Vijftigplussers verlaten steeds jonger werkkring £ecdóc Qowuvnt' Een groepje van drie letters gaat steeds meer het leven van vijftig plussers bepalen: wao, vut, aaw en nog meer, ze zijn er immers in soorten. Pensionering op 65-jarige leeftijd met de daarbij behorende aow komt steeds minder voor. Enerzijds is door verruiming van de ar beidsmarkt, maatschappelijke ontwikke lingen, een gewijzigde mentaliteit ten op zichte van betaalde arbeid en toegeno men geestelijke belasting de wao een grote rol gaan spelen. Steeds meer werk nemers worden al dan niet op basis van vrijwilligheid afgekeurd. Hun aantallen namen op een gegeven moment zo snel toe dat er sprake was van evenveel werklozen als wao'ers. Een andere be langrijke reden om niet meer de 65-jari- ge leeftijd als eindstation van de werk- trein te zien is de vut. Deze regeling moest helpen bressen te slaan in het le ger van werklozen. Bovendien moest de vervroegde uittreding soelaas bieden voor ouderen die het tempo van de computermaatschappij niet meer kon den bijhouden. Een generatie die niets snapte van chips en megabites, maar die ook niet goed op kon tegen de „andere" mentaliteit van grote groepen jonge col lega's. Het gevolg is dat steeds meer werknemers ver voor hun vijfenzestigste de pijp aan Maarten geven. Zij halen hun pensioen op geen stukken na en worden vervroegd naar de oevers van de vliet verwezen om daar met vissen het teveel aan vrije tijd te gaan compense ren. Het is hard gegaan. Dat blijkt uit enig cijfermateriaal, bijeengegaard door de Nederlandse Federatie voor Bejaarden beleid. Het is neereelegd in een rapport met als titel „Vijftig jaar en uitgeran geerd?". In 1971 behoorde nog ruim 85 procent van de mannen tussen de 50 en 65 jaar tot de beroepsbevolking, in 1985 was dit percentage tot 67 gedaald. Momenteel neemt nog maar de helft van de mannen tussen genoemde leeftijden deel aan het arbeidsproces. Het is een uitzondering als een werknemer niet ruim voor het bereiken van de 65-jarige leeftijd defini tief met werken stopt. Advertenties Het NFB-rapport, samengesteld door mr. J. Zwier na een onderzoek van drs. J.W. van der Laan, heeft zich ook ge richt op de gang van zaken rond de wer ving van personeel. Daarbij bleek dat in een derde van de in dagbladen geplaatste advertenties leeftijdsgrenzen werden aangegeven, aldus ouderen ontmoedi gend om te reflecteren. Daarnaast werd duidelijk dat ook in selectieprocedures de leeftijd een rol speelt. Het is-vooral de hoge werkloosheid on der jongeren die de morele druk op ou deren verhoogt om gebruik te maken van mogelijkheden tot vervroegde uit treding. Het wordt welhaast vanzelfspre kend gevonden dat ouderen plaatsma ken voor jongere werklozen. Doorwer ken terwijl dit niet meer hoeft, is bijna een taboe geworden, zo rapporteert de NFB. Geregeld gaan werknemers de vut in die in feite liever wilden blijven werken. Het rapport concludeert dat de gevolgen van de huidige werkloosheid op deze wijze eenzijdig worden afgewenteld op de ou deren. In de publieke opinie dringt de opvatting door dat ouderen de arbeids markt moeten verlaten. Dat leidt er toe dat steeds meer in negatieve zin wordt gedacht over oudere werknemers en ou derdom in het algemeen. Deze ontwik keling baart de federatie zorgen. Ze con cludeert aan de hand van de cijfers dat het voor ouderen moeilijker is geworden tot de arbeidsmarkt toe te treden en dat ook de mogelijkheid om op latere leef tijd van baan te veranderen, niet bijster groot is. Nu bijna de helft van de 50-plussers geen betaalde arbeid meer verricht uit de federatie haar bezorgdheid over de sfeer waarin „vrijwillige" uittreedregelingen worden gepresenteerd. Het stoppen met werken is niet meer een kwestie van vrije keuze. Advertenties wijzen uit dat personeel als regel wordt gezocht in de leeftijdssector van 25 tot 35 jaar. Hier voor wordt in een enkel geval een uit zondering gemaakt in leidinggevende functies. Het komt hoogst zelden voor dat in personeelsadvertenties 65-plussers