Oude miniaturen op beeldplaat ina Nadruk VERZAMELING KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK TOEGANKELIJKER Houtsneden Monnikenwerk ZATERDAG 6 JUNI 1987 Nu het vakantieseizoen met rasse schreden nadert, moet het op deze plaats maar eens over reizen gaan. Over de ongemakken van het reizen in het bijzonder. Want soms lijkt het wel alsof de ene helft van Nederland louter verre buitenlanden opzoekt om de andere helft via het medium van de ingezonden brief te doen weten hoe verstandig men heeft gehandeld door thuis te blijven. „Dat een ogenschijnlijk idyllisch riviertje op de Michelin detailkaart een duchtig stinkend riool kan zijn, ondervonden wij deze zomer toen wij via de VVV van Apt en Bonnieux nabij Montaigne de Lubé een boerenhuisje hadden gehuurd. Alras bleek, met name 's nachts, een ondraaglijke stank van de honderd meter verderop stromende Coulon/Cavalon ons de adem te benemen. Kennelijk is het nodig om in Frankrijk op dit euvel bedacht te zijn". Dat toontje. En als het niet om een stinkend beekje gaat, dan geven de gestegen campingprijzen bij Skopje, de afzetterij op de tolweg Klausen-Chiusa of de 322 verkeersborden langs de 22 kilometer tussen Sankt Michael en Oberaich wel reden tot gekanker. Jules Deelder, de nachtburgemeester van Rotterdam, die is verstandig. „Als ik mijn ogen toedoe, ben ik in Honoloeloe", rijmelde hij in zijn Reisgedicht. Van hem hoeven de Fransen hun waterlopen niet te chloreren, kunnen de Joegoslaven schraapzuchtig blijven en mogen de Duitsers in hun ondoorgrondelijke grondigheid voor zijn part hun hele wegennet met verkeersborden plaveien. Jules gaat op vakantie in dromenland. Maar niet iedereen kan het reizen laten en voor deze categorie is er goed nieuws. Kasteel Amerongen in het gelijknamige stadje aan de Rijn offreert deze maanden een vaccin tegen ergernis onderweg, vervaardigd volgens het beproefde recept dat de kindertjes wel kennen die hun bordje niet leeg willen eten en tot de orde geroepen worden met de vermaning: denk aan al die hongerbuikjes in Afrika. „De adel op reis' heet een historische tentoonstelling die ze in de gewelven van het kasteel hebben ingericht, en de vaccinerende werking ervan zit hem hierin dat hij laat zien hoe verschrikkelijk veel erger het allemaal nog kan. De eenvoudigste manier om te reizen, aldus de verklarende tekst, was te voet, maar daar placht de adel geen gewoonte van te maken. De adel ging - net als moderne reizigers - door een bizarre zucht naar zelfkwel ling gedreven, per koets. „En dat moet allesbehalve een pretje geweest zijn. Modderpoelen bij nat weer, stofwolken bij droogte. Struikelende paarden, omvallende koetsen, gebroken wielen, assen of dissels. Bonkende, hossende wagens zonder vering, s' winters geen verwarming, primitieve herbergen, en dat alles bij een gemiddelde snelheid van 6 a 7 kilometer per uur". Haal u deze ongemakken voor de geest, reiziger, wanneer ze in Montelimar uw maat autoband niet blijken te hebben, of wanneer er in Bad Lautersberg bij het inwisselen van Eurocheques provisie dient te worden betaald, en gij zult uw reis vervolgen, zoal niet als een innig tevreden mens, dan toch met de geestesgesteldheid van het kind dat zijn bordje leeg eet in het besef dat er op de wereld erger dingen zijn. Nu had je natuurlijk adel en adel. De adelijkste adel verkoos, als er gereisd moest worden, de waterweg boven de landweg en kreeg dan niet zelden van bevriende kringen een statenjacht te leen. Deze snelle zeilers, toont de expositie in kasteel Amerongen, waren werkelijk van alle gemakken voorzien - „van uitslaande schenktafels tot bijbels in folio, van spiegels met horlogerie tot damborden met schijven". Ze boden zoveel comfort dat „talrijke