Werken in onderwijs niet zo makkelijk Er zit in Kans op baan voor lhno'ers steeds beter niveaus Een rustig klasje zo te zien. „Maar", zegt Ineke van Bergen, „lesgeven is niet zo makkelijk als het lijkt, want de kinderen proberen je uit". Vorig jaar maakte Ineke van Bergen (23) haar on derwijsopleiding in Den Haag af, vanaf september viel ze een half jaar lang in voor zieke leerkrachten. „Elke dag stond ik 's morgens om half acht op, zet te de tas klaar, wachtte bij de telefoon. Het was elke keer weer afwachten wat voor een groep ik kreeg". Ineke's carrière kwam aarzelend op gang. Na de eer ste anderhalve werkdag moest ze ruim drie weken wachten op het volgende telefoontje. Daarna werkte de kersverse onderwijzeres met steeds kortere tus senpozen op zeven verschillende basisscholen. Ineke heeft aan de inval-periode een do sis ervaring en goede herinneringen overgehouden, ondanks de dieptepun ten. Een met lijmpotten gooiende kleuter kon ze pas tijdens de tweede worp tegen houden. „Als je voor zo'n klas wordt ge gooid zit je met je handen in het haar, ze proberen je uit. Je moet dan een manier vinden om te reageren, en sterk in je schoenen staan. Als je eerst hebt ingeval len kun je meer aan". Ineke heeft nu een vaste aanstelling ge kregen op de Haagse protestants-christe lijke Paul Krugerschool. Dat is de eerste school waar ze vorig jaar inviel en ook de eerste van de drie die haar een baan aanboden. De duur van de „vaste" baan hangt af van het aantal leerlingen dat de school na de zomer krijgt. „Daar word ik wel eens moe van", zegt ze. Het bevalt Ineke uitstekend om voor haar klas met veertien kleuters te staan, maar: „Het onderwijs is zeker niet zo ge makkelijk als het lijkt. De kinderen ma ken een ontwikkeling door en ik probeer daar op een speelse manier een lijn in te krijgen. Dat is per kind heel verschil lend. Ik heb met levende wezens te ma ken die ook hun eigen mening hebben". Ineke's nog maar korte loopbaan is ka voorbeeld: een leerling gaat de lessen huishoud- en gezondheidskunde volgen om later in een verzorgend beroep te recht te kunnen. Dit systeem moet ervoor zorgen dat de leerlingen vakken kiezen waar ze iets aan hebben. Volgens Riphagen zijn er nog wel lhno-scholen waar de verande ringen niet zijn doorgevoerd. „Op som mige scholen kunnen kinderen nog van alles wat in hun pakket nemen. Dat heeft weinig zin. Het lhno levert bekwa me mensen af, mits elke school werkt aan de verharde bovenbouw". Praktijk Naast de verzorgende beroepen bestaan de studierichtingen verkooppraktijk, mode en commercie, uiterlijke verzor ging en kantoorpraktijk. Met wat extra scholing kunnen die leiden tot banen in winkels, kantoren of bijvoorbeeld een huishoudelijke dienst van een bedrijf. Sleutelbegrip in het lhno is de praktijk. Wie door het gebouw van de scholenge meenschap loopt, vindt er behalve de gewone klaslokalen, ruimtes die veel lij ken op winkels, grote keukens, kantoren en kapsalons. „Wij willen de praktijk zo goed mogelijk benaderen. Maar dit is geen kappersopleiding. De leerlingen le ren hier alles behalve knippen. Daar zijn vakopleidingen voor". In tegenstelling tot het Groningse onder zoeksinstituut denkt Riphagen dat de kansen van lhno'ers kunnen verbeteren. „Vroeger kwam het wel voor dat ha- vo'ers gevraagd werden voor banen die ook voor onze leerlingen geschikt waren. Deze verdringing is nu wel voorbij". „Werkgevers beginnen nu te merken dat leerlingen hier echt iets leren. Het lhno is geen vergaarbak waar leerlingen heen gaan die nergens anders een plaats vin den. Kledingzaken vragen mij naar lhno'ers die afstuderen", vertelt Ripha gen. „En de overheid zoekt bij ons men sen voor kantoorwerk". Nog een argu ment om te tonen dat het lhno zo slecht nog niet is: „Iemand die bij ons bijvoor beeld