worden gevraagd. In sommige gevallen geeft een adverteerder de voorkeur aan een bejaarde als oproepkracht. Ons land kent geen minimumloonregelingen voor 65-plussers. Die zou men dus als goed kope arbeidskrachten kunnen werven, al pleit de NFB daar niet voor. Als in ad vertenties geen leeftijd ter sprake komt geeft de tekst dikwijls al aan dat de werkgever op jongeren mikt, bijvoor beeld door een joviale wijze van uitnodi gen tot solliciteren, inclusief tutoyeren. Teduur In veel gevallen geven adverteerders aan dat zij oudere werknemers duurder vin den dan een jongere. Als regel zal een oudere werknemer inderdaad een hoger loon ontvangen en heeft hij recht op meer verlofdagen. Daar staat echter een forse portie ervaring tegenover evenals het feit dat ouderen zich minder vaak ziek melden dan jongeren. In gevallen van collectief ontslag valt een eerste keuze dikwijls op hen, die ou der zijn dan 57,5 jaar. Dat wordt beves-* tigd door de beleidsbrief Ouderenbeleid, die de regering op 17 juli 1983 naar de Tweede Kamer stuurde. In die brief staat tevens dat in internationale organi saties de opvatting terrein wint dat de toegang tot het arbeidsproces aan men sen niet kan worden ontzegd omdat ze een bepaalde leedftijd hebben bereikt. En verden „De gevolgen van de werk loosheid mogen niet eenzijdig op oude ren worden afgewikkeld". Naast de vut is het vooral de aaw/wao die ouderen buiten het arbeidsproces doet belanden. Dat blijkt uit de cijfers. Van de mannen in de leeftijd tussen 25 en 50 jaar behoort 95 procent tot de be roepsbevolking, in de leeftijd van 50 tot 65 jaar is dat percentage tot 67,1 ge daald. Bij een uitsplitsing van de laatste groep daalt het percentage snel. Van 83,9 m de groep tussen 50 en 55 jaar via 70,2 in de groep van 55 tot 60 jaar en 36,2 in de categorie van 60 tot 65 jaar. In het rapport wordt opgemerkt dat de NFB geen bezwaar maakt tegen het feit dat er steeds meer regelingen komen die oudere werknemers in staat stellen op het door hen gekozen moment op finan cieel verantwoorde wijze het arbeidspro ces te verlaten. Wat de federatie wel zor gen baart, is de sfeer waarin deze rege lingen worden gepresenteerd. Het eerder en definitief uittreden is daardoor geen kwestie van vrije keuze meer. Er dreigt een klimaat te ontstaan waarin ouderen en jongeren tegenover elkaar worden ge plaatst als concurrenten op de arbeids markt en waarin de publieke opinie in meerderheid voor de jeugd kiest. Dat is een gevaarlijke ontwikkeling, vin den de samenstellers, niet in de laatste plaats omdat deze anti-ouderenstem- ming niet langer beperkt blijft tot de rol die ouderen op de arbeidsmarkt spelen. Steeds vaker kan men in de media op merkingen horen en lezen waarin de op vatting doorklinkt dat ouderen overbo dig, dan wel lastig zijn. Dit beperkt zich niet tot omroepen die zich uitsluitend richten tot de jeugd „die wat wil", maar ook gerenommeerde kranten maken zich hieraan schuldig, met name als het gaat om de in gang ge zette vergrijzing, die de maatschappij voor nieuwe problemen plaatst. In dat opzicht is het rapport van de be jaardenfederatie niet optimistisch voor de oudere werknemer. De kans dat hij inderdaad al vroeg op een zijspoor komt te staan, lijkt alleen maar te stijgen, ze ker zolang de hoge werkloosheid voort duurt. ED POST aanbod op de arbeidsmarkt geeft overi gens wel vaker problemen. Denken we bijvoorbeeld aan de paar honderd pas- afgestudeerde verpleegkundigen die in het begin van de jaren tachtig werden wegbezuinigd. Momenteel is er een nij pend tekort aan deze mensen. Met ande re woorden, kan de overheid soms niet sturen? „Jawel, maar vele omstandigheden ma ken het voorspellen hoe dan ook natte- vingerwerk" stelt Hamaker en somt er meteen enkele op: grote overschotten in de sociaal-culturele sector, te veel men sen met te weinig scholing, een structu reel banentekort, onverwachte gebeurte nissen zoals de crisis begin jaren tachtig, te weinig geld vanwege de bezuinigingen en vooral de elkaar snel opeenvolgende