1
II
inal
a£aidóe (Bouuuit
\e
Eigen
museum
voor
unieke
Britse
schilder
BAL
ZATERDAG 8 AUGUSTUS 1987
LONDEN - Als er één Oude
Meester is die nog altijd schokken
teweegbrengt is het Joseph Mallord
William Turner. Een Romanticus
die zijn palet hanteerde als een
Modernist. Die verder ging dan de
impressionisten een halve eeuw na
hem. Wat hij deed met kleuren,
vormen en ideeën in olie- en wa
terverf slaat je vandaag nog steeds
achterover van verbazing.
Voor kunstkenners geen nieuws. Maar
de schok van Turner is - sinds de Britse
koningin op 1 april dit jaar de Clore
Gallery opende - schokkender dan ooit
voelbaar. Dat museum is een zeer mo
derne zijvleugel aan de befaamde Tate
Gallery aan de Theemsoever Millbank,
waar alléén maar werk van Turner te
zien is. Al in 1832 schreef de toen 57-
jarige Turner een opvallend codicil
waarin hij voor het nageslacht vastlegde
dat er uit zijn bezit geld moest worden
vrijgemaakt voor de oprichting van een
gallery voor zijn schilderijen. The Tur
ner Collection. Via veel omwegen, ge
harrewar over de erfenis, een kleine „ei
gen" plek binnen Engelands National
Gallery, is dat museum er eigenlijk nu
pas echt. Dank zij een genereuze bijdra
ge uit The Clore Foundation, de nalaten
schap van de Engelse zakenman Sir
Charles Clore.
Erkenning
Joseph Mallord William Turner leefde
van 1775 tot 1851. Misschien wel Enge
lands allergrootste schilder. In Neder
land konden we in '78 in het Haags Ge
meentemuseum negentien schilderijen
en 88 aquarellen van Turner zien. In de
Clore Gallery hangt nu, zoals de Engel
sen zeggen, de „body" van Turners
werk. En het opvallende is dat dat werk
juist in zijn geheel zo verrassend schok
kend werkt. Het lijkt wel of Turner dat
geweten heeft. Tijdens zijn leven had hij
in vertrekken en kelders van zijn huizen
al iets van een kleine gallery ingericht,
waar bezoekers terecht konden. Geen
„wishful thinking" van een bizar kunste
naar met een te groot ego, want ze kwa
men inderdaad. Turner heeft tijdens zijn
leven een erkenning gekregen die alleen
modeschilders in de loop der tijden of
de grote modernen nü plegen te kennen.
Zijn nalatenschap was dan ook niet ge
ring. Hij liet aan effecten al 140.000 En
gelse ponden na. Een kapitaal dat hij
vergaarde door bescheiden te leven van
de opbrengst van zijn werk, waarschijn
lijk ook om te voldoen aan een andere
stipulatie in zijn testament: het creèren
van een fonds voor Decaying Artists.
Armlastige Kunstenaars. Zijn familie
kreeg niets. In zijn laatste testament her
riep hij de toelagen voor een aantal
ooms en neven, zelfs voor zijn twee on
wettige dochters, Georgiana en Evelina.
Reden voor de familie om het testament
aan te vechten, daar de oude heer Tur
ner toch vast en zeker niet meer goed
snik zou zijn geweest. En de verschillen
de versies van zijn testament zijn inder
daad op z'n minst in een wat rommelig
Engels gesteld.
Beschimmeld
Tijdens zijn leven werkte Turner dus al
aan zijn Collection. Die voorloper van
zijn museum moet er in het huis van de
oude heer Turner merkwaardig hebben
uitgezien. Volgens bezoekster Elisabeth
Rigby, de latere Lady Eastlake: „De deur
werd geopend door een dame, bij wie je
niet wist of je angst of medelijden voor
haar moest voelen. Ze liet ons de eetka
mer zien waarin armoede en schraalheid
van elke muur en elk voorwerp afstraal
de. Toen de „gallery", een prachtige
ruimte - inderdaad, een van de mooiste
van Londen, maar in een totaal verwaar
loosde staat. De schilderijen hetzelfde.
Het grootse „Rise of Carthago", be
schimmeld en afgebladderd. De oude
man zelf was „great fun". Een onweer
staanbare beschrijving die je aan Dic
kens doet denken.
