li inal Aan alles hangt het naamkaartje van een vormgever \e Sluis ZATERDAG 13 JUNI 1987 Vijf musea staan deze zomer in het teken van „Holland in vorm". Met voorbeelden die va riëren van de Oos- terscheldedam tot de kleurige sieraden van ontwerpster Marion Herbst wordt aangetoond dat Nederland een rijk bestand aan vormgevers kent. Het gaat daarbij vaak om zaken waarmee we dage lijks in aanraking komen: de NS-trein, de verwijsborden van de ANWB, maar ook het toetsenbord waarop dit stuk wordt getikt en de affiches voor een nieuwe theatershow. Dingen die zo'n onlosmakelijk onderdeel vormen van onze omgeving, dat we ons nauwelijks bewust zijn van hun herkomst en de men sen achter het idee. Vandaag een vooruitbUk op de expositie reeks „HoUand in vorm", die eind deze maand van start gaat. DEN HAAG - De lantaarnpaal op de hoek, de treinen van de NS en het tafeltje in de huiska mer, ze hebben één ding gemeen: ze zijn ont staan aan de tekentafel van een of meerdere ontwerpers, die hun ontwerp zowel praktisch als mooi wilden maken. Of, om in hun termen te spreken, functionaliteit met esthetiek wilden laten samengaan. Aan alles wat in onze samen leving voor handen is hangt een naamkaartje. De stoelen zijn van Rietveld, Stam of Eek- hardt, het glasservies is van Copier, de siera den zijn van Marion Herbst. Het zijn slechts enkele namen uit de velen die zich in ons land bezighouden met vormgeving in al zijn facet ten, van unica tot massaprodukten, van oor ringen tot theedoeken. De gemeentemusea van Den Haag en Arnhem, het Stedelijk in Amsterdam, Boymans in Rot terdam en het Centraal Museum in Utrecht, brengen deze zomer onder het motto „Holland in vorm"fljén veelzijdige staalkaart van wat Nederlanj^xprmgevers presteren. Met een wel heel ongebruikelijke museumaanblik als gevolg. Zo zal de tuin van het Stedelijk tijde lijk worden verfraaid met een heus metrostel, kunnen de bezoekers vandaar in een „slurf' (de beweegbare toegangstunnel tot vliegtuigen) naar het museum wandelen, en staat in Boy mans een complete DAF-truck naast een tuin- derskas waarin papnka wordt geteeld. Want ook dat heeft met vormgeving te maken, al spelen daarbij heel andere factoren een rol dan bij de Amsterdammer-kasten van Aldo van den Nieuwelaar of het Gildeglas van A.D. Co- pier, die ook worden tentoongesteld. Hei is juist die veelzijdigheid die „Holland in vorm" uniek in zijn soort maakt. Nooit eerder kwam een zo breed samengesteld overzicht aan bod. Waren eerder al exposities te zien over de rol van design in het interieur of over bakeliet in het huishouden, nimmer sloegen de musea de handen ineen om industriële vorm geving in een wat breder kader te plaatsen. Nu dat eindelijk wel gebeurt, wacht Nederland een expositiereeks die voor velen een „eye-opener" zal zijn, al was het alleen maar door de consta tering dat het Hema-bestek van twee tientjes door de musea als een goed en esthetisch ver antwoord industrieel ontwerp wordt gepresen teerd. „Het zijn dingen waarmee iedereen vrij wel elke dag te maken heeft", aldus Maijan Boot, conservator van het Haags Gemeente museum. „Het staat zo dicht bij de mensen dat het waard is door iedereen gezien te wor den. Veel hangt daarbij ook af van de bezoeker zelf: iemand die jarenlang in de havens heeft gewerkt zal zich meer kunnen vinden in de kraangrijper die in Boymans staat, terwijl an deren juist meer zien in de aandacht die wij als Gemeentemuseum aan de woning schenken. Maar het is altijd herkenbaar, waar je ook gaat kijken". Huisstijl De vijf musea nemen in totaal zes thema's voor hun rekening. Het Stedelijk Museum in Amsterdam richt zich op zowel de institutione le als op de grafische vormgeving, twee secto ren die nog wel eens in elkaar overlopen. Want wat zouden de PTT met zijn postzegels en de Nederlandsche Bank met zijn geld moeten zonder de medewerking van grafische vormge vers als wijlen Eppo Doeve en R.D.E. Oxe- naar? Behalve aan die twee instellingen wordt er in het Stedelijk aandacht besteed aan de NS, de Amsterdamse metro, Schiphol, de offshore-in