buitenlandse vorsten een dergelijk stateniacht bestelden na er kennis mee te hebben gemaakt". Een eigentijdse pendant van zulke weelde wordt, wanneer zich binnenkort op de Lage Vuursche de tweede Dutch Open Polo afspeelt, door het welbekende Mariott-hotel in het vooruitzicht gesteld. Wie 5000 gulden per dag te makken heeft, krijgt in ruil daarvoor van uitbater Kees Kiesman de beschikking over een driekamer-suite, een dag en nacht parate BMW met chauffeur, een helikopter met piloot om hem desgewenst bij het poloveld af te zetten waar uiteraard de BMW weer wacht, en een luxe jacht met stuurman teneinde de katers uit te laten waarvoor de eigen bar en de champagne-ontbijten borg staan. Laat de reiziger zich ait beela voor de geest halen wanneer hij bij Briare contant 900 francs boete dient te voldoen wegens een vermeende overschrijding van de lokale ononderbroken streep. Laat hij met Jules Deelder de ogen toedoen en zie: daar komt, in Mariott, Kiesman al met zijn vleespot. Het was de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) die sits voor het eerst naar ons land bracht. Aanvankelijk ge bruikte deze zeventiende-eeuwse han delsgigant sits als ruil- en betaalmiddel in het toenmalige Indiê voor de aankoop van specerijen. De schoonheid van de stof bekoorde echter niet alleen de In diërs; ook de Europeanen raakten er van onder de indruk. Zodat de VOC, dat in vrijwel alles handel zag, de gok waagde en sits in Europa op de markt gooide. En met succes. In Nederland ontwikkel den zich aan het begin van de achttiende eeuw zelfs in sits gespecialiseerde win kels die een bloeiend bestaan leidden. Het einde van dat bloeiende tijdperk hing nauw samen met het einde van de VOC. De aanvoer van sits stagneerde. De produktie werd overgenomen door in ons land werkende ateliers, die ma chinaal de motieven opbrachten en de katoen van een kunstmatige glanslaag voorzagen. Authentieke sits werd steeds zeldzamer, en kostbaarder. Tegenwoor dig komt sits, nu als chintz, alleen nog uit het buitenland, waar kleine ateliers zich met de produktie bezighouden. Dat is dan ook de reden dat chintz alleen nog in de wat betere, duurdere interieur zaken te vinden is. De nadruk in de tentoonstelling in het Gemeentemuseum ligt op de stoffen en motieven. In het Openluchtmuseum in Arnhem, waar tegelijkertijd een exposi tie onder dezelfde naam loopt, ligt de nadruk vooral op het gebruik van sits in kleding en interieur. Waarbij in het Ge meentemuseum vooral wordt gewezen op de wederzijdse beïnvloeding van de Europese opdrachtgevers en de Aziati sche uitvoerders. Zo werden de in India geschilderde motieven onder invloed van mode en smaak „Europeser", zijn duidelijk de invloeden merkbaar van het in Europa gehanteerde borduurwerk en fijnweefwerk. Scholten: „We tonen voor beelden van doeken met Europese fi guurtjes en dessins. De schilders in India namen dat over. Zo zie je duidelijk de opkomst van het neo-classicisme ver werkt in de sits. Vandaar ook de titel van de tentoonstelling, „oost-west rela ties in textiel". Er was sprake van een uitwisseling van culturen". Het Gemeentemuseum heeft de exposi tie ondergebracht in een soort Indiase markt in een kleine Indiase stad. Ze toont een grote sortering doeken en kle ding. „Wat vooral duidelijk wordt is de bekoring die sits op onze voorouders moet hebben gehad, ondanks het exoti sche karakter ervan waarvoor men toen toch wat huiverig was. Maar je kunt het vergelijken met de fascinatie voor Perzi sche tapijten die er nu nog is. Die blijft, door de eeuwen heen. Zo is het ook met sits". KOOS VAN WEES De strijd tussen David en Goliath, een miniatuur uit de Nederlandse Historiebijbel. FOTO: PR. DEN HAAG - De stof was zowel terug te vinden in de