„Kabinet maakt goede sier van onze centen" Ruding ontkent trucs met premies Ruding:,,De Koning verdient standbeeld" PROF. VAN VOORDEN, VOORZITTER SOCIALE FONDSEN: „IK ERGER MIJ AAN DEZE EN ANDERE KRITIEK" Verklarende woordenlijst DEN HA'AG - ledereen kent het beeld van het huishoud boekje van de staat: tekorten terugdringen en voorzichtig zijn met nieuwe uitgaven. Kondigde minister dr. Onno Ruding van financiën vorig jaar op Prinsjesdag nog vol trots aan dat voor het eerst in dertig jaar de staat in '87 zijn uitgaven althans in guldens zou kunnen verlagen, nu, één jaar later, moet hij tot zijn spijt constateren dat dat niet is ge lukt. In de opinie van de èén doet de opperbewaarder van 's lands schatkist te weinig, voor anderen gaat hij veel te ver. Tot deze laat ste categorie behoren de sociale fondsen die het geld beheren dat elke Nederlander betaalt aan bij voorbeeld werkloosheidspremie. De besturen van die fondsen zeg gen dat Ruding zijn tekorten stille tjes naar hen overhevelt door de premies slechts mondjesmaat te verhogen waardoor de fondsen die hogere premies bepleiten, op ter mijn met tekorten komen te zitten. „Die verwijten slaan echt nergens op", zegt Ruding, zichtbaar uit de grond van zijn hart. „Ik heb geen greep uit hun kas gedaan. Dat is een misvatting. De besturen van de fondsen, die jaarlijks adviseren over de hoogte van de premies, zitten elk jaar hoger en wij altijd la ger; zo is het al jaren. Dat is lo gisch en gebruikelijk, daar is niets truc-achtigs aan. We stellen de premie scherp vast en dat is ver antwoord vanwege de koopkracht. Het beeld dat de fondsbesturen schetsen over toenemende tekor ten, valt wel mee. Ze houden geen rekening met de maatregelen die wij voor de economie van het land treffen en die ook goed voor hun positie kunnen zijn. Overigens heb ben zij eind dit jaar een vermogen soverschot van twee miljard! Ik zeg niet dat in '89 niet ergens één van de premies omhoog moet, maar op dit moment is het gemiddelde beeld bevredigend en dat weten zij zelf ook". De minister doelt op het overleg dat zijn ministerie geregeld met de fondsbesturen voert, evenals met het Centraal Planbureau en het mi nisterie van sociale zaken en werk gelegenheid dat uiteindelijk de hoogte van de premies vaststelt. Het aan Ruding gerichte verwijt is een uitvloeisel van het kabinets standpunt dat de koopkracht in '88 voor iedereen minstens gelijk moet blijven. Als hij dat door de hoogte van inkomsten en uitgaven van de staat niet kan realiseren, ligt het toch voor de hand dat hij naar mo gelijkheden zoekt om de kosten voor het handhaven van de koop kracht ergens anders vandaan te halen. Bijvoorbeeld bij de fondsen. Zo zit het dus volgens Ruding niet, want het zijn niet alleen de premies die de koopkracht bepalen maar ook de door hem aangekondigde verlaging van de loon- en inkom stenbelasting en de verhoging van de kinderbijslag (die deels door de werkgevers betaald wordt). HALF MILJOEN Zijn cri de coeur aan het adres van de sociale fondsen dat „die verwij ten nergens op slaan", blijkt later in het gesprek ook van toepassing op andere onderwerpen. Immers, ondertussen neemt de werkloos heid niet snel genoeg af en staat nu al vast dat het aantal van een half miljoen werklozen in 1990, waaraan premier Lubbers vorig jaar met veel tam tam zijn politieke lot ophing, niet haalbaar zal zijn, tenzij er een wonder gebeurt. Ruding erkent dat en zegt de uit spraken van Lubbers te beschou wen als „een politiek gegeven" maar voegt er meteen aan toe het onzin te vinden dat „iedereen al leen maar naar de rijksoverheid kijkt en niet ook naar werkgevers en werknemers". Er is in de werkgelegenheidsont wikkeling sprake van een dubbele tegenslag: het aantal mensen dat van een uitkering moet leven, blijft hoog en zelfs het voor komend jaar gereserveerde bedrag van een mil jard gulden ter bestrijding van de werkloosheid kan niet voorkomen dat de werkloosheid volgend jaar op 655.000 blijft