Groot-Brittannië heeft rijke traditie van dubbelspionnen finale Geen paniek BRITTEN EEUWIG OP „MOLLENJACHT" Overlopers The apostles Mollen Schaamrood BVD houdt zijn schandaaltjes beter verborgen Ongerust Greep CcidócSouAOtit' ZATERDAG 22 AUGUSTUS 1987, DEN HAAG - Geen land ter we reld is waarschijnlijk zo rijk aan tradities als Groot-Brittannië. En van al die oude gewoontes zijn er weinig zo goed (byna liefdevol) in stand gehouden als die van de spio- nageschandalen. Als een rode draad lopen deze affaires door de Britse na-oorlogse geschiedenis, waarbij de eilandbewoners een merkwaardige voorkeur aan de dag leggen voor dubbelspionnen; geres pecteerde burgers die zich om uit eenlopende motieven hebben ver kocht aan - zonder uitzonde ring - de Sovjet-Unie. Het in Groot-Brittannië zo omstreden boek „Spycatcher", waarin de in Austra lië wonende Peter Wnght (71) uit de ge- heim-agentenschool klapt, bevat in die zin dan ook weinig nieuws. Er is al veel vaker over gespeculeerd dat de Britse ge heime diensten ver buiten hun boekje gingen (gaan) en dat de voormalige di recteur van de Britse contra-spionage dienst MI5. Sir Roger Hollis, een „mol" (dubbelspion) zou zijn geweest. Wat Wrights boek zo bijzonder maakt, is dat al die vermoedens worden bevestigd door iemand die een groot deel van zijn leven in de schemerwereld van de spio nage heeft doorgebracht. Ook erkende Britse schrijvers als John le Carré en Ted Allbeurry putten voor hun boeken uit het eigen spionnenverleden. Maar wat Wright op papier heeft gezet is alle maal echt gebeurd - voor zover Wright de waarheid vertelt De lange reeks spionageschandalen uit de jaren na de Tweede Wereldoorlog is op zich echter reden genoeg om Wnght voorlopig het voordeel van de twijfel te gunnen. Want wie had ooit kunnen be vroeden dat de talentvolle diplomaten èn geheim agenten Donald MacLean en Guy Burgess in de jaren vijftig zouden overlopen? Zij hadden gestudeerd aan de keurige universiteit van Cambridge, de kweekvijver overigens van Britse spionnen, waaruit achter de rug van de Britten om echter ook de Sovjet-Unie meeviste, zo bleek later. En zij waren de eersten in een lange rij. In 1961 verdween geheim agent Kim Philby (ook Cambridge) naar Moskou. Tegen hem werden al enige tijd verden kingen gekoesterd, maar hij wist kort voor zijn definitieve ontmaskering te ontkomen. Jarenlang had hij de Russi sche geheime dienst KGB voorzien van gevoelige informatie uit het westerse kamp. En dan was er nog de vroegere mede-student Sir Anthony Blunt. Na de vlucht van MacLean, Philby legde Blunt, tegen wie ook al ge ruime tijd verdenkingen bestonden, in 1964 een volledige bekentenis af. De toenmalige Britse regering had de buik vol van alle schandalen. Daarom kreeg Blunt in ruil voor zijn onthullingen ge heimhouding en volledige bescherming aangeboden. Daarbij speelde ook een rol dat Blunt op dat moment de bekendste Britse kunsthistoricus was, hij beheerde de schilderijenverzameling van het ko ninklijk huis en hij was niet lang tevoren door koningin Elizabeth in de adelstand verheven. Met de garanties van de regering op zak zette Blunt zijn leven dus op de oude voet voort. Desondanks is het verba zingwekkend dat het verraad van de „Vierde Man" vijftien jaar lang geheim is gebleven. Pas nadat in 1979 een boek was verschenen over de achtergronden van de spionage-activiteiten van Bur gess, MacLean en Philby kwam de zaak aan het licht. In de eerste druk van zijn boek moest schrijver Andrew Boyle nog zeer omzichtig te werk gaan. Ofschoon hij bewijzen had voor Blunts verraad, durfde Boyle het toch niet aan hem openlijk te beschuldigen. Maar de in het boek „Maurice" gedoopte „Vierde Man" kon niemand anders zijn dan de alom gerespecteerde Sir Anthony Blunt. In het parlement verbrak de kersverse premier Margaret Thatcher enkele dagen na het uitkomen van het boek de door haar voorgangers gedane