finale' Geertsema niet rouwig om afscheid van R CfiidócSouomit FIETSEN ZATERDAG 27 JUi.'I !0S7 WASSENAAR - Na een carrière van precies veertig jaar heeft „Mol ly" Geertsema deze week afscheid genomen van de actieve politiek. De wijze waarop hij dit deed, was kenmerkend voor deze markante liberaal. Waar vele andere politici zich wanhopig trachten vast te klampen aan hun Kamer- of mi- nisterszetel, kwam mr. Willem Ja cob Geertsema geheel uit zichzelf tot de conclusie dat het tijd was om te gaan. „Ik ben 68", buldert hij met de bekende stentorstem in villa „Heeshoeve" te Wassenaar. „Dat is weliswaar nog niet zo oud, maar ik moet er toch rekening mee houden dat ik ga aftakelen. Het erg ste daarvan is dat je zoiets zelf niet in de gaten hebt. Ik heb dat met prof. Oud meegemaakt. Die had ons, de WD-frac- tie, op het hart gedrukt dat we hem moesten waarschuwen als hij geestelijk achteruit zou gaan. Maar toen we dat deden werd hij kwaad. Uiteindelijk was hij al in de zeventig, toen hij opstapte als fractieleider". Geertsema stamt, zoals zijn naam doet vermoeden, uit een Gronings geslacht. Maar zijn wieg stond in Utrecht en hij groeide op in Den Haag, waarheen zijn moeder verhuisde nadat vader Geertse ma tijdens een zakenreis in Zuid-Ameri- ka was overleden. „Ik was toen 3 jaar en heb hem dus nooit gekend". Molly's po litieke werk begon in Leiden, waar hij rechten had gestudeerd. Hij werd lid van de gemeenteraad. In 1954 vond men hem al ervaren genoeg om bureemeester te kunnen worden, van het Groningse Warffum. Drie jaar later keerde hij alweer terug naar de Randstad, als topambtenaar op het ministerie van Binnenlandse zaken. In 1959 deed hij zijn intrede in de Twee de Kamer, welke functie hij enige tijd la ter combineerde met het burgemeeester- schap van Wassenaar. Voor Geertsema was zo'n dubbelleven geen probleem, want hij had en heeft genoeg aan zo'n vijf uur slaap per nacht. Van 1971 tot 1973 was hij minister van Binnenlandse Zaken. Na de val van het kabinet-Bies heuvel vertrok Geertsema als commissa ris van de koningin naar Gelderland. Toen hij gepensioneerd werd koos de VVD hem in de Eerste Kamer en kon hij zijn fraaie huis in Wassenaar weer betrekken. Bestuurder Geertsema heeft de meeste vreugde be leefd aan zijn tijd als bestuurder. „Dat klinkt wellicht vreemd, omdat ik lang in de Tweede Kamer heb gezeten en frac tieleider ben geweest. Maar mijn mooi ste tijd heb ik gehad als burgemeester". Niet als minister van Binnenlandse Za ken? „Dat ben ik helaas maar twee jaar geweest. Te kort om iets af te kunnen maken. Had ik er langer gezeten, dan zou er nu allang een nieuw decoratiestel sel geweest zijn. Ik had het al helemaal klaar, toen het kabinet ten val kwam. Mijn oplossing was dat het verschil naar stand zou verdwijnen. Dezelfde onder scheiding voor zowel meneer Philips als voor zijn chauffeur, op voorwaarde na tuurlijk dat ze beiden iets bijzonders ge presteerd hebben". Die voor een VVD'er verrassende op stelling was één van de dingen die Geertsema tot een wonderlijke eend in de bijt van de vaderlandse politiek maakte. Hij schroomde ook zelden om hardop te zeggen wat er volgens hem in zijn eigen VVD mis was. Constant ha: merde hij erop dat een liberale partij zich ook moest inspannen voor immate riële zaken, met name de gelijkberechti ging van homosexuelen. Door de jaren heen ontwikkelde hij zich tot een luis, zij het een mollige, in de bontpels van de VVD. Tot dusver echter zonder veel resultaat. De materiële aspecten des levens staan voor de gemiddelde VVD'er nog altijd veel hoger op de verlanglijst dan de im materiële. Geertsema weet dat zelf heel goed. „Ik neem weieens een proef tijdens een spreekbeurt voor een VVD-afdeling. Ik praat dan heel bewust niet over non discriminatie, de Wet Gelijke Behande ling dus, euthanasie en dergelijke. Dan kan ik er een paar heel goede flessen wijn onder verwedden dat er ook nié mand naar zal vragen. De gemiddelde