Spons reddin bedrei voor sp Zaterdag 27juni verschijnt bij deze krant de special Tour de France'87. Informatie over de adverteermogelijkheden in deze bijlage wordt u graag verstrekt door Rob de Kieijnen, bereikbaar onder nummer 071-122244. SCHAKEN Tour de France '87 Ceidóe Souoa/nt ZATERDAG 13 JUNI 1987 door Frank Werkman Er is slechts één soort schaken dat mij echt aanspreekt en dat is het vóór- middeleeuwse. Ik kan me nog goed herinneren dat mij op drie- of vierjarige zaligt rtiid wen voorgelezen en op een bepaald moment leeftijd door mijn grootmoeder zaliger i boek uit de riddertijd werd viel het woord ..schaken". Nu had ik toen al een redelijke belangstelling voor sport, waarbij de paar denbranche zich in een lichte voorkeur kon verheugen. Dat hoefgetrappel misschien in relatie tot sinterklaastijd) sprak me zeer aan. Maar schaken als denksport was mij in die dagen volslagen onbekend. Dank zij de uitleg van mijn oma had schaken geruime tijd slechts de betekenis van ontvoeren. De bekende spectaculaire daad waarbij een galante ridder de vrouw van zijn dromen weggriste uit de handen van een doorgaans minder nobel denkende rivaal. Om de schone jonkvrouw dan in zijn kasteel te vertroetelen, met liefde en geschenken te overladen en tenslotte met haar in een sprookjeshuwelijk te treden. Dat schaken was mooi, om géven immers door een waas van romantiek en luister. Zo boeiend kan schaken als sport nooit meer worden, kleurrijke figuren als Robert Fischer en Viktor Kortsjnoj ten spijt. In naam zijn er enige overeenkomsten. Er zijn bij het spel ook paarden en vrouwen in het geding en torens en koningen spelen een niet onbelangrijke rol. Maar zie. het schaken als sport is verworden tot een dor en droog geheel, waarbij wedstrijden om de wereldtitel worden uitgemolken en remises uitgroeien tol een groot goed en een winst part ij wordt begroet als een godsgeschenk. Een mooi voorbeeld van hoe het ook niet moet werd afgelopen dinsdag weer eens gegeven. In Hilversum begon de strijd om de Nederlandse schaaktitel bij de heren. Plaats van handeling was het gebouw van de omroepvereniging die meent dal deze sport enigszins televisiegeniek is. Dat nu is een misvatting. Niets levert een minder saai beeld op dan dat van twee schakers zittend op een stoel, aan een tafel en achter een bord, waarop niet eens iets eetbaars ligt. Slechts kijken naar het groeien van gras is nóg minder interessant. De betrokken omroepvereniging vond kennelijk van niet en adopteerde het evenement om er in een reeks van uitzendingen aandacht aan te besteden. Of meende die club dat er tegenwicht moest worden geboden aan de doorgaans over het kijkvolk uitgestorte onderbroekenlol waarvan vooral deze omroep zich veelvuldig bedient. En die zich zelfs uitstrekt over andere terreinen, waardoor er quasi-ambitieuze programma's ontstaan als „Opsporing verzocht van jonge mensen tussen kunst en kitsch op weg naar het concertpodium". Het enige streven is echter om platte lol te overgieten met een cultureel aan wel ander onduidelijk sausje. Dat is wat mii betreft ook hel geval met dat Nederlands kampioenschap schaken. En dat komt dan voornamelijk door de manier waarop het aan de kijker wordt gepresenteerd. Hans Böhm bedient het doorgeefluik. Maar Böhm weel alleen iets van schaken en niets van journalistiek of amusement. Neem nu afgelopen dinsdag, de eerste uitzending van Böhm. Er Bleek - hoe ludiek - een heuse goochelaar ingehuurd te zijn om de loting voor de eerste ronde te verrichten. Dat was natuurlijk lachen geblazen. Hoe die vingervluggeling het presteerde is me ontgaan, maar er kwam een even aantal partijen uil de bus, dus het zal wel hebben geklopt. Wallis de Vries mocht op een gong slaan nadat hij nog