1 II inal Ie SPANNING ZONDER WEERSTAND Eindelijk kans op supergeleiding bij kamertemperatuur Het einde van de pilpaniek ■CcidóeGoivtfvrit" ZATERDAG 20 JUNI 1967 Dit is voor natuurkundigen hèt bewijs voor supergeleiding. Door het keramische plaatje sterk te koelen worden de magnetische krachtlijnen er uit weggedrukt en kan het korte tijd boven de magneet zweven. Met een brokje keramisch materiaal, een weerstandsmeter, een batterij en vloeibare stikstof met een temperatuur van min 194,8 graden vertoont professor Griessen zijn alchemistische kunsten. De elektrische weerstand verdwijnt. Even later zakt de EINDHOVEN - Binnen dezelfde tijd even veel water door een rietje persen als door een riool. Een auto op hoge snelheid brengen, de motor uitzetten en vele duizenden kilometers vanzelf laten voortrijden. Inderdaad, absurde toestanden, maar handig om alvast een idee te krijgen van supergeleiding, een volslagen onbekend verschijnsel voor de meeste mensen, maar een begrip dat natuurkundigen over de hele wereld volkomen van de kook heeft gebracht. Supergeleiding, ofwel nul elektrische weerstand, blijkt plotseling mogelijk bij minder extreme koude dan ooit voor mogelijk is gehouden. Die ontdekking opent de weg naar supergeleiding bij kamertemperatuur en kan daarom de grootste technologische omwenteling inluiden sinds de uitvinding van de transistor. Zo moeizaam als uw hersenen zich een leven zonder weerstand kunnen voor stellen, zo simpel was het practicum „warme" supergeleiding, waarop profes sor dr. Ronald Griessen (Natuurkundig Lab. van de VU in A'dam) de Neder landse wetenschapspers onlangs onthaal de. In het Natuurkundig Laboratorium van Philips in Eindhoven koppelde de prof een brokje keramisch materiaal aan een 9-voltsbatterijtje en een weerstandsme ter. Daarna overgoot hij het materiaal met vloeibare stikstof om het sterk af te koelen. Zo sterk, dat de elektrische weer stand verdween en de wijzer op de me ter naar nul zakte. Daarna gaf Griessen het materiaal op nieuw een bad vloeibare stikstof en leg de het op een magneet, afkomstig van de deur van de laboratoriumijskast. Gehuld in de witte stikstofdampen (dezelfde „rook" die in disco's en shows gebruikt wordt) bleef het even liggen. Toen opeens, steeg het omhoog, net een vlie gend schoteltje. Terwijl iedereen met stomheid geslagen toekeek hoe het korte lijd boven de magneet bleef zweven, zei Griessen als een kind zo triomfantelijk: „Dit dames en heren, is het bewijs voor supergeleiding". Kwik Supergeleiding werd in 1911 ontdekt door onze geleerde landgenoot Heike Kamerlingh Onnes toen hij in zijn labo ratorium in Leiden een hoeveelheid kwik door middel van vloeibaar helium afkoelde tot dicht bij het absolute nul punt van -273 graden Celsius. Begrijpen deed Heike het niet; hij zag alleen het verbijsterende gevolg: een elektrisch stroompje dat hij door het kwik voerde, bleef almaar aanhouden alsof de elektri sche weerstand in het niets was verdwe nen. Normaal gesproken geldt: geen spanning in uw stopcontact zonder het „duwen" van de elektriciteitscentrales. Want zoals de doorsnede van de waterleiding de snelheid beïnvloedt waarmee het water uit uw kraan komt, zo ontmoet een elek trische stroom weerstand van het koper draadje. Hoe dat komt? In een elektrici- teitssnoer gaat het er nogal chaotisch aan toe doordat de bewegende elektronen (is: elektrische stroom) voortdurend botsen met atomen en elektronen van het gelei dende materiaal (het koper). Dat leidt tot warmte-ontwikkeling en daarmee vermindering van de stroomsterkte. Bij een gloeilamp is