beloftes en erkende dat ook Blunt een „mol" was geweest. Kim Philby, de dubbel spion die kort voor zijn ont maskering vanuit Beiroet de wijk nam Moskou. Dezelfde dag werd Blunt door koningin Elizabeth uit de adelstand gezet. Burgess, MacLean, Philby en Blunt stu deerden allen in het begin van de jaren dertig aan de deftige universiteit van Cambridge (Trinity College). Zij waren lid van het elitaire academisch genoot schap The Apostles. Maar waarom juist deze geprivilegieerde jongeren zo vat baar waren voor het virus van het com munisme, is een nog steeds niet volledig beantwoorde vraag. In het boek (The Climate of Treason) waarin hij Blunts verraad onthulde, gaf Andrew Boyle onder meer persoonsbe schrijvingen van het viertal en schetst hij uitvoerig het leven aan de universi teit. Daaruit blijkt dat persoonlijke om standigheden en de dramatische veran deringen in de wereldpolitiek in de jaren voor de oorlog veel hebben bijgedragen aan de „bekering" van de studenten. Zo stond Donald MacLean op slechte voet met zijn vader. Hij wilde niets we ten van diens strenge geloofsopvattin gen. In een tijd van politieke chaos (de economische crisis van de jaren dertig en de opkomst van Hitler-Duitsland) leek het communisme langzamerhand het enige „politieke geloof' dat een op lossing bood voor de problemen van de wereld. Onder toezicht van de begin jaren dertig gevestigde „communistische cel" op Cambridge gingen de aanvankelijk theo retische, utopische discussies over het Sovjet-communisme al snel over in ac tieve steun aan de Sovjet-Unie „als beste wapen in de strijd tegen het fascisme". De studenten werden spionnen, of beter gezegd „mollen", op hoge posities in de Britse diplomatieke en geheime dienst. Het mag al verbazingwekkend heten dat Blunts verraad zo lang geheim kon blij ven. Nog verbazingwekkender is echter dat Burgess, MacLean en Philby, van wie op z'n minst bekend was dat zij communistische sympathieën hadden gekoesterd, hun hoge posities konden bereiken en jarenlang behouden, alvo rens iemand achterdocht kreeg. Nog een brevet van onvermogen van de Britse geheime diensten: de uiteindelijke bewij zen voor het verraad kwamen veelal uit Washington. Onder meer dit voortdurende falen van de Britse geheime diensten om de eigen „lekken" te dichten, heeft Peter Wright op het spoor gezet van Sir Roger Hollis, die van 1956 tot 1965 directeur was van MI5. Tot tweemaal toe zijn de beschul digingen tegen Hollis onderzocht, voor het laatst in 1974, kort na zijn dood. In 1981 erkende premier Thatcher in het Lagerhuis dat inderdaad weieens aan de integriteit van Hollis is getwijfeld, maar dat hij van alle blaam diende te worden gezuiverd. Hij had alleen zijn vaderland gediend. Ten onrechte, zoals Wright in „Spycather" probeert aan te tonen, op nieuw zonder harde bewijzen mdar wel met aanwijzingen die de twijfel in stand houden of er echt nooit een „Vijde Man" heeft bestaan. De schade aan de reputatie van de Britse geheime diensten zou misschien te over zien zijn geweest, als het bij deze schan dalen was gebleven. De rij (dubbel spionnen en overlopers werd echter nog langer. George Blake, Guy Lidell en an deren verdwenen hetzij naar Moskou, danwel voor vele jaren achter de tralies. Volgens Peter Wright bevinden zich trouwens nog steeds talrijke „mollen" in de geheime dienst. Van recentere datum is het schandaal rond Geoffrey Prime. Hij was medewer ker van het Britse afluistercentrum Chel tenham, waar berichten worden opge vangen van satellieten en ambassades over de gehele wereld. Prime slaagde er in duizenden zeer geheime documenten door te geven aan de Sovjet-Unie. Hij liep tegen de lamp, doordat hij zich ver greep aan jonge meisjes en er een onder zoek tegen hem werd ingesteld. Tot op dat moment was hij volgens de veilig heidsdiensten „safe". Andere schandalen betroffen het overlo pen van de atoomdeskundigen Klaus