De herten
handel
en wandel
van Fred
van der
Feesten
■CeicUcSou^atit"
li
1
na
e r—-
bi
1
zii
*1
ji
k
ZATERDAG 23 MEI 1987
Er zijn in Nederland en België bij elkaar
twintigduizend hertenkampen of -parken. Minstens,
want elke dag ontdekt Fred van der Feesten er nog
nieuwe bij. De kwaliteit echter is omgekeerd evenredig
aan het aantal, hetgeen de dierenhandelaar uit Weert
tot een plan heeft geïnspireerd. Elke hinde gaat weer
kalven, luidt de leus. En de 165 moeflons op de Hoge
Veluwe hoeven van hem helemaal niet dood. Evenmin
als de 250 damherten van het Kroondomein dood
hadden gehoeven. Een reportage over een uitruimer
van wildparken en over vierhonderd Bambi-ogen die
de bezoeker aankijken.
WEERT - Fred van der Feesten
uit Weert heeft een plan dat, net
als sommige soorten lijm, uit twee
componenten bestaat die bij sa
menvoeging een ijzersterk resultaat
geven. Hoopt hij. De ene compo
nent ligt voor de hand. Hij wil geld
verdienen en zelfs het feit dat hij
dit via de handel in dieren probeert
te doen, is niets bijzonders; ande
ren zijn hem voorgegaan, zij het
niet op de kolossale schaal (twee
honderd damherten in zijn stallen)
die hij toepast. Het bijzondere zit
hem in de tweede component.
België en Nederland, schat hij, tellen bij
elkaar misschien wel twintigduizend her
tenkampen. „Dagelijks word ik gecon
fronteerd met parken waarvan ik het be
staan niet eens wist. Zelfs hier in de
buurt". En in het merendeel van die her
tenkampen of -parken heersen volgens
hem ernstige misstanden. Somt op: „De
dieren zijn vaak te oud. Ze krijgen de
verkeerde voeding. Er is een enorme in
teelt; veel zwakke of zieke herten dus.
Verder is er meestal alleen overdag toe
zicht, terwijl je met je klompen kunt
aanvoelen dat ongelukken en geboorte
problemen zich nogal eens 's nachts
voordoen. Weet u wat het is? Het inte
resseert de parkbeheerders nauwelijks.
Van de tien zijn er acht die het doen
voor hun boterham. Je vindt er maar
een enkele liefhebber onder. Nou, dan
komt er zo'n oppasser en die ziet een
bok met vier of vijf hindes. Weet hij
veel wat ziji\ voorganger ermee heeft uit
gespookt? De ouderdom, wie de vader
en de moeder is, niets weten ze. Want
die oppassers wisselen steeds. Ze kennen
de achtergrond van de dieren niet. Ach
voor de meeste mensen is een hert een
hert".
Het plan. Zo simpel als wat. Van der
Feesten wil de dieren uit dergelijke par
ken opkopen, uitselecteren en dan weer
gratis ter beschikking van die parken
stellen. Inclusief de helft van de voeder-
kosten en medische begeleiding voor
nop toe. De tegenprestatie? ..Ik wil de
jonge dieren hebben die in zulke parken
geboren worden. Voor de handel, ja.
Daar hoef ik me toch niet voor te scha
men? Er is op het ogenblik in de wereld
een enorme vraag naar dieren. Onvoor
stelbaar. Ik noem het Midden-Oosten.
Saoedi-Arabië, Libië, Jordanië. Olie
sjeiks. Die houden edelherten zoals wij
kanaries. Want wat dacht u van zo'n
woestijn? Daar loopt geen mus. Iedere
afleiding is welkom. Maar ook dichter
bij huis is de vraag onnoemelijk groot.
Dit najaar moet ik honderd reeën naar
Italië doen. Ze zijn bestemd voor een
wildpark, voor de herbezetting van een
gebied waar de reeën uitgestorven zijn.
Herbezetting, dat is vandaag de mode.
Laatst heb ik een bok en drie geiten weg
gedaan naar een Frans kasteel. Een graaf
of een baron was het. Familie van onze
koningin. Rond dat kasteel ligt een park
van tweehonderd hectare en daar had
den altijd reeën in gezeten, maar die wa
ren eruit gestroopt".
