Jan Pietersz. Coen: ook nu nog omstreden figuur nalë Groei hormoon R| ZATERDAG 30 MEI 1987 Jan Pietersz. Coen (1587-1629): een klinkende naam in onze vaderlandse geschiedenis. In zijn geboorteplaats Hoorn is 1987 zelfs tot „Coen-jaar" uitgeroepen naar aanleiding van het feit dat Jan Pieterszoon vierhonderd jaar geleden daar het levenslicht zag. En in het Westfries Museum, eveneens in Hoorn, is een tentoonstelling ingericht over deze stichter HOORN - Trillend van de kou en met een dunne deken om zich heen geslagen staat de halfnaakte Molukse kunstenaar Willy Nanloly in Hoorn bij het standbeeld van Jan Pietersz. Coen. „Dispereert niet" luidt het in de sokkel van het beeld gebeitelde devies van deze Hoorenaar, die op twaalQarige leef tijd door zijn ouders naar Rome werd gestuurd om daar de fijne kneepjes van het dubbele boekhou den te leren. Later zou hij daar veel profijt van hebben. Evenals de VOC trouwens, die hij met hart en ziel was toegedaan. Even tevoren had Nanloly - geheel on verwacht - prins Claus een zwartboek aangeboden, waarin hij melding maakt van de gruwelijke volkenmoord die in 1621 op bevel van Coen op het eiland Banda werd gepleegd. In dat jaar liet Coen, met hulp van de Japanners, bijna alle mannen, vrouwen en kinderen ver moorden of in slavernij naar Batavia voeren. En als kroon op zijn gruwelijk werk liet hij veertig dorpsoudsten ont hoofden. Ter afschrikking liet hij in stro mende regen hun afgehakte hoofden op staken zetten, waardoor de paden rood gekleurd werden van het bloed. En dat alles om de inlandse bevolking in te prenten dat er slechts één afnemer be stond voor hun kruidnagelen en foelie: de Vereenigde Oostindische Compagnie. In het verre Holland reageerden de He ren Zeventien enigszins ontzet op deze strafexpeditie. Vooral omdat Coen zo veel eilanders heeft laten ombrengen dat er niet voldoende plukkers voor de nootmuskaatnoten waren overgebleven. Daardoor moesten er dure slaven van el ders worden aangevoerd Over deze vorm van genocide licht Nan loly prins Claus in. In de kelder van het Wesfries Museum, waar de „Dagen en daden van J.P. Coen in dienst van de VOC" in een tentoonstelling worden be licht, heeft hij zijn sculptures bedekt met zwarte rouwbanden. Zo protesteert anno 1987 een deel van de Zuidmolukse ge van het vroegere Batavia, waarin ook de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC), waarbij Coen als gouverneur-generaal in dienst was, wordt geportretteerd. Deze tentoonstelling over Jan Pieterszoon Coen en de VOC wordt tot en met 16 augustus in het Westfries Museum in Hoorn gehouden. Daarna gaat de expositie naar Amsterdam, Middelburg, Enkhuizen, Delft en Rotterdam. meenschap in ons land tegen de herden king van Jan Pieterszoon Coens geboor tedag. Maar al eerder is de figuur van Coen aanleiding tot problemen geweest. In 1930 publiceert de bekende schrijver Slauerhoff een drama met als hoofdper soon de figuur van Jan Pieterszoon. Centraal in dit stuk van elf taferelen staan de jonge vaandrig Cortenhoeff en de twaalfjarige Sara Specx. in wiens bed de militair op zeker ogenblik wordt be trapt. Coen, dol van woede, laat de vaandrig onthoofden en het meisje gese len, waarna hij haar van het eiland Java verbant voor de duur van vijf jaar. Om dat gevreesd wordt dat de opvoering van Slauerhoffs stuk de vlam in de pan zal doen slaan en zal oproepen tot demon straties tegen het vroegere koloniale be wind van ons land, wordt de première van het stuk voortdurend uitgesteld. Zo wordt het in 1948 in Amsterdam verbo den, in de jaren vijftig schrapt de burgè- meester van Utrecht het van het pro gramma en een decennium jaar later werd het in Amsterdam opnieuw verbo den, ditmaal door burgemeester Van Hall. Pas vorig jaar bracht het Neder landstalig Repertoire Gezelschap de pre mière van dit omstreden stuk. Exempel Homoseksualiteit is