Fuchs en dr. Alan Nunn. Het schaam rood steeg de Britten helemaal naar de kaken toen in 1963 bekend werd dat mi nister van defensie Profumo het bed had gedeeld met callgirl Christine Keeler, die er ook een innige relatie op nahield met een hoge functionaris van de Rusissche ambassade in Londen. De tot aftreden gedwongen minister van defensie Profumo in gesprek met de latere premier Harold Wilson, tegen wie MIS volgens Wright in de jaren ze ventig een complot heeft beraamd. Schandalen dus te over in Groot-Brit tannië. Volgens velen als resultaat van het feit dat Britten geobsedeerd zijn door alles wat met geheimhouding te maken heeft. Vaak tot in het belachelijke toe. Zo zijn Britse overheidsfunctionarissen gehouden aan de Official Secrets Act uit 1911 die, naar verluidt, zelfs de kleur van het toiletpapier op „gevoelige" mi nisteries tot geheim bestempelt. Spion nen op hun beurt dienen hun kennis en informatie mee te nemen in het graf en niet, zoals zovelen hebben gedaan, te de len met de vijand. Een ander voorbeeld van de Britse ge heimenobsessie is de wijze waarop de re- gering-Thatcher nog steeds probeert de verkoop van „Spycatcher" in Groot- Brittannië te verhinderen. Het argument dat de belangrijkste aantijgingen uit het boek al bekend zijn maakt geen indruk. Evenmin als het feit dat het boek overal elders ter wereld wèl te koop is en Brit ten het boek massaal in het buitenland aanschaffen en het land invoeren. De regering-Thatcher beroept Zich bij haar verzet voortdurend op het landsbe lang. Als het boek m Groot-Brittannië mag worden ingevoerd, zou het hek van de dam zijn en zouden alle ex-agenten hun memoires kunnen publiceren. Een logischer verklaring is evenwel dat de re gering tracht enige zwarte bladzijden uit de geschiedenis van de geheime dienst om te slaan. Premier Thatcher voelt, enigszins begrijpelijk, niets voor een of ficieel 9nderzoek naar andere belangrijke aantijgingen van Wright: de poging van de geheime dienst om in 1973 de rege- ring-Wilson te ondermijnen, het afluiste ren van bevriende ambassades in Lon den en een complot in de jaren vijftig te gen de Egyptische president Nasser. De Australische rechter Powell was ech ter zeer duidelijk toen hij in maart van dit jaar besloot de verkoop van Spycat cher in Australië niet te verbieden. Van onmeetbare schade aan de Britse natio nale veiligheid is geen sprake; het boek speelt volgens hem grotendeels in een tijd en onder omstandigheden die niet langer relevant zijn voor de moderne tijd. JOS TIMMERS t)EN HAAG - Wat te denken van een geheime dienst die op eigen houtje de minister-president afluistert met de ge dachte het zittende kabinet aan het wan kelen te brengen? Of van dezelfde dienst die een Russische spion als directeur blijkt te hebben? Volgens de memoires van de Britse ex-spion Peter Wright be rusten zulke verhalen in zijn land op waarheid. Maar in hoeverre is MI5, zo als de afdeling contraspionage van de Britse geheime dienst wordt genoemd, te vergelijken met de BVD, zijn Neder landse broertje? Behalve sporadische verhalen over een man, type Bromsnor, die nogal opval lend de sporen volgt van een of andere vredesactivist, lezen we zelden iets over het reilen en zeilen van onze eigen spionnenjagers. Hoe staat het met de controle op de BVD? Een lastige vraag. De werkzaam heden van de Binnenlandse Veiligheids Dienst zijn logischerwijs uitermate ge heim. Publiciteit kunnen de achthon derd BVD'ers. met hun hoofdkwartier aan de President Kennedylaan in Den Haag, slecht gebruiken. Het zou hun op dracht, het opsporen van spionnen en soortgelijk gespuis alleen maar bemoei lijken. Daarom blijven de berichten over het doen en laten van onze geheime dienst binnen een speciaal daarvoor in het leven geroepen kamercommissie voor inlichtingen- en veiligheidsdien sten. De fractieleiders van de vier groot- „GEEN SPYCATCHER INNEDERLAND ste politieke