„Kunst leeft bij de gratie van ongelijkheid" Werken in de sport vaak, maar niet altijd voor vrijwilligers CcidócGouocuit I Zit er nog toekomst in kunstzinnig beroep? Opleidingen 'j j Wat moet je nog met een kunstzinnig 11 beroep? Beeldend kunstenaars zien de BKR. afgeschaft, toneelgezelschappen verdwijnen I of verschrompelen en orkesten worden - gesaneerd. Als je niet behoort tot het selecte gezelschapje genieën dat er ook wel zonder school komt, kun je dan maar niet beter kiezen voor automatisering? Onzin, zegt Frans de Ruiter, directeur van het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. In de nabijheid van de messetrekkers, zoals hij de bezuinigers en onderwijsvernieuwers noemt, beklimt hij het liefst de barricaden, enthousiast gevolgd door de studenten. Hun gezamenlijke boodschap: toekomst genoeg, als je maar doorzettingsvermogen hebt, kunt incasseren en tegen rivaliteit kunt, want kunstenaars zijn per definitie ambitieus. ZATERDAG 16 MEI 1987 Zonder blikken of blozen zegt Ru ben, eerstejaars drum-student aan het Haags Conservatorium, dat hij veel geld wil gaan verdienen en heel beroemd wil worden. Popsce- ne, plaatjes begeleiden, televisie; zo ziet hij zijn toekomst. En daar naast, als er tijd over is, lijkt het Ihem wel leuk met een combo wat jazz te maken. Maar les geven, nee, dat is pas voor na zijn veertigste, „als afsluiting". Herkenning in de felle ogen van Irma, net begonnen aan de opleiding zang. Straks in een koor? Ze moet er niet aan den ken. „Ik wil op het toneel staan, liefst in het buitenland, maar ik houd er ook rekening mee dat het niet lukt. Ja, dan kan ik misschien zangpedagoge worden, maar dat zou ik wel héél erg jammer vin den". Hoe reëel is de kans dat Ruben straks heel rijk wordt en Irma in de Scala staat? Directeur Frans de Ruiter durft daar niet zomaar een antwoord op te ge ven; kan dat ook nog niet. Want wie weet gaat het hier wel om mensen die over een tijdje te horen krijgen, dat ze misschien beter iets anders kunnen gaan proberen. Maar wie weet zijn het ook de ware musici, die, zoals De Ruiter zegt, nooit uitgerijpt zijn. „Mensen die bij hun examen een zes of zeven krijgen, die gaan meestal meteen op zoek naar werk", weet De Ruiter. „Maar de studenten die met een negen vertrekken, die blijven les nemen, plan nen hun carrière, verzamelen andere musici om zich heen, zoeken hun eigen weg, weten zichzelf te verkopen en heb ben veel sociale vaardigheden. Want de musicus van de toekomst moet van meer markten thuis zijn dan alleen zijn eigen vakgebiedje, zijn eigen instrument. Kijk maar naar mensen als Ton Koop man en Frans Brüggen; uitmuntende musici, maar ze doen nog veel meer. Waarom zou je niet 's ochtends les ge ven, 's middags in een ensemble spelen en 's avonds in een orkest? Dan heb je drie deeltijdbanen, zonder dat je je ta lent verspilt". Lage standaard Frans de Ruiter is nu zo'n twee jaar di recteur van het Koninklijk Conservato rium in Den Haag, een conservatorium dat een naam heeft hoog te houden. Dat begint al bij de selectie; niet meer dan één op de vijf kandidaten wordt aange nomen. Toch meent De Ruiter dat we in Nederland als geheel nog steeds genoe gen nemen met een te lage standaard. Hij verwijst naar het recente cellocon cours in Scheveningen en stelt de retori sche vraag waarom na de eerste ronde alle Nederlanders er al uit lagen. Zijn antwoord: „Het talent is er wel, het is ook keurig verdeeld over alle instru menten, maar het lijkt soms wel of er een gebrek aan vechtlust is. Als ik stu denten hoor zeggen dat ze moe zijn, dan denk ik juist: ga nog maar eens drie uur studeren. Een mens moet zijn eigen krachten leren kennen en zeker een kun stenaar moet zijn eigen diepten tot op de bodem verkennen. Natuurlijk, ik genera liseer heel sterk, maar de zaak lijkt een beetje verdoofd. Niet iedereen die piano speelt zal een Pollini worden, maar te genwoordig realiseert iedere student zich „Badmeester, ben ik al bruin?". Een gevleugelde kreet die tegen woordig nog slechts gekscherend