde „het veld" te informeren over de inhoud van een brief. De regering lijkt dus maar wat te doen, Erecies zoals het haar uit- omt.". Openheid Maar D66 heeft toch altijd ge pleit voor zoveel mogelijk openheid. Dus wat heeft u nu te klagen? „Ja, inderdaad. Wij zijn in de tweede helft van de zestiger jaren gaan roepen om meer openheid. En we heben succes gehad. Er is veel veranderd. Maar het is een volstrekte mis vatting te denken dat D66 er voor gepleit heeft dat het rege ringsbeleid in slierten, flarden en onsamenhangende brokken aan de gemeenschap wordt ge presenteerd, waardoor als het ware de gezamenlijke verant woordelijkheid van het kabi net voortdurend wegvalt. Ik vind dat niet gewenst. Zo langzamerhand begin ik me af te vragen waarom er nog een Prinsjesdag gehouden moet „Trouwens, ook buiten het re ces wordt de Tweede Kamer veronachtzaamd. Afgelopen maandag gaf minister Van Eekelen (defensie) een pers conferentie over het sturen van twee mijnenjagers naar de Perzische Golf. De Kamer wist op dat moment officiëel nog van niets. De brief van de re gering was er niet. Maar de journalisten willen wel onmid dellijk commentaar van je hebben. Ik heb slechts heel kort gereageerd, omdat ik eerst de brief en dus de argu menten van de regering wilde kennen. Zo behoort het na tuurlijk niet te gaan. Ik behoor in een positie te verkeren, waarin ik op een verantwoor de wijze commentaar kan ge ven". „Fracties zijn geneigd wel uit gebreid commentaar te geven, op de bonnefooi. Daarin schuilt een groot gevaar. Want zonder dat ie alle feiten kent, leg je je toch al enigszins vast. Als het CDA op maandag ak koord gaat met het sturen van mijneniagers, kan het op woensdag daar niet meer op terugkomen, ook al had men dat misschien wel gewild. Zó behóórt de parlementaire con trole niet te functioneren. De fracties behoren in staat te zijn tot het geven van bezonken en weloverwogen oordelen. En de regering had daar- voor moeten zorgen. Die brief over de mijnenjagers had er net zo goed wel kunnen zijn". Minachting van het parle ment? „Nee, dat is een te groot woord. Het is meer achteloos heid, slordigheid- Waarom is „minachting" een te groot woord? „Omdat het een beladen woord is. „Contempt of parlia ment". Dat is een heel zwaar verwijt en er wordt in de Ne derlandse politiek toch al zo veel gemoraliseerd. Daar voel ik niets voor". Koningin Aan het eind van de jaren vijf tig kwam De Volkskrant vóór Prinsjesdag met een verhaal over de rijksbegroting. Pre mier Drees was daar zo boos over, dat hij de betrokken journalist voor een jaar de toegang ontzegde tot de depar tementen. Volgens Drees had de man de koningin voor schut gezet, doordat de essen tie van de Troonrede al be kend was. Nu doet de regering dat zelf. „Ja, in zekere zin wel. De re gering behoort zich formeler te gedragen. Het regeringsbe leid dient zoveel mogelijk als eenheid te worden gepresen teerd. Voor de goede orde: mijn verzet richt zich niet te gen incidentele „lekkages". Ik maak bezwaar tegen het feit dat nu alle essentiële contou ren van het in 1988 te voeren regeringsbeleid lang vóór Prinsjesdag op straat liggen. En dat terwijl het controle-ap paraat op vakantie is. Ik vind dat die ontwikkeling gesigna leerd moeten worden. Want dit is geen goede zaak. Dat be valt me helemaal niet, omdat met die regeerakkoorden de parlementaire democratie toch al een kwestieuze zaak is ge worden". Wat wilt u eraan doen? „Ik zal het bij de Algemene Beschouwingen zeker aan de orde stellen. De Kamer moet erover praten en als er een meerderheid vóór is, moeten we er iets aan doen. Misschien komen we wel tot de conclusie dat de Kamer niet op reces kan gaan voordat de begroting klaar is. Voor de fractieleiders van de regeringspartijen geldt dat nu al. Zij onderhandelen mee en kunnen niet met va kantie voordat de begroting rond is". Is dit alles niet het gevolg van het feit dat we in Nederland eigenlijk geen scheiding van machten hebben? De regering en de regeringsfracties maken samen de dienst uit en het par lement als geheel komt er vrij wel niet aan te pas. „Ja, het uithollen van Prins jesdag is ook een symptoom van de wijze waarop de ver houdingen tussen regering en parlement zich hebben ont wikkeld. Het voornaamste kenmerk daarvan is dat onze kerheid verboden is. Het zou heel gezond zijn voor onze de mocratie als de zekerheid over wat er volgend jaar gaat ge beuren in net parlement zou