interieurs van de Oranjes als bij de vissers in plaatsjes als Spakenburgen Marken: „sits". De Oudhollandse benaming voor bont beschilderd, glanzend katoen uit India, dat nu beter bekend staat als „chintz", de Engelse benaming. Aanvankelijk een stof die in kleding en interieur was voorbehouden aan de betere kringen, later uitwaaierend naar het gewone volk, dat het onder meer verwerkte in de klederdracht. Vanaf vandaag tot en met 30 augustus besteedt het Haags Gemeentemuseum onder de titel „Sits, oost-west relaties in textiel" uitgebreid aandacht aan de ge schiedenis en het gebruik van chintz. Waarbij vooral opvalt dat deze stof alle modieuze grillen die ons land de afgelo pen drie eeuwen teisterden moeiteloos heeft overleefd. Sits, een Hollandse ver bastering van het Indiase woord „chit- ta", dat „bont gekleurd" betekent, blijkt tijdloos. Zoals onder meer mag blijken uit de aan sits ontleende gordijnen die via ontwerpers als Laura Ashley talloze huiskamers opvrolijken. Al hebben die - behalve een overeenkomst in motie ven en patronen - met de originele sits weinig van doen. Wat nu onder de naam chintz op de markt wordt gebracht, is machinaal vervaardigd en bedrukt, ter wijl de echte sits in India met de hand werd vervaardigd. Drs. Frits Scholten, als conservator nauw betrokken bij de sits-expositie in het Gemeentemuseum, schrijft het suc ces van sits door de eeuwen heen voor namelijk toe aan de dessins. „Sits bood voor kleding verschillende voordelen: het was goed wasbaar, kleurecht, com fortabel en luchtig. Allemaal zaken die je in de zeventiende eeuw, toen sits hier in geburgerd raakte, nauwelijks bij andere stoffen vond. Maar wat de mensen het meest aansprak waren de kleuren, de bloemrijke dessins. Dat werd het eerst ontdekt door de betere kringen, de adel, die sits vooral droeg als informele vrije- tijdskleding. Later werd het ook voor de gewone man bereikbaar. Met name de mensen in de vissersplaatsjes rond het IJsselmeer hadden een voorkeur voor de kleurrijke motieven met bloemen en ranken, waardoor je het veel gebruikt ziet in hun klederdracht. En nog steeds is het zo dat als ergens originele sits wordt geveild vrouwen uit plaatsen als Spakenburg en Marken bereid zijn er ka pitalen voor neer te tellen. Want de ori ginele sits wordt zeldzaam, terwijl ze die stof toch in hun klederdracht willen blij ven gebruiken". Sits werd niet alleen gebruikt voor kle ding. Wand- en meubelbekleding, tafel lakens, beddespreien en wapendoeken (met familiewapen! gemaakt van sits, de toepassingsmogelijkheden leken groter dan van welke andere stof dan ook. Scholten: „Er waren mensen die thuis reserve-rollen hadden liggen, voor als de sits op hun meubels versleten was. Adel lijke families bestelden via de Verenigde Oostindische Compagnie wapendoeken. Het familiewapen werd er dan al in In dia opgeschilderd, of er werd ruimte opengelaten om het hier te laten doen. Maar dat was toch vrij zeldzaam. Het is vooral de interieur-toepassing van sits die is blijven hangen. Wat dat betreft is de expositie in het museum een „eye- opener": dat bijvoorbeeld de bloemetjes gordijnen van Laura Ashley gegrondvest zijn in de oude sits-traditie". Een bedcape gedragen in Hindeloopen. Deze sits werd omstreeks 1700 gemaakt. DEN HAAG - De moderne techniek schept steeds weer nieuwe mogelijkheden om oude kostbaarheden uit bibliotheken aan het publiek te tonen zonder dat daarvoor het oorspronkelijke materiaal geweld hoeft te worden aangedaan. Facsimiles waren al sinds jaar en dag een bekende methode om het bestuderen van oude handschriften te vergemakkelijken. De Koninklijke Bibliotheek heeft sinds deze week de beschikking over een beeldplaat met behulp waarvan de miniaturen van de