steken. Welk per spectief heeft hij de Nederlandse economie te bieden? Ruding: „We hebben inderdaad met tegenslagen te maken, maar toch ben ik voorzichtig positief, want het sombere beeld dat in het voorjaar nog werd voorspeld blijkt gelukkig mee te vallen. „Hosan- nah!" roept een minister van finan ciën niet zo snel, dat laat hij aan anderen over. Ik zeg niet dat alle problemen opgelost zijn, maar wel dat men niet alleen naar de over heid moet kijken. We zijn met z'n drieën: overheid, werkgevers en werknemers. Wij hebben als over heid ons steentje bijgedragen door ondermeer belastingverlaging in het vooruitzicht te stellen; dat kon omdat de inkomsten uit belastin gen meevielen. Welnu, in het na jaarsoverleg met werkgevers en werknemers dat voor de deur staat, zullen zij hun steentje moeten bijdragen, bijvoorbeeld door te zorgen voor scholing en loonmatiging. Dat is van wezenlijk belang." „Ondanks de toename van de werkgelegenheid merk je de daling van de werkloosheid onvoldoende; dat komt omdat het aanbod op de arbeidsmarkt zo snel groeit. Een werkloosheid van 655.000 in 1988, is minder dan de bedoeling was; dat is zonneklaar. Daar wil ik niet op afdingen. Maar we hebben toch goede hoop dat we die 500.000 toch halen in 1990, al wil ik daar voor niet mijn hand in het vuur ste ken". „Wat mij irriteert in de kritiek die de laatste tijd aan mijn adres ge richt wordt, is dat de overheid de tekorten toch maar zou laten oplo pen door de forse overschrijdingen die sommige begrotingen te zien geven. Die kritiek kan ik op zichzelf accepteren, maar je moet ook kij ken naar de aard van de over schrijdingen. Moeten wij de werk loosheidsuitkeringen dan maar af remmen? En subsidies afschaffen? Zo gauw gaat dat niet; ik zou willen dat het kon. Wat we wel bereikt hebben, is dat de stijging van dat soort uitgaven afneemt. Het is min der meer. Vergelijk het met een su pertanker, die je lang van te voren het sein tot koerswijziging moet geven, maar dan duurt het nog even voordat die koerswijziging een feit is. Men kan mij hooguit verwijten, dat ik te weinig doel" EENMALIG De minister schildert hoe de afge lopen jaren onder meer door het actief bestrijden van fraude en het sneller innen van belastinggelden, de ontvangsten uit belastingen konden stijgen en nog steeds stij gen en hoe daardoor tegelijkertijd de tarieven in de hand gehouden konden worden en zelfs verlaagd. Is de aangekondigde belastingver laging van volgend jaar eenmalig? „Voorlopig wel", zegt hij zonder aarzelen. „Ik kan geen voorspellin gen doen omdat ik de olieprijs, de dollarkoers en de rentes niet in de hand heb. Er is geen zekerheid dat er volgende jaren voldoende ruim te is voor nog meer lastenverlich ting". Topambtenaar prof.dr. W. Rutten van Economische Zaken schetste onlangs publiekelijk een uiterst rooskleurig toekomstbeeld van de nationale economie; van duidelijke reserves gaf hij nauwelijks blijk. Wat zegt de minister van financiën, die aanmerkelijk voorzichtiger is, daarvan? Er volgt een ietwat kor zelig antwoord. „Ik geef geen com mentaar op wat ambtenaren in het openbaar zeggen. Zij zijn niet poli tiek verantwoordelijk. Voor mij geldt alleen wat collega-ministers zeggen en wat het kabinet besluit". Maar wie Rudings woorden goed beluistert, proeft de onderhuids le vende kritiek op het beeld dat Rut ten gaf. Een voorbeeld.Bij loslaten van het huidige beleid (dus stop pen met het terugdringen van de overheidsuitgaven en het stimule ren van de werkgelegenheid) zal de behoefte van de staat aan geld in 1995 opgelopen zijn tot het duize lingwekkende bedrag van zes mil jard per maand, zoals in de Miljoe nennota staat. Ruding: „Dat bedrag illustreert waarom het beleid dat we nu voe ren nodig is, namelijk overschrij dingen van begrotingen tegengaan en uitgaven beheersen. Daar moeten we heel strak de hand aan houden. Héél strak. Maar ik zeg er bij dat dat niet hoeft te betekenen dat we domweg alleen maar door gaan