VVD'er maakt zich alleen druk over be lastingverlaging en dat soort zaken. Men noemt dat ook liberale beginselen, maar dan op materieel terrein". Conservatieven Een belangrijke reden van die eenzijdige gerichtheid van de VVD is volgens Geertsema dat er in Nederland geen conservatieve partij is. „Conservatieve mensen zullen dus hun toevlucht zoeken bij het CDA of de WD". Hij vindt ove rigens niet dat de conservatieven veel invloed hebben in zijn partij. „Ik ben bang geweest dat zij zich zouden doen gelden toen ik het door een commissie onder mijn leiding geschreven beginsel programma en het Liberaal Manifest aan het congres voorlegde. Dat is echter maar op twee punten gebeurd". „Ze hebben de door ons genoemde voor beelden van laakbare discriminatie uit het beginselprogram gehaald. Omdat daar de (homo)seksuele geaardheid bij stond. Door toedoen van de JOVD (jon gerenorganisatie van de WD) is die tekst echter wèl in het Liberaal Manifest gekomen. Daar hoef ik dus niet van wakker te liggen. Het andere punt was dat de monarchie ineens een liberaal be ginsel bleek te zijn geworden. En dat is natuurlijk volstrekte onzin". Maar hebben die conservatieven mis schien toch op een indirecte wijze veel invloed? Doet de Tweede-Kamerfractie niet teveel conservatisme in de liberale wijn? Geertsema schudt het grijze hoofd. „Nee, het euvel ligt elders. Er zit een veel te sterke scheut christen-democratie in de liberale wijn. De WD-fractie zegt alleen wat zij van Lubbers zeggen mag. Als Lubbers zegt: jullie mogen niet stem men voor het euthanasievoorstel van D66, want anders komt er een kabinets crisis, dan gaat men door de knieën. Ik zou gezegd hebben: nou, dat zien we dan wel, want ik geloof niet dat hij dat drei gement doorzet". „Het is dus geen conservatisme waar de fractie mee kampt, het is angst. Angst voor een kabinetscrisis, die wordt inge geven door de gedachte dat de WD zich geen ruzie met Lubbers kan permitteren. Een breuk met het CDA betekent voor veel WD'ers automatisch het verdwij nen uit de regering. Een coalitie met een andere partij kan men zich eenvoudig niet voorstellen. Vandaar die soepelheid in de richting van het CDA. Op geen en kel punt dum men een vuist te maken, zelfs niet als het gaat om een in eigen kring zo populaire zaak als belastingver laging". „Ik zou als fractieleider of minister niet zo bang zijn. Want het CDA staat naar mijn mening bepaald niet te trappelen om weer met de PvdA in zee te gaan en heeft dus ook geen belang bij een crisis. Maar de huidige WD-top denkt er an ders over. Die laat zich wel door Lub bers de wet voorschrijven. Tja, dat is nu politiek. Ik benijd Rudolf de Korte en Joris Voorhoeve niet. Onder deze om standigheden zou ik niet graag in hun schoenen staan. Steeds maar onder het juk van het CDA doorgaan...". Die machtswellustige houding van het CDA zal die partij ooit opbreken. Ik acht de kans aanwezig op een breuk in het kabinet-Lubbers. Stei dat de chris ten-democratische ministers vastbeslo ten blijven, hetgeen ik verwacht, dat er deze kabinetsperiode, geen wetsontwerp Gelijke Behandeling wordt ingediend, regeerakkoord of geen regeerakkoord, dan acht ik dat toch een moment waar op de WD-ministers zullen zeggen: dat kan nou toch echt niet, dat pikken we niet. En dan is de weg vrij voor een ka binet van PvdA, WD en D66". En hoe zit het met de euthanasie? „Ach, op dat punt is het altijd wel moge lijk één of ander krakkemikkig compro mis te sluiten, waarmee men zijn eigen geweten in slaap kan sussen. Zo'n voor stel zal er overigens anders uitzien dan menigeen verwacht. Ik denk dat de mi nisters van het CDA, zich beroepend op de kritiek van de Raad van State en van de procureurs-generaal, een voorstel zul- Electoraal stuntje Is dat niet een beetje overdreven? Begin maart, vlak voor de Statenverkiezingen verklaarde fractievoorzitter Voorhoeve dat de WD naar het midden moest. Een coalitie met PvdA en D66 behoorde