ten tijde van Coen een zaak van de duivel. Wanneer boots man Frans Becx na afloop van de wacht in de kooi van een zestienjarige scheeps jongen kruipt en ontuchtige handelingen met hem pleegt, wordt hij in het open baar aan een paal gewurgd. Zijn lichaam wordt verbrand en de scheepsjongen krijgt een geseling toegediend „tot verbe- teringe van hemselve en ten exempel van andre". Als gouverneur-generaal klaagt Coen steen en been over de vele strafzaken waarmee hij als stichter van Batavia te maken krijgt. Voortdurend bestookt hij de .Heren met het verzoek „fatsoendelijke"' zeelieden te sturen, evenals voldoende geld om daarmee ge hoorzame slaven en vechtlustige Japan ners te kunnen kopen. En ook: of er geen weeskinderen op de VOC-schepen kun nen worden meegestuurd. Die kunnen In ons land worden intussen reeksen van aanslagen gepleegd op het blazoen van de onverschrokken Jan Pieterszoon. Daarin duikt hij op als een brute onderdrukker van de inlandse bevolking. Een racist en imperialist pur sang die door slechts één ideaal beheerst werd: Indië als onderdeel van een groot Nederlands koloniaal - - J imnprinm JQn Pieterszoon Coen: na vierhonderd jaar nog steeds een omstreden figuur in onze vaderlandse geschiedenis. ltlipCI 1 UIIlFOTO'S: WESTFR1ÈS MUSEUM Het leven op de VOC-schepen was hard. Tijdens de reizen naar de Oost kwam als regel de helft van de bemanning om als gevolg van uitputting, scheurbuik en andere ziekten. dan in Batavia opgroeien om als ze groot genoeg zijn te trouwen en in Indiè te blijven om er de „loffelyke" Compag nie trouw te kunnen dienen. Maar er zijn ook mensen, die Jan Pie terszoon Coen anders beoordelen. Hon derd jaar geleden bepleitte de in Tubber- gen geboren dr. Schaepman vurig een standbeeld van de vroegere gouverneur- generaal. In een rede voor het Indisch Genootschap schildert Schaepman Coen af als exponent van een tijd „waarin men dingen beleefde, die men wanen zou tot de heldensagen en toverspreuken te behoren". En dan: „Er was een klein volk, dat op trad met krachtige moed, hoge fierheid, onbedwongen, weergaloze kracht, dat streed om zijn bestaan en strijdende zichzelf schiep, veldslagen leverde en vloten uitzond, strijdende zich wetten gaf en midden in oorlogstijd zich lauwe ren wist te garen, heldendaden verrichtte en tevens meesterstukken wist te wroch ten op plumier en doek; een volk dat eenmaal volwassen als een volslagen Mi nerva uit Jupiters hoofd verrezen scheen; een volk dat niet alleen den strijd dorst aan te binden met de volken van Europa, maar ook in onze overzeese gewesten lauweren verwierf en land ver overde". Zó gaat Schaepman anderhalf uur door. waarbij hij Jan Pieterszoon Coen kwali ficeert ?'s „een van die helden, die in menig opzicht het best, volledigst en de- gelijkst de historie van zijn tijd ver toont". Kortom als een man „die zijn krachten veil had onder de tropische zon en daardoor van ons land van mist en motregen een zonnerijk heeft geschapen, heerlijker dan waarop enige natie zich beroemen kan". En Schaepman is niet de enige die Coens verdiensten ophemelt. Ook het Handels blad van 7 oktober 1887 schrijft over Jan Pieterszoon als over een van die burgerjongens, „die door eigen hand en hoofd zich met eer een weg hebben ge baand tot onder de voorsten en die niet alleen zich zelf, maar in de eerst plaats hun land met roem hebben overladen". Uitersten Op deze manier is er een beeld van ui tersten ontstaan over de figuur van Jan Pieterszoon Coen. Op de tentoonstelling in Hoorn worden beide kanten belicht, maar de nadruk ligt toch op de VOC. Als zeventiende-eeuwse multinational had de Compagnie tienduizenden men sen in dienst en honderden schepen in de vaart. In het Verre Oosten bestreden de Hollanders met succes de Portugezen en Engelsen, en door tegenover de in landse bevolking een meedogenloos be wind te voeren, wist