wordt gebruikt. Wie hoopt van het keuren van de kleuren van mense lijke lichamen zijn of haar brood winning te maken, moet dat niet meer zoeken in het badmeester schap. Een medewerker van het Haagse zwembad Morgenstond staat model voor de huidige gene ratie: „Badmeesters bestaan niet meer. Die had je vroeger op het strand of in badhuizen. Tegen woordig heten we zwemonderwij zer". Het vak van zwemonderwijzer benadert het droomberoep (Foto: MILAN KONVALINKA). Op je gemak langs een openluchtbad lo pen, vol met baantjes trekkende zwem- recreanten, lijkt toch veel weg te hebben van het „ideale" beroep van weleer. Kuieren in een smetvrije witte jas over de speelweiden van het openluchtbad Overbosch of Zuiderpark. Zo nu en dan achteloos het oog laten vallen op een welgevormd mensenlijf dat ligt te bak ken in de zon en onderhand zelf ook de nodige straaltjes meepikken. Een baan als zwemjuf of -mees benadert toch op z'n minst het droomberoep. Bovendien blijkt het ambt van zwemonderwijzer één van de weinige mogelijkheden voor een volledige dagtaak in de branch „re creatieve sport". Maar weinigen verdienen in Nederland immers zowel brood als beleg met een job in die takken van sport waarin juist niet het behalen van de eerste prijs als voornaamste belang geldt. De verhalen zijn bekend over de veel verdienende voetbaltrainers in de profsector en hun sappelende collega's die door een onge diplomeerde ex-speler (Cruijlf bijvoor beeld van een baantje worden afge houden. Ook de salarissen die omgaan in enkele andere profsporten zijn aan zienlijk, als je tenmiste behoort tot de kopgroep en niet tot het grauwe peloton. Maar wat nu als je je niet blindstaart op de crème de la crème en juist een beroep ambieert temidden van de wat mindere sportgoden en/of de recreanten. Oftewel, het sportwereldje waar vooral wordt ge werkt mèt en door onbezoldigde vrijwil ligers. Korte broek We keren even terug naar zwembad Morgenstond, waar de witte jas overi gens heeft plaatsgemaakt voor een licht blauw T-shirt en een donkerblauwe kor te broek. Het zwembad telt zeven fullti me krachten en acht zwemonderwijzers die per week tussen de zeventien en 23 uur volmaken. Morgenstond is een (ge meentelijk) binnenbad, en dus vervalt daar een aanlokkelijk argument voor het beroep van zwemonderwijzer, namelijk de eerder genoemde speelweide. Maar zelfs degene die weet door te dringen tot een van de twee Haagse buitenbaden, zal zich moeten realiseren dat het beslist niet het hele jaar zomer is. Het leeuwe- deel van de werkzaamheden bestaat, de naam zegt het al, uit het geven van zwe monderwijs. Want hoewel de overheid fors bezuinigt op het oude vertrouwde schoolzwemmen, leren in Den Haag nog steeds zo'n 12.000 kinderen via school het hoofd boven water te houden. Onder auspiciën van de Koninklijke Ne derlandse Zwem Bond (KNZB) verzorgt de gemeente Den Haag een opleiding tot zwemonderwijzer, die twee jaar duurt. Wekelijks wordt gedurende één avond twee uur aandacht besteed aan theorie en één uur aan praktijk. Daarnaast dient iedere cursist ruim honderd uur te hos- piteren. „Naast lesgeven bestaat dit sta- gewerk ook uit schoonmaken en tevens wordt enige deskundigheid gekweekt in de machinekamer van het zwembad". Wie zich wil aanmelden voor de cursus dient vier jaar lbo achter de rug te heb ben en moet over een ehbo-diploma be schikken. „En je moet natuurlijk eigen zwem vaardigheid kunnen tonen. Net als de badmeesters van vroeger. Dat was trouwens geen echt vak. Dat waren ge woon lui die zelf aardig konden zwem men". De eigen vaardigheid staat ook hoog in het vaandel van de zogenaamde aio's, de academies voor lichamelijke opvoeding. Een dagopleiding van vier jaar bereidt de studenten, zoals in Den Haag bij de Halo aan de Laan van Poot, voor op een functie als leraar in het basis- of voortge zet onderwijs. Wie behept is met een sport-tic en bovendien lol heeft in het omgaan met jongelui, kan als gymleraar (of -lerares uiteraard) uitstekend zijn (haar) ei kwijt. Overigens