daardoor volgens hem niet langer tot de onmogelijkheden. Geertsema: „Op zich was ik blij met die uitspraak. Maar ik dacht er wel onmid dellijk bij: ik moet het nog zien. Welnu, ik heb het niet gezien. De verkiezingen waren nog niet voorbij of Joris vaardig de het bevel uit dat niemand uit de Tweede-Kamerfractie meer mocht pra ten over een coalitie met de Partij van de Arbeid. Die uitspraak van hem was helaas niets anders dan een electoraal stuntje, om op het laatste moment nog wat stemmen bij D66 weg te halen". Het komt er dus voorlopig niet van, dat door u zo vurig gewenste kabinet van PvdA en VVD? ,Ik heb de hoop nog niet opgegeven. len doordrukken dat nog mmder inhoud heeft dan wat er tot nu toe uit het kabi net gekomen is". ust van het graf Wat vindt u van De Korte en Voorhoeve? „Over De Korte kan ik niet oordelen. Zijn werkzaamheden in het kabinet on trekken zich aan mijn waarneming. Voorhoeve heeft het voordeel dat hij in staat is harmonie en rust te brengen in de partij. Maar ik ben wel bang dat het de rust van het graf wordt. Joris is niet in staat een publiek tot enig enthousias me te brengen. Dat kon ik óók niet, maar daarom heb ik, zodra de gelegen heid zich voordeed, mijn fractieleider schap overgedragen aan een ander Hans Wiegel. Het lijkt mij dan ook niet waar schijnlijk dat Voorhoeve lijsttrekker wordt. Ik denk dat er een heleboel men sen in de WD zijn die zullen zeggen: als lijsttrekker, die het hele land doorgaat en die stemmen moet veroveren, moeten we een ander hebben. Met al zijn kwali teiten is Voorhoeve daar niet de ideale man voor". Wie dan wel? „Ik denk aan zowel Hans Wiegel als Ed Nijpels. Wiegel zal niet van plan zijn z'n hele verdere leven in Friesland te blij ven. Over enige tijd zal het ook niet meer onfatsoenlijk zijn als hij uit Leeu warden weggaat. En Nijpels doet het uit stekend als minister van VROM. Als dat zo blijft is er ook voor hem een moge lijkheid om terug te keren. Andere WD'ers die de mensen juichend op de banken kunnen krijgen zie ik niet". Waar naar toe? Waarom bent u met al uw kritiek eigen lijk altijd lid van de VVD gebleven? „Ik heb consequent geprobeerd van bin nenuit veranderingen aan te brengen. Trouwens, waar zou ik naartoe hebben gemoeten? D66? Nee, die partij heeft geen beginselen. Ze zijn er al ruim twin tig jaar mee bezig, maar het is hen nog altijd niet gelukt. Bij zo'n gezelschap zou ik me nooit thuisvoelen. De WD is voor mij nog altijd het beste of zo u wilt het minst slechte wat er in Nederland is. Die partij heeft tenminste een voortref felijk beginselprogram, want dat heb ik immers zelf mee helpen schrijven... ha ha ha!". Wat gaat u doen nu u ambteloos burger bent? Memoires schrijven? „Neen, zoiets vind ik alleen zinvol als je de volledige waarheid schrijft. En dan loop je het risico dat je al je vrinden kwijt raakt. Ik onderhoud nog altijd goe de contacten met de andere leden van het kabinet-Biesheuvel. Nog elke maand komt die club bijeen. Schmelzer (oud- KVP-leider) die hier vlakbij woont, zie ik zelfs zeer frequent". De buitenwacht heeft altijd de indruk ge had dat u, net als bijvoorbeeld Lubbers, financieel onafhankelijk bent. Is dat wer kelijk zo? „Neen, ik moet leven van wat de staat mij geeft. En geen van mijn functies heeft lang genoeg geduurd om een mooi pensioen op te bouwen. Het is dus mo menteel geen vetpot voor mij. Maar dat weet je als je kiest voor een carrière in het binnenlands bestuur". Sommige oud-politici zijn zeer bedreven in het verzamelen van riant gehonoreer de commissariaten bij het bedrijfsleven. „Dat zijn mensen die ook economisch geïnteresseerd zijn en die zijn van waar de voor een bedrijf. Bij mij hebben ze nooit op de stoep gestaan. Meneer Wag ner van de Shell woont hier in de buurt, maar hij zou wel gek zijn om bij mij aan te kloppen. Bovendien zou ik ook nog lastig voor bedrijven zijn. Ik ben een groot voorstander van ondernemingsra den en zou dus in een