1
inal
lë
Albert Heijn
„kruijenier"
Nederland een treurig paradijs
Voor vluchteling is
De vier takken
van Ahold
Film
gebaseerd
op
authentieke
verhalen
CeidócSouAcmt1
ZATERDAG 23 MEI 1967
Honderd jaar geleden, in 1887,
nam de 22-jarige Albert Heijn de
grutterszaak van zijn vader over.
Daarmee legde hij de grondslag
voor het huidige Ahold-imperium.
Maar de Heijnen waren al vele ja
ren eerder in de branche terecht ge
komen. Simon Heijn trouwde op
14 juni 1829 met Immetje de
Haas, eigenaresse van een winkel
tje in Oost zaan. Simons zoon Jan
nam dit winkeltje in 1872 over en
kocht in 1876 een iets groter pand.
Dat werd het beroemde Zaanse
winkeltje dat Albert, zoon van Jan,
in 1887 overnam en met zijn
vrouw Neeltje runde. Het winkeltje
bestaat nog steeds, zij het als her
bouwd museumpje in het de
„Zaanse Schans", een soort mi
ni-openluchtmuseum. Van die ene
winkel en die ene medewerkster
Neeltje in 1887, naar 946 winkels,
26 restaurants, vijf recreatiebedrij-
ven en circa 53.000 medewerkers
in 1987. Daar kon oprichter Albert
in de knusse bedstee achter het
Zaanse winkeltje samen met Neel
tje alleen maar van dromen. Zijn
kleinzoon Albert - de vijfde gene
ratie - kent het als werkelijkheid.
Geeft als voorzitter van de Raad
van Bestuur van Ahold er dagelijks
leiding aan.
ZAANDAM - Zestig is hij nu. Ge
boren in 1927, het jaar waarin het
bedrijf van zijn vaderen het predi
kaat „hofleverancier" kreeg, het
jaar ook waarin gevierd werd dat
zijn grootvader en naamgever Al-
bert vier decennia daarvoor zijn
eerste kruidenierszaakje begon.
Voor kleinzoon Albert was bijkans
elke tiende veijaardag ook een be
drijfsfeest: weer een jubileum.
Hij is opgegroeid met en in het bedrijf.
„Toen in de winkels de koffie-actie
„Boflie" startte, werd ik op de lagere
school al snel „boffie" genoemd", zei Al
ben Heijn eens in een interview. Voor
het overige had de jonge Albert meer
Elezier dan last van zijn gegoede af-
omst. „In Zaandam heb ik niet veel ge
merkt van een klasseverschil. Kinderen
van rijke en arme ouders gingen gewoon
met elkaar om. Maar ik logeerde eens in
Twente en daar was dat heel anders. De
knechts stonden er keurig in het gelid,
pet in de hand, want Jongeheer Heijn"
kwam voorbij. Ik wist werkelijk niet wat
ik meemaakte".
Albert Heijn. Een kruidenier pur sang.
Gemoedelijk, joviaal, hartelijk, goed
lachs, vriendelijke ogen. „Ik ben niet
zo'n scherpslijper, nee. Ik hou niet zo
van het creëren van tegenstellingen. Ik
weet van mijzelf dat ik soms harder had
moeten zijn, maar ach, ik heb liever dat
ze dat van mij zeggen".
Komt te weinig in z'n eigen winkels,
vindt' ie. „Ik doe er met mijn vrouw
twee keer per maand de boodschappen.
Het is belangrijk om de winkel ook als
klant te beleven". Vindt het prettig om
dan herkend te worden. („Dat komt
door mijn typisch kruijeniersgezicht").
Geeft hem het gevoel dat het bedrijf
toch nog een beetje één familie is.
Kwartje
Aan opa Albert en oma Neeltje bewaart
de kleinzoon herinneringen zoals ieder
een op zijn grootouders terugblikt.
„Zondags, om de veertien dagen, gingen
wij naar ze toe. Mijn grootmoeder vond
dat ik er altijd zo wit uitzag. Dus kneep
mijn moeder mij in de wangen net voor
dat we aanbelden om te voorkomen dat
oma zou zeggen dat ik er weer niet goed
A.Heijn: „Met Dreesmann heb ik de allervriendelijkste contacten, maar als we
elkaar dwars kunnen zitten, doen we dat".
Albert Heijn (rechts) en zijn broer Gerrit-Jan in de deuropening van oud AH-pandje.