leidt de aio, in Den Haag verbonden aan de Akademie voor Fysiotherapie, niet alleen gymnas- tiekdocenten op. Er zijn ook voorbeel den bekend van afgestudeerden die aan de bak kwamen als sportleider, bewe gingstherapeut of wetenschappelijk me dewerker en een enkeling belandde in de sportjournalistiek. „Een leuke maar pit tige opleiding", laat één van de Halo'ers weten. „Zowel voor de theorie als de praktijk is het vier jaar lang behoorlijk aanpoten, maar het is beslist de moeite waard". In theorie is een havo-papiertje toereikend om tot de, zoals het in de volksmond heet, sportacademie te wor den toegelaten. Ook de bezitters van een Cios-diploma, aangevuld met de bekende „akte J" heb ben toegang tot de aio's. De term Cios, die staat voor Centraal Instituut voor de Opleiding van Sportleiders, behoort in de officiële paperassen tot het verleden. MDGO-SB, oftewel Middelbaar Dienst- verlenings- en Gezondheidszorg Onder wijs - Sport en Bewegen, luidt de nieuwe aanduiding. Deze mondvol betekent in de praktijk een scholing van drie jaar, met in de laatste twee een aantal stages. Een leerplan met vakken variërend van omgangskunde tot en met vechtsporten wordt gehanteerd voor bijvoorbeeld het kweken van recreatieleiders, sport- Frans de Ruiter: „Als ik studenten hoor zeggen dat ze moe zijn, dan denk ik juist: ga nog maar eens drie uur studeren" (Foto: MILAN KONVALINKA) dat zo nadrukkelijk, dat hij er misschien juist weer door wordt geremd. Ik zou graag zien dat er weer een beetje pep in komt, ik doe ook alle mogelijke moeite die mentaliteit aan te kweken bij de stu denten". Tegelijk gaat het conservatorium uiterst voorzichtig met de studenten om. Juist omdat slechts voor enkelen een briljante solo-carrière is weggelegd, worden de studenten erop voorbereid dat hun hoop en verwachtingen ook niet kunnen uit komen. „Je hebt te maken met mensen tussen 17 en 23 jaar, dat is een uiterst vitale periode in een mensenleven. Dan kun je niet zomaar plompverloren na een paar jaar zeggen dat het niks zal worden. Dus bereid je mensen erop voor dat het kan gebeuren. En dat blijkt te werken, want de toekomstverwachting van de meeste studenten is een stuk rea listischer geworden. Maar inderdaad, dat is heel tegenstrijdig met mijn opvatting dat er meer strijdlust moet komen". Belangrijk in de visie van De Ruiter is dat het hele rijpingsproces van een kun stenaar, in dit geval dan een musicus, zo'n zes jaar in beslag neemt. „Tijdens de opbouwfase mag alles, mogen alle denkbare fouten en missers worden ge maakt. In die periode behoren mensen beschermd te worden. Maar daarna is het afgelopen, moet iedereen het zelf doen, want er is in dit vak geen soort verdelende rechtvaardigheid. Kunst be staat bij de gratie van ongelijkheid". De student die dat proces in drie of vier jaar kan doormaken is een uitzondering en vooral daarom heeft de Haagse directeur zo'n moeite met de nieuwe hbo-wet, waarin een studie niet meer dan vier jaar mag duren. Onder de nu geldende invoeringswet is voor het kunstonder wijs een uitzondering gemaakt en is de thans geldende studieduur nog gehand haafd. „Gelukkig is die nieuwe wet nog niet de finitief, maar als zij doorgaat, dan is de ellende niet te overzien", zegt Frans de Ruiter. Gevoegd bij de andere bezui- ningsoperaties, zou dat voor het Haags Conservatorium zelfs een vermindering van liefst vijftig procent betekenen. Zo heet zal de soep niet worden gegeten; een totale bezuiniging van negen a tien procent ligt meer voor de hand. Dat be tekent echter wel dat er gehele opleidin gen zullen verdwijnen. Welke dat zullen zijn, wil De Ruiter nu nog niet zeggen. „Maar dat zijn in elk geval niet de oplei dingen voor orkest- en ensemble-instru menten. Het is absoluut ondenkbaar dat we de fluit er bijvoorbeeld zouden uit gooien". De Ruiter kiest liever voor het opheffen van een hele afstudeer-richting dan voor het „uitkleden" van bestaande vakken, omdat dan de kwaliteit in zijn ogen te veel achteruit zou gaan. Ook is er sprake van een fusie