even een gratis reclamespol voor zijn omroepvereniging én de sponsor de ether in had geslingerd. Vervolgens kwam Böhm in actie. En zijn meest saillante vraag aan vrijwel alle deelnemers way „Heb je er zin in?". Welnu, dat bleek wel even tegen te vallen. Timman had het te druk gehad. Van der Wiel way wat overspeeld, Sosonko liep ook niet over van ambitie en Ree liet weten dat hij niet alles kon verliezen en dat het dus wel zou meevallen. Ook de wedstrijdleider werd gepeild naar zijn zin, waarna de goede man - wat een beweging - door een camera werd gevolgd bij het indrukken van alle klokken. Daarna werd het de partijen in. Het leek nog even i Daarna werd het serieus. Böhm ging op de partijen in. Het leek nog even echt leuk te worden, want hij had het over een geslagen dame en een bloot staande koning. Maar het was gauw over. Bóhm had er moeite mee in ae camera te kijken en dat werkte ook flink storend. Had er zelf waarschijnlijk alleen maar zin in omdat hij er aardig voor wordt betaald. Zoals ook Timman en Sosonko alleen maar zin hadden om mee te doen na het toucheren van een aardig startgeld. Maar dat vertelde Böhm niet. Dat stond de volgende dag in de krant. Afgelopen dinsdag verlangde ik terug naar mijn oma. Die kon wel boeiend vertellen over schaken. Sport en sponsoring zijn anno 1987 onlosmakelijk met elkaar verbonden. Sinds de Nederlandse overheid haar financiële steun aan de sportwereld drastisch beperkt, is de sponsoring zelfs een belangrijke geldbron geworden voor de nationale sportwereld. Een ontwikkeling die wordt toegejuicht, maar ook gekritiseerd door hen die de kwetsbaarheid van de clubs vrezen bij te grote afhankelijkheid van de financiële injecties van het bedrijfsleven. Hieronder een interview met oud volleyballer Harry de Haas die van de lobby tussen sport en sponsors zijn boterham heeft gemaakt. AMSTERDAM - Harry de Haas speelde van '58 tot '73 volleybal bij Delta Lloyd- AMVJ. toen nog gewoon AMVJ. De topvolleyballer, zoals hij zich in een bro chure noemt, was vaste keus, speelde in jllerlei vertegenwoordigende teams, maar mocht zich nimmer in een oranje shirt hullen. Hij zit er niet echt mee en is er veel later pas achter gekomen wat de oorzaak daarvan was. Hij bleek ge rangschikt te zijn in de categorie „stap pers'. En niet geheel ten onrechte. Tegen het einde van zijn volleybalcarriè re kreeg De Haas een baan bij zijn spon sor. Voor de verzekeringsmaatschappij Delta Lloyd coördineerde en beheerde hij het sportbeleid. Dat omvatte in die tijd een volleybal-, een basketbal- en een tafeltennisploeg. Toen de verzekerings maatschappij de sponsoractiviteiten ging beperken, begon De Haas voor zichzelf. „Verzekeringswerk zag ik niet zitten. En ik ben dus gewoon blijven doen wat ik al zes jaar voor Delta Lloyd gedaan had: budgetten bewaken". Haas Sport BV was geboren. De schakel tussen het bedrijfsleven en de sport screent de markt en de belangrijkste be wegingen die zich daarin voordoen door gebruik te maken van een veelheid aan relaties. Het resultaat is vaak zichtbaar in de bordreclame in sporthallen, in sta dions en op ijsbanen. Maar ondanks het imago van „bordenplaatser" doet Harry de Haas meer. Hij werkt in de begeleidingssfeer en doet public relations en publiciteit voor eve nementen. Bovendien mag hij een res pectabel aantal clubs en zelfs complete bonden tot zijn klantenkring rekenen. Bereidheid Probleem voor De Haas is dat hij de sponsors nooit kan garanderen dat een bepaald evenement op de televisie wordt uitgezonden en de naam van de geld schieters dus onder het oog van een groot publiek .wordt gebracht. „Dat is een nadeel van het omroepbestel hier. Ze hebben allemaal zendtijd, maar er is niet elke dag sport op tv. Dat is