Ahold, de holdingmaatschappij, be
staat uit vier vier belangrijke onder
delen:
Detailhandel Nederland, waaron
der Albert Heijn (supermarkten),
Miro (winkelcentra), Alberto (dran
ken), Etos (drogisterijen), Distribu
tiecentra, de Vers Vlees Groep,
Bloemen-, groente- en kaascentrales
en James Telesuper (telefoon-super-
markt);
Detailhandel buitenland, waaron
der BI-LO en Giants in de Verenig
de Staten;
Levensmiddelenindustrie, waar
onder Meester Wijhe (vleeswarenfa-
briek), Marvelo (fabriek diverse AH-
-huismerken), Albro Bakkerijen,
Holland Food Products (export le
vensmiddelen), Luis Paez (sherrybo
dega in Spanje);
Horeca-, institutionele en recrea
tie-activiteiten, waaronder AC-Res-
taurants in Nederland, Belgiè en
West-Duitsland, Toko (campingwin
kels), Ostara (recreatieparken), Ter
Huurne (supermarkten), Albert
Heijn Grootverbruik, Kok-Ede en
Instel (centra voor grootverbruik) en
Horeca Inkoop Centrale.
Verder heeft Ahold onder meer di
verse onroerend-goedmaatschappij-
en, een eigen advertentiebureau, een
financieringsmaatschappij en een ei
gen pensioenfonds.
uitzag. Opa was altijd goed voor een
kwartje als je je schoolrapport liet zien.
En dat deden we dus, want vijfentwintig
cent was voor ons een enorm bedrag".
De fabriek m Zaandam was voor de hui
dige Ahold-topman in zijn jonge jaren
het meest tastbare van de firma. Pas
toen hij 'n enkele keer met zijn vader
Jan op reis ging, werd hem de omvang
echt duidelijk. „Wij woonden vlakbij de
fabriek, ik hoefde maar met het pontje
de Zaan over. Ik kwam er graag, kende
er zogezegd iedereen. De chefs, maar
ook de meisjes".
„Mijn vader liep elke dag naar de fa
briek, nam ook dat pontje, 's Avonds
werkte hij er ook graag. Vond 'ie lekker
rustig, want overdag maakten de machi
nes zoveel herrie. Vader kende alle gelui
den in de fabriek. Soms keek hij op van
achter zijn bureau en zei: „Hè, waarom
valt die machine stil?".
Hoewel het geenszins zijn bedoeling was
om in het bedrijf te komen - Albert had
meer belangstelling voor de marine -
kwam het er toch van. „Per vergissing".
In 1944 maakte de polio, waardoor de
toen 17-jarige jongeman geruime tijd bij
na geheel verlamd raakte, een einde aan
de marine-dromen. In 1949 werd hij, na
onder meer op Nijenrode gestudeerd te
hebben, simpelweg door pa Jan en oom
Gerrit gedropt.
Rondhangen
„Dat was dus het bekende gegeven van
iemand op wie eigenlijk niemand zat te
wachten en van wie men tegelijkertijd
wist dat hij kwam", zei hij een paar jaar
geleden. „Er was niet echt werk voor
me, niet van: dit is jouw klus. Het was
een beetje rondhangen. Als je er was,
was het goed, als je er niet was, was het
ook goed - of zelfs beter".
Albert nu: „Je had toen nog niet die
mooie opleidingen en geplande carrières.
Je kwam binnen en als je een klusje
kreeg, probeerde je daar wat van te ma
ken. "t Werd pas leuk toen we begonnen
te denken aan zelfbediening. Dat werd
een trend. In Amerika had je dat al en in
ons land, in Arnhem, was in 1950 Van
Woerkom met zo'n winkel begonnen".
„Er waren natuurlijk mensen die zeiden
dat zoiets in ons land niet zou kunnen.
Dat is goed voor de Amerikanen, maar
Nederlanders willen dat helemaal niet.
Maar goed, uiteindelijk kreeg ik op
dracht om zo'n winkel neer te zetten.
Dat werd Schiedam, in maart 1952".
Albert Heijn gaat kameraadschappelijker
met zijn concurrenten om dan vader Jan
eertijds. Die stak snel de straat over als
buurman Simon de Wit dreigde te passe
ren. En omgekeerd. En met de relatie
met de Verkades, eveneens buren, vlotte
het ook niet erg. Heijn. met pretoogjes:
„Nog niet eens zo heel erg lang geleden
zijn mijn broer en ik voor het eerst in de
Verkade-fabrieken geweest. Over die fa
briek deed men altijd heel geheimzinnig.