dustrie en Rijkswaterstaat. Instellingen waarbij, het uiteindelijke produkt veel meer de som is van factoren als economisch rendement en technische innovatie, dan van een door één ontwerper aangedragen idee. Hij moet de zaak sturen, die factoren bijeenbrengen en zorgen voor een harmonieus geheel. Waarbij hij er ook nog voor moet zorgen dat de zo ontstane „huisstijl" overeenkomt met de boodschap die zijn opdrachtgever wil uitstralen: de NS moet met zijn treinen, stations, vignetten en belette ring het motto „veilig, vlug en voordelig" uit stralen, de PTT wil als dienstverlenende instel ling sober en functioneel overkomen en de Ne derlandsche Bank wil dat zijn geld mooi, maar vooral onvervalsbaar is. Omdat de consument verder geen invloed heeft op wat hem wordt aangeboden (bij postzegels, geld of de treinen van de NS is het slikken of stikken) werken die ontwerpers ook totaal anders dan hun collega's die moeten concurreren, zoals meubel- en kle dingontwerpers. En meestal is het niet één ont werper die ergens zijn stempel op drukt, maar zijn het er vele tientallen die bij dergelijke in stituten het beeld bepalen. Het Stedelijk Mu seum laat zien dat ook bij de Deltawerken, bruggen en wegen voor een bepaalde vorm is gekozen, hoewel ook deze uitsluitend het resul taat lijken te zijn van functionele en economi sche eisen. Met de boodschap die instellingen en bedrij ven willen uitdragen hebben ook grafische vormgevers te maken. De overzichtstentoon stelling van hun werk in het Stedelijk toont dat glashelder aan. Met kranten en tijdschriften, reclames en affiches van de afgelopen veertig jaar wordt een beeld geschetst van de stromin gen die zowel in het grafisch ontwerp als in de uit te dragen boodschap naar voren komen. Van sober en functioneel, tot uitbundig en wervend, waarbij achtereenvolgens de tijdgeest van de jaren vijftig, zestig en zeventig zijn spo ren naliet, waardoor een deel nu al weer enorm gedateerd aandoet. Gemeentemuseum Betekent dat voor veel „oudere jongeren" al een feest der herkenning de expositie „Ont worpen voor de woning" in het Haags Ge meentemuseum biedt eveneens veel dat nog vers in het geheugen ligt. Het is een historisch overzicht geworden van zo ongeveer alles wat voor keuken, huis-, slaap- en badkamer door Nederlanders is ontworpen en esthetische ge zien de tand des tijds kan doorstaan. Servies goed, meubelen, woningtextiel van ontwerpers als Copier. Kho Liang le en Kitty van der Mijll Dekker (theedoeken!) passeren de revue. Menig bezoeker zal er versteld van staan zijn eigen bestek in de vitrines van het Gemeente museum terug te zien. Zoals ook menig bezoe ker de haren uit zijn hoofd zal trekken uit spijt dat hij een hier getoond ontwerp al jaren gele den in de allesbrander heeft gegooid. Want aangenomen mag worden dat wat in het Ge meentemuseum wordt getoond ook een meer waarde krijgt, omdat het immers door deskun digen is „erkend" als een geslaagd industrieel ontwerp. De tentoonstelling in het Gemeentemuseum wordt geopend door Martin Visser, die inder tijd een belangrijke rol speelde bij de collectie die De Bijenkorf op de woningmarkt bracht. Hij liet in de jaren vijftig onder meer de Co bra-kunstenaars Appel en Corneille gordijn stoffen ontwerpen die het, zoals in het mu seum te zien is, nog steeds goed zouden doen in menige huiskamer. Boymans Heeft het Gemeentemuseum vooral aandacht voor de dingen dicht bij huis, Boymans van Beuningen in Rotterdam vertoont meer over eenkomst met wat in Amsterdam wordt gepre senteerd. Boymans koos voor de belangrijkste Nederlandse industrietakken en hun produk- ten. Dat betekent aandacht voor produkten die worden gebruikt in het vervoer- en transport wezen, de medische sector, de land- en tuin bouw, het huishouden en de kantorensector. Ook hier, net als in het Stedelijk in Amster dam, wordt de vraag opgeworpen of er nog wel sprake is van een echt ontwerp of van het re sultaat van voorwaarden en eisen, van een projectmatige aanpak van verschillende perso nen. Waar ingenieurs, constructgjs en ont