Maar Turner liep dan toch maar rond
met dat museum-idee. En het is opval
lend hoe die immense reeks werken,
schilderijen, tekeningen, aquarellen,
schetsboeken plus persoonlijke bezittin
gen je daar nu om je oren slaan met één
notie: Ontzag. Het gekke is dat één enkel
werk van Turner, hoe goed ook, je dat
niet kan vertellen. Ten eerste niet omdat
je bij het bekijken van bijvoorbeeld zijn
bijna hedendaags aandoende aquarellen
van Venetië in de zon niet beseft dat
Turner een tijdgenoot was van - zo
maar een rijtje - Napoleon, Beethoven,
Delacroix en Daumier. Je accepteert die
moderniteit voetstoots. Pas als je dat
hele werk ziet, zie je waar Turners visie
op stoelt. Hoe hij zich losmaakt van zijn
academische achtergronden. Van de in
vloeden, Frans romantisch, Hollands
(Ruysdael, Backhuysen), Italiaans klas
siek. En hoe hij steeds consequenter
wordt in het verbeelden van bijna on
grijpbare emoties in zijn onderwerpen.
Zonlicht
Zoals: Het beroemde schilderij van de
verbranding op zee van zijn vriend en
rivaal David Wilkie. De plechtige rust
van een zee die voor de gelegenheid de
adem inhoudt. Het intense licht van het
vuur tussen twee schepen en de bijna
door de hemel naar elders en hoger toe
weggezogen rook. Of: het unieke schilde
rij van de Great Western Railway, dat in
z'n titel al de onmogelijk tegelijkertijd te
vatten begrippen samenbrengt: „Rain,
Steam and Speed". Regen, stoom en
snelheid. Wel, ze barsten van het doek.
De moderne trein in een wolk van
stoom te voorschijn schietend uit een
vaag, in tinten van geel, bruin en blauw
opgezette achtergrond met zacht gecon-
tourde herinneringen aan de oude we
reld: een klassiek viaduct, een landelijk
haasje. Ongelooflijk dat een man van ze
ventig dat schilderde en daar toen ver
der in ging dan de Vernieuwers volgens
het boekje van een halve eeuw later.
Turner wordt gezien als een voorloper
van de Impressionisten. Maar wanneer
je ziet hoe hij zonlicht, een stad, een na-
tuuruitbarsting, steeds verder abstraheert
tot de meest wezenlijke, gevoelsmatige
expressies dan mag hij - van mij al
thans - ook vandaag nog meedoen. Tur
ner moet een merkwaardig mens zijn ge
weest, dat is duidelijk. Op latere leeftijd
schildert hij Rembrandt, een vroege in
vloed, nog eens na (Pilatus, zijn handen
wassende, 1830). Hij blijft het academi
sche steeds weer trouw, je ziet opeens de
etsen van Piranesi vertaald in een aqua
rel. En landschapseries zet hij vaak
steeds weer op in de stijl die hij - erg.
jong - leerde op de Royal Academy.
Maar wat hij even later met waterverf
doet is voor zijn tijd ongehoord. Net zo
als zijn kleurgebruik dat is. Er gaan ver
halen dat Turner met onaffe schilderijen
op tentoonstellingen aankwam om daar
ter plekke nog even zijn concurrenten te
overtreffen met kersvers aangebrachte
kleuren. Vooral het geel van de zon
veegde en smeet hij bijna over zijn doe
ken heen. Karikatuurtekenaar en tijdge
noot Richard Doyle portretterde Turner
dan ook eens tijdens het maken van zijn
schilderijen: Een mannetje met een hoge
hoed, een zwabber en een emmer gele
verf.
Vulgair?
Het museum dat de architect James Stir
ling (die ook het Sackler Museum bij de
Universiteit van Harvard bouwde en de
Staatsgallerie in Stuttgart) aan de Tate
Gallery langs de Theems vastbouwde,
kreeg - zoals dat gaat - onmiddellijk de
wind van voren. Zijn gebruik van pastel
tinten werd verontwaardigd „schok
kend" en „vulgair" genoemd. Het mu
seum zou iets van een labyrinth hebben,
Turner niet waardig. Zonder me achter
enige architectonische kennis te hoeven
verschuilen, kan ik zeggen dat het een
uiterst prettig museum is. Warm, intiem
en met een bijna automatische overgang
binnendoor van Tate naar Clore. De
acht zalen hebben een zachte gele kleur
die een warme ondergrond geeft voor
Turners werk en strookt met het indirec
te licht dat er van buiten binnenkomt.