partijen hebben daar zitting in. Daarnaast voert de BVD ook nog overleg met een ministeriële commissie voor inlichtingen- en veiligheidsdiensten (MICIV). De leden van beide commis sies hebben een zwijgplicht. In deze commissie zijn ook de andere geheime diensten vertegenwoordigd. Want naast de BVD zijn er nog de in lichtingendienst buitenland (IDB) en de militaire inlichtingendienst (MID), die in januari is ontstaan uit een samenvoe ging van drie onafhankelijk van elkaar opererende diensten van de landmacht, luchtmach' en marine. Alleen die laatste groep, de 'litaire inlichtingendienst, komt wel eens in het nieuws. Het hieronder ressorterende centrum voor verwerking van technische infor-, matie (TICV) van de marine - waar men zich bezighoudt met het afluisteren van telefoongesprekken en het onder scheppen van telex- en satellietverbin dingen - geeft wel eens aanleiding tot ongeruste kamervragen. Op antwoorden hoeven de leden van de Tweede Kamer niet te rekenen, die worden in de regel alleen gegeven aan de eerder genoemde kamercommissie. Het wachten is dus op een gepensioneer de BVD'er die - naar Engels model - iets uit de doeken wil doen. Dat kan lang duren. Alle leden van de BVD heb ben een verklaring moeten ondertekenen waarin zij zich verplichten tot geheim houding tot aan de dood toe. Het feit dat Peter Wright zich niet heeft gestoord aan de soortgelijke verklaring die hij ooit heeft afgelegd, geeft nog wat hoop. Maar de directeur van de BVD, de heer A. Blom, wenst in elk geval geen com mentaar op de zaak „Spycatcher" te ge ven. Wegens het ontbreken van een af deling voorlichting geeft een „meneer die dat wel vaker doet" uitleg: „Het hoofd van de geheime dienst geeft tradi tioneel geen interviews. Bovendien valt de Britse geheime dienst niet te vergelij ken met de BVD. Daar schijnt van alles fout te zitten, hier niet". Twee jaar geleden faalde een poging van' het CDA en de linkse oppositie om via een nieuw wetsontwerp wat meer greep op de diverse geheime diensten te krij gen. Het enige resultaat dat toen werd geboekt was een fusie van de drie mili taire takken van de inlichtingendienst, die tot dan toe als eikaars concurrent waren opgetreden. Rietkerk, de toenma lige minister van binnenlandse zaken, negeerde de poging om scheipere contro le op de geheime diensten af te dwingen aangezien dit volgens hem alleen maar schade zou toebrengen aan de strijd te gen staatsgevaarlijke elementen. Ook af gewezen werd het verzoek om de werk zaamheden van de zogenaamde „dien sten achter de diensten" in de wet te re gelen. Deze slapende diensten, O en I, komen in actie als er oorlog mocht uit breken en hebben als taak vijandelijke installaties te bespioneren en te sabote ren. Leden van de Binnenlandse Veiligheids Dienst hebben geen „opsporingsbe voegdheid", dat wil zeggen dat de BVD niemand kan arresteren. Bij de oprich ting van de BVD vond men dit, zo vlak na de oorlog en met de Sicherheitsdienst van de Duitse bezetters nog vers in het geheugen, het beste. In landen als Frank rijk, Denemarken en Zweden hebben de veiligheidsdiensten deze bevoegdheid wel. Als de BVD toch personen wil aan houden, moet hij de politie inschakelen. Daaraan moet worden toegevoegd dat sommige politieambtenaren in dienst van de Politie Inlichtingendienst (PID) nauw samenwerken met de BVD, zodat deze eigenlijk weinig last heeft van de ontbrekende bevoegdheid. Ook mag de BVD niet zelf uitmaken aan welke groepering men aandacht besteedt. Minister Van Dijk van binnenlandse za ken beschikt over een lijst van staatsge vaarlijke elementen en organisaties. Van ultra-rechtse Vikingjeugd tot Oostblok- agenten. 