werpers samenwerken is het moeilijk één ver antwoordelijke voor een omwerp aan te wij zen. Vooral als het om een nieuw, nooit eerder op de markt gebracht produkt gaat En daarop, op technische innovatie, richt museum Boy mans zich vooral in de reeks „Holland in vorm". Want in tegenstelling tot de scepsis over het industriële klimaat, worden volgens Boymans nog heel wat topprodukten gemaakt die het tonen waard zijn. Als blikvanger voor de deur staat daartoe een zogenoemde BOVA-bus, een aërodynamische, futuristisch ogende bus die nu al een commer cieel succes schijnt te zijn. En binnen wordt ge toond dat aan de veranderende vraag van de consument door de industrie razendsnel tege moet wordt gekomen met aan genialiteit gren zende ontwerpen. Als, wat de tuinbouw be treft, bij de consument behoefte blijkt te be staan aan een paprika die rechtop bfijft staan, dan komt die er ook. Zonder tekentafel, zon der ontwerper, maar door een samenspel van technische mogelijkheden, marktgericht den ken en economische haalbaarheid. De kas die in het museum staat en waarin paprika's wor den geteeld, wordt per computer bestuurd door een tuinder in het Westland: nog zo'n voor beeld van technische innovatie. Gemengd nieuws De tentoonstellingenreeks in het kader van „Holland in vorm" wordt gecompleteerd door Sieraden van Marion Herbst: kleur en vormgeving zijn belangrijker dan de gebruikte materialen. de sieradenexpositie in het Gemeentemuseum Arnhem en de expositie „Gemengd Nieuws" in het Centraal Museum in Utrecht. De eerste laat zien dat het sieraad zich van een produkt waarvan de vorm vooral werd bepaald door het kostbare materiaal ontwikkelde tot een produkt waarvan het ontwerp de draagbaar heid bepaalde. En in Utrecht zijn de meest op vallende ontwerpen van de laatste twee jaar te zien: van alles wat, van opvouwbare radio's tot klokken en van kasten tot tapijten. Er is twee jaar wetenschappelijk onderzoek verricht voor „Holland in vorm". Sommige produkten moesten zelfs opnieuw worden ge produceerd, omdat er nergens meer een au thentiek exemplaar was te vinden, zoals van de al eerder genoemde theedoeken van Kitty van der Mij 11 Dekker. De meeste produkten zijn ter beschikking gesteld door de fabrikan ten. Die wilden meestal ook de vervoers- en verzekeringskosten wel voor hun rekening ne men; de musea zelf konden die onmogelijk op brengen. Bij de exposities verschijnt een boek, dat vol gens de auteurs moet uitgroeien tot een stan daardwerk over vormgeving in Nederland. In het boek zijn essays opgenomen van deskundi gen in de verschillende onderwerpen. Het kost 49,50 gulden en verschijnt zowel in een Neder landse als Engelstalige editie. KOOS VAN WEES „Hollandfan vorm": exposities over in dustrieel <§2/werpen in Nederland. In het Stedelijk Museum Amsterdam (vanaf 26 juni). Museum Boymans van Beuningen RotterdarMmMÊ&Ti), Centraal Museum Utrecht Gemeentemuseum Den Haag (4 jHPFzz Gemeentemuseum Arn hem (4 juWrDe tentoonstellingen worden besloten m de tweede helft van septem ber. door Piet Snoeren Bordjes met boerenkaasen „verse bruine eieren te koop" tussen de schapen en een enkel paard op de grazige dijk. Maar vooral veel bordjes die waarschuwen: „Tegenliggers: matig uw snelheid". Tegenliggersdie waren er tweehonderd jaar geleden ook al. zoals prinses Willemijntje tot haar schande, zij het uiteindelijk niet tot haar schade, zou ervaren Ze had echter haast, Willemijntje, om naar Den Haag te komen, waar ze met haar hoge aanwezigheid een republikeins oproer de kop in dacht te kunnen drukken. Ze matigde haar snelheid niet. zoals blijkt uit de renbodes die ze, hoewel in het geniep reizend, vooruit stuurde teneinde op de route voor vijftien verse postpaarden te zorgen. Dus botste ze op tegenliggers en moest ze terug. 