met bezuinigen en ombuigen. Er is méér nodig om de economie in het gareel te krijgen. Het bedrag van zes miljard per maand in 1995 is de straf en de boete voor onze budgettaire zonden uit de zeventi ger jaren, voor de dure, weinig ef fectieve banenplannen van Den Uyl". „Het is weer het verhaal van die supertanker: het duurt vele jaren voordat je een anders koers hebt gevonden. Dat is heel vervelend, want je loopt risico's omdat in de tussenliggende tijd vooral interna tionaal nog zo veel gebeuren kan waarop we geen grip hebben. We zijn er nog lang niet; het regeerak koord is slechts een tussenstation. Maar we blijven de goede kant op gaan". ED FIGEE MARGA RIJERSE ZOETERMEER - Het tekort van de staat daalt. We zijn op de goede weg, zegt minister dr. Onno Ruding van financiën. ,,0p de goede weg? Maar dat is wel dank zij de sociale fond sen. Door het beleid va^dit kabinet dreigen er nu bij die fondsen grote tekorten te ont staan. Zoals de zaken er op dit moment voor staan, moeten we al in mei volgend jaar geld gaan lenen om de uitkeringen te kunnen blijven betalen. Dat is toch te gek?". De man die dit zegt is geen natio nale bekendheid, maar dat zegt niets. Hij - prof.dr. W. van Voorden - is voorzitter van de (werknemers- fondsen die het geld beheren dat iedereen maandelijks aan sociale premies betaalt. Het zijn de kassen van deze fondsen die zich in een grote belangstelling mogen verheu gen van de minister van financiën. De taak waar Van Voorden voor staat is eigenlijk heel simpel: ver antwoordelijkheid dragen voor in komsten (premies) en uitgaven (uit keringen) van de fondsen en zorgen dat de balans niet te ver naar 'het rood' doorslaat. Dus verstandig met geld omgaan. Maar wat gebeurt? Ruding, die in het huishoudboekje van de staat nog altijd met giganti sche tekorten te maken heeft, he velt volgens Van Voorden een deel van zijn tekort over naar de fond sen. Hoe doet hij dat? Door ermee in te stemmen dat dit jaar de hoogte van de premie net niet voldoende is om de uitgaven te dekken maar ook net niet genoeg om de fondsen fi nancieel te laten stranden. Gevolg daarvan is op de langere termijn een langzame doch gestage stijging van de tekorten. Daarover is Van Voorden „knorrig", zoals hij het be leefd uitdrukt. VERNIETIGEN Bij wet is geregeld dat de sociale fondsen jaarlijks de hoogte van de premie vaststellen. Dat besluit moet - dat staat ook in de wet - vervol gens meegedeeld worden aan de staatssecretaris van sociale zaken en werkgelegenheid, De Graaf. Maar wat blijkt ai meer dan zeven jaar lang? Hij vernietigt het besluit en stelt om redenen van inkomen spolitieke aard een „eigen" premie De koopkracht moet in 1988 voor iedereen minstens gelijk blijven, vindt het kabinet. FOTO: TJERK HERINGA Links: Prof. W. van Voorden: „Op de goede weg? Maar dat is wel dank zij de sociale fondsen". FOTO: CE ES VERKERK Rechts: Het aantal mensen dat van een uitkering moet leven, blijft hoog. FOTO: TJERK HERINGA vast, die altijd afwijkt van wat de fondsen willen. De achterliggende reden van deze (politieke) beslissing is dat - simpel gezegd - hoe minder premie men sen behoeven te betalen, hoe beter dat is voor hun koopkracht. De Graaf kijkt dus niet in de eerste plaats naar de verhouding inkom sten-uitgaven van de fondsen zelf. Dat doet hij omdat het kabinet waarvan hij deel uitmaakt, gebon den is aan een regeerakkoord waarin staat dat de koopkracht in deze kabinetsperiode op peil moet blijven. Zou het kabinet dat niet doen, dan houden mensen minder geld over. In dat geval zou minister Ruding, om de belofte uit het re geerakkoord gestand te doen, an dere maatregelen moeten treffen zoals een verdere verlaging van be lastingen. En je hoeft geen eco noom te zijn om in te zien dat dit onherroepelijk lejdt tot een verho ging van het tekort waarmee de overheid al jaren kampt. Dat is wat Van Voorden goed dwars zit. En niet alleen hem. Ook de werkgevers en werknemers die na mens hun organisaties