in het buitenland een stuk eenvoudiger. Daar wordt keihard gegarandeerd dat een eve nement op de televisie wordt uitgezon den. En dat heeft invloed op de bereid willigheid van het bedrijfsleven om te sponsoren". „Het bedrijfsleven hier is uitermate voorzichtig. Dat is - tussen aanhalings tekens - ook de schuld van de negatieve benadering van de schrijvende pers. Waarom zou je niet schrijven over de Spa-regatta. Er zijn nog steeds kranten die consequent schrijven over „De inter nationale zeilregatta van Medemblik voor olympische klassen". Wat is er te gen om de sponsornaam te gebruiken? Het mag, want het is allemaal in de wet geregeld. De pers gaat echt niet in de fout bij het gebruik van de naam van de, sponsor. Spa stopt een miljoen per jaar in de watersport. Dat is goed voor de watersport en dat is goed voor Medem blik. Daar is toch niks op tegen. Het ge volg is dat je in Nederland een sponsor niet goed kunt aangeven wat hij terug krijgt voor z'n geld. De Telegraaf en NRC/Handelsblad zijn duidelijk. Die nemen de sponsornamen gewoon op. Er zijn ook kranten die de naam van de sponsor maar één keer noemen. En weer andere, zoals De-Volkskrant, negeren de sponsor volkomen. Daar zakt mijn broek van af. Ben de Graaf (chef-sport De Volkskrant, red.) wil toch ook graag dat z'n naam bij zijn artikel staat. En al tijd weer krijg je als verweer dat oude verhaal te horen dat ze bang zijn adver teerders kwijt te raken. Dat is nonsens. Ik denk zelfs dat het andersom werkt. Sponsoring zorgt alleen voor naamsbe kendheid. Om de naam erin te hameren, kun je de sport gebruiken. Om de rest van de produkt-informatie, zoals kwali teit en prijs, aan de consument duidelijk te maken, blijft een bedrijf toch adverte ren", zo verdedigt De Haas zijn belan gen. „Naamsbekendheid is één van de be langrijkste doelen van sportsponsoring. Het andere is het veranderen of verbete ren van het imago. Parker, van die pen nen, is daar een voorbeeld van. Parker was vroeger altijd een pen die alleen door procuratiehouders werd gebruikt. Dat imago hadden ze. Een beetje duf. Ze gingen in de sport om een jonger imago te krijgen. Na vijf jaar basketbal was dat gelukt en zijn ze er weer uitgestapt". Juist het feit dat een sponsor er op een zeker moment uit kan stappen geeft het bedrijfsleven een zekere macht over de sport. Er zijn basketbalclubs, die niet (meer) op het hoogste niveau kunnen uitkomen omdat de sponsor er de brui aan heeft gegeven. In de voetbalwereld is er een tendens dat sponsors proberen via een bestuurszetel greep op de club te krijgen. „Inderdaad hebben sponsors de macht een club te laten voortbestaan of niet. Als Nashua morgen stopt, is Den Bosch weg. Daar is niet veel aan te doen. De basketbalbond is maar een klein bondje met iets van veertig- of vijftigduizend le den. Er komt dus maar weinig geld bin nen. Als elke club de Amerikaanse spe lers afschaft, wordt het misschien goed koper. Je loopt dan wel het risico dat de goede Nederlandse spelers meer geld willen hebben. Bovendien kom je inter nationaal niet meer aan de bak. Een mo gelijke oplossing is dertig of veertig be drijven in de regio te vinden, die voor een beperkt bedrag sponsoren. Dat werkt. De basketbalclubs Boo/DAS en Kolf 8c Molijn Orca's hebben het zo ge daan". „De beste manier is waarschijnlijk een zodanig contract op te stellen dat een zeggen: wij doen niet mee. Dat kan. Maar dan krijgt die bond ook geen geld uit de pot". Het bedrijfsleven in en buiten Neder land sponsort de Nederlandse sportwe reld dit jaar met ongeveer 250 miljoen gulden. Dat zijn de inkomsten uit alle vormen van sponsoring en reclame-acti viteiten in de sportwereld. Van de steun aan het betaalde voetbal en het komende WK turnen in Rotterdam, tot en met bord- en shirtreclame bij de eerste de beste voetbalclub in de onderafdeling. In 1975 investeerde het bedrijfsleven nog „maar" 35 miljoen gulden in reclame-ui- tingen via de Nederlandse sport. De jongste cijfers over een kwart miljard aan sponsorgelden zijn niet officieel, maar worden door de reclamewereld ge hanteerd én door de Nederlandse Sport Federatie (NSF). De NSF, waarbij zestig Nederlandse sportbonden zijn aangeslo ten (bij elkaar meer dan 32.