dat nu juist de bedoe ling, maar over het algemeen is weer stand hinderlijk omdat het leidt tot fi nancieel verlies bij het transport van elektriciteit door de kabels en draden, voorts tot het smelten van materiaal en tot bijvoorbeeld betrekkelijk trage com puters. De wetenschap heeft nooit kunnen ver klaren waarom elektrische weerstand bij extreem lage temperaturen verdwijnt. Bekend is dat temperaturen bij het abso lute nulpunt - omstandigheden waarbij zelfs de Noordpool lekker warm aan doet - het trillen van atomen (waaruit alle materie is opgebouwd) vrijwel tot stilstand brengen. Sommigen hebben dan ook lange tijd geloof gehecht aan de theorie die zegt dat elektronen onder in vloed van de koude onderling paren gaan vormen en aldus, keurig geordend en ongehinderd door botsingen met ato men, door het geleidende materiaal snel len. Momenteel wordt die theorie sterk betwijfeld, maar hoe het ook zij, super geleiding maakt dat elektrische stroom snel en trefzeker op het doel afgaat. Dat kan een scheerapparaat zijn, een wasma chine of een computer, noem maar op. Daar zit 'm nu de kneep: bij supergelei ding geeft een elektrische stroom geen warmte af en gaat er dus geen energie verloren. Dat maakt 't mogelijk stroom en stroompjes over te brengen via uiterst dunne geleiders. Daarom opent superge leiding de weg naar zeer snelle compu ters, nog nauwkeuriger magnetische meetinstrumenten voor medische doel einden, energietransport zonder energie verlies, sterkere magneetvelden voor supersnelle zweeftreinen, uitbreiding van het kernfusie-onderzoek en verdergaan de afvalwaterzuivering. Uiteindelijk berust zoveel moderne tech nologie op 't stromen van elektriciteit door draden, transistors en dergelijke, dat een makkelijk toepasbare vorm van supergeleiding wel móet leiden tot een technologische omwenteling. Dromen Tot voor kort waren dat allemaal mooie dromen die nooit leken uit te komen. Want sinds de ontdekking in 1911, waarvoor Kamerlingh Onnes de Nobel prijs kreeg, zijn de beste „lage-tempera- tuurfysici" ter wereld er nimmer in ge slaagd supergeleiding mogelijk te maken bij minder extreme koude. Er werden weliswaar succesjes geboekt met wat temperatuursprongetjes, maar men bleef altijd gebakken aan het on handelbare, moeilijk verkrijgbare en daarom peperdure helium, dat in vloei bare vorm noodzakelijk is voor het be reiken van temperaturen dicht bij het absolute nulpunt. In de afgelopen veertien jaar bleef wer kelijk elk resultaat uit en kon de gedach te postvatten dat supergeleiding nooit en te nimmer commercieel toepasbaar zou worden. Universiteiten en instellingen zetten het onderzoek op een laag pitje; Philips en IBM schrapten het zelfs ge heel van hun programma. Alex Müller, fysicus en voormalig on derzoeksdirecteur van het IBM-research- laboratorium in het Zwitserse Zürich was enkele jaren geleden „IBM-fellow" geworden. Met behoud van salaris mocht hij een tijdje doen waar hij zin in had; een wereldreis maken of wat dan ook. Nogal eigenwijs besloten Müller en zijn jonge collega Georg Bednorz door te gaan met supergeleiding en dan niet eens met metalen of legeringen daarvan, maar met keramiek dat als porselein in de oven gebakken moet worden. Door op puur geluk tegen de stroom in te roeien, heeft Müller geschiedenis ge schreven. In december 1985 ontdekte hij dat een oxide van barium, lanthaan en koper supergeleidend is bij een tempera tuur van -238 graden Celsius, vijftig gra den minder dan onze Leidse geleerde noteerde. Müller en Bednorz publiceer den hun ontdekking in een wetenschap pelijk