de VOC het mono polie in handen te krijgen van de handel in kruidnagelen, nootmuskaat en foelie. Wanneer de prijzen laag waren, deins den de Hollanders er niet voor terug de oogsten te verbranden, waardoor de be volking nog meer dan voorheen van hen afhankelijk werd. Door overal in de ar chipel forten te stichten kon men begin nende opstanden in de kiem smoren en waar dat nodig was werd een strafexpe ditie uitgerust waarbij de plaatselijke be volking gedood werd en de rijst voorra den werden vernietigd. Op die manier wordt het VOC-imperi- um gegrondvest. Niet alleen in de Mo- lukken, maar ook op Midden-Java waar het rijk Mataram geldt als de rijstschuur voor de gehele eilandbevolking. Soesoe- hoenan Agoeng wil Batavia veroveren en trekt in 1628 met tienduizenden Ja vanen op tegen de stad van Coen. Deze weet de stad te behouden, maar drie maanden later verschijnt een nieuw Ja vaans leger voor de poorten. Deze keer hebben de aanvallers olifanten bij zich en andere wapens, waaronder de kanon nen die de sultan ooit van de VOC als geschenk heeft gekregen. Opnieuw ont brandt de strijd. Coens vrouw Eva be valt in die dagen van een dochter (die spoedig komt te overlijden) en zelf wordt Jan Pieterszoon ziek. Zijn ziekte verergert snel en in de nacht van 20 op 21 september 1629 sterft de plichtsge trouwe gouverneur-generaal. Een week na zijn begrafenis doen de Hollanders een uitval, waarbij het door honger ver zwakte leger wordt verslagen. Drie maanden later krijgen de Heren Zeven tien het bericht, dat Batavia opnieuw is behouden, maar dat Coen is gestorven. Inmiddels is herstandbeeld van Jan Pie terszoon Coen in Hoorn verrezen. Recht tegenover het museum waar de tentoon stelling wordt gehouden. Honderd jaar geleden werd voorbijgezien aan de wreedheden op grond waarvan de Ne derlandse vlag in Indic kon wapperen. Maar tijdens de herdenking van de vier honderdste geboortedag werd daar niet omheen gedraaid. Hoorns burgemeester Janssens getuigde daarvan toen hij zei dat de basis van de (vermeende) blanke suprematie in Indiè gevormd werd door uitbuiting, slavernij, genocide, racisme, apartheid en discriminatie. En ook mu seumdirecteur Ruud Spruijt, die een boekje over Coen heeft geschreven, ge waagt van „een stuk koloniaal verleden waarop we bepaald niet trots hoeven te zijn" en dat „een bebloede periode uit onze geschiedenis" is geworden. En: „voor Molukkers heeft Coen dezelfde betekenis als Adolf Hitier voor het jood se volk", voegden protesterende Moluk kers daar in Hoorn aan toe. Even wan kelde het voetstuk, waarop Jan Pieters zoon Coen door zijn aanhangers in de vorige eeuw werd gezet. Toen werd op nieuw zijn lijfspreuk zichtbaar: „Dispe- reert niet". KLAAS GOÏNGA Er is geen mensensoort die zo ge toetst, getest, gewogen, gemeten, besnuffeld, beoordeeld en gekeurd wordt als het kind. Dat gebeurt al lemaal met de beste bedoelingen, maar voor het kind zijn dat even- zovele mogelijkheden om buitep de norm te vallen als te dom, te slim, te dik, te dun, te lang of te klein. Vroeger, zo schreef de ze nuwarts prof. J.H. van den Bergh eens, was een kind dat weinig zei een zwijger; deed hij zijn mond niet open dan was hij een groot zwijger. Tegenwoordig is hij ie mand die „geinhibeerd is in zijn verbale vermogens". Een medisch etiket, en bij een medisch etiket hoort een medische behandeling. Zo is er ook een medisch etiket „te klein". Kinder- en schoolartsen houden nauwkeurig de groei van een kind bij op een zogeheten groeicurve. De groeilijn van het kind mag dan niet te veel onder het gemiddelde komen, anders is er sprake van een groeistoornis. Het grap pige is dat de verzamelde medische we tenschap niet precies weet te vertellen wanneer normaal overgaat in te klein. Het is als met „Hegels paardestaart". Daar kun je haartje na haartje uittrekken zonder dat je er wat van merkt, maar