ÖOO sportver enigingen) bemoeit zich serieus met sportsponsoring sinds de wildgroei hal verwege de jaren zeventig. Dat betrof met name een explosieve groei van de shirtreclame en reclameborden rond de sportvelden, soms meer dan vijf rijen dik. De toenemende sluikreclame op televisie via de sportvelden werd op last van mi nister minister Gardeniers van (toen nog) Cultuur, Recreatie en Maatschap pelijk werk (CRM) een halt toegeroepen. Dat gebeurde via een codecommissie die regels opstelde onder meer over het voe ren van shirt- en bordreclame met be trekking tot televisie-uitzendingen van Nederlandse sportwedstrijden. Momenteel ligt bij het ministerie van WVC nog een aanpassing op het „recla- mebesluit krachtens artikel 11 van de omroepwet" te wachten op een handte kening van minister Brinkman. In die aanpassing is volgens Herman Belinfan- te van de NSF, door het mogen dragen van een aantal kleinere sponsornamen meer mogelijk voor sponsors en co- sponsers. Vooral de snelheidssporten in Nederland zouden gelijkere tred kunnen houden met de royaler toegestane recla mevoering in het buitenland. Ook de tennissport en de amateurwielrenners kunnen volgens Belinfante duidelijk pro fiteren van de nieuwe regels. Er is ook sprake van het toestaan van reclamevoe ring op de rug. Volgens Belinfante kan het de sport zeker enkele miljoenen meer aan sponsorgelden opleveren. Er is in Nederland geen wedstrijd van enige importantie meer die doorgang kan vinden zonder sponsoring. Het gaat Belinfante te ver te stellen dat sport niet meer zonder sponsoring kan. „De sport in het algemeen kan nog wel zonder sponsoring, maar grote evenementen or ganiseren zonder sponsors kan niet. Wil ik bijvoorbeeld het WK turnen naar Ne derland halen, dan heb ik 4,3 miljoen gulden nodig. Dan moet ik sponsors en reclame toelaten, want ik weet niet waar ik het anders vandaan moet halen. Niet bij de overheid in elk geval. En er is ook geen club van enige importantie meer in Nederland die zonder sponsor kan le ven. Op lokaal niveau is het verschil: wat kan ik als club meer doen dan nor maal". Belinfante is niet bang voor de invloed die sponsors kunnen uitoefenen op de sport of de clubs. De clubs zijn, zo meent hij, „mans genoeg om zelf baas te blijven. Natuurlijk dreigt er een beetje gevaar, maar ik denk dat je met allerlei gevaren moet durven leven". RENÉ VAN HATTUM CcldócSouAOiit Harry de Haas: Sport evenementen kunnen niet zonder televisie". FOTO: JAN ZANDEE deel van het sponsorgeld door de club voor later kan worden gereserveerd. Zo deed Delta Lloyd het. Toen dat bedrijf stopte met basketbalsponsoring had Ca nadians, toen nog Landlust, twee ton ge spaard. Genoeg om het uit te zingen tot er een nieuwe sponsor kwam opdagen. Bij de volleyballers heeft Delta Lloyd het anders gedaan. De sponsor heeft daar alle medewerking verleend aan de bouw van het Delta Lloyd Sportcen trum. Als de sponsor er mee ophoudt, heeft de club er toch iets aan overgehou den". „Als je het goed doet heeft de sponsor geen macht over de club. Je hebt een contract en daarin staat wat je wilt berei ken. De sponsor beslist niks. As je dat wel wilt is dat ook best. Maar dan moet je niet zeuren dat de sponsor macht heeft. Er zijn twee volwassen partners aan het