Moeflons
In Italië, maar ook in Spanje, weet Van
der Feesten, zijn ze bezig met wildpar
ken die een oppervlakte van vijftigdui
zend hectare of meer zullen krijgen. Wat
zou hij daar graag de 165 moeflons heen
doen die volgens recente berichten op de
Hoge Veluwe afgeschoten moeten wor
den in verband met de provinciale plan
nen om het buitenraster van het park op
te heffen. „Helemaal onzin", noemt hij
dit voornemen. „Die dieren moeten
dood omdat ze uit het Middellandse-
Zeegebied komen en hier niet thuis ho
ren. Net als de 250 damherten die vorig
jaar uit het Kroondomein op de Veluwe
moesten verdwijnen. Dan zeg ik: laat
mij die moeflons uit de Hoge Veluwe
ruimen en naar zo'n wildpark in Italië of
Spanje sturen, want daar komen ze van
daan. De damherten van het Kroondo
mein? Die had ik er gegarandeerd bin
nen een paar maanden levend uit gekre
gen en ik zou er zat kopers voor geweten
hebben. Op grond van mijn ervaring
durf ik te zeggen dat ik in staat ben elk
wildpark te ruimen, mits het afgerasterd
is".
Van der Feesten heeft reden om zelfver
zekerd te zijn. Terwijl vrouw Toos de
betreffende kranteknipsels uitspreidt op
het zeil van de keukentafel waaraan ge
praat wordt, haalt hij die eerste grote
klus van hem terug in herinnering: het
ruimen van het wildpark Hosingen on
der Luik, pal over de Luxemburgse
grens. Een gebied van tweehonderd hec
tare. één en al ruig beboste heuvels.
Daarin driehonderd damherten, vijftig
edelherten, vijftig moeflons, vijftig wilde
zwijnen, twintig reeën en twee bisons.
Het was midden december, herinnert hij
zich. 's Nachts, wanneer het best ge
werkt kon worden, twintig graden vorst.
Dichte mist boven een pak sneeuw dat
tot het middel reikte. Maar de klus dien
de vóór 1 januari geklaard, want dan
zou er beslag gelegd worden en zouden
de jagers vrij spel krijgen. Van der Fees
ten, hoewel zelf een verwoed jager,
gruwt bij de gedachte aan zo'n onnodige
slachting. Dat er echter iets gebeuren
moest, stond vast, want door wanbeheer
was de exploitatie van park Hosingen
zwaar verliesgevend geworden. Het geld
om de dieren - te grote aantallen voor
het gebied - bij te. voeren, ontbrak. Een
massale hongerdood dreigde, klaagden
dc Belgische en Luxemburgse kranten
aan. Weg ermee, het interesseerde niet
waarheen.
Rechts: Toos van
der Feesten in
een vrolijk
onderonsje met
een struisvogel
die voor een keer
Zijn kop niet in
het zand, maar
door het hek
heeft gestoken.
•i a
- V rr
Er wordt geen honger geleden in Weert. Wekelijks gaan er tienduizend kilo bieten, tienduizend kilo wortelen en tienduizend kilo onbespoten consumptie-aardappelen door.
Van der Feesten kwam, zag en ruimde
Hosingen leeg. Twintig man veertien et
malen in de weer. Drijven, verdoven,
vangen. Drijven, verdoven, vangen; 472
schuwe verkommerde dieren. Hij haalde
ze er voor tachtig procent levend uit en
ze kregen in Belgische of Duitse parken
een nieuw, beter bestaan. Wildbeheer en
wanbeheer, Van der Feesten kan zich er
aan zijn keukenraam dat uitkijkt over
een veertigtal laveiende edelherten, da
nig boos over maken. Het beheer op de
Veluwe blijkt hij zacht gezegd ondeskun
dig te achten. De eeuwige fout: te veel
dieren op een te kleine oppervlakte.
„Vooral vrouwelijke dieren die geen
daalder opbrengen", smaalt hij. „Ze zijn
voor de jager zo waardeloos dat hij ze
door zijn opzieners laat afschieten. Ja
gers, die willen herten met een gewei. Ze
jagen louter voor de trofeeën. Ik ken
mensen die hier met aan de bak komen,
die naar Hongarije gaan waar ze vijfen
twintig- tot dertigduizend gulden neertel
len voor één schot. Als het maar een ge
wei is. Kijk, normaal zou zijn datje een
plaatshert hebt dat de baas is, met een
stuk of tien hindes, en daar kunnen dan
eventueel nog een paar bij herten naast.