de richting mode en commercie heeft gekozen, kan met een vervolgstu die (Middelbaar Dienstverlenings- en Gezondheidszorgonderwij s, afdeling mode en kleding) een eigen zaak begin nen. Ik denk dat er daarom zoveel boe tiekjes in de stad zijn". PAUL VAN DIJK rakteristiek voor afgestudeerden van de pedagogische academie voor het basis onderwijs (pabo). De meesten vallen in, of krijgen een deeltijdbaan. De pabo is allang geen „opleiding tot werkloze" meer, vindt C.P. Los, adjunct-directeur van de Haagse protestantse pabo De Visser Smits. Het is in Den Haag nu al moeilijk om aan vervangers voor zieke leerkrachten te komen. RIJSWIJK - Ondanks de verstedej lijking in onze regio is het werkei in de groene sector nog altijd erg ii trek. Niet alleen bii i De eerstejaars die dit jaar met de oplei ding tot onderwijzer op een basisschool (pabo) beginnen, hebben goede vooruit zichten. De komende vier jaar zal het aantal werkloze en net afgestudeerde leerkrachten drastisch afnemen terwijl de vraag in die periode geleidelijk stijgt. Daardoor staat in 1991 in Zuid-Holland volgens de voorspellingen van het mi nisterie van onderwijs gemiddeld slechts de mao. Vanaf het vwo kunnen ze naar de Landbouw Universiteit voor een op leiding van ongeveer zes jaar. Het is ech ter ook mogelijk om vanuit het mao 0,6 leerkracht voor elke openstaande baan op een basisschool klaar. De afgestudeerden van de pabo's kun nen over vier jaar in het hele land maar tachtig procent van de vacatures bezet ten. Volgens Los is de Zuidhollandse si tuatie slechter door het grote aantal scholen en de snelle doorstroming van leerkrachten. Bij zijn opleiding hebben zich dit jaar nog maar zeventig aspirant studenten gemeld. Het liefst zou hij in september met honderd studenten begin nen. „Als het zo doorgaat is er in Zuid- Holland al in 1989 een tekort aan leer krachten". Dat te lage aantal studenten wijten de directies van de twee confessionele pa bo's in Den Haag aan de slechte beeld vorming van de laatste jaren en de ge ringe maatschappelijke waardering bij het publiek voor de onderwijzersoplei ding. „De voortdurende berichten over bezuinigingen maken het niet aantrekke lijk om het onderwijs in te gaan", zegt de directeur van de Haagse katholieke pabo G.A.A.M. Custers. Maar er zijn ook andere oorzaken voor die slechte beeldvorming te noemen. Be gin dit jaar bijvoorbeeld meldde de lan delijke inspectie opleidingen dat de som metjes op de basisschool voor de aanko mende onderwijzers te moeilijk waren. Uit het rapport van de inspectie bleek dat de onderzochte derdejaars van de pabo niet meer dan 43 procent van de rekenopgaven zonder fouten konden op lossen. Bij de sommen met breuken kwam maar dertien procent van de on derzochte studenten tot een goed ant woord. Minister Deetman reageerde met een plan om wiskunde in het eindexa menpakket voor toekomstige pabo-stu denten verplicht te stellen. Custers ziet daarin maar weinig heil: „Zo kunnen er wel zes of zeven rapporten worden ge schreven". Hij verwacht een grotere kwaliteitsverbetering van rust in het on derwijs en het afzien van verdere bezui nigingen. „De minister moet investeren en zich niet met paniekvoetbal bezig houden. Op die manier wordt de interes se voor de pabo afgebroken". Om meer studenten te trekken, meent de heer Custers, moeten de opleidingen een positievere indruk maken. Er wordt eigenlijk nooit eens naar het beroep zelf gekeken. „Het leuke van het vak is dat je met mensen omgaat. Dat je de moge lijkheid hebt kinderen te begeleiden in hun groei. Je draagt een grote verant woordelijkheid en moet creatief zijn in allerlei situaties, je doet het allemaal zelf. De overheid kan richtlijnen geven wat zij wil, maar als je voor de klas staat ben je alleen verantwoordelijk voor wat er uit komt". PAUL