in de fonds besturen vertegenwoordigd zijn en niet te vergeten de onafhankelijke Kroonleden denken er zo over. De enige bestuursleden die tijdens de vergaderingen over de premiehoog te de lippen stijf opeen geklemd houden, zijn de vertegenwoordigers van de staatssecretaris: zij willen hun bewindsman niet in de wielen rijden en onthouden zich daarom altijd van stemming. VOOR JOKER Van Voorden: „Vroeger duurden die vergaderingen vele uren. Soms moest er geschorst worden en sloeg er wel eens iemand woedend met een deur. Nu is het in korte tijd gepiept: men weet toch wel dat de staatssecretaris anders besluit. Een van de Kroonleden zei onlangs zelfs dat we eigenlijk voor joker zitten. Ik voel mij dan ook al jaren moede loos en machteloos. We zijn net een ventiel dat naar bevind van zaken door het kabinet open en dicht wordt gedraaid". „Dit soort ingrepen heeft ertoe ge leid", gaat Van Voorden verder, „dat het financieringstekort geflat teerd is, want het dreigende tekort van twee miljard bij de fondsen, moet eigenlijk bij het tekort van het rijk opgeteld worden". Ter illustra tie een paar cijfers. Zo stelde het bestuur van het Algemeen Werk loosheidsfonds onlangs de werk loosheidspremie vast op 3,6 pro cent. Dat was al aan de lage kant, want om enige speelruimte te heb ben (de daling van de werkloosheid kan tegenvallen, wat overigens al gebeurt) zou eigenlijk een premie van 4,2 procent nodig zijn geweest. Maar de ministerraad besloot met het oog op de koopkracht voor vol gend jaar de premie te bepalen op 2,8 procent. NIET BIJ ONS „Dan zitten wij dus in de schulden en het rijk maakt goede sier met een lager financieringstekort", con cludeert Van Voorden. „Als dat te kort dan zo nodig omlaag moet, dan behoort dat niet over de rug gen van de sociale fondsen te gaan, maar via verhoging van de belastin gen. Het gat hoort niet bij ons thuis, maar in de rijksbegroting. Belastin gen worden tenslotte door èlle bur gers opgebracht terwijl premies al leen voor rekening komen van werkgevers en werknemers. Het is niet eerlijk om alleen hen de reke ning te laten betalen". Er ligt op termijn dus een groot ge vaar op de loer en dat is dat de premies flink omhoog moeten. Maar als het beleid slaagt om de werkloosheid terug te dringen, zo dat het beroep op de fondsen zal afnemen, kan het toch nog meeval len. „Dat is waar Ruding op mikt. Maar zo maak je natuurlijk geen beleid Dat heet gokken. Want blijft de werkloosheid hoog, dan kun je niet volstaan met blijvend lage premies en het voortdurend accep teren van grote schulden bij de fondsen. Ik heb geen zin om net als een paar jaar terug, toen we in een vergelijkbare situatie zaten, weer maandelijks schuldbekentenissen van honderden miljoenen guldens te moeten tekenen". ED FIGEE MARGA RIJERSE DEN HAAG - Minister Ruding (financiën) vindt dat zijn collega De Ko ning een standbeeld ver dient. Het was namelijk deze bewindsman van sociale zaken en werkge legenheid die het enkele jaren geleden op een CDA-bijeenkomst in het Brabantse 's-Graven- moer aandurfde de over heidssubsidies aan bur gers (veelal de mensen met de laagste inko mens) ter discussie te stellen. Volgens De Koning zou den deze subsidies rem mend werken op het aanvaarden of verande- ren van baan. Immers: hoe meer men gaat ver dienen, des te lager de subsidies waar men recht op heeft. De Miljoenennota noemt geen specifieke maatre gelen om de stroom aan overheidssubsidies in te dammen, hoewel deze (inclusief de investe ringspremies WIR en de landbouw- en woning- bouwsubsidies) nog al tijd een kwart van de rijksuitgaven opslurpen. „Naar de subsidies die de overheid aan burgers en bedrijven verstrekt moet de komende jaren kritisch worden geke ken", stelt het kabinet evenals vorig jaar, in de Miljoenennota 1988. Ra dicaal snoeien in subsi dies kan niet, meent Ru ding, hoewel hij er geen tegenstander van zou zijn. „Dan kom je aan gevestigde belangen". Van de bezuingingen die de afgelopen