Dan heb je evenwicht. De rest moet je
opruimen. Maar de jagers laten al die
bij herten lopen, want ze weten dat het
straks zestienenders zullen zijn, prachti
ge trofeeën. Nou is een hert toevallig een
roedeldier. Bij een volwassen hert, daar
horen eigenlijk negen tot elf hindes bij,
dus tel maar op. Voor zulke aantallen is
de Veiuwe veel te klein en daarom raakt
het natuurlijk evenwicht er zoek".
Terug naar het plan. De broodnodige
bloedverversing in hertenkampen en -
parken. Van der Feesten heeft de preten
tie dat hij de enige is die uit voorraad
leveren kan. Professionele concurrenten.
hij hoeft ze niet te vrezen, want ze zijn
er niet. „Scharrelaars, ja, die heb je in
België en Nederland veel. Ik bedoel: u
belt een schapenhandelaar, zo eentje van
de veemarkt, en u vraagt: kun je me een
zebra bezorgen. Hij gaat Jan Hap en zijn
moer bellen en gegarandeerd, die zebra
komt er. Maar handelaren met een voor
raad die bovendien hun zaakjes nog ken
nen ook, zijn er niet. Ik ben de enige.
Hoeveel ik nu in huis heb? Ik weet er
niks van. Driehonderd, vierhonderd? Er
is de laatste tijd veel weggegaan en heel
veel bijgekomen. Ik rij per jaar honderd
vijftigduizend kilometer door half Euro
pa, zo groot is de markt voor dieren in
de recreatiesector. Laat ik eens kijken.
Zeventig edelherten, denk ik. Tweehon
derd damherten. De moeflons, nee, die
zijn weg. Vier of vijf wilde zwijnen. Vier
springbokken. En dan heb ik natuurlijk
die vijftig reeën lopen. Reeën in leven of
in voorraad houden, dat kan ik alleen,
durf ik te zeggen".
Bambi-ogen
Reeën vormen een verhaal apart, zo
blijkt. Iets lastigers kan een handelaar
zich bijna niet op de hals halen. „Ja,
kangoeroes, dat zijn ook moeilijke die
ren. Die sterven als ratten. Bij de minste
beschadiging aan de poten gaan ze on
herroepelijk dood. Ik had er eentje ge
kocht voor 1750 gulden en al na twee
weken lagen z'n tenen eraf. Maar ik heb
hem erdoor kunnen slepen, al moet u
me niet vragen hoe. Mijn eerste vier
reeën heb ik indertijd gekocht voor 750
gulden 't stuk. Ik had toen zelf nog geen
verdovingsgeweer, dus moest ik een an
dere handelaar inschakelen. Hij vroeg
honderdvijftig gulden per ree en drie
schoot hij er gelijk dood, terwijl de vier
de de volgende morgen stierf Dat be
doel ik met scharrelaars. Een tijd later
heb ik vier reeën gevangen met netten.
De eerste brak tijdens het transport in
de kist al zijn nek en de rest was na
veertien dagen ook wijlen. Heibel in
huis. Nooit meer reeën, zei mijn vrouw.
Maar ik ben doorgegaan en nu doen ze
het fantastisch. Ik heb er veertien dagen
geleden nog eentje opgehaald bij een
particulier in de buurt van Venlo. Die
heeft een geit in zijn tuin lopen en daar
was een wilde bok op bezoek geweest.
Hij heeft het kalfje met de fles groot pro
beren te trekken, maar het werd niks. Te
zwak om op z'n poten te staan. En zie
hem nu eens fris en vrolijk met de rest
meehuppelen. Het is met reeén een
kwestie van goede huisvesting, de juiste
voeding en vooral ontworming. Dat is
de belangrijskte factor en ik heb het on
der de knie gekregen".
Een wandeling langs de stallen moet be
wijzen hoezeer Van der Feestên het wel
bevinden van zijn dieren ter harte
neemt. Honger wordt er in alle geval
niet geleden. „Ik voer per week tiendui
zend kilo bieten, tienduizend kilo worte
len en tienduizend kilo onbespoten con
sumptie-aardappelen". Maar tweehon
derd damherten op stal? Hutje bij mutje
in boksen? Vierhonderd vochtige Bam
bi-ogen die de bezoeker aankijken? Het
moeten de Dierenbescherming evenzo-
vele doornen in het oog zijn. Maar nee.