raad van commis sarissen erg de belangen bepleiten van de werknemers. Nou, zo'n man motten ize ook niet. Ha ha ha...!" RIK IN 'T HOUT door Bert van Velzen Je kunt merken dat de Tour de France voor de deur staat. De man van Mien Dobbelsteen laat de drank staan terwil- le van zijn wielertraimng, er verschij nen boekjes over helden, heiligen en duivels in de wielersport en Martin van Amerongen tracht in een doorwerkt stuk in NRC Handelsblad het bewijs te leveren dat wielrennen een typisch ka tholieke sport is, die in een nabij verle den werd geschraagd door erosvijandi- ge impulsen. Kijk maar eens aan: de coureurs die door wijlen Jan Cottaar aan de meet werden gevraagd naar hun belevenissen produceerden „het ge rasp uit de Peel of het ongearticuleerde gerochel uit de Maasvallei"; het wiel rennen vond veelal plaats op gewijde bodem; de sport wera door geestelijken aanbevolen aan jongelingen met co pieus werkende klierensteïsels om zon dige gedachten te kunnen ontvluchten ofzichzelf zodanig af te beulen dat „de lust tot lust" hen daardoor zou ver gaan. Wielrennen had in dat opzicht een functie van spaak in het wiel. Van Amerongen verwijst, in zijn poging om aan het wielerpeloton een air van wap perende soutanes, een geur van wie rook en de stoom van verdrongen sek sualiteit mee te geven, naar de heroï sche gevechten van wijlen de wielergek Theo Koomen met zijn ontwakend, li bido aan een kleinseminarie te Areen en hij voert de opmerkelijke vroomheid aan van Gino Bartali, die de voedzame sappen in zijn bidon aanlengde met wijwater. Het blijkt dat Martin Ros, schrijver van een mooie galerij wielerportretten, op geestelijk advies is gaan fietsen. U moet zich dat voorstellen in een tijd perk waarin jongelingen in aanzienlij- ke duisternis het beheer moesten zien te voeren, zonder onkuise nood- en kunstgrepen, over een kolkende interne heksenketel van verwarrende en verras sende gevoelens. Als je in nevelige ver ten een beha aan de waslijn zag han gen stond je al met een teen in de hel; in de Libelle staarde je dromerig naar de curve van het destijds vermaarde Dulco corset en als je in de bus be klemd had gezeten tussen twee vrou wen, was je gedwongen mee te rijden tot aan het eindpunt. Het was een wat overspannen tijd. Zondige visioenen als uit Portnoy's Complaint zoemden als lastige vliegen, neen horzels, om onze koppen. Ik zie Ros, als door een adder gebeten, op zijn fiets springen,, het gevaar riskerend door een slordige sprong getroffen te worden door het Koos Taksyndroom, een tragische vorm van zelfcastratie, die eeuwige za delpijn aan de ziel veroorzaakt. Ik betwijfel ten zeerste of de fiets ooit een libidokraker van betekenis of eros- vijandig vehikel kan zijn geweest. Reed Fausto Coppi zich niet te pletter voor de in de vijftiger jaren met een wolk van zoet schandaal omhulde „dame in hel wit"? Het is waar, Bartali reed in dienst van de Heilige Theresia van Li- sieux en heel wat Belgen zullen een oe fening van volmaakt berouw hebben fepreveld voordat ze zich van de fian- en van machtige Alpenreuzen en Py- reneeênknotsen omlaag lieten donde ren, maar een roomse processie is de Tour nooit geweest. Het enige katho lieke van allure dat ik in de beschou wingen ontdek is de affiniteit van wiel renners met groot afzichtelijk lijden. Hier stond Jean Robic, een koboldje met een veel te groot hoofd, zijn man netje. Geteisterd door chronische aam beien en steenpuisten zwoegde hij in het zadel van een speciaal voor hem ontworpen fietsje. Madame Robic heeft volgens Martin Ros van haar man, die in 1947 de Tour won, gezegd: „Ik vind hem zo ontzettend lelijk, zo aangrij pend lelijk, dat ik hem mooi vind". Dat is buitengewoon katholiek, name lijk engelachtig. Prins Bernhard zei on langs in de Telegraaf: „Mij krijg ie niet op de fiets. Ik doe het te paard". De prins is, zoals bekend, niet katho liek.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1987 | | pagina 23