tijdschrift en enkele maanden later kwamen onderzoekers uit de VS, Japan en China met soortgelijke bevindingen op de proppen. CoLDRUSH E>e ontdekking dat supergeleiding ook bij de temperatuur van vloeibare stikstof en zelfs daarboven optreedt, ontketende een ware „coldrush" onder de lage-tem- peratuurfysici in alle werelddelen. Ten slotte is vloeibare stikstof goedkoop, on uitputtelijk en uitermate makkelijk om mee te werken. Iedereen begreep onmid dellijk dat variaties in de samenstelling van het materiaal nog hogere overgang- stemperaturen mogelijk zouden maken. De jacht op de records werd geopend en sindsdien zijn natuurkundigen in labora toria over de hele wereld de nieuwe ma terialen gaan bakken alsof hun leven er van afhangt. In de afgelopen maanden zijn al dermate veel nieuwe „warmte"- records gebroken, dat wetenschappelijke tijdschriften met een wachtlijst van vier honderd artikelen betreffende dit onder werp worstelen en de wetenschappers hun toevlucht nemen tot het publiceren van hun resultaten in kranten en op persconferenties. De huidige „wereldre cordhouder" is dr. Paul W. Chu. Met zijn medewerkers van de universiteit van Alabama wist hij drie maanden ge leden supergeleiding in keramisch mate riaal aan te tonen bij de redelijk aange name temperatuur van min 179 graden Celsius! Daarna zijn nog veel betere re sultaten gemeld, zelfs tot 33 graden on der nul. Die uitslagen moeten met een korreltje zout genomen worden, maar geven wel aan dat de droom van super geleiding bij kamertemperatuur inder daad werkelijkheid gaat worden. Nederland En Nederland? Hoe staat het met de ba kermat van de supergeleiding? Professor Griessen: „Nederland draait goed mee in het internationale circuit. In Europa als geheel is de reactie wat minder snel dan in de VS en Japan, maar we zijn nu goed op gang". Volgens Griessen dragen Frankrijk (Pa rijs) en Duitsland (Hamburg en Aken) elk vijfentwintig procent bij aan het on derzoek in Europa. Nederland volgt op de derde plaats met veertien procent; voorts volgen Italië en Zwitserland. Dr. L. Bongers, wetenschappelijk advi seur van Philips Research: „Nederland kan best meekomen, maar heeft behoef te aan wat meer theoretici. In de wereld zijn er altijd slechts enkele mensen die werkelijk kunnen bijdragen aan de vor ming van een nieuwe wetenschappelijke theorie waarop we kunnen voortwerken. Natuurlijk zijn we wel zo verstandig een paar van onze mensen langs de interna tionale symposia te sturen voor het ver zamelen van kennis. Komen ze daar zo'n expert tegen, dan zullen ze zeker proberen die naar ons land te halen. De overheid heeft haar financiële steun al toegezegd, want u begrijpt, de koers van deze mensen is enorm gestegen". Terwijl de overheid in sommige landen onderzoeksprogramma's uit de grond heeft gestampt, zijn de initiatieven in Nederland genomen door de Stichting Fundamenteel Onderzoek der Materie in Utrecht (FOM) en Philips. Zowel de FOM als Philips hebben ten behoeve van het onderzoek mensen en geld vrijgemaakt en bepaalde activiteiten gestopt of bijgestuurd. Philips betaalt mee aan het onderzoek en stelt appara tuur beschikbaar voor onderzoekers van de FOM. De overheid kijkt voorlopig over de schouders mee. FOM-directeur dr. K.H. Chang: „We hebben geen behoefte aan grote sommen geld, afgezien van ruim twee miljoen voor wat ovens. Er is evenmin behoefte aan een aparte organisatie. Het enthou siasme is zeer groot en de informatie is nog open. In deze, zeg maar pre-compe- titieve fase, is de zaak nog met telefoon en telex te coördineren. Voorts beleggen we