„De dierenbescherming was hier nog tij
dens die barre kou van de winter en ze
beoordeelden de huisvesting, de verzor
ging zeer positief. Er is door de Veteri
naire Dienst ook nog nooit een dier van
mij afgekeurd en denk erom dat ik die
vaak over de vloer heb. Ik hou de dieren
in stallen omdat de meeste maar kort
hier zijn. Als ze op transport moeten en
je haalt ze uit de stal, geeft dat veel min
der stress dan wanneer je ze uit de wei
moet drijven. Op deze manier laad ik
binnen tien minuten veertig herten of
meer in de wagen. Zonder ze te hoeven
verdoven of zonder dat er netten aan te
pas komen. Hier, kijk zelf maar hoe rus
tig ze zijn".
Kat in de zak
Het begin. Fred van der Feesten, nu 46
jaar, had al in gedestilleerd en onroerend
goed gehandeld toen hij zo'n twintig jaar
geleden voor een kapitaal aan edelherten
kocht. Een kat in de zak, werd hem ras
duidelijk. Hij wilde ermee gaan fokken
- „voor de vleesproduktie, da's toch
geen schande?" - maar kreeg vijfender
tig mannetjes en vijf vrouwtjes in de
maag gesplitst in plaats van de omge
keerde aantallen die hij besteld had, het
geen zijn afkeer van scharrelaars nader
verklaart. „Ik ben bedrogen, ja. Voor
mij was een hert toen ook nog een hert.
Daar is misbruik van gemaakt". Met
zo'n onevenredigheid in het fokmateri-
aal viel uiteraard niets aan te vangen en
Van der Feesten wilde de dieren binnen
de kortste keren kwijt. „Dat lukte, zij
het met een flink verlies, en al doende
ontdekte ik dat er tegen redelijke prijzen
een willige markt was voor dieren in de
recreatiesector. De vraag bleek het aan
bod te overtreffen". Het kostte het nodi
ge leergeld, maar allengs breidde de han
del zich uit en verschenen er steeds
nieuwe exoten op het vorstelijk bemeten
erf rond zijn bedoening in het brons
groen eikenhout van Weert. Noordafri-
Foto's: MILAN KON VA LINK A
kaanse manenschapen, lama's, kamelen,
flamingo's, nandoes, struisvogels. Veelal
overschotten uit West- en Oostduitse
dierentuinen. Maar herten bleven het
leeuwendeel vormen: de jaaromzet be
loopt enkele duizenden exemplaren.
Nogmaals het plan. „Dit iaar mik ik op
vijftien henenkampen of -parken. Met
vier ervan ben ik al rond, waaronder een
in Friesland en een bij Konrijk in Bel
gië. Maar gezien de grote voordelen, ver
wacht ik dat het snel zal groeien. Mijn
voordeel zal zijn dat ik elk jaar gegaran
deerd voorzien word van jonge dieren.
Daar ben ik heel eerlijk in. Die wil ik,
omdat je voordeliger vijf jonge dieren
kunt transporteren dan één volwassen
hert. Het volume, de aantallen kubieke
meters die je nodig hebt, blijven hetzelf
de, maar je transporteert vijf keer zo
veel. Vervolgens het voordeel voor de
hertenkampen, de kinderboerderijen, de
parken. Kijk, als je in zo'n park twintig
hindes ziet lopen met vijf kalveren, dan
vind ik dat doodzonde. Ik zal uitzoeken
hoe het komt. Het kan aan de bok liggen
ofwel de hindes zijn te oud. Ik selecteer
de dieren uit, ik ontworm ze, ik doe er
goede dieren bij. Kortom, ik zorg dat
twintig hindes ook twintig kalfjes wer
pen. Al dat jonge leven is uit recreatief
oogpunt toch veel aantrekkelijker? Ze
worden geboren in mei of juni en ik haal
ze pas eind oktober, begin november
weg. De mensen kunnen er de hele zo
mer en herfst van genieten. Er zal niet
meer zeven jaar doorgerommeld worden
met dezelfde bok. Negentig procent van
de hindes zal kalven. Een lust voor het
oog zullen de hertenkampen en -parken
worden, kwalitatief zeer hoogstaand, als
ik de kans krijg mijn gang te gaan".
PIET SNOEREN