28 juni 1787. Goejanverwellesluis. Op de kop af twee eeuwen geleden in de vaderlandse geschiedenis en de kindertjes op school leren het nog steeds. Ze leren het bovendien nog steeds verkeerd. Alle dramatische gravures namelijk van VVillemijntje met haar gepoederde pruik en haar brede heupen onder de hoepelrok naast de koets bij het sluisje in de Hollandse IJssel slaan de historische spijker naast de kop. De kloeke, want uit Pruisische houwdegens geboren gade van stadhouder Willem V (die kniezend in zijn ballingsoord Nijmegen was achtergebleven) werd niet bij Goejanverwellesluis door een tegenliggend patriots vrijkorps aangehouden, maar dik elf kilometer eerder, bij Bonrepas. De plaatsnaam stamt uit het Frans en betekent goede maaltijd. Maaltijd? Ripaille, het Franse woord voor slemppartij, zou toepasselijker zijn geweest, want volgens de overlevering herinnert de naam aan Jan de Chatillon, graaf van Blois, doch woonachtig te Schoonhoven, die de betrokken heerlijkheid midden veertiende eeuw in eigendom had en verkwanselde om de kosten van één enkel drinkgelag te kunnen dekken. Dit terzijde echter. Willemijntje van Oranje botste dus bij Bonrepas op haar tegenliggers. Oudere bewoners van de boorden van de Vlist die daar stroomt, weten nög de glooiing in het landschap aan te wijzen waar het gebeurde; ze noemen hem „de glijbaan". Maar de organisatoren van ongetelde puzzelritlen doorheen het Grootwaterschap Woerden blijken het op Goejanverwellesluis te houden. Bijgevolg hangt er naast de deur van het gelijknamige café de vermaning om ook een kleinigheid te nuttigen en niet plompverloren verder te rijden na het inwinnen van de informatie over de kloeke Oranjeprinses die het wedstrijdformulier verlangt. Deze middag echter wordt de siësta van de schapen langs de Hollandse IJssel toevallig even niet door een puzzelrit verstoord en slaat de waardin achter haar tapkast verveeld te bladeren in het knipselboek dat ze over Willemijntje en de vermeende aanhouding op de stoep van haar café heeft bijgehouden. Of koningin Beatrix ooit in Goejanverwellesluis is geweestBij haar weten niet. En de voormalige koningin Juliana ook niet. Bij haar weten is er nog nooit een lid van het koninklijk huis in Goejanverwellesluis geweest. Ondankbaar, vindt ze. Want zou er zonder dat terugsturen van Willemijntje op 28 juni 1787 een koninklijk huis hebben bestaan? Ze waagt het te betwijfelen. Zeker, het was een schande geweest voor een prinses om zo door een zooitje republikeinse rakkers geschoffeerd te worden. Maar over de nasleep mochten de Oranjes waarachtig niet mopperen. Koning Frederik Willem II van Pruisen wond zich zo op over de vernedering, zijn zus Willemijntje door het Hollands rapaille aangedaan, dat hij per kerende post een leger van 20.000 soldaten stuurde en toen waren de Oranjes snel terug waar ze vonden dat ze thuis hoorden: in Den Haag. Het anonieme pamflet dat de democratische opstand ontketend had - „O, Willem de Vijfde! Is uw snode toeleg ons niet welbekend? Ik daag U uit voor God en onze natie. Ja, vorst Willem, het is alles Uw schuld dat het land van de aangenaamheden ener gulle, openhartige samenleving beroofd is" - dit ophitsende pamflet kon bij het grof vuil en zo werd hel mogelijk dat ons staatshoofd twee eeuwen na dato koningin Beatrix heet in plaats van president De Gaay Fortman Senior. Daarom, bespiegelde de waardin boven haar knipselboek, zou de Majesteit op Prinsjesdag eigenlijk niet naar de Ridderzaal dienen te rijden, maar naar Goejanverwellesluis In haar gouden koets langs de bordjes met: Tegenliggersmatig uw snelheid", ja, dat zou pas mooi zijn. Niet naar Bonrepas, de enig juiste historische plek? „Nee, niet naar Bonrepas. Laat de Majesteit na afloop hier bij mij in de zaak maar een kleinigheid nuttigen. Heb ik tenminste iets terug voor de overlast van die puzzelritten". Als het aan de waardin van Goejanverwellesluis ligt, moet men vrezen, zullen de kindertjes op school het verkeerd blijven leren. De stuw bij Hagestein, een van de kunstwerken van Rijkswaterstaat waarbij wel degelijk is gekozen voor een bepaalde vorm, hoewel functionele en economische eisen de basis vormden. Een in 1986 ontworpen PTT-brievenbus van Ninaber, Peters en Krouwel. CcidócSouTOTit

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1987 | | pagina 21