'Van Dijk beslist uiteindelijk of bii hen de telefoon kan worden afgetapt of - in samenspraak met zijn collega van buitenlandse zaken - een spion dient te worden uitgewezen. BART MOS door Bert van Velzen Als het witte papier je grimmig en honend gaat zitten aanstaren en je j het gevoel hebt een kop van leem te I dragen, dan wacht er een zware bevalling. Men vraagt mij: raak ie dan in paniek? Neen, dat niet. Ik ga, om te beginnen, gewoon zitten wachten, geduldig, als een visser die op een karper loert. Ik dwaal langs de sluipwegen van mijn geheugen, snuffelend in het struikgewas. Dat kan een halve dag duren. Maar zolang er tijd is overheerst de kalmte. Als het uur begint te naderen waarop de opleveringstermijn verstrijkt worden de onrustsignalen duidelijk: een aanzet tot buikloop, snerpende krampen als na het eten van een pet vol ongewassen kersen. Een vaag gevoel van wanhoop. Treurige overpeinzingen over het gebrek aan mogelijkheden op de arbeidsmarkt. Maar dat is dan ook alles. Erg veel geleden wordt er niet. Het gaat hier om een soort van mentale weeën. De Amerikaanse columnist Red Smith, die ik als een patroonheilige beschouw, omschreef zijn werkwijze als volgt: „Ik ga gewoon zitten wachten totdat zich bloeddruppels vormen op mijn voorhoofd". Er zijn natuurlijk onderwerpen fenoeg. Het nieuwe puritanisme ijvoorbeeld, ik grijp het zomaar uit de lucht. Maar ik heb er geen zin in. Het is een gegeven om een zwarte jas bij aan te trekken. Ik heb geen lust in loodzware zaken. De registratie en analyse van een aantal van de meest gehate beroepen, is dat niets? Het is er nu een beetje te laat voor. De driftbuien van prins Wiliam dan? Ach, er kan nog zoveel aan dat ventje worden gesleuteld. Zit er troost in de wetenschap dat een universitaire opleiding in de Verenigde Staten 19.390 dollar per jaar kan kosten? Het verhaal is ingewikkeld en het is ver van huis. Misschien valt er iets te doen met die lastige, dictatoriale Chines? kinderen, die als gevolg van pogingen om de bevolkingsexplosie te dempen in eenzame verwenning i moeten opgroeien met twee ouders en vier grootouders. Ik moet daar eens op een zaterdag over gaan lezen en tuur over de groene kruinen van de bomen de blauwe ruimte in. Ik moet nu echt iets gaan doen, want de kranten komen. Er moet een vis gevangen worden. In Hengelo zit iemand zijn leven te overpeinzen met een pijnlijk oor. Natuurlijk, dat verhaal van die twee mannen die een dagje met een heroïsche dorst hebben zitten vissen en waarvan er een, geteisterd door warmte en dorst, het nodig vond om in nevels van alcoholdampen zeer kort te worden geknipt. Ik weet niet of daar een tuinschaar aan te pas is gekomen, maar er ontstond een niet onaanzienlijk bloedbad. Ik releveer de in het oog lopende feiten: het slachtoffer kreeg een knip in het linkeroor, dat werd afgepleisterd en vervolgens een hap van de schaar in het rechteroor, dat vanwege het bloeden werd afgebonden met vissnoer; degelijk werk allemaal, maar bij het afsnijden van het snoer werd het oor meegenomen, geamputeerd dus. De vrolijke vissers, zo gaat het verhaal verder legden het oor in een potje met water en namen vervolgens, tevreden over het goede verloop van zaken, nog maar eens een biertje. Hei kapsel van de ontoorde visser werd alom bewonderd. Het had nogal wat voeten in de aarde om hem er toe te brengen het oor door bevoegden te laten aannaaien. Het is een dubbeltje op z'n kant geweest. Ik weet, door studie en observatie, hoe hardnekkig een querulante zuipschuit zich kan verzetten tegën weldaden die men hem poogt te bewijzen. Ik hoor hem reeds brullen: „Neen, dat oortie hebben we niet meer nodig, dat werpen we weg". Door een attente kastelein wordt het uit de sloot gehaald, terwijl doorlaafde omstanders luid adviseren het oortje uit te bakken of er een pannetje krachtige bouillon van te trekken. Dat dit niet gebeurd is is te danken aan het feit aat de roekeloze zuiplap onder speciale hoge bescherming staat. Dat is een boeiend onderwerp. Daar is wat mee te doen. U ziet, er is geen reden tot paniek.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1987 | | pagina 24