voornaamste middeleeuwse handschriften kunnen worden bekeken. De Koninklijke Bibliotheek in Den Haag is bijzonder rijk aan oude hand schriften. De verzameling is gebaseerd op de stukken die de Oranjes ooit ver gaarden. Die hadden nogal wat hand schriften uit Franse en Zuidnederlandse bron. In de negentiende eeuw, toen de verzameling overging naar de Koninklij ke Bibliotheek en men systematischer werk ging maken van de bestudering van oude handschriften, werden vele nieuwe stukken aan de verzameling toe gevoegd. Nu beslaat die verzameling zo'n vierhonderd prachtig verluchte handschriften, waarbij de nadruk ligt op de stukken uit de Nederlanden en Frankrijk. Naar inhoud is een groot deel van de handschriften van religieuze aard. Niet verwonderlijk, want de opdrachtgevers waren meestal hoge geestelijken en de makers waren dat evenzeer. Het gaat om handgeschreven boeken die in de liturgie werden gebruikt, brevier hoeken, psalmenboeken, getijdenboeken. Daarnaast werken van bekende klassieke schrijvers als Livius en Vergilius. Van middeleeuwse auteurs zijn ook een aan tal handschriften in de Koninklijke Bi bliotheek bewaard zoals van de Franse dichteres Christine de Pisan, nog altijd actueel door het moderne levensgevoel dat uit haar gedichten spreekt of onze ei gen Jacob van Maerlant, auteur uit de dertiende eeuw. Hij schreef onder veel meer Der Naturen Bloeme, een vertaling van een latijns werk waarin de destijds bestaande kennis van de natuur werd sa mengevat, hetgeen uiterst curieuze plaat jes oplevert Daarnaast komt op de beeldplaat een se lectie van Nederlandse houtsneden voor afkomstig uit incunabelen. Incunabelen (wiegedrukken) zijn de boeken die ver schenen direct na de uitvinding van de boekdrukkunst omstreeks 1450 door De Koninklijke Bibliotheek heeft uiter aard ook de beschikking over dia's - alle nu geselecteerde miniaturen moesten trouwens eerst op dia worden overgebracht alvorens ze op de beeld plaat vastgelegd konden worden - maar door het computergestuurde zoeksys teem kunnen aanzienlijk snellere selec ties worden gemaakt van de plaatjes dan via diaprojectie. Aan de beeldplaat is namelijk een pro gramma gekoppeld met een uitgebreid vocabulaire - een zogeheten iconogra fie - waarin zoveel mogelijk namen en voorwerpen zijn opgenomen die op de plaatjes voorkomen. De beschrijving van die plaatjes is een enorme monni- kenarbeid geweest, waarvan de makers van de beeldplaat nu een dankbaar ge bruik kunnen maken. Kunsthistorici kunnen met de beeldplaat vergelijkend onderzoek plegen en wellicht ook date ringsproblemen van handschriften ver gemakkelijken door ze te vergelijken met het materiaal op de beeldplaat. Hoe men het verder ook wendt of keen, het blijft natuurlijk kijken naar mooie plaatjes. Zo'n techniek heeft dus ook heel nadrukkelijk zijn grenzen. Wie het plaatje in zijn context wil bestuderen, zal terug moeten naar het oude handschrift, of liever naar het facsimile. PAUL VAN VELTHOVEN Gutenberg. De Koninklijke Bibliotheek bezit de grootste verzameling incunabe len uit de Nederlanden en de beeldplaat geeft een representatief beeld van de oude Nederlandse houtsneden. In totaal zijn op de beeldplaat bijna ze venduizend plaatjes bijeengebracht en met behulp van een computer kunnen die een voor een op een monitor worden getoond. De makers rechtvaardigen deze nieuwe techniek door er op te wijzen dat de kwaliteit van de plaatjes via beeld plaat aanzienlijk beter is dan die door middel van videobandpresentatie. Bij het laatste doet zich bovendien het euvel voor dat de beelden niet goed afzonder lijk projecteerbaar zijn en dat laatste is voor dit onderwerp nu eenmaal een must.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1987 | | pagina 25