in eens is de staart kaal. Bovendien neemt de gemiddelde lichaamslengte, door be tere voeding en minder infectie, per tien jaar met 2,5 centimeter toe: de opge schoten jeugd van nu kijkt daarom met gemak neer op pa's kalende kruin. Het vaststellen van een groeiachterstand is dus niet zo eenvoudig als het lijkt. Een kind kan aanmerkelijk kleiner zijn dan zijn leeftijdgenootjes zonder dat het een achterstand heeft in de groei. Het kan bijvoorbeeld zijn dat het een kind is van kleine ouders. Maar als het kind kleiner blijft dan je op grond van de lengte van zijn ouders zou mogen ver wachten of een beduidend lagere groei- snelheid heeft dan normaal, dan kan er sprake zijn van een groeiachterstand. Dat kan om een dozijn redenen. Door nierziekten, spruw (coeliaktie), Ziekte van Crohn enzovoort, en bij een kleine minderheid - in Nederland ongeveer 270 kinderen - is er sprake van hypofy- siaire dwerggroei. Aan de onderkant van de hersenen zit een superklier, de hypofyse die - even natellen - zeker tien hormonen maakt. Het groeihormoon is er een van en zorgt tot aan het eind van de puberteit dat de cellen van bot en spier zich delen. Als de hypofyse het laat afweten dan laten de gevolgen zich raden: geen groeihormoon, dan ook geen groei. Terwijl ze hun leef tijdgenootjes almaar groter zien worden, blijven kinderen met hypofysiaire dwerggroei er hun leven lang als school kinderen uitzien. Alsof ze net als dat jongetje in Günther Grass' boek De blik ken Trommel, besloten hebben om na hun achtste jaar niet meer te groeien. Gelukkig groeit het verstand wel mee en zijn deze kinderen recht van lijf en le den. De behandeling ligt voor de hand: injec ties met groeihormoon om dat tekort aan te vullen. Goliaths zullen de behan delde kinderen nooit worden, maar ze groeien aardig mee met hun leeftijdge nootjes en een uiteindelijke lengte van 1 meter 70 geldt als een uitstekend resul taat. Deze behandeling is de laatste vijf jaar ingrijpend veranderd. Op een rare manier eigenlijk, want het geneesmiddel is wel hetzelfde gebleven, maar het is niet langer schaars. In 1982 kwam men nog groeihormoon te kort. Het spul werd gewonnen uit hypofyses van over ledenen, en om een kind vijf centimeter te laten groeien had men vijftig hypofy ses nodig. Die waren er niet, tenminste niet voldoende, en toen sportmalloten zich met groeihormonen gingen inspui ten werd dat tekort nog nijpender. In 1984 bleek ineens dat met het groeihor moon de tamelijk zeldzame en enge Ziekte van Creutzfeldt-Jakob kon wor den overgebracht. Toen was er een jaar lang zelfs helemaal geen groeihormoon meer beschikbaar. Daar heeft men het volgende op gevon den. Met DNA-recombinant-technieken is het nu mogelijk bacteriën zo te dresse ren dat ze willekeurig welke stof in over vloed gaan maken. Groeihormoon bij voorbeeld. Merkwaardig genoeg was deze oplossing het begin van een nieuw probleem. In tijdschriften verschenen al lerlei artikelen over de vraag wie er nou precies voor zo'n behandeling in aan merking komt. De grens tussen kinderen met een echt „klassiek" groeihormoonte kort en te kleine kinderen met een min of meer normale produktie blijkt moei lijk te trekken. Moeten die laatsten (mis schien een paar duizend kinderen) ook behandeld worden? In het verleden loste dat probleem zichzelf op door de schaar ste van het middel. Nu er in principe ge noeg groeihormoon is, heeft de kinderge neeskunde er een probleem bij. In Ame rika bleek een aantal van die kinderen baat te hebben bij zo'n behandeling, maar toch zijn de kinderartsen erg terug houdend. De behandeling is peperduur, tamelijk belastend omdat zo'n kind elke dag een injectie moet hebben, en al zijn er dan resultaten gemeld, niemand weet of die niet tijdelijk zijn. De tijd zal dat leren. CfiidócSouaant

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1987 | | pagina 24