Er is een automatische overschakeling
naar kunstlicht wanneer het licht van
buiten te zwak is. Dat kan even verve
lend zijn als je net op een punt van de
dag zit dat het er om draait. Dan blijft
het een - overigens onhoorbaar - heen
en weer „floepen" van de schakeling.
Het gebouw kwam tot stand door een
enorme schenking van Mrs. Vivien Duf-
field, de dochter van Sir Charles Clore,
die zijn zakenloopbaan begon bij zijn
vader in de textiel, warenhuizen opzette,
schoenenzaken kocht die de basis wer
den voor de British Shoe Corporation,
die weer een onderdeel werd van het wa
renhuisimperium Sears (waartoe ook
Selfridges behoort).
Pub
Vandaar dat het wat verwarrend werd
met de naam van dat museum. Het is
nu officieel de Clore Gallery, maar ie
dereen zegt: heb je Turner in de Tate al
gezien? Er hangt een heel groot en zeer
belangrijk deel van Turners werk. Er is
bovendien een studiezaal, een auditori
um en alles wat je maar van een modern
museum mag verwachten. The Turner
Collection (honderden schilderijen, tien
duizenden tekeningen en aquarellen) is
zo groot, dat er gewisseld zal worden.
Een rechtvaardige daad dat museum.
Gratis toegankelijk trouwens, niets
kwaads van de Britten wat dat betreft.
Rechtvaardig voor het werk van een
groot kunstenaar, waarvan het op papier
uitgevoerde oeuvre in 1928 in de kelders
van de Tate bijna ten onder ging aan de
overstroming van de rivier de Theems.
Er hangt niet alles van Turner in de
Tate, pardon Clore Gallery. In de zomer
is bijvoorbeeld een deel te vinden in
Petworth, Sussex, in het landhuis van de
voormalige Earl of Egremont, een regel
matig „afnemer" van Turners. Als het
- in de winter - niet voor bezoekers
open is, verhuist dat deel van Turners
werk óók naar de Clore Gallery. Turner:
een meester en een merkwaardig mens.
Voor zover we iets van zijn privéleven
afweten. Want behalve van al die reizen
die in zijn werk te zien zijn, weten we
niet veel. Alleen dat hij niet getrouwd
Lang zijn vader verzorgde, nadat
zijn moeder krankzinnig overleden was.
Dat hij samenleefde met vrouwen die hij
voor zijn collega's verborgen hield. Hij
werd wel eens gevolgd door nieuwsgieri
gen, maar dan dook hij in een „pub" en
kwam er pas uit wanneer z'n achtervol
gers het hadden opgegeven. In de Natio
nal Gallery hangen ook nog een aantal
Turners. Al in vroege versies van zijn
testament had Turner aangegeven dat
die beslist moesten en zouden hangen
tussen werken van zijn Franse voorbeeld
en inspirator Claude Lorrain. Waarom?
Om stiekem na zijn dood toch te laten
weten dat hij dat voorbeeld overtrof?
Turners werk is een uitbarsting zoals er
maar zelden een plaatsvindt. Een na
tuurgebeuren zoals hij die zo vaak en
met warmte schilderde. Want hij moet
van de wereld in al z'n facetten gehou
den hebben, dat is duidelijk. Turner in
zijn nieuwe huis mag dan ook absoluut
niet ontbreken op het programma van
iedereen die Londen wel eens aandoet.
BERT JANSMA
door Piet Snoeren
Toen dr. J. Klijn dezer dagen aan de
Erasmus Universiteit promoveerde op
een onderzoek naar kanker van de
pijnappel klier, besloot hij de reeks
stellingen bij zijn proefschrift aldus:
„De suggestie om voetbalwedstrijden te
verbieden omdat ze vandalisme
uitlokken, is te vergelijken met een
verbod op de verkoop van fietsen
omdat er zoveel fietsen gestolen
wordenDie zat. Maar niet voor de
verantwoordelijke autoretoten en
hotemiteilen, want in de sport is
gezond verstand een even schaars goed
als cola-automaten schaars zijn in de
woestijn - hoewel, ze bestaan: in de
Amerikaanse Sonora Desert met eigen
ogen op gezette afstanden cola
automaten langs de eindeloze wegen
zien staan, dus er blijft hoop.