onderhandelen en dan kan ach teraf nooit de één de ander iets verwij ten. En als een van de partijen niet weet hoe zo'n contract opgemaakt moet wor den, dan moeten ze een expert inschake len. En dat zijn wij. Als je auto stuk is, ga je ook naar de garage. En als je hem zelf repareert en hij gaat weer stuk, moet je niet zeuren". „Ik ben er niet helemaal tegen dat een sponsor in het bestuur zitting neemt. Ik kan me wel voorstellen dat een bedrijf wil zien wat er met het geïnvesteerde geld wat gebeurt. Je moet de taken ech ter duidelijk afbakenen. Laat zo'n man de marketing maar doen. En als een be stuur unaniem zijn voorstellen weg stemt, kan hij niet zeggen: ik stap op. Want daar is een contract voor". „Het is gewoon een gegeven dat topsport afhankelijk is van het bedrijfsleven. Elk klein evenement kost geld. En geen overheid heeft dat meer. Het probleem is dat de Nederlandse sportwereld een denkfout maakt. Men maakt een begro ting en gaat vervolgens op zoek naar een sponsor om het gat te dichten. Zo werkt dat natuurlijk niet. Voor het bedrijfs leven wordt de waarde van een evene ment niet bepaald door de grootte van het tekort. Je moet je eerst afvragen wat je het bedrijfsleven te bieden hebt. Pas dan ga je kijken wat de club er beter van kan worden. En dan moet je ook wat te bieden hebben. Deel maar vrijkaarten uit en laat het maar wat kosten om de sponsors in de VIP-room een borrel en een hapje aan te bieden". In Nederland bestaat sinds enkele jaren de Stichting Sport Support, een zusteror ganisatie van het Nederlands Olympisch Comité en de Nederlandse Sportfedera tie. Het voornaamste doel van deze or ganisatie is gelden te verwerven voor de sportwereld. Dat kan worden gebruikt voor het organiseren van grote evene menten, maar ook voor de begeleiding van topsporters. Het budget wordt bijeengebracht döór een aantal zogenaamde „sportsuppor- ters". De grootste is Philips, dat jaarlijks een miljoen gulden bijdraagt, terwijl Ar- ke-sportreizen vijf ton in drie jaar in de pot stort. Verder zijn er veertig bedrij ven die jaarlijks tienduizend gulden be talen. Ze krijgen in eerste instantie niets voor dat geld terug. Ze krijgen wel voor rang bij het uitdelen van sponsorpakket ten. En korting. „Het doel van sportsupport was de enige sportmakelaar van Nederland te wor den", weet Harry de Haas maar hij is er van overtuigd dat dat een verkeerd uit gangspunt is. „Ze werken erg hard, maar er zit geen know-how achter. Bovendien lijkt het te veel op het Oosteuropese sy steem. Dat werkt niet in Nederland. Op zich is de naam goed; een fonds uit de sport, voor de sport. Wat je zou moeten bewerkstelligen is dat alle bedrijven die geld verdienen aan de sport een percen tage van hun sportbudget storten in dat te vormen fonds. Eén procent of zo. Ook van de bedragen die clubs aan bonden afdragen, bijvoorbeeld omdat ze shirtre clame dragen, moet een deel in de pot. En als je praat over bordreclame, is het de intermediair of sportmakelaar die moet betalen. Uiteindelijk komt het er dan op neer dat wie niet meedoet, niet meer kan „adverteren" via de sport. Het wordt een soort sportbelasting, waardoor een bedrijf dat in de sport „adverteert", die sport ook ondersteunt. Op die ma nier wordt bovendien het risico gespreid. Je kunt beter dertig sponsors van een ton hebben, dan vijf van zes ton. Het is per saldo evenveel, maar als een „klei ne" sponsor ermee ophoudt, is hij ge makkelijker te vervangen dan een grote. Het moet in Nederland op die manier. Er zijn gewoon niet genoeg giganten als Philips. Ik kan me voorstellen dat het betaald voetbal er niet voor voelt. Dat is een apart wereldje. Dan zou de KNVB

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1987 | | pagina 25