Zelfs relaties van Verkade kwamen daar
niet binnen. Een beetje overdreven, von
den wij. Dus toen wij weer buiten wa
ren, zeiden we, expres hard zodat ieder
een het horen kon: „Was dat nou al
les?". Leuk. Zo is dat nu met Drees
mann ook. Met hem heb ik de aller
vriendelijkste contacten, maar als we el
kaar dwars kunnen zitten, doen we dat.
Maar wel in 'n prettige sfeer".
Condooms
Eens merkte Heijn op dat hij best kiwi's
wilde verkopen, maar dat hij niet voor
op wilde lopen met de verkoop van con
dooms. Waarom?
„Je moet dat wel in de tijd van toen
plaatsen. Nog niet zo gek lang geleden
sprak je niet openlijk over condooms. Ik
vind niet dan wij met de verkoop van
dingen waar nog een soort taboesfeer
omheen hangt, voorop moeten lopen.
Dat lag met kiwi's anders, die zijn ge
woon erg lekker". Zegt Heijn lachend.
Maar serieus gaat hij verder: „In Ameri
ka bijvoorbeeld moeten wij het in onze
Giants-winkels in Pennsylvania niet in
ons hoofd halen om er de Playboy te
verkopen. Dat is daar je reinste porno.
Nou, daar verstaan u en ik wat anders
onder. Maar daar zijn ze nog veel preut
ser, dus doen we dat niet".
Op gezette tijden opgeschreven, veelvul
dig geciteerd en derhalve nu al legenda
risch zijn de volzinnen waarmee Albert
verklaarde waarom hij kruidenier in zijn
paspoort had staan. „Ik gebruikte zelf
het woord „kruijenier", tot grote wan
hoop van mijn vakbroeders, maar ik
deed dat met opzet omdat ik me af wil
de zetten tegen het begrip kruideniers-
mentaliteit, dat in negatieve zin gebruikt
wordt. Ik vind „kruijenier" een eretitel".
Als je naar de AH-winkels van toen en
nu kijkt, is er erg veel veranderd. Toch
is een tendens-terug waarneembaar. Niet
meer alles standaard verpakt. Het onver
pakte produkt komt weer in de winkel
terug.
„Ja", beaamt Albert, ,je ziet in onze
winkels het beeld terugkomen dat de
klant weer veel zelf doet. Dat appelleert
aan het gevoel van zelfwerkzaamheid en
het is ook iets goedkoper. En de klant
kan zelf bepalen hoeveel hij wil. Of dit
beklijft weet ik helemaal niet. Misschien
dat dat over een tijdje weer over raakt".
Een stap verder in de toekomst is het
thuiswinkelen. Bestellen per telefopn.
Tele-shopping. Ook daarin is AH actief.
Maar ook daarbij is een parallel met het
verleden te trekken. „Wij hebben in
Heemstede een experiment met James
Teleshopping. Daar zijn we nu allerlei
dingen aan het uitproberen. Bestellings
technieken, gebruik maken van moderne
elektronica. Het lijkt wel een beetje op
het bezorgen van vroeger in zoverre dat
je vroeger eerst iemand naar de klant
moest sturen om de boodschappen op te
nemen. Nu doet de telefoon dat en door
moderne computertechnieken kun je be
stellingen sneller klaar maken. Maar, in
derdaad, principieel is er geen verschil
met vroeger".
En hoe loopt dat experiment? „Tja
het gaat", is het aarzelende antwoord
van Heijn. Niet erg enthousiast in elk
geval. „Nee, nee. 't Klinkt in het begin
boeiend en het ziet er ook leuk uit. En
interessant. Zo van: hè dat zou ik ook
wel willen. Thuis in de catalogus kijken,
opbellen en alles thuis bezorgd krijgen.
Toch kom je tot de ontdekking dat heel
veel mensen dat gangetje naar die win
kel niet willen missen. Er zijn een hele
hoop mensen die nooit iemand zien en
voor hen is het winkelen ook iets soci
aals. Ontmoeten ze andere mensen. Dat
weet ik nog wel van mijn eigen moeder,
't Gebeurde wel dat als ik even bij haar
aankwam, op weg van kantoor naar
huis, ze tegen mij zei: „Gut joh, weet je
wel dat jij de eerste bent met wie ik
spreek vandaag". Als je, zoals wij, dage
lijks met mensen omgaat, sta je daar niet
bij stil. Daar komt bij dat ik me best kan
voorstellen dat een huisvrouw het mak
kelijk vindt als het kratje bier thuis
wordt afgeleverd, maar dat ze toch graag
zelf het stukje vlees uitzoekt en de toma
ten bekijkt die ze wil hebben. Het per
soonlijke element is ook belangrijk.