ontstaan. Natuurlijk, ik weet ook wel dat het land min of meer onbestuurbaar wordt, als niet tevoren op hoofdlijnen een akkoord is Dereikt tussen regering en regeringsfracties. Maar nu gaat het veel te ver. Vrijwel alles wordt tevoren geregeld. Dat heeft natuurlijk ook te maken met het feit dat CDA en VVD, de twee coali tiepartijen, op deze wijze hun belangen denken te beharti gen. Denk eens aan de belas tingverlaging. Wat hebben de voorlieden van CDA en VVD daarover een verklaringen af gelegd! Alles is partijpolitiek en machtspolitiek geworden. Men is alleen maar gericht op het behoud en het verbeteren van de eigen positie en men vergeet dat het gaat om het lot van mensen". „Ons politieke systeem heeft zichzelf overleefd. Het is vol gelopen. De evenredige verte genwoordiging die ooit een verbetering betekende, is flink veel nadelen gaan opleveren. Daardoor hebben wij een par lement bestaande uit mensen die verantwoording afleggen aan hun partijen, niet aan de mensen die hen gekozen heb ben. Dus zal er een toenemen de verwijdering ontstaan tus sen „Den Haag" en de burgers. De burgers kijken steeds meer naar ons als een kip naar het onweer. Die begrijpen daar niets van, maar vinden het wel spannend en soms toch ook beangstigend". De Tweede Kamer is allang geen volksvertegenwoordiging meer. Het is een partijenverte genwoordiging. D66 is ont staan en ik ben in de Tweede Kamer gekomen om daarin verandering te brengen, bij voorbeeld via een beperkt dis trictenstelsel. Maar we hebben daar nooit een meerderheid voor kunnen krijgen. Wie de macht heeft, geeft die niet makkelijk uit handen. Zij ver tikken het eenvoudig iets we zenlijks te veranderen aan ons politieke systeem". RIK IN T HOUT CAREL GOSELING (Van onze sociaal- economische redactie) DEN HAAG Volgen de week is het weer zo ver. Het kabinet presen teert de Miljoenennota en de bijbehorende be grotingen. Algemeen wordt grote waarde ge hecht aan deze papieren. De cijfertjes, denk aan de gegevens over de koop kracht, worden bijna als heilig beschouwd. Zowel binnen als buiten de po litiek. Ten onrechte. Een begro ting, en daarmee ook de Miljoenennota, wordt voor een groot deel bepaald door het verleden. Door beslui ten die zijn genomen, con tracten die werden afgeslo ten en leningen die werden aangegaan. Deze verplich tingen bepalen voor een groot deel de financiële ruimte die er nog is voor het doen van „leuke dingen voor de mensen". De laatste jaren is het daar echter niet meer van gekomen, aange zien de ontvangsten van de overheid te gering waren. Er moest dus bezuinigd worden. Er is echter nog iets anders aan de hand met de reeds aangegane financiële ver plichtingen. Zij werpen hun schaduw vooruit, want alle ministeries maken op basis van de lopende zaken toe komstvoorspellingen, die fi nancieel worden vertaald en opgenomen in zoge naamde meerjarenramin gen. Nu hebben deze meerjaren ramingen weliswaar geen formele status, maar in het maken van de begrotingen spelen zij wel een grote rol. Want die ramingen bepalen mede de hoeveelheid geld die er nog over is om nieuw beleid uit te stippelen of lasten te verlagen. Natte vinger Voor het opstellen van de meerjarenramingen bestaan enkele globale richtlijnen, die elk ministerie zou moeten hanteren. In de praktijk gebeurt dat echter niet. Elke beleidsafdeling stelt eigenlijk met de natte vinger (het zijn ramingen!) voor zichzelf vast hoeveel geld zij in de toekomst no dig denkt te hebben om het lopende beleid uit te voe ren. Het blijkt in de prak tijk van alledag steeds moeilijker aan te tonen waar fouten gemaakt zijn. Zelfs de controleurs van de afdelingen financieel-eco- nomische zaken en de eigen accountantsdiensten van de ministeries hebben steeds minder inzicht in dat proces en de toekomst is per defi nitie voor iedereen onge wis. Nu bestaat er op elk minis terie de haast natuurlijke neiging om de meerjarenra mingen zo hoog mogelijk vast te stellen. Zo wordt ge probeerd kunstmatig finan ciële ruimte te creëren voor het voeren van een eigen beleid. Het is ook niet voor niets dat ondanks de bezui nigingen bij de rijksover heid (die steeds slaan op de meerjarenramingen) de uit gaven nog steeds stijgen. Op het ministerie van fi nanciën tracht men daaren tegen de meerjarencijfers van de andere departemen ten zo veel mogelijk te drukken. Daar heeft men, zeker in een tijd van geld gebrek, geen behoefte aan eigen beleid