jaren al zijn gepleegd op bijvoor beeld de huursubsidie en de WIR is volgens de minister van Financien nog maar weinig merk baar: de totale uitgaven van deze regelingen stij gen nog steeds. „Mis schien is het mogelijk om na 1988 enerzijds te belastingen verder te verlagen en tegelijkertijd geleidelijk de subsidies te verminderen. De Ko ning was de eerste die dat toen voorstelde. Nee echt, wat mij betreft ver dient hij een stand beeld" ACCIJNS - Extra belasting die geheven wordt op benzi ne, tabakswaren, alcoholhoudende en frisdranken. AFSLANKING - vermindering van overheidspersoneel en het afstoten van overheidstaken naar het particuliere bedrijfsleven (privatisering). ARBEIDSMARKT - De vraag naar en het aanbod van arbeidskrachten. BELASTINGDRUK - Het percentage aan Inkomen van alle werkenden en bedrijven tezamen dat aan de belas ting moet worden afgedragen. BETALINGSBALANS - Overzicht van wat door over heid, bedrijven en particulieren In het buitenland Is be steed en van wat het buitenland van ons heeft gekocht (ook toeristen). Er Is sprake van een „overschot op de betalingsbalans als de buitenlanders meer bij ons heb ben besteed. BEVRIEZEN (van Inkomens of uitkeringen) - Ongewlj- zingd laten. BUDGETTAIR NEUTRALE MAATREGELEN - Een maat regel die netto niets kost en niets oplevert. CENTRAAL PLANBUREAU - Het rekenlnstltuut van de regering. Berekent onder meer de gevolgen van bepaal de bezuinigingen en andere maatregelen voor burgers, bedrijven en overheid. COLLECTIEVE SECTOR - Alles wat geheel of gedeelte lijk door de overheid (rijk, provincies en gemeenten) wordt betaald. DEKKINGSPLAN - Het geheel van maatregelen waar mee de staat de uitgaven dekt, zoals belastingen, be- ingen e E MINII mumlnkomen moeten rondkomen. EENMALIGE UITKERING - Extra uitkering die eenmaal per jaar wordt verstrekt aan mensen die al enkele jaren tot de echte minima (zie boven) behoren, teneinde hun koopkracht op peil te houden. FINANCIERINGSTEKORT - Het nadelige saldo tussen de Inkomsten en uitgaven van de staat. Dit begrotings tekort wordt doorgaans uitgedrukt In een percentage van het nationaal inkomen (zie aldaar). INCIDENTELE LOONSVERHOGING - Loonstijging die niet voor iedereen geldt, bijvoorbeeld periodieken. INKOMENSPLAATJE - Schema van de te verwachten (of te vrezen) veranderingen In de lonen (c.q. koop kracht) van verschillende inkomensgroepen Ook wel koopkrachtplaatje genoemd. KOOPKRACHT - Het netto-Inkomen dat men kan be steden. LASTENVERLICHTING - Verlaging van belastingen dan wel sociale premies. MACRO ECONOMISCHE VERKENNING (MEV) - Eco nomische prognoses .van het Centraal Planbureau waar op het regeringsbeleid deels is gebaseerd. MINIMUM - Het wettelijk vastgelegde Inkomen waarop iemand tenminste recht heeft, hetzij In de vorm van een uitkering, hetzij als loon (afhankelijk van de leeftijd). We kennen minimumuitkeringen, een minimumjeugdloon en een minimumloon voor volwassenen (vanaf 24-jarlge leeftijd). MODAAL - Het Inkomen dat In ons land het meeste voorkomt. Bedraagt rond de 40.000 gulden bruto per jaar. NATIONAAL INKOMEN - Wat burgers en bedrijven jaarlijks samen verdienen (exclusief uitkeringen). In to taal Is dit bijna 400 miljard. OMBUIGEN - Uitgaven minder laten stijgen dan aan vankelijk de bedoeling was. PARTICULIERE CONSUMPTIE de burg< De bestedingen van STAATSLENING - Lening die de rijksoverheid afsluit bij bedrijven, banken en ook wel particulieren. STICHTING VAN DE ARBEID - Centraal overlegorgaan van werkgevers en vakbeweging. TWEEVERDIENERS - Huishoudens waar meer dan èén inkomen binnenkomt. VOORJAARSNOTA - Rapport dat het kabinet In het voorjaar uitbrengt over de ontwikkeling van de lopende begroting. Daarin worden tussentijdse meevallers en te genvallers genoemd, alsmede eventuele extra bezuini gingen of extra uitgaven. Minister Ruding: „ik heb geen greep uit hun kas gedaan FOTO: CEES VERKERK

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1987 | | pagina 29