Kijk, een pak Dreft is een pak Dreft,
maar een krop sla wil je zien, keuren".
„Bij het opgeven van de bestelling kan
de orderopneemster de klant wijzen op
een speciale aanbieding salami. Maar
toch is het woord salami nooit zo leuk
als het zien van salami. Tot nu toe blijkt
ook dat het accent vooral op het zware
spul ligt. Het is trouwens ontzettend ar
beidsintensief, een niet onbelangrijke
factor. Maar, nogmaals, het klinkt erg
leuk. Vandaar dat wij het ook gedaan
hebben. Misschien dat het beter gaat als
je straks een soort dialoog met de com
puter kunt krijgen. Wat dat betreft zijn
we met een proef bezig. Wij proberen al
les uit".
Vervelend
De moderne techniek gaat aan Ahold
niet onopgemerkt voorbij, maar een
paar jaar geleden bracht de grootgrutter
niettemin de navolgende nuancering
aan: „Viditel en dergelijke, allemaal
mooi hoor. Maar God helpe ons de brug
over als we daar niet tegelijkertijd een
pietsie lol bij brengen, want op het mo
ment dat de technologen het gaan over
nemen wordt het, denk ik, verrot verve
lend".
De toekomst dus. Hoe zit het met de op
volging. Er zit straks geen Heijn meer in
de top van het concern.
„Nou, als ik 62 ben stap ik er uit, dat
zijn de huisregels. Dan volgt mijn broer
Gerrit-Jan (56 en vice-president) mij op.
En daarna zijn er op dit moment geen
Heijrien. Nou, daar komen we ook wel
overheen. Mijn enige zoon is dierenarts
en de kinderen van mijn broermis
schien. Maar laat ze eerst maar buiten
de deur een carrière opbouwen. Het
hoeft niet zo nodig. Bovendien kun je in
deze tijd niet meer iemand in de leiding
parachuteren. Aan de andere kant, als ze
goed blijken te zijn hoeft er natuurlijk
ook geen straf op te staan dat ze Heijn
heten".
Dat zijn naam vanaf volgende week pre
cies vijfhonderd gevels siert, doet hem
niets, heeft hem ook nooit wat gedaan.
„Wat op die winkels staat is niet mijn
naam, maar die van mijn grootvader. Ik
kan heel makkelijk over Albert Heijn
praten zonder aan mijzelf te denken. Al
bert Heijn is een firma, Albert Heijn
staat buiten mij".
GERARD CHEL
„Ik ben een mens,
geen plant", roept
Kemal en hij
gooit zijn televisie
naar beneden.
AMSTERDAM - Schreeuwend
staat Kemal op een balkon in Am
sterdam. Dan rent hij zijn kamer
binnen, komt tevoorschijn met een
televisie in zijn armen en gooit die
naar buiten. „Dit is belangrijk voor
jullie, maar niet voor mij!", roept
hij tegen de toeschouwers die bene
den verbaasd naar de resten van
het apparaat staan te kijken. Zon
de. „Ik ben een mens, geen plant",
schreeuwt Kemal en blijft vervol
gens wezenloos staan. Hij is één
van de drie hoofdfiguren in de film
„In afwachting", die deze week in
Amsterdam in première is gegaan.
„In afwachting" is gemaakt door
de Argentijnse regisseur Alex Mil-
berg, die in 1979 naar Nederland
kwam. Hij laat in zijn film zien
hoe moeilijk het voor een vluchte
ling is te leven in een land waar het
leven van alledag belangrijker is
dan zijn problemen.
Kemal komt uit Turkije, hij is een
Koerd die vanwege zijn strijd voor een
eigen staat door de Turkse autoriteiten
gevangen is gezet en is gemarteld. De
andere twee vluchtelingen die centraal
staan in de film zijn Mebrath uit Eritrea
en José uit Chili. Hun rollen worden ge
speeld door politieke vluchtelingen zelf.
Dat ze niet voor niets hun land hebben
verlaten, laat Milberg direct aan het be
gin van zijn film al zien. Authentieke
beelden van brandende lichamen, opge
jaagde mensen, schietende militairen en
martelende politieagenten schetsen de el
lendige bron van elke vlucht; de dicta
tuur. van welke snit dan ook.