met de Academie voor Beeldende Kunsten; maar De Rui ter benadrukt dat „big niet altijd beauti ful is", waarbij hij verwijst naar Ogem en RSV. Als Frans de Ruiter al weer bij een exa men zit, zegt een groepje van vijf toe komstige ballerina's zich geen enkele zorgen over hun toekomst te maken. Wel hopen ze, zoals vrijwel alle studie genoten, bij een van de drie grote gezel schappen te komen: Nationaal Ballet, Nationaal Danstheater en Scapino. „En liever bij Scapino dan m'n hele leven in het corps de ballet bij het Nationale Bal let", zegt één van hen, „want daar zou ik eerlijk gezegd niet tevreden mee zijn". De anderen knikken. „Maar we houden er wel rekening mee hoor". DICK HOFLAND schoolhouders en sportambtenaren. Voor het Cios is een mavo- of daaraan gelijkwaardige opleiding nodig en voor de toelating moet een sporttechnische, vaardigheidstest worden afgelegd. Het Cios in Overveen (bij Haarlem) is het dichtst bij huis, maar wie de westerse drukte wil ontvluchten kan voor deze sportopleiding ook terecht in Sittard of Heerenveen. Een afgestudeerde Cios'er die in Den Haag als recreatieleider aan de slag kwam: „Helaas liggen zeker de fulltime-banen niet voor het opschep pen. Maar wie voor ogen heeft voor zijn werk het grootste deel van de dag in sporttenue rond te lopen, vindt bij het Cios de beste basis". Colbert Tot slot zijn er ook nog wel wat moge lijkheden voor hen die hun belangstel ling voor sport het liefst met stropdas en colbert combineren. In de eerste plaats is er de Interfaculteit Lichamelijke Opvoe ding in Amsterdam. Er zijn zeven hoofdrichtingen (onder meer inspan- ningsfysiologie/gezondheidsleer en socia le bewegingsagogiek) waarin de student in vier jaar kan worden klaargestoomd voor een wetenschappelijke job in de re search of begeleiding. Aan de universi teiten van Groningen, Maastricht en Utrecht kan lichamelijke opvoeding of bewegingswetenschappen worden geko zen als bijvak in een doctoraalstudie. „Op het eerste gezicht wat minder spor tief, maar je kunt er goed in verdienen". En dat laatste geldt ook voor croupiers, waarvan de opleiding eveneens mag worden ondergebracht bij die voor werk zaamheden in de recreatieve sport. Ook hier geen witte badmeestersjassen of sportieve trainingspakken, maar een keurig pak, met vlinderdas. De Nationa le Stichting Casinospelen in Hoofddorp brengt in ongeveer acht maanden alle kneepjes van het roulettespel bij aan hen die minimaal een mavo-diploma op zak hebben en bovendien het Frans, Duits en Engels „zeer goed" machtig zijn. Voor de cursus geldt een minimumleef tijd van twintig jaar. Wie graag croupier wil worden maar daar nu nog te jong voor is, kan voorlopig misschien het beste zijn dagen slijten in een (open luchtzwembad. ROB LANGEVELD ADVERTENTIE Wie meer informatie wil over opleidingen voor beroepen in de sport en gymnastiek kan zich via onderstaande telefoonnummers wenden tot de betreffende instanties: Interfaculteit Lichamelijke Opvoeding: Amsterdam: 020 - 444355 Academie voor Lichamelijke Opvoeding: Den Haag: 070 - 254040 Amsterdam: 020 - 111315 Arnhem: 085 - 425338 Groningen: 050 - 257800 Tilburg: 013 - 394911 Cios (Centraal Instuut voor Opleiding van Sportleiders): Overveen: 023 - 249161 Arnhem: 085 - 613670 Sittard: 04490 - 14341 Heerenveen: 05130 - 24025 NSA (Nederlands Sport Akademie): Den Haag: 070 - 632963 (Nederlandse Sport Fe deratie). NISO (Nederlands Instituut voor spel- en sport ontwikkeling): Hoenderloo: 05768 - 426 NHB (Nederlandse Hippische Beroepsopleidin gen): Deurne: 04930 - 13006/12976 Opleiding Ruiter Unie Nederland: Ermelo: 05770 - 1541 Sportleider gehandicapten: Amersfoort 033 - 13264 (Nederlandse Invaliden Sportbond). Den Haag: 070 - 655558 (Federatie Paardrijden Gehandicapten). Den Haag: 070 - 637938 (Nederlandse Sport bond voor Geestelijk Gehandicapten) Ulft: 08356 - 83742 (Nederlandse Vereniging van Zwemonderwijzers) Opleiding tot croupier: Hoofddorp: 02503 - 34134.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1987 | | pagina 41