VERSLUIS is het kmao een goede uitwijkmogelijk heid. Bovendien is het diploma van deze opleiding gelijkwaardig met het eindni veau van het primair leerlingstelsel". „Beroepsmogelijkheden zijn er later ge noeg. In de detailhandel, bij tuinders, op veilingen en toeleveringsbedrijven, in de groenvoorziening, noem maar op. De werkgelegenheid is, vooral in de groen voorziening, momenteel vrij stabiel. En we hebben de arbeidsbureaus al op de hoogte gesteld van het bestaan van deze opleiding, zodat jongeren die gestrand zijn weer op weg geholpen kunnen wor den. In 1990 zal het agrarisch onderwijs trouwens meer geconcentreerd worden in zogenaamde agrarische onderwijscen tra (aoc). Het is de bedoeling dat in die centra onderzoek, voorlichting en onder- DEN HAAG - „Een moeder kwam laatst haar kind aanmelden voor het lhno. Zij had hier zelf ook op school gezeten. Wij vertelden haar wat ze mocht verwachten van het lager huishoudelijk en nijver heidsonderwijs, maar ze begreep er niets van. Zij dacht dat de lessen nog steeds bestonden uit koken, wassen en strijken". Volgens directeur A. Riphagen van de christelijke scholengemeenschap Kagawa in Den Haag zijn er weinig schooltypes die de laatste jaren zo sterk zijn veran derd als het lhno. „Maar wij zijn dat oude imago van de huishoudschool nooit kwijtgeraakt". Het onjuiste beeld werd twee maanden geleden nog eens bevestigd toen het onderzoekinstituut RION in Groningen een vernietigend rapport uitbracht over de positie van lhno'ers op de arbeidsmarkt. Het lhno zou maar beter kunnen worden opgehe ven, want de leerlingen van deze scholen worden toch niet gevraagd. „Als je het lhno als eindonderwijs be schouwt, zijn de mogelijkheden inder daad beperkt", stelt directeur Riphagen. „Maar na het lhno zijn de leerlingen nog niet klaar. Dat geldt trouwens ook voor de mavo. De leerlingen moeten nog aan een vervolgopleiding deelnemen". In scholengemeenschap Kagawa is naast het lhno en ihno (lhno in kleinere klas sen, dus met meer individuele aandacht voor de leerling) ook een mavo onderge bracht. Volgens de directeur zijn er van elke honderd lhno-afstudeerders nog geen tien die na het lhno meteen gaan zoeken naar werk, zonder verdere scholing. „Ie mand die na het lhno verder studeert, hoeft geen toevlucht te nemen tot de laagste baantjes. Als je werkgevers, voor al in het midden- en kleinbedrijf, vraagt naar de kwaliteiten van lhno'ers, zullen de antwoorden sterk afwijken van de re sultaten van het onderzoek". Het Koninklijk Nederlands Onderne- mersverbond (KNOV) bevestigt die stel ling. Mevrouw C. de Hoop van het KNOV: „Wij zijn tegen opheffing van het lhno. Ook wij benadrukken dat het een beroepsvoorbereidende opleiding is. Het lhno maakt iemand niet meteen ge schikt voor het bedrijfsleven". Signaal Het KNOV vindt wel dat het onderzoek moet worden gezien als een signaal. „Het is belangrijk dat de school zich richt op de arbeidsmarkt. Daarom moe ten de leerlingen kiezen voor harde vak ken waarmee ze iets kunnen doen. Ze hebben er niets aan als ze alleen leuke dingen doen, zoals uiterlijke verzor ging". „Dat signaal hebben wij al lang geleden opgevangen", zegt lhno-directeur Ripha gen. „Het onderwijs heeft zelf al gezorgd voor veranderingen. In de eerste twee jaar leren de leerlingen - behalve de al gemeen vormende vakken, techniek en informatica - nog steeds voor zichzelf zorgen. Maar daarna gaan ze veel ver der, in de zogenaamde verharde boven bouw. De leerlingen kiezen dan een combinatie van twee vakken, die bij uit stek beroepsvoorbereidend is". Een ook bij meisjes. Er zijn veel oplei dingen in deze richting op verschil lende niveaus. Vanuit het lager agrarisch onderwijs (lao), het lager beroeps onderwijs (lbo) en het algemeen vormend onderwijs (mavo) kunnen leerlingen