Daarbij vergeleken is Nederland een pa
radijs. zeker voor een vluchteling die
door marteling aan den lijve heeft on
dervonden dat het ook anders kan, zoals
Mebrath. Zij is in Eritrea gemarteld en
verkracht. Milberg introduceert haar in
zijn film op het moment dat ze in de
trein zit, op weg naar Amsterdam, naar
de vrijheid. Maar erg blij is ze niet. Van
uit het raam ziet ze een ijsvlakte voorbij
schieten, tegenover haar zit een koele
dame de „Elegance" te lezen. Nee, de
dame weet ook niet waar Mebrath heen
moet om asiel te vragen, het spijt haar.
Even later komt ze met een tientje aan
zetten, maar dat weigert Mebrath beslist.
Op het station helpt een jongen haar
verder door het adres van een advocaat
te geven, daar kan ze zich pas de volgen
de dag om tien uur vervoegen. Niet eer
der. Het welkom is bitter; die nacht
slaapt Mebrath op een bank in het park.
Niet om de film sentimenteel of drama
tisch te maken; „In afwachting" is geba
seerd op ware verhalen, zo verzekert
Alex Milberg.
Doel
Terwijl Mebrath onder een meegebrach
te deken is gaan slapen, vervolgt de film
met het ontwaken van José. Hij heeft
weer eens gedroomd dat hij aan handen
en voeten vastgebonden elektrische
shocks kreeg toegediend door zijn Chi
leense beulen. Hij herinnert zich hoe hij
desondanks alles deed om te overleven.
Nu staart hij uit een Hollands raam en
weet zich geen raad. „Daar had ik kame
raden, daar had ik een ideaal", zegt hij.
Heimwee? Ja. Niet naar zijn onderdruk
kers, wel naar zijn land, naar zijn echte
leven. Maar hij kan niet terug. „Ik moet
hier iets verzinnen om voor te leven,
een doel moet ik hebben". De Neder
landse samenleving kan hem daarbij
nauwelijks helpen. José hoort de mensen
praten over dringende zaken als het be
zoek aan een kapper of de fantastische
vakantiebestemming. Daar kan hij zich
niet in herkennen. Zijn hoofd is bij zijn
land, waar geslagen en geschoten wordt.
Ook Kemal raakt niet los van zijn verle
den. Al drie jaar wacht hij op politiek
asiel in Nederland, maar de overheid is
er nog niet van overtuigd dat hij een
goede reden had om te vluchten. Zijn
zoontje wordt er indirect de dupe van;
waarom is papa altijd boos, vraagt hij
aan zijn moeder. En waarom gooit papa
de televisie van het balkon? „We zijn uit
Turkije weggegaan omdat de politie ons
kwam halen en papa gemarteld werd",
zegt zijn moeder. „Maar de hoge omes
hier geloven ons niet. Dat is erg moeilijk
voor papa".
Zelfmoord
Kemal komt uiteindelijk in een inrich
ting terecht, en daarmee eindigt „In af
wachting". Geen happy end, maar dat
kan ook niet, zegt Milberg. „Ik ken ont
zettend veel vluchtelingen die zelfmoord
hebben gepleegd of zich onder behande
ling hebben moeten stellen. Daarom laat
htehnge
of zich
onder behande-
ik in deze film zien dar het leven voor
een vluchteling hard is, dat het emotio
neel heel zwaar is". Milberg wijt dat niet
aan de Nederlandse maatschappij, zijn
film is geen aanklacht. „Maar ik laat wel
aan de Nederlander zien: dit is je buur
man, hij doet zo vreemd omdat hij ge
vlucht is". Een beetje begrip zou prettig
zijn, vindt Milberg. Hij hoopt daarom
dat „In afwachting" op televisie wordt
uitgezonden. De Vara en de Ikon heb
ben al belangstelling getoond en in elk
geval zullen veel middelbare scholieren
de film kunnen bekijken.
Misschien dat ook ambtenaren er nog
wat van willen leren. Milberg: „Ik heb
na mijn vlucht een erg vreemd gesprek
gehad met iemand van het ministerie
van binnenlandse zaken. Die vond dat
ik moest bewijzen dat ik vermoord zou
worden als ik terugkeerde naar Argenti
nië. Ik dacht dat hij een grapje maakte,
ik kon me niet voorstellen dat hij echt
niet wist wat er in dat land aan de hand
was". Inmiddels is de situatie daar weer
zoveel verbeterd dat Milberg er in au
gustus naar terugkeert. Want een vader
land waar de mensenrechten in ere wor
den gehouden is het echte paradijs voor
elke vluchteling. In afwachting daarvan
blijft hij treuren, ook in Nederland.
„Een vluchteling verblijft hier altijd tij
delijk", zegt Milberg.
STEVO AKKERMAN