technologische vernieuwingen. Hamaker: „Het voorspellen van de per soneelsbehoefte geeft ook het bedrijfs leven problemen. Voor een berekening van het aantal plaatsen voor de interne opleiding, hoert Fokker zijn orders slechts te tellen, terwijl de meeste onder nemingen louter moeten gokken omdat ze afhankelijk zijn van de luimen van de consument en van ontwikkelingen in de wereld- en geldhandel". Wegkopen Over het algemeen klagen ondernemers steen en been dat hun concurrentieposi tie verzwakt nu de arbeidsmarkt voor hen een groter probleem vormt dan de afzetmarkt. Van de kritiek, dat ze zelf enigermate de hand hebben gehad in het ontstaan van de knelpunten, willen ze liever niet horen. Begin jaren tachtig, de tijd van onzekere economische vooruitzichten, hebben veel werkgevers het aantrekken van nieuw personeel telkenmale uitgesteld; interne scholing was er nauwelijks bij. Nu de economie is opgeleefd en nieuwe technieken in produktie en dienstverle ning steeds meer opgeld doen, treden de tekorten aan hoger geschoold personeel aan het licht. Grote bedrijven nemen nu hun toevlucht tot het wegkopen van er varen personeel (en zullen later de prijs betalen in de vorm van hoge loonlcos- ten). En wat de creativiteit van met name kleine en middelgrote bedrijven betreft, die beperkt zich al gauw tot een simpele advertentie. Bovendien schijnen er nog steeds bedrijven te zijn die schoolverlaters vragen met ervaring, of anderszins fors overvragen. Een FNV- woordvoerden „Als ze een mts'er nodig hebben, vragen ze een hts-ingenieur. Om vervolgens moord en brand te schreeu wen dat ze die niet kunnen vinden". Scholing Scholing, dat blijft het sleutelwoord voor werkenden en werkzoekenden. Hama ker „Door het tekort aan banen en de snelle technologische vernieuwingen zul len veel mensen gedwongen zijn regel matig te blijven bijscholen. Wie dat niet doet, zal op een gegeven moment mer ken dat zijn vak verdwenen is. Een op leiding volgen en tot je pensioen je vak uitoefenen, zoals vroeger - dat komt nooit meer. Mensen van nu moeten ei genlijk eerst alleen een basisopleiding volgen. Zodat ze snel kunnen omscholen als de vraag afneemt, of als het aanbod de vraag overtreft". Hamaker gokt er op dat de sollicitatie clubs in dit opzicht een soort voorbeeld functie krijgen. „In de hoop, dat ook werkenden eens wat anders durven, combinaties van vaardigheden maken en in het diepe springen. Wij zeggen daarom: Begin niet meer aan een baan met het idee, dit doe ik voor de rest van mijn leven. Begin liever met de gedach te: dit doe ik voorlopig voor vijf jaar. Want wie werkelijk wil werken, nadenkt en creatief is, krijgt altijd werk". HENK ENGELENBURG Ruim 450.000 werklozen en circa 30.000 moeilijk vervulbare vacatures. De oorzaken zijn zo aangegeven, maar de bestrijding van de lcnelpunten op de arbeidsmarkt onttrekt zich enigszins aan de wetten van de logica; onzekerheden en vastgeroeste denkbeelden over werk spelen een niet geringe rol. Sociale Zaken acht het tijd voor een speciale Engelse massage. Voor u en uw werkgever. „Hier, nog zo'n mooi voorbeeld", zegt dr. H.G. Hamaker, directeur arbeidsmarktbeleid bij het ministe rie van sociale zaken en werkgele genheid in Rijswijk. „Een vracht wagenchauffeur reed al jaren op het buitenland en werd plotseling werkloos. Hij schreef zich in, solli citeerde regelmatig bij vervoersbe drijven en doodde de tijd door wat te klussen in een kinderdagverblijf. Tot z'n verrassing kon hij daar pri ma met die kinderen omgaan. Via het arbeidsbureau kreeg hij toen een baan als taxichauffeur, speciaal voor het vervoer van invalide kin deren. Zelf zou hij nooit aan zo'n betrekking gedacht hebben. Want hij was toch vrachtwagenchauf feur?". Inspelen op de snelle veranderingen op de arbeidsmarkt vereist dat mensen an ders gaan denken over werk, stelt Hama ker. Te veel werkenden en werkzoeken den, zegt hij, beperken hun kansen op de arbeidsmarkt omdat ze alleen een nieu we baan willen als deze naadloos aan sluit op hun