Wat zullen de verantwoordelijke
hotemiteiten en autoretoten dus doen
in het nieuwe seizoen dat volgende
week losbarst? Verbieden? Nou nee,
althans zo weinig mogelijk, daarvoor
zit er nog wel verstand genoeg in de
kersepitten. Maar wat ze in plaats
daarvan verzonnen hebben, is bijna
even ongerijmd. Een 2,4 miljoen
gulden kostend systeem van pasjes
voor degenen die fietsen willen kopen
van de vijf meest diefstalgevoelige
merken plus nog eens twintig miljoen
voor fietspasjes op landelijke schaal,
ongeacht de diefstalgevoeligheid. En
hoe minister Van Dijk ook
tegensputtert dat de maat vol is met de
tien miljoen die het passen op fietsen
per jaar kost aan extra politiewerk, de
overheid zal aan de fietspasjes mee
dienen te dokken, want je gaat over
een fietsende natie of je gaal er niet
over. Ziet men André van der Louw
zulke baarlijke nonsens al op de
televisie komen uitleggen zonder dat
die pauwige pijp van hem van
verbijstering uit zijn mond valt?
Nauwelijks. Maar vervang fietsen door
voetballen, diefstalgevoelig door
relgevoelig, en jawel, Van der Louw
legt het uit, de pijp blijft waar hij zit en
de natie schaft schaapachtig
voetbalpasjes aan die hoofdelijk
omgeslagen over het aantal echte
vandalen - dat zijn er volgens
deskundigen zo'n tweehonderd - een
investering van 112.000 gulden per
stuk kosten, meer dan een ton per
puistekop.
Zou er nou heus geen slimmere en
goedkopere oplossing voor het
voetbalvandalisme bestaan? Ja, en zij
heet kwalleballen. Dit is niet de term
waarmee ze bij de A VRO
binnenskamers de Sterrenslag
aanduiden, maar de benaming voor
een volksspel dat oorspronkelijk uit
Twente komt - net als klootschieten,
achter welk woord ook niets gezocht
dient te worden, al heeft Carel
Enkelaar, de voormalige bovenbaas
van de NOS en een vurig beoefenaar
van het vermaak, er menige vette grap
over gewaagd. Kwalleballen doe je op
een veld van 26 bij 12 meter. Er zijn
twee ploegen van vijf spelers. Aan beide
korte zijden van het veld staat een
cementbak vol water. De bal is een
jutezak, gevuld met zand. Het gaal
erom deze kwallebal in de waterbak
van de tegenpartij te werken en daarbij
is vrijwel elke vorm van geweld
toegestaan. „Ik ben gek van
kickboksen en Thaiboksen, maar dit
vind ik mooier; het is harder", aldus
straathoekwerker Ron van Alphen die
het Amsterdamse kwalleballenteam
Trefpunt coacht. „Een ideale
uitlaatklep voor randgroepjongeren.
Kijk, als die jongens de kans krijgen
om zich waar te maken en er is ook
nog publiek bij, ze krijgen een klap op
de schouder en iemana zegt: wat ben
jij een beest - als ie ze kunt motiveren
tot iets was ze belangrijk vinden en ze
lezen een stukkie over zichzelf in de
krant en ze zijn daar blij mee omdat
het daardoor allemaal wat legaler
wordt wal ze doen, dan denk ik dat je
verschrikkelijk goed bezig bent".
Ter verduidelijking: het kwalleballen is
door het jongerenwerk uit de Twentse
vergetelheid gehaald en tot nationale
randsport verheven: er vinden al
landelijke toernooien plaats met 32
teams en meer. Leeuwarden heeft
indertijd het spits afgebeten en er het
Sterrenteam van jongerencentrum De
Vliet aan overgehouden dat zeer wordt
gevreesd, maar dan op de goede
manier. Coach Hans van Reeke: „Als
je een groep voetbalvandalen in een
stadion zo tegen elkaar te keer laat
gaan voordat de officiële wedstrijd
begint, heb je geen kind meer aan ze.
Ik durf de F-side van Ajax en de
supporters van FC Den Haag uit te
dagen voor een potje kwalleballen. Dit
is een sport waar ze zich wel bij zullen
voelen. Ze kunnen al hun agressie
kwijt. Het lijkt wel of er bij het
kwalleballen mystieke krachten naar
boven komenDe speelduur bedraagt
twee maal vijf minuten. Zo kort
hebben de mystieke krachten maar
nodig om uit te woeden. Daarna liggen
de deelnemers uitgeteld voor pampus.
Laat Feijenoord - PSV dus vooraf
gaan door Scrum tegen Infokeet.
Luister FC Den Haag - FC Utrecht op
met Black Eagles tegen Heil Speens.
De kwallebal versus het voetbalverval.
Dan kan André van der Louw met die
pasjes zijn pijp aansteken.