bijeenkomsten waarop de verschil lende groepen hun laatste gegevens uit wisselen, afspraken maken voor samen werking en taakverdeling en bekijken of het beschikbare geld efficiënt wordt be steed". De activiteiten van de vijfentwintig on derzoekers van Philips (verspreid over de labs van Eindhoven, Aken en New York) en de vijftig wetenschappelijke onderzoekers van universiteiten en we tenschappelijke instellingen in ons land, richten hun onderzoek op drie gebieden. Op de structuur en eigenschappen van de nieuwe materialen, op de technieken om de materialen te kunnen verwerken en, vooral vanuit de industrie, op moge lijkheden voor toepassing. Draadjes Een team rond prof.dr.ir. Hans Mooij van de TU Delft is er vorige maand - als eerste groep in Europa - in geslaagd dunne laagjes van het nieuwe kerami sche materiaal te vervaardigen. Met name voor de toepassingen in de micro- elektronica (Philips) is dat van groot be lang. De mogelijkheden daartoe zijn echter beperkt. Prof.dr. L. van de Klundert, bij zonder hoogleraar in de industriële toe passing van supergeleiders aan de Uni versiteit Twente: „Er is een grote stap gedaan, maar we staan nog aan het begin van een ongetwijfeld zeer lange weg. Ke ramische materialen zijn zeer bros; het is of men elektrische draden en spoelen wil maken van steen. Het minste of gerings te scheurtje doet het effect van de super geleiding teniet. Supergeleiding bij ka mertemperatuur zie ik daarom niet voor het einde van deze eeuw verwezenlijkt". HENK ENGELENBURG Vorige week was het op het Journaal, deze week staat het in blad Huisarts en Wetenschap: huisartsen vinden pilcon- troles (drie keer in het eerste jaar en daarna elk halfjaar) niet langer nijdig. De pil is nu boven alle medische twijfels verheven en als het ware definitief goed gekeurd door de Nederlandse Vereniging van Huisartsen. Dat is ooit anders ge weest. Een stukje geschiedenis, terug naar 1955. In dat jaar, nog steeds beschouwd als het geboortejaar van de pil, hield dr. Grego ry Pincus in Tokio een lezing over hoe je met hormonen bevruchting kunt voorkomen. Hoe kan dat? De vrouwelij ke cyclus ontstaat door een eb en vloed van vier hormonen: FSH stimuleert de produktie van oestrogeen, oestrogeen die van LH, LH die van progesteron, pro gesteron - en dan is de cirkel rond - stimuleert de produktie van FSH. Een rijtje omvallende dominostenen. Welnu. Met een hoge dosis oestrogeen en/of progesteron plak je als het ware een aan tal dominostenen op de tafel vast. Het rijtje kan niet omvallen en de cyclus, en dus ook de bevruchting, gaat niet door. ,De nieuwe pil werd op arme Puertori- caanse vrouwen uitgetest (een medisch schandaal, maar daarover misschien een andere keer), in 1960 door de Ameri kaanse autoriteiten goedgekeurd en kwam in 1962 onder de naam Lyndiol op de Nederlandse markt. Op een tame lijk hypocriete manier. Men vreesde de ethische discussies rond dit revolutionai re voorbehoedsmiddel en prees het aan als een middel om menstruatiestoornis sen te regelen. In de bijsluiter stond als waarschuwing dat „tijdens het gebruik van het preparaat geen zwangerschap kan ontstaan". Omdat een gewaarschuw de vrouw voor twee telt, gingen de Ne derlandse vrouwen massaal over op het slikken van de pil, ook veel katholieke vrouwen, ondanks een verbod van de paus. In 1967 werd de pil in de encycliek Humanae Vitae als strijdig met de Na tuurwet aangeduid. Twee jaar later ver oorzaakte een artikelenreeks in het da mesblad Libelle over de bijwerkingen van de pil (misselijkheid, minder zin in seks, gewichtstoename, hoge