doorstromen naar het primair leerlingstelsel, een drie jarige praktische opleiding. Wie deze op leiding heeft voltooid en voor zichzelf wil beginnen, kan daarna het secundair leerlingstelsel volgen dat meer in gaat op management, planning en commerciële bedrijfsvoering. Een andere keuzemogelijkheid is het middelbaar agrarisch onderwijs (mao). Er zijn twee richtingen: de A-richting duurt 3 a 4 jaar en heeft een sterke theo retische ondergrond, maar besteedt ook veel aandacht aan de praktijk. De B- richting duurt 2 3 jaar en legt de mees te nadruk op de praktische vorming. De leerlingen die deze opleidingen volgen krijgen ook cursussen op praktijkscholen en lopen acht weken tot een jaar stage. Er zijn vier afdelingen: landbouw, tuin bouw, bosbouw/cultuurtechniek en le vensmiddelentechnologie. Er zijn ruim vijftig scholen voor mao in Nederland. Leerlingen met havo kunnen naar een van de hbo-opleidingen, die drie vier jaar duren of ze kunnen hun „groene op leiding" beginnen in het tweede jaar van UUUl IC oilUiliCll naai liuu til uw siteit. Als aanloop naar het middelbaar niveau is er sinds drie jaar een nieuwe oplei ding: het kort middelbaar agrarisch on derwijs (kmao). Er zijn in Nederland ruim dertig instellingen waar deze vorm van onderwijs gegeven wordt. In de re gio Den Haag was het er tot voor kort nog niet, maar het komend cursusjaar willen vijf scholen uit de regio ermee be ginnen. uitwijkmogelijkheid Projectleider Cees de Jong, die ook do cent biologie is aan de middelbare tuin bouwschool „Huis te Lande" in Rijs wijk, vertelt: „De scholen die samenwer ken zijn behalve onze school de lagere agrarische scholen in Den Haag (Made- stein), Leidschendam, Delft (Tiemen Brouwer) en Oegstgeest. Het kmao is in eerste instantie bedoeld voor jongeren die vroegtijdig hun school verlaten heb ben, zestien jaar of ouder zijn en tien jaar dagonderwijs gevolgd hebben. Maar mensen die gewoon willen om- of bij scholen zijn ook welkom. De opleiding duurt twee jaar en is erg praktisch en in dividueel gericht. We hebben nog niet zoveel aanmeldingen, maar we verwach ten dezer dagen een piek: voor de men sen die nu met slagen voor hun examen, wij5 Lcnuaai biaau cii uc piaKiijK. uicmer naar het onderwijs toe wordt gehaald". Meisjes „Het is trouwens niet zo dat alleen jon geren die van huis uit een agrarische of „groene" achtergrond hebben een agrari sche opleiding gaan volgen. Bij ons geldt dat denk ik maar voor een kwart van het totale leerlingenbestand. In sommige regio's, zoals het Westland, zal dat per centage wel hoger liggen". De laatste ja ren is de belangstelling van meisjes voor agrarische opleidingen toegenomen. „Huis te Lande" heeft zelf wat dat be treft niet te klagen. De Jong: „Deze school werd tachtig jaar geleden gesticht door Jacoba Hingst, die vond dat het ook voor meisjes mogelijk moest wor den naar een tuinbouwschool te gaan, iets wat tot dan toe onmogelijk was". Ja coba kocht een stuk weiland in Rijswijk, zette daar een school neer en begon met zes leerlingen. Inmiddels is de school, die nu 360 leerlingen heeft, ook voor jongens toegankelijk. Meisjes vormen echter traditiegetrouw nog de grote meerderheid. Wie meer informatie wil over het kmao of over andere vormen van middelbaar agrarisch onderwijs, kan „Huis te Lan de" bellen, tel. 070 - 90.40.16. PETRA DE VRIES Projectleider en docent Cees de Jong met een groep leerlingen van de middelbare tuinbouwschool „Huis te Lande" in Rijswijk (Foto: CEES VERKERK). In het lager huishoudelijk en nijverheids onderwijs wordt de praktijk zo goed mogelijk benaderd. Hier oefenen (v.ln.r.) Esther, José en Marianne in een lokaal dat ingericht is als een winkel (Foto: CEES VERKERK). Ccid6cSouoatit'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1987 | | pagina 39