opleiding of vorige job. „Nogal wat mensen zijn eigenlijk be nauwd voor een andere werkkring. Ze durven het idee van hun opleiding en beroep niet uit het hoofd te zetten en dat starre denken vormt in feite de kiem voor knelpunten op de arbeidsmarkt. Wij zeggen daarom, durf dan eens wat anders, maak combinaties van vaardig heden zoals die taxichauffeur en waag een sprong in het diepe". Een „cursus springen" heeft Sociale Za ken samengesteld speciaal voor langdu rig werklozen (dat wil zeggen: langer dan drie jaar). Het gaat om de zogeheten sol licitatieclubs waarmee de gewestelijke arbeidsbureaus van Amsterdam, Utrecht, Nijmegen en Emmen deze zo mer gaan proefdraaien. Volgens deze uit Engeland overgewaaide methode gaan langdurig werklozen in kleine groepjes gezamenlijk advertenties opzoeken, be drijven bellen, informatie inwinnen en elkaar attenderen op een mogelijke ar beidsplaats. Begeleid door een werkne mer van het GAB brengen ze hun sterke en minder sterke punten in kaart en pro beren ze antwoord te krijgen op vragen als „Wat wil en wat kan ik eigenlijk?". Daarmee lijken die sollicitatieclubs een typisch produkt van de zachte sector, maar Hamaker verzekert dat de job clubs zoals ze in Engeland heten, in dat land bijzonder goed draaien. „En Nieuw-Zeeland kent zelfs geen andere vorm van arbeidsbemiddeling". Uit de Engelse praktijk zou blijken, dat de werklozen prima in staat zijn elkaar uit de puree te trekken. „De vrij per soonlijke gesprekken leiden ertoe", aldus Hamaker, „dat ze gaan beseffen dat ze behalve als vakman of laag geschoolde, ook als mens waardevol zijn. Door el kaar op kwaliteiten, talenten en vaardig heden buiten hun vakgebied te wijzen, kunnen ze combinaties maken waarmee ze, evenals die taxichauffeur, hun kan sen op de arbeidsmarkt vergroten". Engeland is drie jaar geleden begonnen met drie bureaus. Een jaar later waren het er al 29, daarna 260 en binnenkort duizend. Hamaker hoopt dat uiteindelijk alle Nederlandse arbeidsbureaus een sol licitatieclub in huis krijgen. Vooralsnog gaat het om een experiment waarvoor het startschot nog moet klinken, omdat de toekomstige begeleiders momenteel worden bijgeschoold. Knelpunten Bijscholing, omscholing en herscholing lijken overigens hèt medicijn voor de verziekte arbeidsmarkt waar de toename van het aantal langdurig werklozen gelij ke tred houdt met de stijging van het aantal moeilijk vervulbare vacatures: '80: 27.400 '81: 10.400 '82: 4.800 '83: 7.300 '84: 12.100 '86: 30.700 Momenteel zijn met name hoger opge leiden in de economisch-administratieve sector moeilijk te krijgen. Voorts wis- en natuurkundigen, economen en vaklui in Heerlijk zo, de hele dag buiten; geen gezeur aan je kop en niet dat hangen achter een bureau. Eigenlijk zag Hans het straatvegersvak allang zitten. Pas door langdurige werkloosheid en het gebrek aan vooruitzichten durfde hij de sprong naar buiten te wagen. Nu al Leen nog z'n nette pak aan de wilgen. (Foto: MILAN KONVALINKA) de bouw, de metaal en elektrotechnische industrie (een bedrijf als Siemens in Den Haag krijgt de eigen opleiding voor jon geren niet eens vol). De bouw heeft dit jaar minimaal 3500 leerlingen nodig, maar er hebben zich nog geen 3000 gega digden aangemeld. Werkgevers in de bouw en in de metaal- en elektrotechni sche industrie zitten te springen om vak lieden („senioren"). Helaas ontbreekt veelal het inzicht in het aantal moeilijk vervulbare vacatures en dus eveneens in de scholingsbehoefte. De „kroon" wordt gespannen door het tekort aan computerdeskundigen. Die mensen zijn blijkbaar voortdurend uit verkocht; de vraag overtreft zelfs vier tot vijf maal het aanbod. Sociale Zaken laat „overschot"-academici nu omscholen tot computerprogrammeur, anderen worden op de inderhaast gestarte institu ten opgeleid rtot informatici. Hoogst waarschijnlijk leidt dat over enkele jaren tot een teveel aan computerdeskundigen. Het zoeken naar evenwicht in vraag en

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1987 | | pagina 31