bloeddruk) een heus geboortegolfje. Desondanks ging de opmars van de pil tot 1976 on verbiddelijk voort. Nederland was kop loper, het aantal vrouwen dat toen de pil slikte is nooit meer geëvenaard. Een jaar later kwam de klap. Het Engel se huisartsengenootschap maakte een onderzoek bekend waaruit zou blijken dat pilvrouwen een grotere kans lopen op ziekten aan hart en bloedvaten, voor al als ze roken. Dat was wekenlang voor paginanieuws. Vrouwen keerden zich van de pil af en drie maanden later ont stond een abortusgolfje, op de voet ge volgd door een geboortegolf. De pil was niet langer populair. Veel later, in 1984 en 1985, ontstond de laatste pilpaniek, toen Pike en Vessey in het roemruchte Engelse medische vakblad The Lancet beweerden dat de pil ook borstkanker en baarmoederhalskanker zou veroorzaken. Veel indruk maakte dit onderzoek niet op het misschien wel cynischer gewor den publiek: de laatste jaren is het ge bruik van de pil juist weer gestegen. Paniekverhalen in 1969, 1977 en ook in 1984 en 1985, en nu besluiten de huis artsen dat verregaande medische contro le niet meer nodig. Hoe laat zich dat rij men? Op drie manieren. De pil is veran derd, al die rampenberichten zijn tame lijk omstreden en drie: men weet nu meer van de lange-termijneffecten van de pil. De pilcontrole is een erfenis uit 1962. In die tijd zat er liefst vijf keer zo veel oestrogeen in de pil dan nu en men wist ook niet wat zo'n hoge dosis op lan ge termijn zou uitrichten op de voor ge slachtshormonen zeer gevoelige vrouwe lijke geslachtsorganen. Vandaar dat men vrouwen tot op heden in het eerste jaar drie keer, en de volgende jaren halfjaar lijks controleerde op bijwerkingen (die ook toen wel meevielen) en ook medisch onderzocht, compleet met tamelijk ver velend „inwendig" onderzoek. Bovendien stopte men vanaf 1974 steeds minder oestrogeen in de pil. De sub- 50'ers werden geïntroduceerd (veel min der dan vijftig microgram oestrogeen in de pil) en dat ontkrachtte weer het fa meuze rampenonderzoek uit 1977 dat uitging van de „zware" pil. Bovendien zijn er gegronde twijfels over de geldig heid van dit rapport. Over het onder zoek van Pike en Vessey uit '84 (de pil als oorzaak van borst- en baarmoeder halskanker) kun je kort zijn: met dat on derzoek heeft de medische gemeente de vloer aangeveegd. De pil - en dat is een .weinig gehoord feit -blijkt zelfs voorde len op dit gebied te hebben: de pil ver- nker, geen aan de baarmoederhals, beschermt waar schijnlijk juist tegen baarmoederkanker en kanker aan de eierstokken, is geen ri sicofactor voor ziekten aan hart en bloedvaten, veroorzaakt geen te hoge bloeddruk en beschermt ook nog tegen een risje gemengde malheur. Borstonderzoek, uitgebreide medische controle en dat vervelende „inwendige" onderzoek zijn niet langer nodig, vinden de huisartsen. Bovendien komen opge- melde ziekten bij de voornamelijk jonge pilgebruikers nauwelijks voor. Wie nu aan de pil wil kan het volgende verwach ten. De huisarts meet de bloeddruk en gaat na of er geen medische bezwaren zijn tegen het slikken van de pil. Verder medisch onderzoek blijft achterwege. Vervolgens zal hij de werking ervan uit leggen en wat goede raad geven (niet ro ken bijvoorbeeld). Na drie maanden volgt een „hoe gaat het ermee, en zijn er nog klachten"-gesprekje, de bloeddruk wordt nog een keer gemeten, en dat is dat De huisartsen verdienen hiermee een pluim. Een beroepsgroep die zichzelf op een bepaald gebied overbodig ver klaart, dat zie je niet vaak.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1987 | | pagina 25