van anderen zonder dat dit gecontro leerd kan worden. Probleem voor Financiën vormt echter het gebrek aan inzicht in het financiële reilen en zeilen op de overi ge dertien ministeries. Er bestaan richtlijnen voor het opstellen van de begrotin gen maar die worden stel selmatig overtreden. De di verse ministers geven nog altijd meer uit dan zij mochten. Ook het door mi nister Ruding ingevoerde beleid dat begrotingsover schrijdingen bij hetzelfde ministerie gecompenseerd moeten worden door bezui nigingen, heeft nog geen ef fect gesorteerd. De minister gooide het daarom over een andere boeg. Hij wilde zien te be reiken dat er op de diverse Haagse burelen eindelijk eens een goede adminin- stratie werd opgebouwd. Hiervoor ontwierp de mi nister een wijziging van de Comptabiliteitswet. In goede aarde Het streven van Ruding viel bij de Kamer in goede aarde. Men had net de par lementaire enquête over het RSV-concern achter de rug. Daar kwam onder meer naar boven dat de Kamer geen enkele greep had op de uitgaven voor dit bedrijf. Mede naar aanlei ding van deze constatering besloot de Kamer de begro tingen van ministeries voortaan financieel per ar tikel na te pluizen. Het „fei tenonderzoek" deed zijn in trede. Eind 1986 werd een feite nonderzoek gedaan naar vijf begrotingen. De bevin dingen van de Kamerleden waren ronduit stuitend. De administratie op de diverse ministeries bleek van geen kant te kloppen. Er werden uitgaven gedaan buiten de door de Kamer goedgekeur de begrotingen om: liefst 38 miljard gulden in de laatste vijf jaren. Van dat feit werd de Kamer pas jaren later via wijzigingen op de reeds lang aangenomen begrotin gen op de hoogte gesteld. Men kon alleen nog for meel ja" knikken. Het geld was immers toch al ver dwenen. Wat het beeld nog meer vertroebelde, was dat de ar tikelen op de begrotingen vrijwel jaarlijks bleken te wisselen. Voorts ontdekte men dat veel artikelen wer den samengevoegd tot „nieuwe" grote posten, zon der dat bekend werd waar het geld allemaal precies naar toe ging. Ook kwam men er achter dat door het goedkeuren van een begro ting meteen de financiële ruimte voor de volgende ja ren werd vastgelegd. Zo kon een bewindspersoon dus ook voor latere jaren al uitgaven vastleggen. Paniek Bij de ministeries, die met een feitenonderzoek van de Kamer werden geconfron teerd, sloeg de paniek toe. Op veel vragen was geen antwoord te geven omdat men intern de gegevens niet meer kon vinden. Op Economische Zaken werd zo onder meer besloten een extern accountant in te schakelen voor het oprui men van de financiële cha os. In de Kamer heeft men in middels de smaak te pak ken. Bij de begroting 1988 wil men nu Mie stukken aan een feitenonderzoek onderwerpen. Hier zag Ru ding zijn kans, al weer ge holpen vanuit de Tweede Kamer. Daar voelden ka merleden en medewerkers de noodzaak om hun eigen begrotingskennis bij te spij keren. Zo dacht men nog meer misstanden op de di verse departementen te kunnen ontdekken. Voor die kennis klopte men aan bij het ministerie van financiën. Na enig heen en weer gepraat werd besloten een cursus begrotingstech niek voor onder meer ka merleden, medewerkers en kamerpersoneel te starten. Niet op het ministerie zelf. Dat zou leiden tot verhalen over manipulatie en beïn vloeding. Er werd dus een neutrale plek gekozen: de Tweede Kamer zelf. Minister Ruding werkte van harte mee aan de opzet. Hij gaf topambtenaren van zijn ministerie vrijaf voor een bijdrage aan de cursus. En dat zelfs in een periode waar de Miljoenennota 1988 tot in de puntjes opgesteld moest worden. De sluwe vos Ruding had immers zijn belang bij het geheel onder kend: slimmere, „geschool de" kamerleden stellen im mers intelligentere vragen. Zij dwingen de betrokken ministeries en bewindslie den tot het aanpakken van de administratieve en fi nanciële chaos. Daarmee komen ook alle begrotings trucs boven water. Hetgeen Financiën weer helpt bij het aanpakken van onge wenste uitgaven elders. En zo is de cirkel weer ge sloten. Via een omweg krijgt minister Ruding greep op de foefjes in de meerjarenramingen van de diverse ministeries. Zo kan hij in de toekomst meer zicht krijgen op uitgaven hetgeen weer van nut is bij het beleid gericht op een la ger financieringstekort bij de overheid. Het vrijwel heilige doel van deze minis ter van financiën. CAREL GOSELING

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1987 | | pagina 5